Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 19 oktober 2021 tot wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant in verband met de toevoeging van een nieuwe paragraaf aangaande de uitvoering van het landelijk Uitvoeringsprogramma Natuur (Achttiende wijziging Subsidieregeling natuur Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het Rijk in het kader van het Landelijk Programma Natuur, aanvullend op het Natuurpact specifieke uitkeringen ter beschikking heeft gesteld om via provinciale uitvoeringsprogramma’s een versnelling teweeg te brengen in het herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden;

 

Overwegende dat het wenselijk is een nieuwe paragraaf toe te voegen aan de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant teneinde maatregelen uit het provinciale uitvoeringsprogramma natuur te kunnen subsidiëren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Onder vernummering van § 14, inhoudende de artikelen 14.1 tot en met 14.4, tot § 15, inhoudende de artikelen 15.1 tot en met 15.4, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 14 Versnelling herstel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden

 

Artikel 14.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarische onderneming: onderneming actief in de primaire landbouwproductie of de verwerking of afzet van landbouwproducten;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

apparaatskosten: interne loonkosten en kosten derden die specifiek zijn gemaakt voor de regievoering van de voorbereiding en uitvoering van het provinciaal uitvoeringsprogramma;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

bevel tot terugvordering: bevel als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

boscompensatie: aan te leggen bos ter compensatie van bosgebied dat vanaf 1 januari 2017 is gekapt voor het behalen van de instandhoudingsdoelen in Natura 2000-gebieden;

EVZ: ecologische verbindingszone zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiestysteem;

habitattypen en soorten: natuurlijke habitats, habitats van soorten en de dier- en plantensoorten die op grond van de Vogel- en habitatrichtlijn worden beschermd;

Index natuur en landschap: beschrijving van natuur- en landschapstypen, te raadplegen via de website: https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

KRW: kaderrichtlijn water, die als doel heeft de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen (richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 (PBEU 200, L327);

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

medeoverheid: overheid als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling informatieverstrekking sisa;

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in bijlage I bij de landbouwvrijstellingsverordening;

Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming, waarin is vastgelegd hoe en wanneer de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied gehaald worden;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natura 2000-maatregelen; maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen, zoals beschreven in het Natura 2000-beheerplan;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

Natuurpact: tussen het Rijk en de provincies op 18 september 2013 gesloten Natuurpact ontwikkeling en beheer van de natuur in Nederland, waarin de ambities en financiering van het natuurbeleid zijn vastgelegd voor de periode tot en met 2027 (Kamerstukken II 2013/14, 33 576, nr. 6);

niet-productieve investeringen: investeringen die niet leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van een agrarische onderneming;

OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

Provinciaal Milieu- en Waterplan: Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 door Provinciale Staten vastgesteld op18 december 2015;

onderneming in moeilijkheden: onderneming als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

provinciaal uitvoeringsprogramma: programma van de provincie Brabant, waarin staat aangegeven hoe gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan het realiseren van de condities, die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op de locaties, waar bij aanvang van het programma sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige soorten en habitats;

Vogel- en Habitatrichtlijn: richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010 L 20) en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEU 1992 L 206);

waterbeheerplan: door een waterschap op grond van de Waterwet of de Omgevingswet vastgesteld beheerplan of beheerprogramma met daarin de doelstellingen voor de periode 2022-2027 voor het waterschap en de wijze waarop aan die doelstellingen invulling wordt gegeven.

 

Artikel 14.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen of natuurlijke personen.

  • 2.

    Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 14.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 14.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versnellen of intensiveren van het herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden of stikstofgevoelige habitattypen of soorten door middel van:

  • a.

    boscompensatie;

  • b.

    maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van natuurgebieden;

  • c.

    hydrologische maatregelen.

Artikel 14.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds eerder een subsidie of bijdrage is verleend;

  • c.

    het project gericht is op verwerving, functiewijziging of beheer van gronden;

  • d.

    de subsidieaanvrager een agrarische onderneming is die geen MKB-onderneming is;

  • e.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is;

  • g.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 14.6 Algemene subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 14.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;

  • b.

    het project is gericht op herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dan wel van stikstofgevoelige habitattypen of soorten, blijkend uit:

    • 1°.

      een beschrijving van het type maatregelen dat wordt genomen in de projectperiode en de doelen, die daarbij worden nagestreefd;

    • 2°.

      per categorie maatregelen als bedoeld in artikel 14.4, een overzicht van de indicatieve oppervlakten in hectare per natuurgebied;

    • 3.

      aard en omvang van het verwachte effect van het project op de betreffende habitattypen of soorten;

  • c.

    de subsidieaanvrager heeft:

    • 1°.

      zeggenschap op basis van eigendom of erfpacht over de grond waarop het project betrekking heeft; of

    • 2°.

      toestemming van de eigenaar of erfpachter van de grond waarop het project betrekking heeft.

  • d.

    het project is niet strijdig met een of meer provinciale natuur- en waterdoelstellingen;

  • e.

    het project past binnen de tabel met maatregelen, opgenomen in bijlage 11 bij deze regeling;

  • f.

    het project kan worden afgerond voor 1 januari 2026, blijkend uit een realistische planning;

  • g.

    de onderbouwing van het project in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap, blijkend uit een verklaring van het waterschap;

  • h.

    aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting;

    • 3°.

      een file geodatabase met de exacte locatie van de te treffen maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • 4°.

      een beschrijving van het te voeren beheer nadat het project is uitgevoerd;

    • 5°.

      een beschrijving van de wijze van monitoring van zowel de voortgang van het project als het effect van de maatregelen;

Artikel 14.7 Aanvullende vereisten boscompensatie

Onverminderd artikel 14.6, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 14.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd buiten het Natuurnetwerk Brabant;

  • b.

    indien het project wordt uitgevoerd aangrenzend aan het NNB of aangrenzend aan een natuurbos buiten het NNB:

    • 1°.

      is de boscompensatie zoveel mogelijk verbonden met N2000-gebieden;

    • 2°.

      versterkt de boscompensatie EVZ’s en verbindt N2000-gebieden of onderdelen daarvan; en

    • 3°.

      omvat de boscompensatie een oppervlakte van minimaal 1 ha;

  • c.

    indien het project wordt uitgevoerd niet aangrenzend aan het NNB en niet aangrenzend aan een natuurbos buiten het NNB:

    • 1°.

      omvat de compensatie een oppervlakte van minimaal 5 ha; en

    • 2°.

      wordt een onderbouwing gegeven van de ecologische meerwaarde van het project voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, ondanks de geïsoleerde ligging;

  • d.

    de uitvoering van het project:

    • 1°.

      betreft de aanplant van een of meerdere van de N14- of N15-bostypen als bedoeld in de Index Natuur en Landschap;

    • 2°.

      vindt plaats overeenkomstig de leidraad, bedoeld in bijlage 12 bij deze regeling;

  • e.

    het project maakt geen deel uit van een ruimtelijke ontwikkeling waarin natuurontwikkeling dan wel compensatie een verplichting is;

Artikel 14.8 Aanvullende vereisten kwaliteitsmaatregelen

  • 1.

    Onverminderd artikel 14.6, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 14.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt bij aan een versnelling en intensivering van het natuurherstel in stikstofgevoelige N2000-gebieden, blijkend uit een ecologische en hydrologische onderbouwing;

    • b.

      het project is additioneel ten opzichte van het Natuurpact, blijkend uit

      • 1°.

        extra maatregelen ten opzichte van de bestaande N2000-beheerplannen; of

      • 2°.

        een verhoogd ambitieniveau ten opzichte van de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt, om in aanmerking te komen voor een subsidie voor de realisering van een verhoogd ambitieniveau ten opzichte van de ambitiekaart, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft gronden die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Noord-Brabant , blijkend uit een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

    • b.

      het project betreft de inrichting van bestaande of gerealiseerde natuur naar een hoogwaardig natuurbeheertype als bedoeld in bijlage 13 bij deze regeling;

    • c.

      op de betreffende gronden is nog geen hoogwaardig natuurbeheertype gerealiseerd;

    • d.

      het natuurbeheertype, bedoeld onder b, sluit aan op ambitietypes van naastgelegen gronden, blijkend uit de onderbouwing bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • e.

      bij de aanvraag wordt het projectplan, bedoeld in artikel 14.6, onder h, aangevuld met:

      • 1°.

        een onderbouwing van de maatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan twee hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 14 bij deze regeling;

      • 2°.

        een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden.

Artikel 14.9 Aanvullende vereisten hydrologische maatregelen

Onverminderd artikel 14.6, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 14.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan het versnellen en intensiveren van het natuurherstel in stikstofgevoelige N2000-gebieden, blijkend uit een ecologische en hydrologische onderbouwing;

  • b.

    het project is additioneel ten opzichte van:

    • 1°.

      het Natuurpact, blijkend uit extra maatregelen ten opzichte van de bestaande N2000-beheerplannen;

    • 2°.

      de KRW-maatregelen uit het betreffende waterbeheerplan;

  • c.

    het project is gericht op het bereiken van het OGOR dat nodig is voor de bescherming en instandhouding van de habitattypen en soorten;

  • d.

    in geval van beek- en kreekherstel:

    • 1°.

      voldoet het project aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in bijlage 2 en bijlage 3 van het Provinciaal Milieu- en Waterplan;

    • 2°.

      wordt het project uitgevoerd conform de Handreiking Ontwikkeling Waterlopen-systematiek.

Artikel 14.10 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • b.

      voorbereidingskosten gemaakt vanaf 1 januari 2021;

    • c.

      kosten voor onderzoek ten behoeve van de uitvoering van maatregelen als bedoeld in artikel 14.4;

    • d.

      kosten voor een LESA-onderzoek;

    • e.

      kosten voor communicatie ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • f.

      legeskosten;

    • g.

      kosten voor aanleg van de monitoring van maatregelen, voor zover additioneel ten opzichte van bestaande monitoring;

    • h.

      kosten van mitigerende maatregelen ter voorkoming van schade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • i.

      kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, in verband met:

      • 1°.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

        schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • j.

      apparaatskosten tot een maximum van 10 % van de totale subsidiabele kosten;

    • k.

      kosten als bedoeld onder a tot en met j, gemaakt door derden tot een maximum van € 120 per uur;

    • l.

      kosten als bedoeld onder a tot en met k, van agrarische ondernemingen, voor zover deze uitgaven voor niet-productieve investeringen betreffen.

  • 2.

    Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieontvanger, past deze de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 14.11 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 14.10 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor regulier beheer en onderhoud;

  • b.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • c.

    uitvoeringskosten gemaakt vóór indiening van de aanvraag;

  • d.

    kosten waarvoor reeds een subsidie of bijdrage is verleend;

  • e.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken of regelingen;

  • f.

    kosten voor de uitvoering van reeds bestaande monitoring;

  • g.

    kosten gemaakt door agrarische ondernemingen voor:

    • 1°.

      de aankoop van productierechten;

    • 2°.

      de aanplant van eenjarige gewassen;

    • 3°.

      afwateringswerkzaamheden;

    • 4°.

      de aankoop van dieren;

    • 5°.

      investeringen om aan geldende EU-normen te voldoen.

Artikel 14.12 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 22 november 2021 tot en met 30 mei 2023.

 

Artikel 14.13 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 14.12, vast op:

  • a.

    € 3.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 14.4, onder a;

  • b.

    € 15.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 14.4, onder b en c.

Artikel 14.14 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000, voor agrarische ondernemingen;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 2.500.000, voor overige ondernemingen.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste en tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 14.15 Verdelingswijze

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 14.16 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie, bedoeld in artikel 14.8, tweede lid, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype zoals opgenomen in het projectplan, gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op de grond duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in de omgeving van de betreffende grond ten behoeve van natuurdoelen, een Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2.

    De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 14.17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger:

    • a.

      rondt het project uiterlijk 31 december 2025 af;

    • b.

      verricht op de ingerichte grond duurzaam natuur-, water-, bodem-, en landschapsbeheer;

    • c.

      gebruikt op de ingerichte grond geen kunstmest, drijfmest of bestrijdingsmiddelen;

    • d.

      gebruikt bij de inrichting geen beplantingssoorten genoemd in bijlage 15 bij deze regeling of in bijlage 10 bij de Regeling natuurbescherming;

    • e.

      besteedt eventuele opbrengsten uit een door deze paragraaf gesubsidieerde investering aan kwaliteitsverbetering of beheer van natuurgebieden, indien hij een niet-agrarische onderneming is;

    • f.

      overlegt de bij de subsidieverlening verplicht gestelde gegevens ten behoeve van de landelijke monitoring van de maatregelen;

    • g.

      de ontvanger beschrijft bij aanvang van de activiteiten de nulsituatie en beschrijft na afronding van de activiteiten de eindsituatie van de activiteiten;

    • h.

      overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • i.

      houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 14.18 Verantwoording

  • 1.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1º, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2º, van de Asv.

  • 3.

    In afwijking van de voorgaande leden, legt een subsidieontvanger die een medeoverheid is, verantwoording af conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa, onder sisa-codering L16B.

Artikel 14.19 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in vier gelijke gedeelten, verdeeld over vier gelijke termijnen, gedurende de looptijd van het project.

Artikel 14.20 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen subsidies tot € 125.000 ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

B.

Na bijlage 10 behorende bij de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant worden de bijlagen 1 tot en met 5 behorende bij deze wijzigingsregeling toegevoegd.

Artikel II Terinzagelegging

  • 1.

    Deze regeling wordt in het Provinciaal Blad geplaatst met uitzondering van bijlage 1 bij deze regeling, die ter inzage wordt gelegd.

  • 2.

    Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in het Provinciaal Blad.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 22 november 2021.

’s-Hertogenbosch, 19 oktober 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel I, onder B, van de Achttiende wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 11 behorende bij artikel 14.6, onder e, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Deze bijlage ligt overeenkomstig artikel 136 Provinciewet digitaal ter inzage bij de Provincie Noord-Brabant en is raadpleegbaar via onderstaande link.

 

Bijlage 11 bij Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 2 behorende bij artikel I, onder B, van de Achttiende wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 12 behorende bij artikel 14.7, onderdeel d, onder 2º, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

 

Leidraad bosaanplant

 

Om de natuurkwaliteit van bossen te maximaliseren, waarbij zoveel mogelijk doelsoorten en kensoorten van bossen voor komen, dienen de onderstaande richtlijnen worden gevolgd.

 

Optimaliseren uitgangsituatie voor bijzondere bostypen

Voor de ontwikkeling van bijzondere bostypen met hoge natuurwaarden zoals Eiken-haagbeukenbossen, beekbegeleidende Vogelkers-essenbossen en Elzenbroekbossen of Berkenboekbossen, zal het in de meeste gevallen nodig zijn om de voedselrijke, fosfaatverzadigde bodem af te graven en de hydrologie te herstellen. Alleen daar waar sprake is van kalkrijke of ijzerrijke kwel dan wel de bodem van nature kalkrijk is (Brabantse leem), kan het voldoende zijn om alleen de hydrologie te herstellen.

Hydrologie herstel (ontwatering verminderen) kan gerealiseerd worden door sloten te dempen en afvoer over maaiveld te realiseren. Dit sluit het beste aan bij de natuurlijke hydrologische situatie, verbetert de koolstofvastlegging in bossen en zorgt voor langer vasthouden van (regen)water in bossen.

 

Aanleg van bos: aantallen, soorten en menging

 

Aantallen

Voor de aanleg van bos zijn twee strategieën mogelijk: 1) aanplant van bosplantsoen of 2) aanplant van groter plantsoen (veren) al dan niet gecombineerd met aanplant van struikvormers als bosplantsoen. Voor beide strategieën is het herfst- en winterseizoen het meest gunstige moment om te planten (+- oktober t/m maart).

1) Bosplantsoen

Voor aanplant van bosplantsoen worden aantallen toegepast van 3500 tot 4500 stuks per ha.

2) Veren

Aan te planten in aantallen 600 tot 800 stuks per ha en verdere opvulling via bijplanten van struikvormende soorten in de vorm van bosplantsoen, ca 500 stuks per ha.

 

Soortenkeuze

De soortenkeuze is een belangrijk sturingsmechanisme in de ontwikkeling van bossen.

 

  • In bossen op landbouwgronden zijn pionierssoorten zoals populieren, wilgen en berken erg belangrijk in de initiële fasen van de bosontwikkeling. Ze zijn essentieel voor een snelle vorming van de bosstructuur, bosklimaat en ontwikkeling van de bosbodem. Minimaal 20% van de voorgestelde boscompensatie dient uit deze pionierssoorten te bestaan

  • Pionierssoorten:

  • Klei- en basenrijke leem: Populieren en wilgen

  • Zandgronden en basenarme leem: ratelpopulier, boswilg en berken

  • De zuurbuffering van landbouwgronden is hoger dan vergelijkbare gronden zonder landbouwvoorgeschiedenis. Op zandgronden en basenarme leem zal na bosaanleg snel verzuring plaatsvinden. Het is van belang hier te zorgen dat basische kationen niet uitspoelen en beschikbaar blijven door een goede strooiselafbraak en aanplant met rijk-strooiselsoorten. Een hoge dominantie van zuur-strooiselsoorten als eik en beuk moet worden vermeden. Minimaal 50% van de voorgestelde boscompensatie dient uit deze rijkstrooiselsoorten te bestaan

  • Rijk-strooiselsoorten: esdoorns (veldesdoorn/gewone esdoorn), iepen, es, kers, haagbeuk, winterlinde/zomerlinde/Hollandse linde, hazelaar, meidoorns, vlier, kardinaalsmuts,

  • In bossen op landbouwbodems kunnen ruigtekruiden vaak lang het aspect in de ondergroei bepalen. In een schaduwrijk bos zal op den duur deze verruiging van braam en brandnetel onderdrukt worden.

  • Schaduwsoorten: beuk, linden, iepen, haagbeuk, hazelaar

Menging

Menging van soorten in een bos geeft een klimaatrobuuster bos (minder risico op volledige sterfte van een bos door droogte of neerslagextremen), zorgt voor een betere bodemontwikkeling en een hogere biodiversiteit en een hogere bijgroei (meer CO2 vastlegging). In het kader van klimaatadaptatie dient een menging van minimaal 3 boomsoorten gehanteerd te worden. Menging kan individueel plaatsvinden maar ook in kleinere of grotere groepen of willekeurig.

 

 

Toelichting

Met name op voormalige landbouwgronden is de uitgangssituatie relatief eenvormig. Vergeleken met bestaande bossen zijn de grootste verschillen als volgt:

  • In de landbouwgronden heeft zich door bemesting een grote fosforvoorraad opgebouwd. Dit leidt over het algemeen tot floristisch soortenarme brandnetelgedomineerde bossen;

  • De buffering en basenverzadiging is aanzienlijk beter op landbouwbodems. Door kalkgiften bevindt de bodem zich soms in de bicarbonaat-bufferrange, met een bijbehorende pH van rond de 7. Maar vaak is deze lager en zit deze in de kation-uitwisselingsbufferrange met een pH van rond de 5. Wel is de basenverzadiging dan nog hoog, soms meer dan 90%;

  • De hoeveelheid organisch stof is veel lager dan in een goed ontwikkelde bosbodem. Vooral op akkers is vaak maar 2-4% organisch materiaal aanwezig in de toplaag;

  • Door het lage gehalte organisch materiaal is ook de stikstofvoorraad vaak gering. Mineraal stikstof is vooral beschikbaar in de vorm van nitraat, er is weinig ammonium gebonden aan de bodem. Zeker op voormalige akkers is zo weinig organisch materiaal aanwezig dat de nalevering van stikstof uit organisch materiaal gering is en bij achterwege blijven van bemesting snel stikstoflimitatie kan optreden;

  • Het bodemleven verschilt zeer sterk en verandert ook maar erg langzaam na bosaanplant.

In de praktijk is het aantal stuurknoppen waaraan een beheerder kan draaien gering. De belangrijkste stuurknoppen zijn: fosforbeschikbaarheid, schaduw of lichtbeschikbaarheid, strooiselafbraak en hydrologie.

Bijlage 3 behorende bij artikel I, onder B, van de Achttiende wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 13 behorende bij artikel 14.8, tweede lid, onder b, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Natuurbeheertype

Hoogwaardig

Beek en bron

x

Kranswierwater

x

Zoete plas

x

Moeras

x

Gemaaid rietland

x

Veenmosrietland en moerasheide

x

Hoogveen

x

Vochtige heide

x

Zwakgebufferd ven

x

Zuur ven of hoogveenven

x

Droge heide

x

Nat schraalland

x

Vochtig hooiland

x

Droog schraalgrasland

x

Bloemdijk

x

Kruiden- en faunarijk grasland

Glanshaverhooiland

x

Zilt- en overstromingsgrasland

x

Kruiden- en faunarijke akker

Ruigteveld

Vochtig weidevogelgrasland

x

Rivier- en beekbegeleidend bos

x

Hoog- en laagveenbos

x

Haagbeuken- en essenbos

x

Dennen- eiken en beukenbos

x

Droog bos met productie

Vochtig bos met productie

Aanvullende hydrologische inrichting tbv wijst

ONNB

 

Bijlage 4, behorende bij artikel I, onder B, van de Achttiende wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 14 behorende bij artikel 14.8, tweede lid, onderdeel e, onder 1º, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 5 behorende bij onderdeel I, onder B, van de Achttiende wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Bijlage 15 behorende bij artikel 14.16, eerste lid, onder d, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Water- en oeverplanten

Alligatorkruid (Alternanthera philoxeroides)

Egeria (Egeria densa)

Grote kroosvaren (Azolla filiculoides)

Grote vlotvaren (Salvinia molesta)

Grote waternavel (Hydrocotyle ranunculoides)

Hydrilla (Hydrilla verticillata)

Kleine waterteunisbloem (Ludwigia peploides)

Moeraslantaarn (Lysichiton americanus)

Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllum heterophyllum)

Parelvederkruid (Myriophyllum aquaticum)

Smalle waterpest (Elodea nuttallii)

Smalle theeplant (Gymnocoronis spilanthoides)

Verspreidbladige waterpest (Lagarosiphon major)

Watercrassula (Crassula helmsii)

Waterhyacint (Eichhornia crassipes)

Watersla (Pistia stratiotes)

Waterteunisbloem (Ludwigia grandiflora)

Waterwaaier (Cabomba caroliniana)

Schijngenadekruid (Lindernia dubia)

 

Terrestrische planten

Afghaanse duizendknoop (Persicaria wallichii)

Alsemambrosia (Ambrosia artemisiifolia)

Amerikaans bezemgras (Andropogon virginicus)

Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)

Aziatische duizendknopen (Fallopia spec.)

Ballonrank (Cardiospermum grandiflorum)

Bont springzaad (Impatiens edgeworthii)

Canadese kornoelje (Cornus sericea)

Chinese struikklaver (Lespedeza cuneata)

Driedelige ambrosia (Ambrosia trifida)

Dwergmispels (Cotoneaster spp.)

Fraai lampenpoetsersgras (Pennisetum setaceum)

Gestekelde duizendknoop (Persicaria perfoliata)

Gewone gunnera (Gunnera tinctoria)

Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus)

Hemelboom (Ailanthus altissima)

Hoog pampagras (Cortaderia jubata)

Japanse klimvaren (Lygodium japonicum)

Japans steltgras (Microstegium vimineum)

Klein springzaad (Impatiens parviflora)

Kudzu (Pueraria montana var. lobata)

Mesquite (Prosopis juliflora)

Oosterse hop (Humulus scandens)

Oranje springzaad (Impatiens capensis)

Perzische berenklauw (Heracleum persicum)

Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera)

Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum)

Rimpelroos (Rosa rugosa)

Roze rimpelgras (Ehrharta calycina)

Schijnambrosia (Parthenium hysterophorus)

Sosnowsky's berenklauw (Heracleum sosnowskyi)

Struikaster (Baccharis halimifolia)

Talgboom (Triadica sebifera)

Trosbosbes (Vaccinium corymbosum)

Tweekleurig springzaad (Impatiens balfourii)

Wilgacacia (Acacia saligna)

Zandambrosia (Ambrosia psilostachya)

Zijdeplant (Asclepias syriaca)

 

Toelichting behorende bij de Achttiende wijziging van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

I. Algemeen deel

 

Achtergrond

Deze paragraaf is een van de instrumenten die worden ingezet om een versnelling en intensivering teweeg te brengen in het herstel van de stikstofgevoelige Natura 2000, zoals vastgelegd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering juli 2021. Daartoe heeft het Rijk op 19 april de ‘Regeling specifieke uitkering Programma Natuur’ vastgesteld (Stcrt. 2021, 21454). Op grond van die regeling zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld aan de provincies. Deze dienen te worden besteed in aanvulling op reeds bestaande maatregelen zoals afgesproken in het Natuurpact. Daarnaast is een bedrag uitgetrokken voor de compensatie van bos dat na 1 januari 2017 werd gekapt voor het behalen van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden. De eerste openstelling van de Rijksregeling betreft de periode 2021-2023.

Brabant heeft voor de jaren 2020-2023 in dialoog met haar maatschappelijke partners en mede-overheden de ‘Brabantse ontwikkelaanpak stikstof’ vastgesteld (zie https://www.brabant.nl/onderwerpen/aanpak-stikstof/brabantse-ontwikkelaanpak-stikstof). In deze uitvoeringsagenda wordt aangegeven op welke wijze de provincie Noord-Brabant het herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden gaat versnellen en intensiveren. De aanpak zal gestalte krijgen door middel van een samenhangende gebiedsgerichte aanpak, waarbij de focus wordt gelegd op overbelaste stikstofgevoelige N2000-gebieden en habitattypen en soorten.

 

Juridisch kader

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend en wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten. Daarnaast geldt er op grond van de Asv een meldingsplicht: als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit ingevolge artikel 17 van de Asv te melden bij Gedeputeerde Staten.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Staatssteun

Op grond van deze subsidieregeling wordt op onderdelen staatssteun verstrekt aan ondernemingen. Om die reden wordt de regeling kennisgegeven onder artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) en artikel 14 van de landbouwvrijstellingsverordening (LVV). De kennisgeving voor niet-agrarische ondernemingen vindt plaats

Artikel 53 AGVV biedt een vrijstelling voor steun aan niet-agrarische ondernemingen voor maatregelen ter bescherming of herstel van door een lidstaat formeel erkend natuurerfgoed. De Natura 2000-gebieden zijn door de minister op grond van de Wet natuurbescherming aangewezen als beschermd natuurgebied en tevens door Provinciale Staten in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant begrensd als Natuurnetwerk Brabant. De maatregelen in deze regeling dienen ter bescherming of herstel van deze Natura 2000-gebieden.

Voor agrarische ondernemingen wordt gebruik gemaakt van de vrijstelling onder artikel 14, derde lid, LVV voor zogenaamde ‘agromilieuklimaat-doelstellingen’, waaronder o.a. de instandhouding van Natura 2000-gebieden en de biodiversiteit van soorten en habitats wordt begrepen.

Om te voldoen aan de vereisten die gesteld worden in deze vrijstellingsverordeningen, zijn er enkele (deels van de Asv afwijkende) specifieke bepalingen opgenomen voor wat betreft de maximale hoogte van de subsidie, de financiële gezondheid van het bedrijf, de niet-subsidiabele kosten en de financiële verantwoording achteraf.

 

II. Artikelsgewijs deel

 

Artikel 14.4 Subsidiabele activiteiten

De omschrijving van de subsidiabele activiteiten in artikel 14.4, is afgeleid van de categorieën uit de landelijke Regeling specifieke uitkering Programma Natuur. Deze categorieën zijn ook terug te vinden in bijlage 11 bij de onderhavige regeling.

 

Artikel 14.5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

Ingevolge artikel 8 Asv wordt de subsidie o.a. geweigerd indien de aangevraagde subsidie niet in voldoende mate in het algemeen provinciaal belang wordt geacht of de activiteiten van de aanvrager niet gericht zijn op de provincie Noord-Brabant.

 

onder a

Uit hoofde van de staatssteunregels mag de uitvoering van een project niet zijn begonnen voordat de aanvraag voor een subsidie is ingediend. Het ‘stimulerend effect’ van de subsidie zou dan ontbreken. Juridisch bindende toezeggingen tot uitvoering dan wel andere onomkeerbare handelingen, worden beschouwd als uitvoering. Zuiver voorbereidende handelingen daarentegen zijn wél toegestaan. De kosten daarvan zijn subsidiabel voor zover gemaakt na 1 januari 2021 (zie artikel 14.11, eerste lid, onder b).

 

onder c

Projecten gericht op verwerving, functiewijziging of beheer van grond ten behoeve van natuur, vallen reeds onder het Natuurpact en worden uit dien hoofde gesubsidieerd via de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Brabant en de Subsidieregeling Natuur en Landschap Noord-Brabant.

 

onder d

De regeling staat alleen open voor agrariërs indien deze MKB-onderneming zijn. Of dit het geval is wordt bepaald door de Europese staatssteunregels. Een onderneming is MKB-onderneming indien er minder dan 250 personen werkzaam zijn en de jaaromzet beneden de 50 miljoen EUR blijft dan wel het jaarlijks balanstotaal beneden de 43 miljoen EUR blijft.

 

onder e en f

Deze weigeringsgronden komen voort uit de Europese vrijstellingsverordeningen. Daarin staat omschreven wanneer sprake is van ‘financiële moeilijkheden’. De aanvrager dient bij zijn subsidieaanvraag te verklaren dat hij niet in moeilijkheden verkeert en er tegen hem geen bevel tot terugvordering openstaat.

 

Artikel 14.6 Algemene subsidievereisten

 

onder d

Projecten die strijdig zijn met natuur- of waterdoelstellingen worden niet gesubsidieerd. Daarbij wordt gedacht aan strijdigheid met bijv. Natura 2000-beheerplannen, het Natuurbeheerplan, het provinciaal milieu- en waterplan, het Deltaplan Hoge Zandgronden en de verdrogingsaanpak binnen de Visie klimaatadaptatie.

 

onder e

In de tabel in bijlage 11 zijn maatregelen opgenomen die bij kunnen dragen aan de doelstellingen van het landelijk programma natuur. Niet voor alle categorieën is deze regeling reeds opengesteld. Zo is grondverwerving, functiewijziging en beheer (met name in de overgangszones), uitgesloten van de regeling (zie artikel 14.5, onder c).

De tabel is opgenomen om enige inperking te kunnen geven aan de breedte van de opdracht van het landelijk programma natuur. Projecten die niet binnen de tabel passen, kunnen indien zij aan de overige vereisten van de regeling voldoen, worden ingediend. Na positieve beoordeling, kan de tabel worden aangepast.

 

Artikel 14.7 Aanvullende vereisten boscompensatie

 

onder a

Het Natuurnetwerk Brabant (NNB) is begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Alleen boscompensatie die buiten het NNB gelegen is, komt voor subsidie in aanmerking.

 

onder e

Indien de beplanting van bos al deel uitmaakt van een ruimtelijke ontwikkeling, wordt de subsidie afgewezen. Daarbij valt te denken aan het realiseren van ‘Nieuwe Landgoederen’ als bedoeld in de Interim omgevingsverordening of aan compensatieverplichtingen in het kader van een nieuwe woonwijk of het verbreden van een snelweg.

 

Artikel 14.8 Aanvullende vereisten kwaliteitsmaatregelen

 

eerste lid, onder a

Indien een specifieke maatregel uit het project reeds in het rapport ‘Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats’ (https://www.natura2000.nl/meer-informatie/herstelstrategieen) wordt genoemd, volstaat het om een onderbouwing te geven waarom deze maatregel in het voorziene gebied het gewenste effect zal hebben. Voor maatregelen die niet in de herstelstrategie worden genoemd zal daarnaast nog gedegen onderbouwd moeten worden dat de maatregel een geschikte herstelstrategie is.

 

tweede lid, onder b en c

Uitsluitend de omvorming van reeds bestaande natuur of reeds gerealiseerde natuur naar een hoogwaardiger natuurbeheertype wordt gesubsidieerd onder deze regeling. De hoogwaardiger natuurbeheertypen staan in bijlage 13 aangekruist. Uitgesloten zijn hoogwaardige natuurbeheertypen die reeds op de ambitiekaart staan voor de betreffende grond.

 

Artikel 14.9 Aanvullende vereisten hydrologische maatregelen

 

onderdeel b, onder 2º

Uitgesloten van subsidie zijn maatregelen die onderdeel zijn van het pakket KRW-maatregelen, zoals opgenomen in de waterbeheerplannen van de waterschappen (onder de Omgevingswet: waterbeheerprogramma’s). Deze maatregelen worden beschouwd als ‘reguliere maatregelen’, met andersoortige financieringsafspraken. Wel subsidiabel zijn hydrologische maatregelen die een plus zijn op deze KRW-maatregelen en die tevens een versnelling teweeg brengen in het herstel van stikstofgevoelige Natura2000-gebieden.

 

onderdeel c

Activiteiten gericht op het optimaal grond- en oppervlaktewaterregime (OGOR) dragen bij aan:

a) een structureel hogere grondwaterstand die goed is voor de bescherming en instandhouding van habitattypen en soorten (meer water vasthouden/minder water afvoeren; en

b) een structureel minder gebruik van het grondwater met als gevolg bescherming en instandhouding van habitattypen en soorten.

Het OGOR voor de instandhouding van de habitattypen en soorten is te vinden via https://www.brabant.nl/onderwerpen/water/water-en-klimaat/verdrogingsbestrijding.

 

onderdeel d

Het Provinciaal Milieu- en Waterplan is te downloaden van https://www.brabant.nl/onderwerpen/water/waterbeleid-provinciaal-milieu-en-waterplan/provinciaal-milieu-en-waterplan-2016-2021. De Handreiking Ontwikkeling Waterlopen-systematiek (HOW-systematiek) is te raadplegen in https://edepot.wur.nl/240731.

 

Artikel 14.10 Subsidiabele kosten

 

eerste lid, onder g

Wat in het kader van de maatregelen onder deze paragraaf aanvullend op bestaande monitoring nog aan monitoring dient plaats te vinden, zal per maatregel verschillen. Om die reden zullen eventuele monitoringverplichtingen nog in een subsidiebeschikking of in aanvullende overeenkomsten worden beschreven (zie artikel 14.17, eerste lid, onder c).

In de regeling zijn vooralsnog alleen de kosten voor inrichting van de monitoring subsidiabel gesteld.

 

eerste lid, onder h,

Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename van inundatie vanuit het oppervlaktewater, bijvoorbeeld omdat de beekbedding omhoog wordt gebracht.

 

eerste lid, onder i

Voor het bepalen van kosten van nadeelcompensatie wordt uitgegaan van schadeloosstelling op marktconforme wijze, waarbij geen sprake mag zijn van overcompensatie van degene die schade lijdt. Schade door vernattingsmaatregelen kan ontstaan door grondwaterstijging en door toename van inundatie vanuit het oppervlaktewater, bijvoorbeeld omdat een beekbedding omhoog wordt gebracht. De kosten voor nadeelcompensatie kunnen ook bestaan uit technische maatregelen, als die niet duurder zijn en een gelijkwaardig alternatief bieden voor financiële compensatie.

 

eerste lid, onder l

De staatssteunregels sluiten productieve investeringen van agrariërs uit. Dat betekent dat alleen investeringen die niet leiden tot een ‘aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf’ voor subsidie in aanmerking komen.

 

Artikel 14.17 Verplichtingen

 

onder e

Deze verplichting voor niet-agrarische ondernemingen vloeit voort uit de algemene groepsvrijstellingsverordening. Door voor te schrijven dat de onderneming eventuele opbrengsten opnieuw in natuurherstel of -beheer moet steken, is het toegestaan de steunintensiteit te verhogen van 80% naar 100%.

 

onder i

Deze verplichting vloeit voort uit artikel 7, eerste lid, van de landbouwvrijstellingsverordening (voor agrariërs) en uit artikel 7, eerste lid van de AGVV (voor niet-agrariërs).

 

Artikel 14.20 Vaststelling subsidies tot €125.000

De vaststelling van subsidies vindt plaats op basis van werkelijke kosten. De staatssteunregels verplichten daartoe. Voor subsidies tot € 125.000 wordt om die reden afgeweken van de Asv. Voor subsidies vanaf € 125.000 wordt de Asv gevolgd.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

 

Naar boven