Veertiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant en Vierde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Subsidieregeling transitie veehouderijen te wijzigen in verband met het openstellen van een nieuw aanvraagtijdvak voor subsidie op grond van paragraaf 2 betreffende stalsystemen voor first movers en jonge veehouders;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het daarnaast wenselijk achten het instrument kavelruil in te zetten voor doelrealisatie op verschillende beleidsterreinen en om die reden een nieuwe paragraaf wensen toe te voegen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

De Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

     

    Artikel 2.9 komt te luiden:

    Artikel 2.9 Aanvraagtijdvak

    Subsidieaanvragen worden ingediend van:

    • a.

      1 februari 2019 tot en met 31 januari 2020;

    • b.

      13 december 2021 tot en met 28 januari 2022;

  • B.

     

    Artikel 2.10 komt te luiden:

     

    Artikel 2.10 Subsidieplafond

    • 1.

      Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder a:

      • a.

        voor de periode bedoeld in artikel 2.9, onder a, vast op:

        • 1º.

          € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

        • 2º.

          € 350.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

        • 3º.

          € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

        • 4º.

          € 200.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

      • b.

        voor de periode bedoeld in artikel 2.9, onder b, vast op:

        • 1º.

          € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

        • 2º.

          € 250.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

        • 3º.

          € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

        • 4º.

          € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

    • 2.

      Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond, voor jonge veehouders als bedoeld in artikel 2.2, onder b:

      • a.

        voor de periode genoemd in artikel 2.9, onder a, vast op:

        • 1º.

          € 300.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

        • 2º.

          € 210.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

        • 3º.

          € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

        • 4º.

          € 120.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

      • b.

        voor de periode genoemd in artikel 2.9, onder b, vast op:

        • 1º.

          € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder a;

        • 2º.

          € 210.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder b;

        • 3º.

          € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder c;

        • 4º.

          € 0,- voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, onder d;

  • C.

     

    Artikel 2.14 komt te luiden:

    Artikel 2.14 Verantwoording

    • 1.

      Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

      • a.

        een activiteitenverslag;

      • b.

        bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

    • 2.

      Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

    • 3.

      Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • D.

     

    Onder vernummering van paragraaf 7, inhoudende de artikelen 7.1 en 7.2, tot paragraaf 8, inhoudende de artikelen 8.1 en 8.2, wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 7 Kavelruil en inrichting landbouwgronden

 

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarische onderneming: MKB-onderneming die actief is in de primaire landbouwproductie;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

bevel tot terugvordering: bevel als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

Basisregistratie Gewaspercelen: Basisregistratie Gewaspercelen opgenomen in de Basisregistratie Percelen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland;

EVZ: ecologische verbindingszone zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

kavelaanvaardingswerken: werkzaamheden die bij kavelruil noodzakelijk zijn om percelen toegankelijk te maken dan wel nieuwe perceelsgrenzen te markeren, als omschreven in bijlage 11;

kavelruil: ruilverkaveling bij overeenkomst als bedoeld in artikel 85, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

kavelruilplan: op kavelruil gericht plan dat voldoet aan de eisen van artikel 7.6;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

natte natuurparel: hydrologisch gevoelig gebied, dat vanwege specifieke omstandigheden van bodem en water hoge natuurwaarden vertegenwoordigt als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is, het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

onderneming in moeilijkheden: onderneming als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

 

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      natuurlijke personen; of

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen of natuurlijke personen.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 7.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kavelruil, door middel van:

  • a.

    het opstellen van een kavelruilplan; of

  • b.

    de uitvoering van een kavelruilplan als bedoeld onder a.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project betrekking heeft op minder dan 15 hectare grond;

  • c.

    bij het project gronden zijn betrokken ten aanzien waarvan Gedeputeerde Staten hebben besloten tot herverkaveling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet inrichting landelijk gebied;

  • d.

    voor dezelfde subsidiabele activiteiten reeds een financiële bijdrage of subsidie door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV, de provincie of het Rijk is verstrekt;

  • e.

    de subsidieaanvrager een agrarische onderneming is die geen MKB-onderneming is;

  • f.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat;

  • g.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is.

Artikel 7.6 Subsidievereisten opstellen kavelruilplan

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder a, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op kavelruil;

  • b.

    de aanvrager voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de kavelruil bijdraagt aan twee of meer van de volgende doelstellingen, zoals nader beschreven in bijlage 10:

    • 1º.

      transitie in de landbouw;

    • 2º.

      realisatie van het NNB;

    • 3º.

      versterken van ecologische en landschappelijke kwaliteit van het landelijk gebied;

    • 4º.

      realisatie van de juiste hydrologische omstandigheden in natte natuurparels;

  • c.

    de kavelruil wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de kavelruil is niet strijdig met een van de doelstellingen, genoemd onder b;

  • e.

    de kavelruil omvat overwegend gronden die ten minste 5 jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag landbouwkundig in gebruik zijn, blijkend uit:

    • 1º.

      de Basisregistratie Gewaspercelen; of

    • 2º.

      andere door de subsidieaanvrager te overleggen bewijsmiddelen;

  • f.

    de subsidieaanvrager heeft:

    • 1º.

      zeggenschap op basis van eigendom of erfpacht over de gronden waarop het project betrekking heeft; of

    • 2º.

      aantoonbaar voldoende draagvlak onder de eigenaren of erfpachters van de gronden waarop het project betrekking heeft;

  • g.

    het project kan worden afgerond binnen een jaar na subsidieverlening, blijkend uit een realistische planning;

  • h.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1º.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2º.

      een sluitende begroting.

Artikel 7.7 Subsidievereisten uitvoeren kavelruilplan

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de subsidieaanvrager is met minimaal twee andere partijen een kavelruilplan overeengekomen;

  • b.

    in het kavelruilplan is concreet onderbouwd op welke wijze het project bijdraagt aan twee of meer van de doelstellingen, genoemd in artikel 7.6, onder b;

  • c.

    het kavelruilplan voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 7.6, onder c tot en met f;

  • d.

    het project omvat:

    • 1°.

      de overdracht van percelen overeenkomstig het kavelruilplan;

    • 2°.

      de uitvoering van de eventuele kavelaanvaardingswerken als bedoeld in bijlage 11;

  • e.

    het kavelruilplan is door alle eigenaren en erfpachters van de betrokken gronden geaccordeerd en bevat in ieder geval:

    • 1°.

      de gegevens van de eigenaren en erfpachters van de betrokken gronden;

    • 2°.

      de wijze waarop de percelen worden ingebracht, verkaveld en verdeeld onder de eigenaren of erfpachters, inclusief kadastrale aanduiding;

    • 3°.

      de functie per perceel na overdracht;

    • 4°.

      een overzicht van de kavelaanvaardingswerken per perceel;

  • f.

    bij het kavelruilplan is een overzichtskaart van de projectlocatie gevoegd, met aanduiding van:

    • 1°.

      de te ruilen percelen,

    • 2°.

      de op de projectlocatie te realiseren doelstellingen, bedoeld in artikel 7.6, onder b; en

    • 3°.

      de oppervlakte van de op de projectlocatie te realiseren doelstellingen, bedoeld in artikel 7.6, onder b;

  • g.

    de subsidieaanvrager en de andere beoogde partijen bij de kavelruil hebben:

    • 1°.

      zeggenschap op basis van eigendom of erfpacht over de gronden waarop het project betrekking heeft; of

    • 2°.

      toestemming van de eigenaren of erfpachters van de gronden waarop het project betrekking heeft;

  • h.

    het project kan worden afgerond binnen een jaar na subsidieverlening, blijkend uit een realistische planning;

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting;

    • 3°.

      het kavelruilplan.

Artikel 7.8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    juridische en administratieve kosten, zijnde:

    • kosten derden ten behoeve van de planvorming;

    • 2º.

      taxatiekosten;

    • 3º.

      kadasterkosten;

    • 4º.

      notariskosten;

  • b.

    kosten derden voor de minimaal noodzakelijke aanpassing van de hoofdontsluiting en de markering van de begrenzing van de toegedeelde percelen.

Artikel 7.9 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    voorbereidingskosten gemaakt vóór 1 juli 2021;

  • b.

    uitvoeringskosten gemaakt vóór indiening van de aanvraag;

  • c.

    arbeids- en personeelsuren van deelnemers aan het kavelruilplan;

  • d.

    kosten van het saneren van de bodem;

  • e.

    kosten voor het doorhalen of inschrijven van hypotheken;

  • f.

    kosten voor aankoop of afwaardering van gronden;

  • g.

    kosten voor investeringen om aan geldende EU-normen te voldoen.

Artikel 7.10 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 januari 2022 tot en met 31 december 2026.

 

Artikel 7.11 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 7.10, vast op:

  • a.

    € 1.200.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.4 onder a;

  • b.

    € 300.000 voor activiteiten als bedoeld in artikel 7.4, onder b.

Artikel 7.12 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    voor de activiteiten bedoeld in artikel 7.4, onder a, 80% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 7.8, onder a, tot een maximum van € 800 per te ruilen hectare;

  • b.

    voor de activiteiten bedoeld in artikel 7.4, onder b:

    • 1º.

      20% van de kosten, bedoeld in artikel 7.8, onder a, tot een maximum van € 200 per geruilde hectare;

    • 2º.

      100% van de kosten, bedoeld in artikel 7.8, onder b, tot een maximum van € 250 per geruilde hectare.

Artikel 7.13 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger:

    • a.

      rondt het project af:

      • 1º.

        binnen één jaar na verlening van een subsidie als bedoeld onder artikel 7.4, onder a;

      • 2º.

        binnen één jaar na verlening van een subsidie als bedoeld onder artikel 7.4, onder b;

    • b.

      draagt zorg voor de eigendomsoverdracht conform het kavelruilplan, in geval van een subsidie als bedoeld onder artikel 7.4, onder b.

  • 2.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag vóór het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot een redelijke verlenging van die termijn met ten hoogste één jaar.

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van:

    • a.

      100% van het verleende subsidiebedrag voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, onder a;

    • b.

      80% van het verleende subsidiebedrag voor projecten als bedoeld in artikel 7.4, onder b.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in één keer uit.

Artikel 7.16 Verantwoording

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger bij subsidies tot € 125.000 aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, toont de subsidieontvanger bij subsidies tot € 125.000 bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      in geval van subsidies als bedoeld onder artikel 7.4, onder a:

      • 1°.

        een activiteitenverslag waaruit blijkt op hoeveel hectare de kavelruil betrekking heeft en welke grond het betreft;

      • 2°.

        een kavelruilplan dat voldoet aan de vereisten van artikel 7.6, onder a tot en met g;

    • b.

      in geval van subsidies als bedoeld onder artikel 7.4, onder b, een afschrift van de notariële kavelruilakte.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      de bewijsstukken genoemd in het tweede lid;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1º van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2º, van de Asv.

Artikel 7.17 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen subsidies tot € 125.000 ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

  • E.

     

Bijlage 1 bij de Subsidieregeling transitie veehouderijen wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.

 

  • F.

     

Na bijlage 9 bij de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant worden bijlagen 2 en 3 behorende bij deze regeling toegevoegd.

Artikel II  

In artikel 3.9 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt “€ 1.000.000” vervangen door “€ 0”.

Artikel III  

  • 1.

    Op subsidieaanvragen als bedoeld in paragraaf 3 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, blijft paragraaf 3 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant van toepassing zoals die luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.

  • 2.

    Op subsidies als bedoeld in paragraaf 3 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, die zijn verleend of vastgesteld voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijft paragraaf 3 van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant van toepassing zoals die luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling.

Artikel IV Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van de artikelen I, onder D en F, die in werking treden op 3 januari 2022 en de artikelen II en III, die in werking treden op 2 mei 2022.

’s-Hertogenbosch, 30 november 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 , behorende bij artikel I, onder E van de Veertiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Bijlage 1, behorende bij artikel 2.6, tweede lid, van de Subsidieregeling transitie veehouderij Noord-Brabant

 

Rav-code

Huisvestingsysteem

Emissie

Diercategorie

Voldoet t/m

A 1.37

Ligboxenstal met een indrukbare drainerende loopvloer voorzien van een mestschuif, de urine en mest worden direct gescheiden en apart opgeslagen.

6,4

melkvee

Tot na 1-1-28*

31-12-23**

A 1.39

Natuurlijk geventileerde ligboxenstal met een roostervloer voorzien van inlays met urineafvoergaatjes in de roosterspleten, frequent bevochtigen en schoonzuigen van de vloer door een mestverzamelrobot en een mechanische kelderluchtafzuiging met een chemisch luchtwassysteem (95% emissiereductie)

3,9

melkvee

Tot na 1–1–28 */ **

* Beweiden

** Permanent opstallen in open stal

 

Bijlage 2 , behorende bij artikel I, onder F, van de Veertiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Bijlage 10, behorende bij artikel 7.6, onder b, en artikel 7.7 onder b, van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Doelstellingen

Een kavelruilproject voldoet aan de vereisten van artikel 7.6, onder b, of artikel 7.7, onder b, indien het bijdraagt aan twee of meer van onderstaande beschrijvingen van de doelstellingen.

 

  • 1.

    Transitie landbouw

    Een kavelruilproject draagt in ieder geval bij aan de transitie in de landbouw als het bijdraagt aan één of beide van de volgende hoofddoelstellingen uit het Beleidskader Landbouw en Voedsel, zoals in ontwerp vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 oktober 2021:

    • a.

      hoofddoelstelling 1 “Meest duurzaam en circulair in Europa”, bestaande uit:

      • het verminderen van emissies naar bodem, water en lucht;

      • een substantiële bijdrage van de landbouw aan herstel van natuur, water, bodem, een gezonde leefomgeving en de productie van duurzame energie;

      • het behouden en versterken van die diversiteit in ketens van zowel de grootschalige landbouw als de natuur inclusieve landbouw.

    • b.

      hoofddoelstelling 3 “Natuur en landschap inclusief”, bestaande uit:

      • een bijdrage van de landbouw aan de afgesproken taakstellingen van natuur (Natura 2000), biodiversiteit en van bodem en water en daarmee een bijdrage aan het herstel van die waarden.

      • 500 natuurinclusieve boeren in Brabant in 2030;

      • 10% landbouwareaal is biologisch.

  • 2.

    Realisatie van het NNB

    Van een bijdrage aan de doelstelling realisatie NNB is in ieder geval sprake als 10% of meer van de uitgeruilde grond wordt toegevoegd aan het NNB door functiewijziging of door het realiseren van Ondernemend Natuurnetwerk Brabant.

  • 3.

    Versterken van ecologische en landschappelijke kwaliteit van het landelijk gebied

    Van bijdrage aan de doelstelling landschappelijke kwaliteit is in ieder geval sprake als 5% of meer van de uitgeruilde grond wordt ingezet ten behoeve maatregelen zoals opgenomen:

    • a.

      op de maatregelenkaarten voor Biodiversiteit en Leefgebieden, opgenomen in bijlage 7 van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant; of

    • b.

      op de landschaps- en themagebiedskaarten, opgenomen in de bijlagen 1 en 2 van de Subsidieregeling stimuleringsregeling landschap Noord-Brabant.

  • 4.

    Realisatie van de juiste hydrologische omstandigheden in natte natuurparels

    Van een bijdrage aan de doelstelling juiste hydrologische omstandigheden in natte natuurparels is in ieder geval sprake indien het project ertoe zal leiden dat er voor natte natuurtypen in een natte natuurparel (bestaande of nieuwe natuur), voor een oppervlakte van minimaal 10% van de uitgeruilde grond, blijvend de optimale hydrologische omstandigheden gerealiseerd worden.

Bijlage 3 , behorende bij artikel I, onder F, van de Veertiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Bijlage 11, behorende bij artikel 7.7, onderdeel d, onder 2º, van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidie:

 

Nieuwe grenzen

  • Het graven van een nieuwe kavelgrenssloot is subsidiabel als het landschappelijk gezien te verkiezen is boven een afrastering of hek en als dit, op basis van een oordeel van het waterschap, niet schadelijk is voor het watersysteem. De afmetingen worden bepaald in overleg met het waterschap.

  • In de gevallen dat er geen kavelgrenssloot nodig is en de eigenaren aan weerszijden een afrastering of hek willen om contact met vee te vermijden, dient dit in onderling overleg te worden geregeld en bij overeenstemming schriftelijk te worden vastgelegd. Dan is het plaatsen van een eenvoudig raster subsidiabel.

  • Nieuwe afrasteringen komen daarnaast alleen in aanmerking voor subsidie indien deze geplaatst worden langs nieuwe beplantingen.

Ontsluiting van percelen

Per kavel wordt één dam of brug naar de openbare weg aangelegd. Indien een dam of brug als gevolg van de gewijzigde kavelindeling niet meer op de gewenste plaats ligt, zijn de kosten voor het verleggen subsidiabel.

 

Greppels/ kopakkerbuizen

Het aanpassen van kopakkers aan de nieuwe verkaveling is subsidiabel.

 

Kavelpaden

Het aanleggen van een kavelpad is alleen subsidiabel als er bij de inbreng sprake is van een kavelpad en de aanleg ervan noodzakelijk is in relatie tot de nieuwe verkavelingssituatie.

 

Toelichting behorende bij de Veertiende wijziging van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

I. Algemeen deel

 

Stalsystemen first movers en jonge veehouders

Deze wijzigingsregeling voorziet in een nieuw aanvraagtijdvak en bijbehorend subsidieplafond voor paragraaf 2 van de Subsidieregeling transitie veehouderijen. Aanleiding om de regeling opnieuw open te stellen is de recente vaststelling van de emissiefactoren voor twee stalsystemen voor melkveehouderijen. De stalsystemen die eerder in bijlage 1 waren opgenomen, zijn geschrapt. De bekostiging van deze stalsystemen wordt verder niet meer gesubsidieerd omdat dit type stalsystemen ofwel reeds breed toegepast wordt ofwel al meermaals gesubsidieerd is.

 

Ruilen van gronden

Het ruilen van gronden kan bijdragen aan een optimale inrichting van het buitengebied en gebeurt op basis van vrijwilligheid. Door ruiling van gronden kan de landbouwkundige verkavelingssituatie verbeterd worden. Daarnaast kan het bijdragen aan andere doelstellingen, zoals de realisatie van nieuwe natuur, transitie van de landbouw of het optimaliseren van hydrologische omstandigheden.

In deze paragraaf is aangesloten bij het wettelijke begrip voor vrijwillige ruilverkaveling uit de Wet inrichting landelijk gebied. Dientengevolge kunnen deelnemers ook fiscale voordelen genieten.

 

Juridisch kader

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend en wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten. Daarnaast geldt er op grond van de Asv een meldingsplicht: als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit ingevolge artikel 17 van de Asv te melden bij Gedeputeerde Staten.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Staatssteun

Op grond van de nieuwe paragraaf 7 (kavelruil) wordt op onderdelen staatssteun verstrekt aan ondernemingen. Om die reden wordt de regeling kennisgegeven onder artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en artikel 15 van de landbouwvrijstellingsverordening (LVV).

Artikel 53 AGVV biedt een vrijstelling voor steun aan niet-agrarische ondernemingen voor maatregelen ter bescherming of herstel van door een lidstaat formeel erkend natuurerfgoed. Zowel de Natura 2000-gebieden als het Natuurnetwerk Brabant zijn formeel erkend als natuurerfgoed.

Voor agrarische ondernemingen wordt gebruik gemaakt van de vrijstelling van artikel 15 van de LVV voor juridische en administratieve kosten die samenhangen met de kavelruil.

Daarnaast worden kosten voor een beperkt deel van de ‘kavelaanvaardingswerken’ gesubsidieerd. Dit zijn werken die uitgevoerd moeten worden om de toegedeelde grond en de ingebrachte grond onderling vergelijkbaar te maken voor wat betreft de hoedanigheid en gebruiksbestemming, zodat partijen bereid zijn deel te nemen aan de kavelruil. Dergelijke werken leveren partijen geen economisch voordeel op. Zo zullen investeringen die verband houden met de hoofdontsluiting (bijv.de aanleg van een dam naar de openbare weg, een dam over een waterloop, het omleggen van dammen naar de ontsluitingskant van een perceel na de kavelruil, de aanleg van een stukje betonpad, het verleggen van sloten, egalisaties e.d.) geen voordeel inhouden, maar slechts het toegedeelde kavel gelijkwaardig maken aan de ingebrachte kavel.

Om te voldoen aan de vereisten die gesteld worden in genoemde vrijstellingsverordeningen, zijn er enkele (deels van de Asv afwijkende) specifieke bepalingen opgenomen voor wat betreft de maximale hoogte van de subsidie, de financiële gezondheid van het bedrijf, de niet-subsidiabele kosten en de financiële verantwoording achteraf.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I, onder D

 

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

 

kavelruil

Het begrip kavelruil sluit aan bij de wettelijke definitie van de vrijwillige ruilverkaveling in artikel 85 van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg). Daarmee zijn bijv. ook de artikelen 16 Wilg en 31a van het Besluit inrichting landelijk gebied van toepassing, die het toepassingsgebied van de kavelruil beperken. Zo kan de kavelruil o.a. niet van toepassing zijn op kavels binnen de bebouwde kom, op kavels die ontgrond worden of op kavels waar woningbouw op plaatsvindt. Deze wettelijke beperkingen komen bovenop de weigeringsgronden en vereisten van de artikelen 7.5, 7.6 en 7.7 van deze subsidieregeling.

 

 

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv. Ingevolge artikel 8 Asv wordt de subsidie o.a. geweigerd indien de aangevraagde subsidie niet in voldoende mate in het algemeen provinciaal belang wordt geacht of de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de provincie Noord-Brabant.

 

onder a

Uit hoofde van de staatssteunregels mag de uitvoering van een project niet zijn begonnen voordat de aanvraag voor een subsidie is ingediend. Het ‘stimulerend effect’ van de subsidie zou dan ontbreken. Juridisch bindende toezeggingen tot uitvoering dan wel andere onomkeerbare handelingen, worden beschouwd als uitvoering. Zuiver voorbereidende handelingen daarentegen zijn wél toegestaan. De kosten daarvan zijn subsidiabel voor zover gemaakt na 1 juli 2021(zie artikel 7.9, onder a).

 

onder d

De regeling staat alleen open voor agrariërs indien deze MKB-onderneming zijn. Of dit het geval is wordt bepaald door de Europese staatssteunregels. Een onderneming is MKB-onderneming indien er minder dan 250 personen werkzaam zijn en de jaaromzet beneden de 50 miljoen EUR blijft dan wel het jaarlijks balanstotaal beneden de 43 miljoen EUR blijft.

 

onder e en f

Deze weigeringsgronden komen voort uit de Europese vrijstellingsverordeningen. Daarin staat omschreven wanneer sprake is van ‘financiële moeilijkheden’. De aanvrager dient bij zijn subsidieaanvraag te verklaren dat hij niet in moeilijkheden verkeert en er tegen hem geen bevel tot terugvordering openstaat.

 

Artikel 7.6 Subsidievereisten

 

onder d

Projecten die strijdig zijn met de genoemde provinciale doelstellingen worden niet gesubsidieerd. Daarbij wordt gedacht aan strijdigheid met bijv. Natura 2000-beheerplannen, het Natuurbeheerplan, het provinciaal milieu- en waterplan, het Deltaplan Hoge Zandgronden en de verdrogingsaanpak binnen de Visie klimaatadaptatie. Van een dergelijke strijdigheid is in ieder geval sprake indien bij de toedeling van landbouwpercelen binnen het Natuurnetwerk Brabant aan agrariërs geen zicht is op realisatie van het Natuurnetwerk Brabant. Ook treedt strijdigheid op indien de landschappelijke kwaliteit vermindert, bijvoorbeeld door de afname van omvang of kwaliteit van houtopstanden, dan wel door nadelige veranderingen in het watersysteem.

 

onder e

De gronden moeten bij de inbreng vijf jaar of meer agrarisch in gebruik zijn, hetgeen moet blijken uit de Basisregistratie Gewaspercelen dan wel op andere wijze aangetoond door de aanvrager. Andere gronden (zoals landschapselementen, delen van natuurgebieden of wegen) komen alleen voor subsidie in aanmerking als het ruilen ervan nodig is voor het realiseren van het kavelruilproject en het een ondergeschikt aandeel in de te ruilen oppervlakte betreft.

 

Artikel 7.8 Subsidiabele kosten

Overeenkomstig artikel 11 van de Asv, is verrekenbare en compensabele BTW niet subsidiabel.

 

Artikel 7.13 Verdeelcriteria

Voor het bepalen van de onderlinge rangschikking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag, geldt de primaire aanvraagdatum.

 

Artikel 7.14 Verplichtingen

 

tweede lid

In beginsel dienen de subsidiabele activiteiten binnen één jaar te worden afgerond. Indien dit noodzakelijk is, kan bij uitzondering een verlenging worden aangevraagd. Die verlenging moet een redelijke duur hebben en wordt slechts verleend indien er bij aanvraag van de verlenging al concreet uitzicht is op afronding van het project.

 

Artikel I, onder F

 

Bijlage 10

Bijlage 10 bevat geen uitputtende omschrijving van de doelstellingen uit artikel 7.6. Indien een aanvrager naar genoegen van Gedeputeerde Staten aannemelijk maakt dat een kavelruilproject op een andere manier bijdraagt aan de in artikel 7.6 genoemde doelstellingen dan voldoet de aanvraag eveneens aan het subsidievereiste in de artikelen 7.6, onder b, en 7.7, onder b.

 

onder punt 3

In de provincie Noord-Brabant komen zes verschillende soorten leefgebieden voor planten en dieren voor. Hiervoor zijn zes leefgebiedsplannen opgesteld met maatregelen voor verbetering van de biodiversiteit. Vier daarvan liggen in het Natuurnetwerk Brabant en zijn uitgewerkt in maatregelkaarten. Deze zijn te vinden in de viewer Maatregelkaart Biodiversiteit.

De landschaps- en themagebiedskaarten zijn te raadplegen via de Viewer landschaps- en themagebiedskaarten (zie www.brabant.nl/kaartlandschap)

 

Bijlage 11

Kavelaanvaardingswerken komen alleen voor subsidie in aanmerking als deze samenhangen met het kunnen gebruiken van de percelen, te weten:

  • het markeren van nieuwe grenzen of het verplaatsen van beplantingen of putten;

  • het aanleggen of verplaatsen van perceelsdammen, insteekwegen, kavelpaden of bruggen.

Uitgangspunt is daarbij dat er geen werken worden gesubsidieerd om de landbouwkundige kwaliteit van de toegedeelde percelen vergelijkbaar te maken met de ingebrachte percelen. Deze kwaliteitsverschillen dienen verrekend te worden, ofwel financieel ofwel door een grotere of kleinere toedeling in oppervlakte. Kosten die ontstaan om gronden een andere bestemming dan agrarisch te geven (afwaardering grondwaarde, vestigen kwalitatieve verplichting, enz.), vallen eveneens buiten het bestek van deze regeling. Waar relevant kan gebruik worden gemaakt van andere daartoe strekkende subsidieregelingen.

In bijlage 11 zijn deze uitgangspunten nader uitgewerkt. Alleen de in de bijlage vermelde werkzaamheden zijn subsidiabel. Dat betekent dat o.a. niet subsidiabel is het opschonen van bestaande greppels of kopakkerbuizen. Dit wordt beschouwd als onderdeel van regulier (jaarlijks) onderhoud. Ook het verwijderen van betonplaten, puinpaden, kuilafval, mestbakken e.d. vallen niet onder de werkzaamheden die subsidiabel zijn. Op basis van het principe ‘de vervuiler betaalt’ dienen deze door de afgaande eigenaar te worden verwijderd, of dient er in overleg met de opkomende eigenaar een regeling te worden getroffen.

 

 

Naar boven