Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland van 9 november 2021, PZH-2021-788504893 (DOS-2016-0005086) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit subsidie verbetering leefgebied grutto en patrijs Zuid-Holland najaar 2021 (Openstellingsbesluit subsidie verbeteren leefgebied grutto en patrijs Zuid-Holland najaar 2021)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 2.3.3 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016;

 

Overwegende dat het wenselijk is om investeringen voor het verbeteren van het leefgebied van grutto en patrijs te stimuleren, zodat bijgedragen wordt aan de doelen van het Zuid-Hollandse Actieplan Boerenlandvogels;

 

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

 

Openstellingsbesluit subsidie verbeteren leefgebied grutto en patrijs Zuid-Holland najaar 2021

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.

    ontwikkelingsbeheer: niet alleen het beheer zelf maar ook de inkomstenderving voor de betreffende gronden;

  • c.

    Srg: Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten:

    • a.

      verwijderen van individuele bomen of terugzetten van hout of houtopstanden in en direct naast weidevogelgebieden;

    • b.

      anti-predatie- en anti-ganzenrasters;

    • c.

      beheerbaar maken van percelen bijvoorbeeld door het verbeteren van de toegankelijkheid voor maaimachines en ander kleiner materieel;

    • d.

      tegengaan van verruiging voor een periode van maximaal 3 jaar;

    • e.

      aanleg van heggen of hagen, patrijzenakkers, wintervoedselvelden of keverbanken inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer

    • f.

      ongeschikt maken van leefgebieden van de icoonsoorten grutto en patrijs voor predatoren;

    • g.

      maatregelen gericht op een hoger waterpeil;

    • h.

      waterhuishoudkundige maatregelen gericht op vernatting inclusief aankoop zonnepompen en 3 jaar beheer;

    • i.

      ontwikkeling van kruidenrijk grasland of kruidenrijke perceelsranden inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, dragen bij aan het verbeteren van de leefgebieden en het versterken van de populaties van de icoonsoorten grutto en patrijs. Indien mogelijk wordt predatie tegengegaan of worden weidevogelgebieden beter beheerbaar gemaakt.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 3 wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    agrarische collectieven, als bedoeld in artikel 3.2 van de Subsidieregeling natuur-en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016;

  • b.

    terreinbeherende organisaties.

Artikel 4 Deelplafond

Het deelplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 2 bedraagt € 1.000.000,-.

Artikel 5 Aanvraagperiode

  • 1.

    In afwijking van artikel 26, eerste lid van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.3.1 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 worden ingediend vanaf 17 november tot en met 3 december 2021.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

Artikel 6 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een plan van aanpak dat ten minste bestaat uit:

  • a.

    een omschrijving van de te verrichten werkzaamheden, inclusief een planning en een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de locatie van de uit te voeren maatregelen;

  • b.

    een kaart waarop de betreffende locatie of de verwachte locatie is aangegeven;

  • c.

    een specificatie van de kosten;

  • d.

    een onderbouwde omschrijving van de verwachte bijdrage aan het versterken of beschermen van de leefgebieden van de populaties van de betreffende icoonsoorten;

  • e.

    een beschrijving van de mate waarin monitoring en beheer nodig is;

  • f.

    een beschrijving in hoeverre beheer onderdeel is van het project;

  • g.

    indien van toepassing een schriftelijk verslag van het contact met de vogelwerkgroep;

  • h.

    indien van toepassing een schriftelijke argumentatie waarom bomenkap noodzakelijk is;

  • i.

    indien van toepassing een toelichting waarom niet gefaseerd gewerkt wordt in geval van bomenkap.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvraag onvolledig is;

  • b.

    voor de activiteit reeds subsidie is verstrekt op basis van het Openstellingsbesluit POP-3 investeringen weidevogels, biodiversiteit en landschap Zuid-Holland 2017 of op grond van een andere subsidieregeling;

  • c.

    het project onvoldoende aantoonbaar bijdraagt aan het versterken of beschermen van de leefgebieden van de populaties van de icoonsoorten grutto of patrijs. Dit is in ieder geval zo indien aanvraag onvoldoende aansluit bij de doelen van het Actieplan Boerenlandvogels, te weten:

    • verbeteren van de openheid van het gebied, bijvoorbeeld door tegengaan van verruiging;

    • vochtiger maken van voor weidevogels geschikte gebieden;

    • realiseren van voldoende variatie van de begroeiing en van schuilplekken in het gewas voor jonge vogels, bijvoorbeeld door te investeren in kruidenrijk grasland;

  • d.

    het project niet uitvoerbaar is vanwege wettelijke of praktische belemmeringen;

  • e.

    de te verstrekken subsidie lager is dan € 5.000,00.

Artikel 8 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    maximaal 5 bomen mogen worden verwijderd;

  • b.

    bij de kap van hout wordt rekening gehouden met de Wet natuurbescherming, onderdeel soortenbescherming. Er mogen geen beschermde dier- of plantensoorten in of onder de bomen voorkomen of indien dit wel het geval is moet voor aanvang van de werkzaamheden een ontheffing verleend zijn of er moet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode;

  • c.

    wanneer er dier- of plantensoorten van de Rode Lijst in of onder de boom voorkomen moet schriftelijk worden onderbouwd waarom de boom in dit geval toch gekapt moet worden;

  • d.

    de te kappen bomen maken geen onderdeel uit van het groene erfgoed (terugzetten in het kader van beheer is wel toegestaan in het Groene erfgoed);

  • e.

    grotere bosjes en opstanden worden alleen in het kader van beheer teruggezet;

  • f.

    de locatie van het terug te zetten of te verwijderen hout wordt op de kaart aangegeven, waarbij per locatie wordt weergegeven hoe de belangenafweging op de volgende punten heeft plaatsgevonden. Subsidie kan alleen verleend worden wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • i.

      er worden andere inrichtings- of beheermaatregelen getroffen op de betreffende locaties;

    • ii.

      er wordt gefaseerd gewerkt of er is een schriftelijke argumentatie waarom dit niet kan;

    • iii.

      er is contact geweest met de lokale natuur- of vogelwerkgroep of er is op een andere manier inzichtelijk gemaakt op welke manier onderzocht is welke beschermde of Rode Lijst soorten op de locatie voorkomen en hoe het leefgebied van deze soorten behouden kan worden.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

In aanvulling op de activiteiten en prestaties zoals vermeld in artikel 2, eerste lid, komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    monitoring van de effectiviteit van de activiteiten en prestaties, bedoeld in artikel 2, eerste lid, tot een maximum van 10% van de begroting per aanvraag;

  • b.

    projectleiding, voor zover deze onderdeel is van een concrete activiteit of prestatie;

  • c.

    in geval van aanleg van patrijzenakkers: vergoeding van gederfde inkomsten met een maximum bedrag per hectare. Hierbij gelden de maximale tarieven zoals vastgesteld in het ANLb, met uitzondering van het bollengebied waar een maximumvergoeding geldt van € 3.500 per hectare;

  • d.

    de kosten voor het verkrijgen van een accountantsverklaring tot een maximum van €5.000,-, indien deze nodig is om de rechtmatigheid van de uitgave van het subsidiebedrag aan te tonen.

Artikel 10 Niet Subsidiabele kosten

Geen subsidie wordt verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    hardware of software voor drones;

  • b.

    de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

  • c.

    monitoring en onderzoek die niet direct bedoeld zijn om de effectiviteit van de maatregel te beoordelen;

  • d.

    maatregelen op het gebied van communicatie en educatie.

Artikel 11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 200.000,00.

Artikel 12 Rangschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking, bedoeld in artikel 2.3.3, tweede lid, onder b, van de Srg, de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de structurele verbetering van het biotoop in relatie tot het gevraagde subsidiebedrag;

    • b.

      de mate van effectiviteit van de maatregelen;

    • c.

      de mate waarin de activiteiten uitvoeringsgereed zijn.

  • 2.

    Voor de hiervoor genoemde criteria in het eerste lid kunnen één tot en met vier punten per criterium worden behaald.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten rangschikken de aanvragen op basis van het aantal punten.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 9 punten behaalt, wordt de subsidie geweigerd.

  • 5.

    Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de rangorde van die aanvragen bepaald door het hoogste aantal punten behaald voor de criteria, genoemd in het eerste lid, onder b en c.

  • 6.

    Indien toepassing van het vijfde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de onderlinge rangorde van die aanvragen bepaald door het hoogste aantal punten behaald voor het criterium, genoemd in eerste lid, onder c.

  • 7.

    Indien toepassing van het zesde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt de onderlinge rangorde van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 13 Verplichtingen

In aanvulling op artikel 1.4 van de Srg heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

  • a.

    de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, b, en g, wordt tot minstens vijf jaar na uitvoering daarvan in stand gehouden;

  • b.

    de activiteit, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d, wordt tot minstens vijf jaar na aanvang van de uitvoering daarvan in stand gehouden;

  • c.

    indien monitoring onderdeel uitmaakt van de subsidieverlening dan worden de resultaten hiervan overgelegd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Artikel 15 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor 31 december 2025 zijn verleend.

Artikel 16 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit subsidie verbeteren leefgebied grutto en patrijs Zuid-Holland najaar 2021.

Den Haag, 9 november 2021

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. H.M.M. Koek, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

TOELICHTING

Met de Wet natuurbescherming is de zorg voor en bescherming van beschermde soorten gedecentraliseerd van het Rijk naar de provincies. Het soortenbeleid wordt vormgegeven aan de hand van Zuid-Hollandse icoonsoorten. Dit zijn soorten die gezamenlijk symbool staan voor landschappelijke en ecologische kwaliteiten in Zuid-Holland én/of voor maatschappelijke kwaliteiten en ecosysteemdiensten. Gedachte achter deze lijst met icoonsoorten is het idee dat de natuur van Zuid-Holland in volle breedte gaat profiteren van maatregelen die worden genomen ten faveure van deze icoonsoorten (‘paraplu-functie’). In deze openstelling wil de provincie Zuid-Holland ruimte bieden voor het versterken van de populaties van de boerenlandvogels. Hiermee wordt invulling gegeven aan het Actieplan Boerenlandvogels. De provincie Zuid-Holland zet al ruimschoots in op het beheer van weide-, akker- en bollenvogels. Middels deze openstelling komt er ruimte voor investeringen ter versterking van de leefgebieden en de populaties van de icoonsoorten grutto en patrijs.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestaties

Onder het versterken van de leefgebieden en de populaties worden de activiteiten verstaan die zijn opgenomen in het eerste lid.

Voor de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder a. zijn nadere subsidievereisten opgenomen in artikel 8. Hierin is bepaald dat:

  • tot maximaal vijf bomen verwijderd mogen worden. Grotere bosjes en opstanden mogen alleen in het kader van beheer teruggezet worden. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    • o

      Houtkap en terugzetten van hakhout kan gevoelig liggen. Daarom is het van belang dat er helder wordt gecommuniceerd over de reden van de kap.

    • o

      De te kappen bomen dienen geen onderdeel te zijn van het zogenaamde groene erfgoed. Zie hiervoor https://rce.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=groen%5Ferfgoed

    • o

      Bij de kap van hout dient rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (onderdeel soortenbescherming).

    • o

      In de aanvraag dient de locatie van het terug te zetten of te verwijderen hout op de kaart aangegeven te worden. Per locatie dient te worden weergegeven hoe de belangenafweging heeft plaatsgevonden. Hierbij gaat het om de volgende punten

      • of er ook andere inrichtings- of beheermaatregelen zijn of worden getroffen op de betreffende locaties, en

      • of er beschermde soorten of vogelsoorten van de rode lijst voorkomen, en

      • of er al dan niet gefaseerd wordt gewerkt (bij grotere opstanden en langere singels verdient het de aanbeveling om deze gefaseerd terug te zetten, en

      • of er contact is geweest met de lokale vogelwerkgroep.

    • o

      let op: gemeentelijke bepalingen ten aanzien van kap en herplant verschillen per gemeente en blijven gewoon van toepassing.

Onder de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder b, valt ook de benodigde apparatuur voor elektrische afrastering.

 

Bij de activiteit, bedoeld in het eerste lid, onder g, kan gedacht worden aan:

  • Maatregelen gericht op een hoger waterpeil. Dat kunnen stuwen, dammen, duikers en andere inrichtingsmaatregelen inclusief gemaaltje of zonnepompen zijn en onderhoud ervan gedurende drie jaar.

  • Aanleg van heggen of hagen, patrijzenakkers, wintervoedselvelden of keverbanken inclusief zaaigoed en maximaal 3 jaar ontwikkelingsbeheer. Onder ontwikkelingsbeheer verstaan we niet alleen het beheer zelf maar ook de inkomstenderving voor de betreffende gronden. Hierbij gelden de maximale tarieven zoals vastgesteld in het ANLb, met uitzondering van het bollengebied waar een maximumvergoeding geldt van € 3.500 per hectare. Hierbij geldt dat patrijzenakkers en wintervoedselvelden ook in de vorm van - minimaal 9 meter brede - randen kunnen worden aangelegd. Bij de maatregelen voor patrijzen en andere akkervogels geldt dat de uitgangspunten van het Partridge-project zullen worden aangehouden https://www.vogelbescherming.nl/bescherming/wat-wij-doen/onze-boerenlandvogels/kerngebieden-en-projecten/partridge1/informatiemap

Het is partijen toegestaan om meer dan 1 aanvraag in te dienen. Alle aanvragen worden afzonderlijk beoordeeld.

 

Artikel 6 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een plan van aanpak dat ten minste bestaat uit:

  • a.

    Een omschrijving van de te verrichten werkzaamheden, inclusief een planning en de locatie van de uit te voeren werkzaamheden. Als de locatie nog niet duidelijk is, dan kan de verwachte locatie worden vermeld. De (verwachte) locatie dient te worden weergegeven op perceelsniveau. Indien het niet mogelijk is om op perceelsniveau aan te geven, dan dient het niveau dat wel mogelijk is te worden aangegeven (bijvoorbeeld bedrijfs- of polderniveau);

  • b.

    Een specificatie van de kosten. De specificatie van de kosten is ook voorzien van een onderbouwing van het bedrag. Hiervoor kunnen bv offertes worden meegestuurd voor het uit te voeren project, of voor recent uitgevoerde vergelijkbare projecten;

  • c.

    Een onderbouwde omschrijving van de verwachte bijdrage aan het versterken of beschermen van de leefgebieden van de populaties van de betreffende icoonsoorten. Dit kan onder andere door inzicht te geven in de omvang van de lokale populaties van de betreffende soorten, bv op basis van recente of historische monitoringsgegevens. Ook dient in de beschrijving te worden aangegeven hoe de te treffen maatregelen zich verhouden tot eventuele andere factoren die van invloed zijn op de lokale populatie (zoals waterpeil, mate van openheid/verstoring en het gevoerde beheer). Reden hiervan is dat het effectiever is om verschillende typen maatregelen te clusteren;

  • d.

    Een beschrijving van de mate waarin monitoring en beheer nodig is. Beheer is altijd nodig, maar in hoeverre is aangepast beheer nodig? En hoe is geborgd dat het benodigde beheer ook kan worden gevoerd;

  • e.

    Een beschrijving in hoeverre (overgangs/ontwikkelings)beheer onderdeel is van het project. En hoe het beheer na de overgangsperiode van 3 jaar zal worden georganiseerd.

Artikel 9 Subsidiabele kosten

Monitoring en onderzoek is alleen subsidiabel binnen deze openstelling voor zover ze bedoeld zijn om de effectiviteit van voorgestelde maatregelen te beoordelen. Monitoring en onderzoek mogen niet meer dan 10% van de totale begroting per aanvraag bedragen. Als monitoring deel uitmaakt van de subsidieaanvraag dan wordt er van de subsidieontvanger verwacht dat de resultaten hiervan worden gedeeld met de provincie.

 

Projectleiding is subsidiabel voor zover dit onderdeel is van concrete activiteiten of prestaties (zie artikel 2, eerste lid).

 

Specifiek overgangsbeheer valt niet onder de SNL of onder het ANLb. Daarom kan overgangsbeheer, net als onderhoud en het plaatsen en verwijderen van anti-predatie- en anti-ganzenrasters, voor maximaal 3 jaar mee worden begroot in de aanvraag.

 

Artikel 10 Niet Subsidiabele kosten

De aanleg van natuurvriendelijke oevers is niet subsidiabel, omdat deze onvoldoende bijdragen aan het doel van de regeling. De aanleg van weidevogeloevers is wel subsidiabel.

 

Artikel 12 Rangschikking

Het is de ambitie van de provincie Zuid-Holland om bij keuzes in de programmering van initiatieven het maatschappelijk rendement van de geïnvesteerde ‘groene euro’s’ te vergroten. Dit rendementsdenken wordt vormgegeven door enerzijds aan de voorkant handvatten te bieden voor het voeren van het goede gesprek daarover, anderzijds door bij de gunningscriteria voor deze subsidieregeling duidelijk te zijn over de criteria waarop de ingediende subsidies worden afgewogen. Door aan de voorkant duidelijkheid te geven over de criteria worden de initiatiefnemers al in een vroeg gestimuleerd om de beoogde projecten zo goed mogelijk te laten bijdragen aan de doelen van het (soorten)beleid.

Om de subsidiegelden zo effectief mogelijk te benutten is in het huidige openstellingsbesluit gekozen voor een methode waarbij de subsidieaanvragen onderling met elkaar worden vergeleken en op basis van kwaliteit van de aanvraag gerangschikt.

 

Per criterium waarop projecten gescoord worden, wordt hieronder aangegeven welke elementen worden betrokken bij de inhoudelijke beoordeling.

  • a.

    Mate van verbetering van de leefgebieden van de populaties van de icoonsoorten grutto of patrijs (omvang en kwaliteit) in relatie tot het gevraagde subsidiebedrag: hoe sterker de mate van verbetering van het leefgebied en hoe lager het gevraagde subsidiebedrag, des te hoger de score. Aandachtspunten hierbij zijn de omvang van het project, de mate van kwaliteitsverbetering en de totale som van de gevraagde subsidie. Het gaat hier feitelijk om het rendement van de subsidie.

  • b.

    Effectiviteit: hoe meer zekerheid is over de effectiviteit van de maatregelen, des te hoger de score. Hebben de maatregelen uit het project zich al eens bewezen of zijn er twijfels over de effectiviteit?

  • c.

    Uitvoerbaarheid: Hoe meer uitvoeringsgereed, hoe hoger de score. Aandachtspunten hierbij zijn eventuele vergunningen, de beschikbaarheid van de gronden, danwel de toestemming van de grondeigenaar.

Beoordeling criteria a tot en met c:

1= slecht; 2 = onvoldoende; 3 = voldoende, 4 = zeer goed

Naar boven