Besluit van gedeputeerde staten van 9 november 2021, PZH-2021-782870443 (DOS-2016-0005086), tot wijziging van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 (Wijzigingsbesluit Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat het wenselijk is om de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 aan te passen om initiatieven te stimuleren die bijdragen aan de verduurzaming van de landbouw door middel van agrarische structuurversterking;

 

Besluiten:

Artikel I

De Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Paragraaf 2.2 komt te luiden:

 

§ 2.2 Verduurzaming landbouw met agrarische structuurversterking

 

Artikel 2.2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      planvorming voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven, gericht op de verbetering van de landbouwinfrastructuur waarbij een bijdrage wordt geleverd aan verduurzaming van de landbouw; of,

    • b.

      uitvoering van kavelruil, die:

       

      • i.

        leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar;

      • ii.

        leidt tot verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw; en

      • iii.

        een bijdrage levert aan de verduurzaming van de landbouw.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

Artikel 2.2.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen en gemeenten.

 

Artikel 2.2.3 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.2.1 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

     

    • a.

      de activiteit is gericht op:

       

      • i.

        verbetering van de agrarische structuur in het gebied door verbeterde ligging van kavels die leidt tot een efficiëntere bedrijfsvoering voor de agrariër; en

      • ii.

        verbeterde verkeersveiligheid, vermindering van CO2-uitstoot en vermindering van wegonderhoud door vermindering in verkeersbewegingen door landbouwmachines;

    • b.

      de activiteit draagt bij aan minimaal twee van de volgende maatschappelijke doelen:

       

      • i.

        toename biodiversiteit;

      • ii.

        verbetering waterkwaliteit en -kwantiteit;

      • iii.

        tegengaan stikstofuitstoot uit het agrarisch bedrijf;

      • iv.

        tegengaan bodemdaling;

      • v.

        bijdragen aan landschappelijke kwaliteit;

      • vi.

        toename van de beweiding bij de grondgebonden veehouderij;

      • vii.

        vermindering gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt de activiteit beoordeeld op basis van de volgende beoordelingscriteria:

     

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit, waarbij wordt aangetoond of aannemelijk kan worden gemaakt wat het effect is op de maatschappelijke doelen;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit, weergegeven in termen als doorlooptijd, cofinanciering en draagvlak;

    • c.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 3.

    Het totaal aantal benodigde punten voor subsidiëring van het project bedraagt minimaal 12 en wordt berekend door de som te nemen van de punten behaald voor ieder afzonderlijk beoordelingscriterium, waarbij:

     

    • a.

      voor ieder van de beoordelingscriteria, genoemd in het tweede lid, 0, 1, 2, of 3 punten kunnen worden behaald; en

    • b.

      de beoordelingscriteria, bedoeld in het tweede lid, een wegingsfactor hebben van:

       

      • i.

        3 voor het criterium, genoemd onder a;

      • ii.

        2 voor het criterium, genoemd onder b;

      • iii.

        1 voor het criterium, genoemd onder c.

Artikel 2.2.4 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

 

  • a.

    de kosten voor het opstellen van een gebiedsinrichtingsplan gericht op maatschappelijk doelbereik;

  • b.

    de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilplan;

  • c.

    de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilovereenkomst;

  • d.

    de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • e.

    de kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • f.

    de kosten van de te houden voorlichtingsbijeenkomsten of te maken voorlichtingsmateriaal;

  • g.

    kadaster- en notariskosten.

Artikel 2.2.5 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 4.

    In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten, bedoeld in artikel 2.2.4, onder g, een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.

Artikel 2.2.6 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

 

  • a.

    de kosten van ruil van productierechten en van gebouwen;

  • b.

    de kosten van verrekening tussen eigenaren als gevolg van waardeverschillen van de te verdelen onroerende zaken;

  • c.

    de kosten van werken op of ten behoeve van onroerende zaken;

  • d.

    de kosten voor kavelaanvaardingswerken;

  • e.

    de kosten van de uitvoering van het gebiedsinrichtingsplan.

Artikel 2.2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv en artikel 1.4 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

 

  • a.

    in het project wordt samengewerkt tussen gebiedspartijen;

  • b.

    de opgedane kennis uit het project wordt gedeeld met de gebiedspartijen en de provincie.

Artikel 2.2.8 Prestatieverantwoording

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.5, eerste lid, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling desgevraagd aan dat de activiteit:

     

    • a.

      bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid onder a, is verricht door middel van een kavelruilplan en een gebiedsinrichtingsplan;

    • b.

      bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, onder b, is verricht door middel van een kavelruilovereenkomst.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.5, tweede lid, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteit:

     

    • a.

      bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid onder a, is verricht door middel van een kavelruilplan en een gebiedsinrichtingsplan;

    • b.

      bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, onder b, is verricht door middel van een kavelruilovereenkomst.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.5, derde lid, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteit:

     

    • a.

      bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid onder a, is verricht door middel van een kavelruilplan en een gebiedsinrichtingsplan;

    • b.

      bedoeld in artikel 2.2.1, eerste lid, onder b, is verricht door middel van een kavelruilovereenkomst.

Artikel II

De Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit blijft van kracht voor subsidies die voor de inwerkingtreding van dit besluit zijn aangevraagd.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Den Haag, 9 november 2021

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. H.M.M. Koek, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

TOELICHTING

Algemeen

De subsidiemogelijkheid in paragraaf 2.2 van de Subsidieregeling groen Zuid-Holland 2016 is bedoeld voor initiatieven die bijdragen aan de realisatie van de Hoofdlijnennotitie Vitale Landbouw. Ambities uit de Hoofdlijnennotitie zijn:

 

  • Economische vitale landbouw,

  • Kringlooplandbouw,

  • Landbouw met ruimte voor biodiversiteit, water, landschap,

  • Het regionaal voedselsysteem en

  • Brede maatschappelijke inbedding.

De urgentie van een toekomstbestendige landbouw is de laatste jaren toegenomen. Om een vitale en toekomstbestendige sector te behouden is een ingrijpende verduurzaming van de landbouw en het landgebruik noodzakelijk. Kavelruil is één van de instrumenten die een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling naar een vitale landbouw. In lijn met de Hoofdlijnennotitie Vitale Landbouw is door de wijziging van de paragraaf voor kavelruil (Subsidieparagraaf agrarische structuurversterking) beter aangesloten op de ambities voor vitale landbouw en het versnellen van en opschalen naar kringlooplandbouw. Kavelruil is in de gewijzigde paragraaf 2.2 geen doel op zich maar een middel om de verduurzaming van de landbouw te stimuleren. Kavelruil is een middel in gebiedstrajecten, waarbij specifieke maatschappelijke doelen behaald moeten worden zoals:

 

  • i.

    toename biodiversiteit;

  • ii.

    verbetering waterkwaliteit en -kwantiteit;

  • iii.

    tegengaan stikstofuitstoot uit het agrarisch bedrijf;

  • iv.

    tegengaan bodemdaling;

  • v.

    bijdragen aan landschappelijke kwaliteit;

  • vi.

    toename van de beweiding bij de grondgebonden veehouderij;

  • vii.

    vermindering gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Het kavelruilinstrument maakt daarmee deel uit van een mix van instrumenten en middelen om deze doelen te bereiken.

 

Artikelsgewijs

In artikel 2.2.3 zijn de subsidievereisten opgenomen. Om ervoor te zorgen dat de activiteit een bijdrage levert aan de verduurzaming van de landbouw en de realisatie van de Hoofdlijnennotitie Vitale Landbouw, is in het eerste lid, onderdeel b, een aantal maatschappelijke doelen opgesomd. De activiteit moet aan minimaal twee van de volgende maatschappelijke doelen voldoen:

 

  • -

    Toename biodiversiteit bijv. weidevogelgebied, soortenbeleid

  • -

    Verbetering waterkwaliteit & -kwantiteit, o.a. conform de Kaderrichtlijn Water (KRW)

  • -

    Tegengaan stikstofuitstoot uit het agrarisch bedrijf (NH3 en NOx)

  • -

    Tegengaan bodemdaling (CO2-reductie)

  • -

    Bijdragen aan landschappelijke kwaliteit

  • -

    Toename van de beweiding bij de grondgebonden veehouderij

  • -

    Gebruik van bestrijdingsmiddelen – natuurlijke plaagregulatie

In het tweede lid, onderdeel a, wordt getoetst aan de mate van effectiviteit van de activiteit op de te behalen maatschappelijke doelen voor een vitale landbouw. Hiervoor kan een score van 0, 1, 2 of 3 punten worden behaald.

 

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is.

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

In het tweede lid, onderdeel b, wordt getoetst aan de haalbaarheid van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar de doorlooptijd, de cofinanciering en het draagvlak voor de activiteit. Ook wordt bekeken of de juiste mensen betrokken zijn voor de uitvoering van het project en of de risico’s van het project in beeld zijn gebracht en welke beheersmaatregelen zijn voorzien. Ook hiervoor kan een score van 0, 1, 2 of 3 punten worden behaald.

 

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is.

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

In het tweede lid, onderdeel c, wordt getoetst aan de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit. Deze kosteneffectiviteit wordt bepaald door de totaal aangevraagde subsidiabele kosten te relateren aan de mate waarin de activiteit bijdraagt aan het behalen van de maatschappelijke doelen. Hierbij wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:

 

  • o

    De hoogte van de kosten in relatie tot de prestatie en schaalgrootte van het project.

  • o

    De relevantie van de kosten, wordt de gevraagde subsidie aan de juiste zaken besteed?

  • o

    Efficiënt gebruik van kennis en arbeid, in hoeverre wordt bestaande kennis goed benut, staat de overhead van het project in redelijke verhouding tot de prestatie?

Ook hiervoor kan een score van 0, 1, 2 of 3 punten worden behaald.

 

  • 0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is.

  • 1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie matig is.

  • 2 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

  • 3 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

Tenslotte wordt in het derde lid, onderdeel b, de wegingsfactor aangegeven. Het criterium, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, heeft een wegingsfactor van 3, het criterium, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, heeft een wegingsfactor van 2 en het criterium, bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, heeft een wegingsfactor van 1.

 

De projecten worden niet gerangschikt, maar onafhankelijk beoordeeld op basis van bovenstaande criteria, waarbij om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen minimaal een score van 12 punten moet worden behaald.

 

Naar boven