Regeling gebruik dienstauto door algemeen directeur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 99 en artikel 158, eerste lid, onder d, van de Provinciewet;

 

Gezien de beslissing van Gedeputeerde Staten van 19 oktober 2021;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het wenselijk vinden duidelijkheid te verschaffen of, en onder welke voorwaarden, het gebruik van een dienstauto door de algemeen directeur/secretaris is toegestaan;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het daarbij van belang vinden dat de algemeen directeur/secretaris bij het gebruik van een dienstauto de nodige zorgvuldigheid betracht en de integriteit en goede naam van de Provincie Noord-Brabant waarborgt;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van mening zijn dat het gebruik van de dienstauto terughoudend dient te zijn, efficiënt en logisch en dat de dienstauto met of zonder chauffeur alleen zakelijk en alleen voor dienstreizen mag worden gebruikt, dus dat privégebruik niet is toegestaan en dat de dienstauto slechts beperkt mag worden gebruikt voor woon-werkverkeer, mits de reis gekoppeld is aan een dienstreis;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

algemeen directeur: algemeen directeur en secretaris van de provincie Noord-Brabant;

dienstauto: door de provincie Noord-Brabant ter beschikking gestelde auto, met of zonder chauffeur;

dienstreis: reis ten behoeve van de uitoefening van de functie en voor q.q.-nevenfuncties buiten de plaats van tewerkstelling;

Gedeputeerde Staten: werkgever de provincie Noord-Brabant;

plaats van tewerkstelling: het provinciehuis van Noord-Brabant, Brabantlaan 1 in ‘s-Hertogenbosch;

q.q.-nevenfunctie: nevenfunctie die wordt vervuld uit hoofde van de functie als algemeen directeur of secretaris;

zakelijk gebruik: gebruik voor de uitoefening van de functie en voor q.q.-nevenfuncties.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1.

    De algemeen directeur kan gebruikmaken van een dienstauto, voor zover een dienstauto beschikbaar is.

  • 2.

    De dienstauto is uitsluitend bestemd voor zakelijk gebruik en mag alleen voor dienstreizen worden gebruikt.

  • 3.

    Uitsluitend kilometers voor de uitoefening van de functie en voor q.q.-nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt.

  • 4.

    Onder dienstauto wordt mede verstaan een door de provincie Noord-Brabant ingehuurde auto.

  • 5.

    Het gebruik van de dienstauto wordt in een rittenadministratie verantwoord volgens de vereisten van de Belastingdienst.

  • 6.

    De algemeen directeur ontvangt bij zijn of haar aantreden een exemplaar van deze regeling.

Artikel 3 Woon-werkverkeer

  • 1.

    Het gebruik van de dienstauto ten behoeve van reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling is niet toegestaan.

  • 2.

    De algemeen directeur kan incidenteel en in bijzondere gevallen een uitzondering maken op het bepaalde in het eerste lid, indien de werkzaamheden op de plaats van tewerkstelling worden gecombineerd met een dienstreis die thuis begint of eindigt.

  • 3.

    In het geval, bedoeld in het tweede lid, moet het gebruik van de dienstauto gelet op de reisbewegingen, zijnde het totaal aantal af te leggen kilometers, efficiënt en logisch zijn.

  • 4.

    De dienstauto wordt niet ingezet voor werkzaamheden op de plaats van tewerkstelling, waaronder alle interne afspraken en bijeenkomsten.

  • 5.

    De algemeen directeur kan, alleen met toestemming van het college van Gedeputeerde Staten, incidenteel en in bijzondere gevallen een uitzondering maken op het bepaalde in het vierde lid.

Artikel 4 Q.q.-nevenfuncties

  • 1.

    Het gebruik van de dienstauto ten behoeve van q.q.-nevenfuncties is uitsluitend toegestaan indien:

    • a.

      de functie wordt uitgeoefend uit hoofde van het ambt;

    • b.

      de algemeen directeur zich er niet aan kan onttrekken; en

    • c.

      de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend.

  • 2.

    Indien de algemeen directeur voor reizen ten behoeve van q.q.-nevenfuncties gebruik maakt van een dienstauto en daarvoor van een derde een reiskostenvergoeding ontvangt, is deze vergoeding aan werkgever verschuldigd.

Artikel 5 Bovenmatig gebruik

Indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten het gebruik van de dienstauto zich niet verhoudt met de in deze regeling genoemde uitgangspunten of naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van bovenmatig gebruik van de dienstauto, kunnen Gedeputeerde Staten per toekomende tijd nadere beperkingen opleggen aan het gebruik van de dienstauto door de algemeen directeur.

Artikel 6 Sanctie

Bij overtreding van deze regeling kunnen Gedeputeerde Staten:

  • a.

    de terbeschikkingstelling van de dienstauto onverwijld beëindigen;

  • b.

    de bijtelling en de door de Belastingdienst opgelegde boete op de algemeen directeur verhalen, indien bij controle achteraf door de Belastingdienst toch bepaalde ritten als privé kwalificeren;

  • c.

    een disciplinaire straf opleggen, waarbij bij eerste overtreding als uitgangspunt een schriftelijke waarschuwing geldt en herhaling van de overtreding kan leiden tot uiteindelijk ontslag op staande voet.

Artikel 7 Onvoorziene gevallen

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet of onduidelijkheid over de toepassing ervan bestaat, beslissen Gedeputeerde Staten vooraf.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 19 oktober 2021.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gebruik dienstauto door algemeen directeur Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, 23 november 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven