Nota Begrotingsregels provincie Drenthe 2020

 

Provinciale Staten van Drenthe;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 3 november 2020, kenmerk 45/5.8/2020002069;

 

gelet op artikel 216 van de Provinciewet;

 

 

BESLUITEN:

 

 

de Nota begrotingsregels provincie Drenthe 2020 vast te stellen.

 

 

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

 

 

Provinciale Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier

 

 

Assen, 16 december 2020

Kenmerk: FPC/2020002628

 

 

 

Uitgegeven: 21 december 2020

 

 

 

 

Nota Begrotingsregels provincie Drenthe 2020

 

Inleiding

 

Bij de begrotingsregels gaat het om de vastlegging van regels, richtlijnen en afspraken die niet zijn opgenomen in de nieuwe Financiële Verordening en/of onderliggende beleidsnota’s, maar die wel dusdanig van belang zijn, dat ze vastgelegd moeten worden.

Die vastlegging betreft vooral het voorkomen van overdracht “bij overlevering” van “gewoonterecht”. Het is aan de voorkant duidelijk hoe de hazen (moeten) lopen. Bovendien geeft het een kader voor de (financiële) advisering.

Het centrale uitgangspunt voor de begrotingsregels is, dat afwijken van de regels uiteraard mogelijk is, maar dat dit in principe gebeurt door Provinciale Staten (PS) en dan op basis van expliciete voorstellen, een en ander binnen de kaders van de Financiële Verordening.

Waar regels en richtlijnen op den duur ingepast kunnen worden in de reguliere beleidsnota’s die in de (nieuwe) Financiële Verordening worden genoemd, heeft dat de voorkeur.

 

  • 1.

    Meerjarige budgettering in de P&C-cyclus

     

  • 1.

    Als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, kunnen Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten toestaan, te werken met méérjarige incidentele budgetten.

  • 2.

    Provinciale Staten geven hiertoe in de begroting aan, welke budgetten hiervoor in aanmerking komen, door deze in de vorm van een expliciete lijst als onderdeel van de begroting vast te stellen.

  • 3.

    Om op de lijst te kunnen komen, moeten projecten/budgetten die voldoen aan de criteria en daarmee op de lijst komen moeten voldoen tenminste aan de volgende criteria voldoen:

    • a.

      incidenteel budget (maximaal vier jaar/duur collegeperiode);

    • b.

      er is een meerjarig financieel bestedingsplan (een plan met een door FPC gescreende financiële onderbouwing);

    • c.

      het gaat om een substantieel bedrag (orde van grootte € 500.000,-- of meer);

    • d.

      er is geen sprake van een bij het budget behorende reserve.

 

Toelichting

Meerjarige budgettering leidt tot een grotere flexibiliteit en transparantie in de financiële besturing. De voorgestelde werkwijze heeft als voordeel dat vooraf duidelijk is welke incidentele budgetten over meerdere jaren lopen. In de reguliere P&C-cyclus wordt verantwoording afgelegd en moeten de verschillen worden toegelicht. Dit betekent dat de betreffende budgetten terugkomen in de tussentijdse actualisaties. Op deze wijze kunnen Provinciale Staten de budgetten transparant volgen en werken wij doelmatiger omdat de discussie of iets wel of niet overgeheveld wordt, niet meer achteraf wordt gevoerd bij de jaarovergang, maar al bij aanvang van het project aan Provinciale Staten wordt voorgelegd. Administratief is het mogelijk om een wijziging over jaren toe te passen. Hiervoor is dan geen extra besluitvorming nodig.

 

Ook geeft het aan de opgave meer flexibiliteit omdat de werkzaamheden kunnen doorgaan en geen ‘last’ hebben van de jaarovergang. Provinciale Staten geeft met de beslissing hiervoor aan Gedeputeerde Staten nadrukkelijk toestemming.

 

Deze werkwijze houdt ook in dat er voor projecten/budgetten die niet voldoen aan de criteria en die daarom ook niet op “het lijstje” staan, er geen sprake kan zijn van overhevelingen. Voor deze budgetten geldt dat ze ten gunste komen van het rekening resultaat of verrekend worden met een ‘achterliggende’ bestemmingsreserve. Het is bij deze werkwijze van belang om vooraf goed inzichtelijk te hebben welke budgetten voldoen aan de criteria.

 

Op voorhand zijn dat in ieder geval:

  • 1.

    Investeringsagenda projecten

  • 2.

    Decentralisatie-uitkeringen (laat in het jaar ontvangen)

  • 3.

    Incidentele programma’s of projecten waarover meerjarige afspraken met derden zijn gemaakt

 

Jaarlijks wordt de lijst geactualiseerd bij de begroting en komt deze terug in de tussentijdse actualisaties.

 

Deze wijze van werken voorkomt veel onnodig administratief werk en geeft de budgethouder meer tijd en aandacht voor de inhoud van de project of programma. Immers, wij lopen nu regelmatig aan tegen begrotingswijzigingen die achteraf toch gecorrigeerd moeten worden. Het blijven inschattingen vooraf die achteraf rechtgetrokken worden. Met dit voorstel is dat niet meer aan de orde. Om dit soort negatieve overhevelingen bij de jaarrekening te voorkomen willen wij de budgetoverschrijding in jaar t corrigeren in de eerste begrotingswijziging in jaar t + 1. Tevens draagt dit bij aan het voorkomen van een fors rekeningsaldo.

 

2. Regels voor incidentele en structurele lasten (en baten) – “de gulden dekkingsregel”

 

  • 1.

    Structurele lasten moeten altijd gedekt worden door structurele baten.

  • 2.

    Incidentele lasten mogen zowel door structurele baten als incidentele baten gedekt worden.

  • 3.

    Toevoegingen aan en onttrekkingen uit de reserves zijn incidenteel.

  • 4.

    Baten en lasten die zich maximaal drie jaar voordoen zijn incidenteel, baten en lasten die zich langer dan drie jaar voordoen zijn structureel.

  • 5.

    Een uitzondering bestaat uit meerjarige tijdelijke geldstromen (rijksbijdragen, subsidies en projecten) die langer dan drie jaar duren, maar waarvan wel bekend is dat deze op termijn stopt worden als incidenteel beschouwd. Dit gebeurt op basis van een Statenbesluit waarin de eindigheid is vastgesteld.

 

Toelichting

In het algemeen geldt, dat de provincie structurele taken uitvoert en daarvoor structurele lasten in de begroting raamt. Structurele lasten zijn dus de regel en incidentele lasten de uitzondering.

 

Dit beginsel staat ook aan de basis voor goedkeuring van de provinciale begroting door het Rijk. De begroting dient structureel en reëel sluitend te zijn.

 

Structurele baten en lasten

Structurele baten en lasten zijn baten en lasten die in beginsel voor onbepaalde tijd in de begroting, meerjarenraming en jaarrekening zijn opgenomen. Voor structurele baten en lasten geldt in het algemeen, dat zij tot nadere besluitvorming voor onbepaalde tijd zijn opgenomen (structureel bestaand beleid).

De hoogte van de structurele baten en lasten kunnen wel jaarlijks fluctueren. Als de aard van de post structureel is en dit wordt in enig jaar opgehoogd dan blijft deze post structureel.

Van structurele baten en lasten is ook sprake indien ramingen bijvoorbeeld om het jaar opgenomen zijn. Zolang deze posten maar periodiek blijven terugkomen en er geen einddatum bepaald is.

 

Incidentele baten en lasten

Incidentele baten en lasten zijn voor een beperkte periode in de begroting opgenomen. Het gaat om eenmalige zaken en om (meerjarige) projecten en subsidies als deze eveneens het karakter hebben van tijdelijkheid c.q. eindig doel hebben.

 

In de toelichting op de wijziging van het BBV in 2013 staat dat in principe alle toevoegingen en onttrekkingen aan reserves incidenteel zijn. Uitzondering hierop zijn reguliere onttrekkingen aan financieringsreserves c.q. dekkingsreserves (kapitaallasten) of onttrekkingen uit een daartoe toereikende (bestemmings-) reserve gedurende een periode van drie jaar met als doel het dekken van structurele lasten. Afwikkelingsverschillen voorgaande jaren (baten en lasten die betrekking hebben op voorgaande jaren) vallen onder de incidentele baten en lasten.

 

3. Reële ramingen

 

Alle ramingen moeten reëel zijn in die zin, dat aan alle budgetten, kredieten, reserves en voorzieningen een onderbouwing (kostencalculatie) en – indien verreist – financieel bestedingsplan ten grondslag ligt.

 

Toelichting

 

De basis van de financiële begroting is een helder onderbouwde raming. Uit beleidsnota’s vloeien activiteiten voort. Deze activiteiten worden gepland in een begrotingsjaar. Bij de betreffende begroting horen bestedingsplannen voor deze budgetten. De budgethouder draagt hier zorg voor en stelt deze op met ondersteuning van de financieel adviseur. Voor subsidies zal een kostencalculatie ingewikkelder zijn. Daar geldt meer het uitgangspunt: “Dit heb ik ervoor over”.

 

4. ‘Escalatieladder’ voor financiële dekking (wanneer pas mag je een beroep op algemene middelen doen)? (GS, is criterium voor voorstellen aan PS)

 

Voor het opvangen van tegenvallers wordt de volgende ‘escalatieladder’ gehanteerd:

  • 1.

    opvangen binnen bestaande budgetten, indien relatie met bestaande doelstelling gelegd kan worden of met de beleidsopgave waar die doelstelling weer onder valt;

  • 2.

    opvangen vanuit beschikbare reserves, die aan de doelstelling/beleidsopgave gekoppeld zijn;

  • 3.

    opvangen binnen bestaande programma’s, door te schuiven tussen doelstellingen en opgaves;

  • 4.

    opvangen binnen portefeuilles gedeputeerden, inclusief ombuigingsvoorstellen per portefeuille, ook over programma’s heen;

  • 5.

    beroep op vrije ruimte, indien aanwezig;

  • 6.

    eekking door concernbrede ombuiging, indien niet anders mogelijk.

  • 7.

    de budgethouder is primair verantwoordelijk voor correcte escalatie, de financieel adviseur adviseert conform de door het bestuur vastgesteld spelregels.

 

Toelichting

 

In de jaarlijkse begrotingsproductie – en ook wel tussentijds – komt met regelmaat de vraag aan de orde, in welke gevallen een beroep kan worden gedaan op algemene middelen. Om hierin op voorhand enige duidelijkheid te verschaffen is een ‘escalatieladder’ geformuleerd, die niet alleen gehanteerd kan worden bij de toetsing van voorstellen, maar ook bij de onderbouwing daarvan. Als aantoonbaar een optie niet haalbaar is, kan dit toegelicht worden en is dit een argument voor toepassing van een volgende trede op de escalatieladder.

 

5. Gebruik van de post Onvoorzien (PS in verband met budgetrecht)

 

  • 1.

    Op de post Onvoorzien mag slechts dan een beroep worden gedaan voor uitgaven met de volgende kenmerken:

    • a.

      gevolg van volkomen onvoorziene omstandigheden

    • b.

      van een eenmalige aard

    • c.

      portefeuille-overstijgend van aard

    • d.

      niet op enige wijze uit andere budgetten te dekken

    • e.

      tot maximaal het voor Onvoorzien begrote bedrag

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen uitgaven uit Onvoorzien doen zonder voorafgaande toestemming van Provinciale Staten.

  • 3.

    Uitgaven die Gedeputeerde Staten uit Onvoorzien hebben gedaan worden bij de eerstvolgende actualisatie van de lopende begroting of in de jaarrekening verantwoord aan Provinciale Staten en dan door Provinciale Staten bekrachtigd.

  • 4.

    Als in enig jaar geen beroep op onvoorzien verwacht wordt, wordt de post in de slotwijziging ten gunste van de algemene middelen afgeraamd tot een maximale eindstand van € 25.000,--.

 

Toelichting

 

Deze begrotingsregel borgt het specifieke karakter van de post onvoorzien: een post voor calamiteiten waarop Gedeputeerde Staten snel moet kunnen reageren zonder eerst een bespreking van voorstellen in Provinciale Staten. Een andere inzet van de post is voorbehouden aan Provinciale Staten als onderdeel van het budgetrecht van Provinciale Staten.

 

6. Omgaan met stelposten

 

  • 1.

    In de begroting wordt uitsluitend gewerkt met budgetten die ook aan in de begroting opgenomen doelstellingen gekoppeld zijn.

  • 2.

    Stelposten mogen in de begroting alleen opgenomen worden onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om concernbrede budgetten waarvoor nog geen verdeling over de programma’s bekend is;

    • b.

      de verdeling per programma moet in de lopende begroting in de eerste Actualisatie zijn opgenomen;

    • c.

      stelposten worden maximaal voor één jaar begroot, daarna worden ze opgenomen als onderdeel van de totale vrije ruimte. De termijn van een jaar kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting met een jaar worden verlengd;

    • d.

      stelposten betreffen alleen lasten, voor baten worden nooit stelposten opgenomen.

  • 3.

    Ten laste van stelposten kunnen geen uitgaven worden geboekt, daarvoor moet eerst bij begrotingswijziging een budget binnen het betreffende programma worden geraamd.

  • 4.

    Stelposten worden uitsluitend opgenomen in het programma Middelen.

  • 5.

    Voor alle stelposten geldt, dat teammanager FPC de budgethouder is.

 

Toelichting

 

Teneinde de uitoefening van het budgetrecht van Provinciale Staten overeind te houden, wordt in de begroting uitsluitend gewerkt met budgetten die ook aan in de begroting opgenomen doelstellingen gekoppeld zijn. In de begroting wordt bij de inhoudelijke programma’s niet gewerkt met algemene budgetten die bij wijze van stelpost worden gehanteerd en die door Gedeputeerde Staten op een later moment nader worden ingevuld. Stelposten kunnen alleen in het programma Middelen worden opgenomen en deze worden door middel van een PS-begrotingswijziging ingevuld.

Dat voor baten geen stelposten opgenomen worden, komt voort uit het voorzichtigheidsbeginsel. Baten worden pas geraamd als zeker is dat deze ook tot ontvangsten zullen leiden. Dan liggen meer algemene stelposten niet voor de hand.

 

7. Invulling mandaat Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten (budgetrecht)

 

  • 1.

    Het mandaat van Gedeputeerde Staten voor de invulling van de begroting wordt in eerste aanleg bepaald door het autorisatieniveau waarop de begroting wordt vastgesteld. Daarbij wordt het financiële mandaat – bij de jaarlijkse begrotingsvaststelling door Provinciale Staten - verstrekt op het niveau van de programma’s.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten mogen binnen de programma’s met de lasten schuiven tussen beleidsopgaven en doelstellingen. Indien Gedeputeerde Staten van dit mandaat gebruikmaken en het desbetreffende voorstel niet als onderdeel van een begrotingswijziging aan Provinciale Staten voorleggen, worden Provinciale Staten op de hoogte gesteld door middel van een brief, waarbij de mogelijkheid bestaat wensen en bedenkingen in te dienen. Dit gebeurt als het desbetreffende voorstel een verschuiving betreft van € 500.000,-- of meer.

  • 3.

    Alle baten worden geraamd zoals ze binnenkomen, daarmee wordt niet geschoven.

  • 4.

    Voor investeringskredieten worden afzonderlijke richtlijnen door Provinciale Staten vastgesteld.

  • 5.

    Voor financieringsinstrumenten worden afzonderlijke richtlijnen door Provinciale Staten vastgesteld.

  • 6.

    De begroting wordt uitgewerkt naar de uitvoeringsinformatie. Voor de in deze uitvoeringsinformatie verstrekte budgetten per doelstelling wordt de provinciesecretaris als hoofdbudgethouder gemandateerd.

  • 7.

    Verdere mandatering vindt plaats binnen de bepalingen van het Organisatiebesluit.

 

Toelichting

 

Deze begrotingsregel heeft ook de borging van de uitoefening van het budgetrecht door Provinciale Staten als doel. De regel betekent niet, dat er niet meer geschoven kan worden tussen posten op de begroting, maar dat dit buiten de beperkingen als onderdeel van het budgetrecht van Provinciale Staten slechts door Provinciale Staten kan gebeuren, op voorstel van Gedeputeerde Staten. Voor baten geldt, dat hiermee niet geschoven wordt, omdat ze doorgaans met een reden worden ontvangen.

Uitvoering van het Organisatiebesluit levert op, dat binnen doelstellingen tussen prestaties geschoven mag worden door de teammanagers, na mandaat door de provinciesecretaris op basis van vaststelling van de Uitvoeringsinformatie door GS. Tussen kostensoorten mag slechts worden geschoven na toestemming door GS.

 

8. Uitgangspunten voor de integrale afweging (alleen voorjaarsnota of ook daarbuiten?)

 

  • 1.

    Uitgangspunt voor nieuw beleid is, dat Gedeputeerde Staten voorstellen doen voor integrale afweging in het kader van de jaarlijkse voorjaarsnota en niet daarbuiten.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij uitzondering komen met tussentijdse voorstellen voor nieuw beleid, te dekken uit reserves en/of de vrije ruimte, door middel van een afzonderlijk Statenstuk met daarin/daarbij opgenomen de noodzakelijke wijziging van de lopende begroting.

 

Toelichting

 

Uitgangspunt voor de jaarcyclus is, dat in het kader van de voorjaarsnota jaarlijks een integrale afweging plaatsvindt van alle voorstellen voor nieuw beleid en/of nieuwe uitgaven, in het bijzonder die waarbij een beroep op de algemene middelen plaatsvindt. Er zullen echter altijd omstandigheden zijn waarbij de actualiteit het nodig maakt dat tussentijds voorstellen worden gedaan.

 

9. Diverse drempelbedragen voor toelichting en verantwoording aan Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten

 

Bij de verantwoording van de Programma’s in de begroting en in de jaarstukken moeten, bij zowel de lasten als ook bij de baten, de verschillen die groter zijn dan € 50.000,-- van de beleidsopgaven per doelstelling worden toegelicht. De toelichting wordt daarbij uitgesplitst per doelstelling die tot de beleidsopgaven behoren.

 

Toelichting

 

De door Provinciale Staten vastgestelde begroting is hun sturingsinstrument. Hiermee is aangeven hoe de middelen in het begrotingsjaar uitgegeven mogen worden om de doelstellingen te bereiken. De budgethouder zorgt ervoor dat budgetten goed geraamd worden en worden goedgekeurd door Provinciale Staten omdat afwijkingen van deze budgetten meetellen in het rechtmatigheidsoordeel van de accountant en vanaf 2021 van Gedeputeerde Staten. Boven de € 50.000,-- moeten afwijkingen dan worden verantwoord in de stukken in het kader van de P&C-cyclus.

 

10. Richtlijnen voor omgaan met vrijval: naar vrije ruimte, saldireserve, algemene reserve of Financieringsreserve?

 

  • 1.

    Bij meerjarige (project)budgetten blijft de vrijval binnen de looptijd van het budget binnen het budget behouden.

  • 2.

    Bij de overige budgetten en kredieten vloeit gedurende het lopende jaar de vrijval terug in de vrij besteedbare ruimte.

  • 3.

    Bij de jaarrekening valt vrijval toe aan de saldireserve, tenzij bij de bestemming van het rekeningresultaat door Provinciale Staten anders wordt besloten.

  • 4.

    Vrijval wordt vanuit de saldireserve toegevoegd aan de algemene reserve, als de stand van deze reserve onder op het door Provinciale Staten genormeerde niveau is (momenteel: € 5 miljoen).

  • 5.

    Vrijval wordt vanuit de saldireserve toegevoegd aan de Financieringsreserve, als de stand van de algemene reserve op of boven het door Provinciale Staten genormeerde niveau is (momenteel: € 5 miljoen).

  • 6.

    De bovenstaande handelwijze wordt in elk geval bij de jaarrekening gehanteerd, maar geldt ook bij elke afzonderlijke actualisatie als ijkpunt.

 

Toelichting

 

In het kader van een algemene afweging van de allocatie van provinciale middelen zijn in het verleden diverse keren afspraken gemaakt over de wijze van omgaan met vrijval van middelen, bijvoorbeeld bij de jaarrekening. Ook zijn al eens afspraken gemaakt over het tussentijds ‘afromen’ van positieve saldi bij bestuursrapportages. Dit gebeurde in de regel om de Financieringsreserves na een investeringsronde weer te kunnen ‘aanzuiveren’. De afspraken werden doorgaans vastgelegd in P&C-documenten als de voorjaarsnota en waren daardoor na verloop van tijd steeds lastiger terug te vinden. En ze raakten daardoor ook in de vergetelheid. Door nu een begrotingsregel vast te leggen, blijft de afspraak zichtbaar en daarmee actueel.

 

11. Bijdragen van derden

 

  • 1.

    Bijdragen van derden moeten als inkomsten worden opgenomen in de begroting en verantwoord in de jaarrekening.

  • 2.

    Als de provincie penvoerder/kassier is van een provincie-overstijgend project of programma, worden de lasten bruto geraamd in combinatie met de baten. Als de provincie slechts een bijdrage levert aan een project of programma waarvan een andere overheid penvoerder/kassier is, wordt slechts de bijdrage van de provincie geraamd.

  • 3.

    De bijdragen worden gematcht met de lasten die daar tegenover staan.

  • 4.

    Als er een bestedingsverplichting is voor de bijdragen van derden, dan moet het restant van die gelden bij de jaarafsluiting op de balans worden gezet.

 

Toelichting

 

Deze begrotingsregel ziet toe op een consequente verantwoording van bijdragen van derden. In het verleden was hier bij herhaling discussie over. Uitgangspunt voor de begrotingsregel is de mate waarin de provincie verantwoordelijk is (of gemaakt kan worden) voor de betreffende middelen.

 

12. Inzet van Rijksuitkeringen: geoormerkt of vrij besteedbaar

 

  • 1.

    De van het Rijk ontvangen specifieke uitkeringen (SPUK’s) worden ingezet voor het doel waarvoor ze van het rijk worden ontvangen, conform de voorwaarden die bij deze uitkeringen worden gesteld.

  • 2.

    De van het Rijk ontvangen decentralisatie-uitkeringen uit het provinciefonds worden ingezet voor het doel waarvoor ze worden ontvangen. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten aan Provinciale Staten voor te stellen om decentralisatie-uitkeringen als algemeen dekkingsmiddel in te zetten, daarbij rekening houdend met mogelijk gemaakte bestuurlijke afspraken.

  • 3.

    Middelen die als onderdeel van de algemene uitkering uit het Provinciefonds worden ontvangen, worden beschouwd als algemene middelen en als zodanig ook ingezet. Er kunnen geen rechten voor toekomstige lastenramingen aan worden ontleend.

 

Toelichting

 

Bij de inzet van Rijksmiddelen is de status van een specifieke uitkering duidelijk. Over de inzet van deze middelen moet doorgaans ook aan het Rijk worden gerapporteerd. Aan decentralisatie-uitkeringen worden op zich geen voorwaarden gesteld, maar het is verstandig, deze wel in te zetten voor het betreffende doel. Niet dat er afgerekend wordt, maar bij alternatieve aanwending wordt de kans wel kleiner dat het Rijk nog eens een uitkering verstrekt.

 

Voor middelen die aan de algemene uitkering worden toegevoegd, geldt dat op dit moment elk recht op deze middelen binnen de organisatie vervalt. Deze middelen worden als algemeen dekkingsmiddel beschouwd en ook als zodanig ingezet.

 

13. Claims op de meerjarenraming

 

Gedeputeerde Staten keuren bij voorstellen claims op bedragen in de jaren volgend op een door Provinciale Staten vastgestelde begroting slechts dan goed, als daarbij de disclaimer wordt opgenomen ‘dat instemming van de beschikking over budgetten van de jaren t+1, t+2 of t+3 geschiedt onder voorbehoud van vaststelling van de begroting voor die jaren door PS.

 

Toelichting

 

De vastgestelde (vast te stellen) begroting voor jaar t wordt vergezeld van een financiële doorkijk voor de jaren t+1, t+2 en t+3. Slechts de begroting voor jaar t is (wordt) geautoriseerd door PS. De overige jaren geven slechts een indicatie van de ramingen bij ongewijzigd beleid. Het komt in de praktijk wel voor, dat buiten het begrotingsproces om voorstellen worden gedaan met een meerjarig karakter. Die moeten dan nog wel aan Provinciale Staten worden voorgelegd om in de begroting op te nemen en daarmee te autoriseren.

 

14. Begrotingswijzigingen

 

Gedeputeerde Staten leggen bij Statenvoorstellen die leiden tot een wijziging van de lopende begroting de noodzakelijke begrotingswijziging – inclusief investeringskrediet(en) – als onderdeel van het betreffende Statenvoorstel aan Provinciale Staten ter besluitvorming voor.

 

Toelichting

 

Gedeputeerde Staten willen in het vervolg werken met Statenvoorstellen waarbij Provinciale Staten in één keer zowel een besluit kunnen nemen over de inhoudelijke voorstellen als ook over het beschikbaar stellen van de benodigde middelen. Dit betekent toewerken naar Statenvoorstellen waarbij naast de inhoud, Provinciale Staten ook meteen een besluit nemen over de bijbehorende begrotingswijziging.

 

 

Naar boven