Provinciaal blad van Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Provinciaal blad 2020, 9781 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Groningen | Provinciaal blad 2020, 9781 | Verordeningen |
Verordening van Provinciale Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar (Financiële verordening provincie Groningen 2021)
Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat Provinciale Staten op 16 december 2020, nr.4.a ,voordracht 2020-075091, afdeling FC, dossiernummer K 22403, hebben besloten tot vaststelling van de Financiële verordening provincie Groningen 2021. Het besluit luidt als volgt:
Provinciale Staten van Groningen:
Gelezen de voordracht van gedeputeerde staten van 3 november 2020, 2020-075091, (F&C).
Gelet op artikel 216 van de Provinciewet en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;
Vast te stellen hetgeen volgt:
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Beleidsmatige en financiële kaders begroting
Gedeputeerde Staten bieden in het voorjaar een nota over de beleidsmatige en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren ter vaststelling aan Provinciale Staten aan.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Beleid rondom voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen wordt minimaal per balansdatum beoordeeld of de betreffende openstaande posten reëel inbaar zijn. Op basis van deze beoordeling wordt een voorziening dubieuze debiteuren gevormd.
Artikel 11. Beleid rondom verwerking van baten en lasten
Indien bij de afloop van verplichtingen financiële ruimte ontstaat, wordt:
na afloop van het jaar de financiële ruimte toegevoegd aan de algemene middelen, met uitzondering van vrijval op verplichtingen die gefinancierd zijn ten laste van bestemmingsreserves, voorzieningen, doeluitkeringen en bijdragen van derden. Deze middelen worden toegevoegd aan het budget van het oorspronkelijke doel.
Artikel 12. Beleid rondom prijzen en tarieven
De prijzen die in een privaatrechtelijke relatie in rekening worden gebracht door de provincie Groningen dekken alle directe, aan de desbetreffende activiteit toe te rekenen kosten. Voor de indirecte, aan de desbetreffende activiteit toe te rekenen kosten wordt een opslag over de directe personeelskosten voor overhead gehanteerd. Deze opslag is opgenomen in de begroting.
Artikel 13. Beleid rondom belastingen en heffingen
Gedeputeerde Staten leggen bij de begroting de tarieven voor de provinciale belastingen en heffingen ter vaststelling voor aan Provinciale Staten.
Artikel 14. Financieringsfunctie
Gedeputeerde Staten stellen regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en leggen deze regels, alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Financieringsstatuut. Gedeputeerde Staten zenden het Financieringsstatuut ter kennisneming aan Provinciale Staten.
Het verstrekken van leningen, garanties, waarborgen en het aangaan van participaties worden uitsluitend gedaan uit hoofde van de publieke taak met toepassing van het Afwegingskader publiek vermogen Groningen. Gedeputeerde Staten bedingen hierbij indien mogelijk zekerheden. Gedeputeerde Staten informeren in ieder geval vooraf Provinciale Staten en nemen pas een besluit nadat Provinciale Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van Gedeputeerde Staten te brengen voor zover het betreft:
Hoofdstuk 4. Financieel beheer, interne controle en financiële organisatie
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een administratie die zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 217, derde lid, onder a, van de Provinciewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 217, derde lid, onder b, van de Provinciewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel en maatregelen om afwijkingen in de toekomst te voorkomen.
Gedeputeerde Staten zorgen voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de provincie met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen systematisch worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Artikel 17. Financiële organisatie
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor en leggen in een besluit vast:
De financiële verordening wordt ten minste eens in de vier jaar geëvalueerd en wordt op basis van de uitkomsten van de evaluatie zo nodig aangepast.
Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten kunnen één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover de toepassing, gelet op het belang van het financieel beleid, het financieel beheer of de inrichting van de financiële organisatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. In dat geval informeren Gedeputeerde Staten Provinciale Staten.
Groningen, 16 december 2020
Provinciale Staten voornoemd:
F.J. Paas, voorzitter
H. Engels - van Nijen, griffier.
Artikel 216 van de Provinciewet schrijft voor dat Provinciale Staten bij verordening de uitgangspunten
voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële
organisatie vaststellen. Veel aspecten aangaande de financiële functie zijn vastgelegd in landelijke regelgeving, zoals het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). In deze financiële verordening kiezen wij ervoor in de financiële verordening geen bepalingen uit die hogere wetgeving te herhalen.
Binnen de context van deze regelgeving regelt de financiële verordening de relatie tussen Provinciale
Staten en Gedeputeerde Staten: de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten en de kaders waaraan zij zich te houden hebben. Dit sluit aan bij de kaderstellende en controlerende rol die binnen het duale
stelsel aan Provinciale Staten is gegeven. De relatie tussen Gedeputeerde Staten en de ambtelijke
organisatie wordt in het duale stelsel gezien als een verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten treffen hiervoor zelf regelingen die afgestemd zijn op deze financiële verordening.
II. Artikelsgewijze toelichting
Voor de gehanteerde begrippen in deze verordening gelden de definities uit de Provinciewet, de Wet
financiering decentrale overheden (Wet fido), het Besluit begroting en verantwoording provincies en
gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van de verordening gedefinieerd.
Artikel 2. Beleidsmatige en financiële kaders begroting
Dit artikel regelt door middel van een jaarlijks op te stellen nota de kaderstelling in beleidsmatige en in financiële zin voor het komende jaar en de drie daarop volgende jaren. Deze nota vormt het beleidsmatige en financiële kader waarbinnen de begroting voor het komende jaar zal moeten worden uitgewerkt.
Het artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende
functie van Provinciale Staten tot uiting komt. Provinciale Staten leggen op basis van dit artikel een belangrijk deel van de inrichting van de begroting vast, evenals de beleidsindicatoren en prestaties waarop zij wil sturen en controleren. Het is gebruikelijk om de indeling voor een hele Statenperiode vast te stellen. Provinciale Staten kunnen, als daar aanleiding toe bestaat deze indeling wijzigen.
Voor de consistentie van de administratie en de vergelijkbaarheid van cijfers in de loop van de jaren is tussentijdse wijziging van de programma-indeling niet wenselijk. Ditzelfde geldt bij de start van een nieuwe Statenperiode om de relatie en consistentie met het verleden in tact te houden.
De indicatoren en prestaties waarop Provinciale Staten willen sturen en controleren worden ook door Provinciale Staten vastgesteld. Dit betreffen veelal indicatoren die in beleidsnota's worden vastgesteld.
In het derde lid is geregeld dat Provinciale Staten de begroting autoriseren op het niveau van lasten en baten per programma. Begrotingswijzigingen die leiden tot verhoging of verlaging van de lasten of baten per programma moeten worden vastgesteld door Provinciale Staten. Begrotingswijzigingen van lasten of baten binnen de deelprogramma's vallen onder de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten.
De regelgeving omtrent investeringen hebben wij opgenomen in een aparte nota Investeringen die Provinciale Staten op 11 november 2020 hebben vastgesteld.
In het BBV zijn regels opgenomen over de verplichte paragrafen in de begroting en jaarstukken. In de financiële verordening zijn de volgende aanvullingen opgenomen:
Op 28 september 2016 hebben Provinciale Staten de nota Verbonden partijen vastgesteld (voordracht nr. 68/2016). In deze nota worden punten benoemd, waar aandacht aan dient te worden besteed bij het starten, het beëindigen (van de betrokkenheid bij) en de sturing en controle van verbonden partijen. Voor het overige wordt de taak en rol van Gedeputeerde en Provinciale Staten gespecificeerd. Door middel van de bepaling in het eerste lid, onderdeel b. dragen Provinciale Staten Gedeputeerde Staten op minimaal eenmaal in de vier jaar het beleid met betrekking tot verbonden partijen te evalueren en indien nodig de nota Verbonden partijen te actualiseren en deze geactualiseerde nota aan Provinciale Staten voor te leggen. Deze evaluatie heeft in 2017/2018 plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan is een risico-analyse met betrekking tot alle Gemeenschappelijke Regelingen opgesteld met een daarbij behorend informatie- en toezichtsarrangement.
Artikel 5. Uitvoering begroting
In dit artikel leggen Provinciale Staten het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering
van de begroting noodzakelijk zijn.
Daarnaast mandateren Provinciale Staten Gedeputeerde Staten tot bepaalde begrotingswijzigingen. Hoofdargument voor de mandatering is dat alleen beleidsinhoudelijke begrotingswijzigingen voorgelegd zouden moeten worden aan Provinciale Staten. Provinciale Staten moeten niet worden belast met beleidsarme en technische begrotingswijzigingen, omdat het om administratieve zaken gaat. Mandatering van deze begrotingswijzigingen tast het budgetrecht van Provinciale Staten niet aan. Provinciale Staten kunnen begrotingswijzigingen aan Gedeputeerde Staten mandateren, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. Hiervan is bij deze mandatering van begrotingswijzigingen geen sprake. Er wordt geen inbreuk gemaakt op het autorisatierecht van de Staten, aangezien in feite al labeling van middelen en doelstellingen heeft plaatsgevonden.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
In dit artikel wordt geregeld dat Provinciale Staten door middel van tussentijdse rapportages worden geïnformeerd over de uitvoering van de begroting. Hiervoor is de digitale monitor beschikbaar. Daarin wordt binnen de afgesproken programma-indeling gerapporteerd over de afwijkingen in beleid en middelen bij de uitvoering van de begroting. De afwijkingen binnen de middelen leiden meestal tot een wijziging van de begroting.
Dit artikel regelt dat Gedeputeerde Staten in de programmarealisatie in de jaarstukken verantwoording afleggen over het in het boekjaar gevoerde beleid en de daarvoor ingezette middelen. Daarbij is het voor de vergelijkbaarheid van de ramingen en realisaties nodig dat de opzet van de programmarealisatie in de jaarstukken aansluit bij de opzet van het programmaplan in de begroting.
Artikel 8. Beleid rondom investeringen
Artikel 216 van de provinciewet schrijft voor dat de financiële verordening regels bevat voor waardering en afschrijving van activa. Deze regels zijn opgenomen in de nota Investeringen.
Artikel 9. Beleid rondom voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een provincie een voorziening vormen. Dit artikel bevat regels voor het vaststellen van de hoogte van deze voorziening. Vorderingen van de provincie worden individueel beoordeeld op oninbaarheid. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening in ieder geval de hoogte van deze voorziening. Hij zal, indien over de waarderingsgrondslagen geen afspraken bestaan, mogelijk aandringen op het hanteren van een methodiek voor het onderbouwen van de hoogte van deze voorziening.
Artikel 10. Beleid rondom reserves
Dit artikel bepaalt hoe reserves worden gevormd of gewijzigd (eerste en tweede lid).
Het derde lid geeft aan dat Provinciale Staten besluiten over de aanwending van reserves, via het vaststellen van de begroting, begrotingswijzigingen of de jaarstukken.
Een uitzondering daarop zal worden gevormd voor die reserves (Automatisering en AKP) waarbij Gedeputeerde Staten in mandaat een besluit tot wijziging van de begroting kunnen nemen om middelen met deze reserves te verrekenen. Zie artikel 5, tweede lid.
In lid 4 is geregeld dat jaarlijks bij het opstellen van de begroting en jaarstukken een beoordeling plaats vindt van de reserves. De middelen die bij deze beoordeling vrijvallen, worden via de begrotingswijziging in principe toegevoegd aan de algemene middelen.
Artikel 11. Beleid rondom verwerking van baten en lasten
Het eerste lid bepaalt de lastneming bij inkopen. Bij opdrachtverstrekking binnen de beschikbare kredieten per programma worden programmakosten toegerekend aan het jaar waarop ze betrekking hebben. Om op balansdatum een verplichting op de balans op te nemen moet de prestatie geheel zijn geleverd. Indien diensten niet in één begrotingsjaar plaatsvinden, worden de uitgaven zo goed mogelijk toegerekend aan de twee begrotingsjaren.
Lid 2 tot en met lid 5 gaan in op de lastneming van subsidies. In januari 2019 verscheen vanuit de Commissie BBV een handreiking (of V&A) over Verantwoording van Subsidies. Op verzoek van provincies is de werking van die handreiking opgeschort en heroverwogen. In overleg tussen provincies, het ministerie van BZK en accountants is de regelgeving over de verwerking van subsidies aangepast. De opbrengst hiervan is vastgelegd in een officieel document van de Commissie BBV, om interpretatieverschillen te voorkomen en voor alle provincies (en gemeenten) een eenduidige werkwijze te krijgen. De nieuwe regelgeving is opgenomen in deze financiële verordening.
Binnen de nieuwe regelgeving wordt de subsidielast in één keer als last verantwoord, tenzij!
Eén van de tenzij-principes betreft het overschrijden van een grensbedrag. In dat geval worden projectsubsidies nauwkeuriger toegerekend aan de periode waarin ook de "prestaties" geleverd worden. In lid 3 is geregeld dat Provinciale Staten de hoogte van het grensbedrag vaststellen, waarbij
wordt aangesloten op afspraken die gemaakt worden binnen de Commissie BBV. Omdat deze afspraken bij de vaststelling van deze financiële verordening nog niet definitief waren, kon de hoogte van het grensbedrag niet opgenomen worden in de financiële verordening (hetgeen bepleit wordt door de Commissie BBV). Zodra de afspraken over de hoogte van het grensbedrag wel definitief zijn, leggen Gedeputeerde Staten deze ter vaststelling aan Provinciale Staten voor. Voor 2021 zal dit bij de Voorjaarsmonitor 2021 of de Najaarsmonitor 2021 plaatsvinden.
Omdat subsidieontvangers erbij gebaat zijn dat het grensbedrag voor een meerjarige periode geldig is, passen Gedeputeerde Staten het grensbedrag - indien nodig - eens per vier jaar aan. Dit doen Gedeputeerde Staten gelijktijdig met de actualisatie van de financiële verordening (die eveneens eens per vier jaar plaatsvindt). Tot de eerstvolgende actualisatie van de financiële verordening (2025) nemen Gedeputeerde Staten het grensbedrag op in de begroting.
Het zesde lid bepaalt dat indien bij de afloop van verplichtingen in het lopende jaar financiële ruimte ontstaat, dit de financiële ruimte vergroot om andere activiteiten te kunnen ontplooien om de prestatie die in de begroting is afgesproken te kunnen realiseren.
Wanneer na afloop van het jaar een verplichting wordt afgerekend, dan heeft deze betrekking op een prestatie uit een vorig jaar. Eventuele ontstane financiële ruimte kan daarom terugvloeien naar de algemene middelen. Voor verplichtingen die gefinancierd zijn ten laste van bestemmingsreserves, voorzieningen, doeluitkeringen en bijdragen van derden, geldt een andere redenering. Deze middelen worden toegevoegd aan het budget van het oorspronkelijke doel vanwege de specifieke afspraken die gemaakt zijn om deze middelen in stand te houden.
Artikel 12. Beleid rondom prijzen en tarieven
De te hanteren uitgangspunten voor de berekening van kostprijzen zijn vastgelegd in dit artikel.
Artikel 13. Beleid rondom belastingen en heffingen
Dit artikel bepaalt door wie de tarieven voor de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting vastgesteld worden.
Artikel 14. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 216 Provinciewet, het expliciete voorschrift
dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie bevat. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 216, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarstukken zoals die in het BBV is voorgeschreven. In dit artikel stellen Provinciale Staten de doelstellingen, richtlijnen en limieten die voor Gedeputeerde Staten gelden. Het eerste lid van het artikel draagt het college op een Financieringsstatuut op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering.
Bij het aangaan van participaties (lid 4) gaat het niet om het aangaan/oprichten van bijvoorbeeld GR-en, stichtingen, bv’s etc., maar het deelnemen in bijvoorbeeld een project of uitbreiding van 1 of een aantal aandelen.
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de provinciale administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan
welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
De accountant toetst jaarlijks of de provinciale jaarrekening een getrouw beeld geeft van de
provinciale financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen.
Dit artikel draagt Gedeputeerde Staten op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de provincie zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig zijn.
Het tweede lid bepaalt, dat Gedeputeerde Staten maatregelen treffen, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiele bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de provincie daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd.
Vanaf 2022 (verslagjaar 2021) moeten Gedeputeerde Staten zelf verantwoorden dat ze rechtmatig heeft gehandeld. De rechtmatigheidsverantwoording valt vanaf dan, als onderdeel van de jaarrekening, onder het getrouwheidsoordeel van de accountant. Het oordeel van de accountant is
opgenomen in de controleverklaring van de accountant en toegelicht in het verslag van bevindingen. De beoordeling van de getrouwheid door de controlerend accountant geeft aan dat vertrouwd mag worden op hetgeen in de rechtmatigheidsverantwoording van het college vermeld staat. Het is feitelijk juist en volledig, maar de uitlatingen die opgenomen zijn in de rechtmatigheidsverantwoording komen geheel voor rekening van het college.
Artikel 17. Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid sub c van
artikel 158 van de Provinciewet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de Griffie.
Artikel 18. Aanbesteding en inkoop
De inkoop- en aanbesteding van goederen, diensten en werken vormt een belangrijke en kwetsbare
activiteit die een groot financieel effect kan hebben. Het hanteren van een kader is een vorm van risicobeheersing. Dit artikel verplicht Gedeputeerde Staten een dergelijk kader op te stellen. Dit kan de aansprakelijkheid beperken en rechtszekerheid tegenover derden creëren. Vanzelfsprekend dienen Gedeputeerde Staten hierbij minimaal (inter)nationale aanbestedingsregels na te leven.
Artikel 19. Subsidieverstrekking en steunverlening
Een andere kwetsbare activiteit van provincies is de subsidieverlening en steunverlening aan
ondernemingen. Het vastleggen van interne regels en procedures overeenkomstig is te zien als een vorm van risicobeheersing.
In dit artikel is vastgelegd dat de financiële verordening ten minste eens in de vier jaar zal worden geëvalueerd en op basis van de uitkomsten van de evaluatie zo nodig wordt aangepast. Wijzigingen in wet- en regelgeving of bijvoorbeeld opmerkingen van de accountant kunnen aanleiding zijn om de verordening aan te passen.
Op grond van dit artikel kunnen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten één of meer artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het financieel beleid, het financieel beheer of de inrichting van de financiële organisatie, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. In beginsel kan dat alleen bij gevallen die ten tijde van het vaststellen van de verordening niet waren te voorzien.
Artikel 22. Intrekken oude verordening
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. De oude verordening is ondanks het intrekken nog wel van toepassing op de jaarstukken van het jaar 2020.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
Dit artikel geeft tevens de naam, waarmee in de provinciale stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2020-9781.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.