Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2020, 9697 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2020, 9697 | Verordeningen |
Financiële verordening provincie Drenthe 2020
Provinciale Staten van Drenthe;
gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 3 november 2020, kenmerk 45/5.8/2020002069;
gelet op artikel 216 van de Provinciewet;
1. de Financiële verordening provincie Drenthe 2020 vast te stellen;
2. de Financiële Verordening provincie Drenthe 2012 in te trekken.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.
mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter
mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 4. Inrichting Begroting
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens met betrekking tot de Beleidsopgaven, de Doelstellingen en de Resultaten zoals weergegeven per Programma, zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door Provinciale Staten kan worden getoetst.
Artikel 6. Autorisatie investeringskredieten
Gedeputeerde Staten geven bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting van een investering het benodigde en geautoriseerde investeringskrediet weer en geven de ramingen en bestedingen van de uitputting van het investeringskrediet tot het lopende, in het lopende en de volgende drie begrotingsjaren weer.
Artikel 7. Lastneming subsidies
Artikel 8. Tussentijdse rapportage
De begroting en jaarstukken bevatten in elk geval de door het BBV in artikel 7, tweede lid, onderdeel b en titel 2.3 van het BBV voorgeschreven paragrafen, lokale heffingen, weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering, verbonden partijen en grondbeleid.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 11. Algemeen financieel beleid
Gedeputeerde Staten stellen voor het goed functioneren van het begrotings- en verantwoordingsproces financiële begrotingsregels op en leggen deze ter vaststelling voor aan Provinciale Staten.
Artikel 12. Beleidsnota’s inzake financieel beleid
Gedeputeerde Staten leggen ter vaststelling door Provinciale Staten minstens eenmaal per vier jaar tenminste de volgende kaders voor waarbinnen het financieel beleid moet passen in de vorm van de volgende beleidsnota’s:
Artikel 15. Kostprijsberekening en rentetoerekening
De beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening en toerekening van kosten beschrijft ten minste:
Artikel 16. Weerstandsvermogen en risicomanagement
De beleidsnota Weerstandsvermogen en risicomanagement beschrijft tenminste:
Artikel 18. Verbonden partijen en overige deelnemingen
De beleidsnota Verbonden partijen en overige deelnemingen beschrijft ten minste:
De beleidsnota Grondbeleid beschrijft de meerjarige doelstellingen van het grondbeleid en bevat tenminste:
De nota Financiering beschrijft het beleid en de organisatie van de financieringsfunctie en dient als kader voor Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van de financieringsfunctie. Onder de financieringsfunctie wordt verstaan het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.
De financieringsfunctie valt uiteen in de volgende onderdelen:
Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en administratie
Artikel 21. Uitvoering begroting
Gedeputeerde Staten dragen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de Jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de juistheid, volledigheid en tijdigheid van de informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de provinciale regelingen en eigendommen. Bij afwijkingen nemen Gedeputeerde Staten maatregelen tot herstel.
Gedeputeerde Staten maken op basis van de resultaten van de in het eerste lid bedoelde toetsing indien nodig een plan van verbetering. Zij nemen op basis van het plan de nodige maatregelen. De resultaten van de toetsing en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan Provinciale Staten aangeboden.
Gedeputeerde Staten zorgen voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de provincie met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie nemen Gedeputeerde Staten maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan Provinciale Staten aangeboden.
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor een administratie die zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 25. Financiële organisatie
Gedeputeerde Staten dragen zorg voor en leggen in besluiten vast:
Artikel 26. Invulling door Gedeputeerde Staten
In voorkomende gevallen waarbij dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aan de orde is, zijn Gedeputeerde Staten bevoegd terstond naar bevind van zaken te handelen en in dat kader ook financiële verplichtingen aan te gaan. Deze handelwijze wordt aan Provinciale Staten gemeld. Dit geldt ook voor het onderliggende beleid dat bij deze Financiële Verordening behoort.
De Financiële Verordening provincie Drenthe 2012, zoals vastgesteld bij besluit van 14 november 2012, Provinciaal blad 2012, no. 37, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Deze verordening wordt aangehaald als Financiële verordening provincie Drenthe 2020.
Artikel 216 van de Provinciewet schrijft voor dat Provinciale Staten bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vaststellen. De verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.
De financiële verordening dient overeenkomstig ditzelfde artikel in elk geval te bevatten: regels voor waardering en afschrijving van activa, grondslagen voor de berekening van prijzen en tarieven van rechten (leges) en regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie (treasury). Voor wat betreft deze aspecten kan ervoor gekozen worden in de verordening te verwijzen naar nadere regelgeving.
Deze lijn wordt door de provincie Drenthe ook gevolgd. De Financiële Verordening provincie Drenthe 2020 bevat zo veel mogelijk “kapstokartikelen”, opdat op een meer dynamische manier kaders en regels door Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten kunnen worden afgesproken.
Veel aspecten aangaande de financiële functie zijn vastgelegd in landelijke regelgeving, zoals het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV, in deze verordening aangehaald als het BBV), de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). In deze financiële verordening willen wij in principe volstaan met verwijzingen naar deze hogere wetgeving en kiezen wij er zo veel mogelijk voor in de financiële verordening geen bepalingen uit die hogere wetgeving te herhalen.
Binnen de context van deze regelgeving regelt de financiële verordening de relatie tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten: de bevoegdheden van Gedeputeerde Staten en de kaders waaraan zij zich te houden hebben. Dit sluit aan bij de kaderstellende en controlerende rol die binnen het duale stelsel aan Provinciale Staten is gegeven. De relatie tussen Gedeputeerde Staten en de ambtelijke organisatie wordt in het duale stelsel gezien als een verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten treffen hiervoor desgewenst zelf regelingen die afgestemd zijn op deze financiële verordening.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
Voor de gehanteerde begrippen in deze verordening gelden de definities uit de Provinciewet, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole decentrale overheden (Bado). De meest gebruikte begrippen in de verordening worden in artikel 1 gedefinieerd.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Planning- en controlcyclus
Dit artikel regelt een jaarlijks proces waardoor Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten in onderling overleg komen tot een invulling van de jaarlijkse bestuurlijke planning- en controlcyclus, zonder dat daarvoor zaken waarvoor dat niet verplicht zijn al “in steen gebeiteld” worden. Met name de wijze waarop tussentijds wordt gerapporteerd ligt zo niet al bij voorbaat vast, maar daarvoor kunnen per jaar afspraken worden gemaakt tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten.
Dit artikel regelt door middel van de jaarlijks op te stellen voorjaarsnota de kaderstelling in beleidsmatige en in financiële zin voor het komende jaar en de drie daaropvolgende jaren.
De voorjaarsnota vormt het beleidsmatige en financiële kader waarbinnen de begroting voor het komende jaar zal moeten worden uitgewerkt.
Artikel 4. Inrichting begroting
Dit artikel bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van Provinciale Staten tot uiting komt. Provinciale Staten leggen op basis van dit artikel een belangrijk deel van de inrichting van de begroting vast, waarbij ook vooruitgekeken wordt naar de mogelijkheid van Provinciale Staten tot sturen en controleren.
Een programma moet het antwoord geven op de drie W-vragen:
In het artikel wordt ook de bevoegdheid geregeld voor Gedeputeerde Staten, snel op ontwikkelingen in te kunnen spelen door de inzet van het budget voor onvoorziene uitgaven.
Artikel 5. Autorisatie Begroting, begrotingswijzigingen
In dit artikel wordt geregeld op welk autorisatieniveau Provinciale Staten de begroting vaststellen en daarmee Gedeputeerde Staten tot uitvoering machtigen.
Artikel 6. Autorisatie investeringskredieten
Door Provinciale Staten autoriseren alle investeringskredieten te laten autoriseren, wordt zo goed mogelijk recht gedaan aan het budgetrecht van Provinciale Staten. Het levert bovendien inzicht in de te nemen maatregelen (deelinvesteringen) en de verwachte effecten op. Dit inzicht wordt vervolgens verstrekt in de reguliere documenten in het kader van de jaarcyclus.
Artikel 7. Lastneming subsidies
Lid 1 bevat een aantal belangrijke uitgangspunten:
In sub a wordt vervolgens expliciet aangegeven dat de lasten van boekjaarsubsidies ook toegerekend moeten worden aan de periode waarin de gesubsidieerde haar exploitatie heeft en dus de ‘prestaties’ levert.
In sub b wordt dan de uitzondering beschreven voor projecten die aan de twee voorwaarden voldoen, te weten:
Doel van deze sub b is dat vooral de grotere en meer langjarige projectsubsidies wel nauwkeuriger toegerekend worden aan de periode waarin ook de ‘prestaties’ geleverd worden. In de subsidiebeschikking dient het door de subsidieontvanger aangegeven bestedingsritme over de jaren te worden opgenomen. Op basis daarvan wordt de lastneming op basis van deze voorcalculatorische informatie over de jaren verantwoord.
Het grensbedrag geldt per individuele subsidiebeschikking. Het grensbedrag dat bij de eerste oorspronkelijke subsidiebeschikking van een project van toepassing is, blijft dat voor de gehele projectperiode. Het zijn Provinciale Staten die zelf bepalen wat het grensbedrag is.
Om te voorkomen dat hier alsnog een onnodig zware administratieve last wordt opgelegd wordt bij het bepalen van het grensbedrag uitgegaan van een minimum en maximum gerelateerd aan de totale lasten inclusief toevoegingen aan de reserves over het boekjaar op basis van de primitieve begroting. Als minimum wordt gehanteerd 0,25% en als maximum 0,50%.
In lid 3 is voorgeschreven om via een ‘beklemde’ reserve alle verplichtingen uit hoofde van projectsubsidies vallend onder lid 1 b, dus vanaf het grensbedrag, af te wikkelen. Dus lasten in de volgende jaren worden op basis van de subsidiebeschikkingen via toevoeging en latere onttrekkingen aan deze ‘beklemde’ reserve via de jaarrekening verantwoord.
In alle gevallen dient onder de ‘niet uit de balans blijkende verplichtingen’ het totaalbedrag te worden vermeld dat uit hoofde van de in lid 1 b genoemde projectsubsidies nog open staat, waarbij wordt aangegeven welk deel daarvan reeds in een/de beklemde reserve is afgedekt.
Tevens bevat dit 4e lid de borging dat als vanuit het subsidieproces een nieuwe beschikking wordt afgegeven, deze wederom de basis vormt voor de verantwoording van de lasten. Zo is onder andere in het subsidieproces opgesloten dat (significante) afwijkingen gemeld moeten worden door de aanvrager; als deze leiden tot een verandering in het bestedingspatroon kan, indien dit wenselijk is vanuit het subsidieproces, de eerder gegeven beschikking worden aangepast. Dat kan ook het gevolg zijn van de monitoring die de provincie doet.
In geval van de in lid 1 b genoemde projectsubsidies zal dan ook de verantwoording aangepast moeten worden op het bestedingsritme indien dat in de laatst afgegeven beschikking tot een aanpassing heeft geleid.
Artikel 8. Tussentijdse rapportage
In dit artikel wordt geregeld dat Provinciale Staten door middel van tussentijdse rapportages zullen worden geïnformeerd over de uitvoering van de begroting. Ook wordt geregeld op welk niveau begrotingswijzigingen aan Provinciale Staten moeten worden voorgelegd.
Dit artikel regelt dat Gedeputeerde Staten in de programmarealisatie in de jaarrekening verantwoording afleggen over het in het boekjaar gevoerde beleid en de daarvoor ingezette middelen. Daarbij is het voor de vergelijkbaarheid van de ramingen en realisaties nodig dat de opzet van de programmarealisatie in de jaarrekening volledig aansluit bij de opzet van het programmaplan in de begroting.
Voor de invulling van de paragrafen in de begroting en de jaarstukken wordt het BBV gevolgd en wordt ten minste opgenomen datgene dat nader bepaald is in de artikelen 9 tot en met 16 van het BBV. Aanvullend op de verplichte paragrafen bevatten de begroting en de jaarstukken nog de paragraaf Reserves en Voorzieningen. De kaders voor de diverse paragrafen worden uitgewerkt als onderdeel van het provinciale financieel beleid. Daarvoor zijn hierna diverse “kapstokartikelen” in de financiële verordening opgenomen.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 11. Algemeen financieel beleid
Gedeputeerde Staten stellen als onderdeel van het financieel beleid begrotingsregels op, die vooral gaan om zaken van praktische aard die in zoverre ook principieel van aard zijn, dat ze een algemeen kader vormen voor keuzes die frequent terugkomen. Provinciale Staten stellen voor die keuzes een algemeen kader vast.
Artikel 12 tot en met 20 Beleidsnota’s inzake financieel beleid
Deze artikelen zien op de wijze waarop het financieel beleid meer systematisch vorm krijgt en onderhouden wordt dan tot dusverre het geval was. Gedeputeerde Staten leggen ter vaststelling door Provinciale Staten minstens eenmaal per vier jaar tenminste de volgende kaders voor waarbinnen het financieel beleid moet passen in de vorm van de volgende beleidsnota’s.
Hiermee wordt voor alle paragrafen het achterliggende beleid uitgewerkt en vastgelegd. Daarnaast worden die technische zaken geregeld die verder nog wettelijk zijn voorgeschreven. Het inhoudelijke beleid wordt niet uitgewerkt in de financiële verordening. Deze werkt als een ‘kapstokverordening’, waarbij de afzonderlijke onderwerpen in de vorm van eigen specifieke nota’s en regelingen door Provinciale Staten worden vastgelegd. Op deze manier wordt wel vastgelegd dat het provinciale financiële beleid periodiek wordt geëvalueerd en desgewenst bijgesteld, maar hoeft dan niet in één keer de hele financiële verordening geëvalueerd te worden, maar kan dit per onderwerp worden aangepakt. Op deze manier kan ook beter en sneller worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen, zoals een herziening van wetgeving (bijvoorbeeld het BBV).
Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en administratie
Artikel 21. Uitvoering Begroting
Dit artikel regelt hoe de vanuit het BBV verplichte Uitvoeringsinformatie het kader vormt voor de uitvoering van de begroting door Gedeputeerde Staten en hoe Provinciale Staten hierover bij de begroting en bij de jaarstukken worden geïnformeerd.
Dit artikel draagt Gedeputeerde Staten op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of voorafgaand aan de accountantscontrole de provincie zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheerhandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig zijn.
Daarnaast wordt bepaald dat in provinciale regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en eigendommen te beperken. Het doorvoeren van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidsoordeel van de accountant.
Een onderdeel van dit geheel is nog, dat Gedeputeerde Staten maatregelen treffen, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiele bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen en dergelijke overeenkomen met hetgeen de provincie daadwerkelijk bezit.
De accountant toetst uiteraard jaarlijks of de provinciale rekening een getrouw beeld geeft van de provinciale financiën en of de (financiële) beheerhandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen.
Artikel 23. Financiële positie
Door alle besluiten ook daadwerkelijk te verwerken in de financiële stukken en daarnaast ook in beeld te houden welke vorderingen nog tot een ontvangst zullen leiden, borgen Gedeputeerde Staten een correct beeld van de financiële positie van de provincie, zonder verrassingen.
In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de provinciale administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
Artikel 25. Financiële organisatie
Dit artikel geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie. Volgens het eerste lid, sub c van artikel 158 van de Provinciewet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de provincie, met uitzondering van de organisatie van de Griffie.
Gedeputeerde Staten wordt opgedragen de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende kredieten en investeringskredieten, vast te leggen in besluiten. Deze regels hebben Gedeputeerde Staten gezamenlijk vastgelegd in een organisatieverordening.
Artikel 26. Invulling door Gedeputeerde Staten
In dit artikel wordt de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten geregeld, middelen die voortkomen uit specifieke doeluitkeringen of door derden geoormerkte bijdragen zonder voorafgaande toestemming van Provinciale Staten in te zetten.
Daarnaast wordt de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten geregeld, in voorkomende gevallen waarbij dat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aan de orde is, naar bevind van zaken te handelen.
Daarvan wordt dan wel melding gemaakt aan Provinciale Staten.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van uitgifte van het Provinciaal blad.
Bij het opstellen van de Voorjaarsnota 2020 en de Begroting 2021 zal hiermee al rekening worden gehouden.
De Jaarrekening 2020 wordt opgesteld overeenkomstig de uitgangspunten bij de Begroting 2020 op basis van de oude financiële verordening. Voor zover er tussentijds op basis van het herziene BBV al regelgeving aangepast had moeten zijn, is dat gebeurd door afzonderlijke besluiten in het kader van de respectievelijke begrotingen.
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Volgens de Provinciewet is een begrotingsjaar gelijk aan een kalenderjaar. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van het Provinciaal blad, waarin zij wordt geplaatst.
Dit artikel geeft tevens de naam, waarmee in de provinciale stukken naar deze verordening moet worden verwezen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2020-9697.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.