Provinciaal blad van Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2020, 9326 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2020, 9326 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân van 8 december 2020, houdende regels omtrent de subsidiering van Friese MKB-ondernemingen (Voucherregeling MKB Fryslân 2021-2023)
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;
Overwegende dat het wenselijk is om bedrijfsontwikkeling, innovatie, strategisch HR en scholing binnen het Friese MKB te stimuleren om zo door te kunnen groeien naar de MKB-vriendelijkste regio en een rijke brede welvaartsregio;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
PE-punten/ PE-uren: Permanente Educatie punten of uren. Voor diverse functies in het MKB is het van belang dat medewerkers die deze functies vervullen hun vakkennis up-to-date houden en hiervoor periodiek een voorgeschreven aantal PE-punten moeten behalen. Deze punten kunnen behaald worden door het volgen van opleidingen, trainingen, seminars of cursussen, bij PE-erkende instellingen, die voor de deelname hieraan PE-punten toekennen.
De subsidieregeling heeft tot doel Friese MKB-ondernemingsactiviteiten op het gebied van innovatie, bedrijfsontwikkeling of strategisch HR te stimuleren. Hiermee beogen Gedeputeerde Staten een impuls te geven aan diverse actuele ondernemersthema’s die met voornoemde activiteiten verband houden, zoals vergroting van de circulaire economie, de inzetbaarheid van werknemers en medewerkers, inspelen op de krapte op de arbeidsmarkt of het digitaliseren van de onderneming.
Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten
Een subsidie kan op aanvraag worden verleend voor:
scholing van werknemers of medewerkers: het volgen van een door een externe deskundige verzorgde scholingsactiviteit, gericht op het versterken of vergroten van hun inzetbaarheid binnen de rechtsvorm van de aanvrager of daarbuiten. Daarbij worden nieuwe vaardigheden en taken aangeleerd die ingezet kunnen worden binnen de huidige functie of binnen een andere functie;
Hoofdstuk 2 Subsidievoorwaarden
Om voor een subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, wordt voldaan aan de volgende criteria:
In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de ASV 2013, wordt een subsidie geweigerd indien:
in het geval dat de subsidie is aangevraagd voor een activiteit zoals beschreven in artikel 1.4, onder d of e: de medewerkers die deelnemen aan de activiteit in kwestie dit doen in het kader van het periodiek te behalen voorgeschreven aantal PE-punten dat nodig is voor de uitoefening van hun functie.
Artikel 2.4 Niet-subsidiabele kosten
In aanvulling op hetgeen bepaald is in artikel 1.10 van de ASV 2013, wordt geen subsidie verleend voor de volgende kosten:
Artikel 2.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de ASV 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 8 december 2020.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok
Secretaris R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM
Artikel 1.1, aanhef en onder e
De externe deskundige die wordt ingeschakeld om een gesubsidieerd plan op te stellen of die een gesubsidieerde scholingsactiviteit verzorgt, dient op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn. Voor deze beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van de onderneming in kwestie en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon, die namens de onderneming, het plan opstelt dan wel de scholing verzorgt.
De externe deskundige moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere staten. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als externe deskundige. Een kennisinstelling kan wel optreden als externe deskundige.
Een externe deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de externe deskundige onafhankelijk de gegeven opdracht uitvoert of de scholing kan geven, waarbij er geen sprake is van enige vorm van belangenverstrengeling. Ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 1.1, aanhef en onder h
Conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote, en micro-ondernemingen in bijlage I van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 personen (FTE) werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.
Gevolg van de Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende (dus ook een mede aanvragende) onderneming behoort, wordt getoetst aan de MKB-normen. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft. Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal FTE, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.
Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.
Artikel 1.1, de aanhef, onder o en p
De scholingsactiviteit in de vorm van een opleiding, seminar of cursus die wordt gevolgd, kan eventueel
(deels) digitaal worden verzorgd door de externe deskundige, zolang dit uiteindelijk een scholingsbewijs oplevert voor de deelnemers.
Uitsluitend Friese MKB-ondernemingen die worden gedreven onder de in dit lid vermelde rechtsvormen, kunnen voor subsidie in aanmerking komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en
Artikel 1.4, aanhef en onder a
Onder de noemer van een ‘’bedrijfsontwikkeling’’ kan subsidie worden verleend voor een drietal verschillende plannen, die hieronder worden omschreven:
Een bedrijfsplan, ook wel ondernemingsplan of businessplan genoemd, brengt de haalbaarheid van de plannen van de onderneming van de aanvrager in kaart. Het bedrijfsplan is een essentiële routekaart voor succes. Het levende document(plan) plant in de regel 3 jaar vooruit en beschrijft de route die de onderneming wil nemen om de visie te realiseren. Bij de inhoud van een bedrijfsplan kunnen één of meer van de volgende onderwerpen centraal staan:
Deze opsomming is niet limitatief.
Het financieringsplan is een hulpmiddel om te bepalen of uw bedrijfsplan financieel haalbaar is. Ook heeft u het plan nodig om potentiële financiers te overtuigen om geld in uw bedrijf te investeren. Het levende document(plan) kijkt in de regel 3 tot 5 jaar vooruit en laat de financiële haalbaarheid zien voor de onderneming inzake de te realiseren visie. Bij de inhoud van een financieringsplan kunnen één of meer van de volgende onderwerpen centraal staan:
Deze opsomming is niet limitatief.
Onder procesoptimalisatie wordt alles verstaan wat nodig is om processen/werkwijze van de organisatie efficiënter te laten werken, te verbeteren. Door processen/werkwijze zoveel mogelijk te optimaliseren, te verbeteren kan een financieel voordeel worden behaald en daarmee een concurrentievoordeel. Voorbeelden van een procesoptimalisatieplan zijn:
Deze opsomming is niet limitatief.
Onder ‘’supply chain management’’, (ook wel integraal ketenbeheer genoemd), zoals hierboven onder voorbeeld twee wordt aangeven, wordt een principe verstaan waarbij door middel van het verbeteren van processen en samenwerking met leveranciers en afnemers een betere functionaliteit van het deelnemende bedrijf (in dit geval de rechtsvorm van de aanvrager) in de keten ontstaat.
Artikel 1.4, aanhef en onder b
Inzake ‘’innovatie-advies’’ kan gedacht worden aan (niet limitatief):
Een innovatie-adviesplan ziet in elk geval niet op het verkrijgen van certificeringen of keurmerken.
Artikel 1.4, aanhef en onder c
Onder ‘’strategisch HR’’ kan subsidie verleend worden voor het laten opstellen van een HR-beleidsplan, inclusief de daadwerkelijke implementatie daarvan, ten behoeve van de rechtsvorm van de aanvrager. Een dergelijk plan is toegespitst op de strategische ontwikkelingen binnen de onderneming, die gericht zijn op de lange termijn. Daarbij is er bijvoorbeeld aandacht voor de benodigde kennis en vaardigheden bij (toekomstige) werknemers gekoppeld aan scholing en ontwikkeling. Daarnaast kan het gaan over functievorming, belonen en beoordelen van personeel en werving/selectie.
Artikel 1.4, aanhef en onder d
Een aantal niet limitatieve voorbeelden van scholingsactiviteiten die vallen onder de omschrijving in dit onderdeel zijn (en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend):
B.V. A, een fabrikant, beschikt over meerdere productielijnen. De omzet die gegenereerd wordt met een bepaalde productielijn is tot stilstand gekomen, waardoor één werknemer boventallig is geworden. Een andere productielijn genereert echter nog wel omzet en ziet zelfs de vraag naar het product dat vervaardigd wordt middels deze productielijn toenemen. Hierdoor ontstaat bij deze productielijn ruimte voor een extra arbeidsplaats. B.V. A biedt haar boventallig geworden werknemer een opleiding aan die hem in staat stelt de laatstgenoemde arbeidsplaats in te vullen.
Maatschap B, een zorgaanbieder, vindt het wenselijk dat de vaktechnische kennis van twee van haar werknemers wordt vergroot binnen hun huidige functies. Als gevolg van een tijdelijke terugval van ontvangen orders voor diensten, hebben deze werknemers op dit moment minder werk te doen hebben dan gebruikelijk is. Hierdoor kiest Maatschap B ervoor de twee medewerkers een cursus te laten volgen waarmee nieuwe vaardigheden worden aangeleerd, waardoor ze breder en efficiënter inzetbaar zijn in hun functies.
Eenmanszaak C, een detacheringsbureau met vijf werknemers, boekt goede omzetresultaten en heeft de laatste twee jaren een redelijke groei doorgemaakt. De eenmanszaak is echter terughoudend voor wat betreft het aannemen van nieuwe werknemers en kiest ervoor om zijn bestaande werknemers een opleiding te laten volgen die hen in staat stelt om ingezet te worden op meer diverse opdrachten.
Bij B.V. D, een transportbedrijf, is na een recentelijke fusie, een nieuwe directeur-grootaandeelhouder (DGA) aangesteld als werknemer. Om deze werknemer zo optimaal mogelijk te kunnen laten adviseren in zijn functie, besluit B.V. D om deze werknemer een verdiepingscursus DGA-advisering te laten volgen.
V.O.F. E, een café-restaurant, heeft minder werk voor twee van haar medewerkers waarbij de kans bestaat dat beide medewerkers op termijn geen contractverlenging meer wordt aangeboden. Omdat de medewerkers de afgelopen jaren (met tussenpozen) naar behoren werkzaamheden voor de V.O.F. E hebben uitgevoerd, besluit V.O.F. E de medewerkers uit loyaliteit een training te laten volgen waarmee zij breder inzetbaar zijn in hun functie en daarmee aantrekkelijker worden voor andere werkgevers.
B.V. F, een productiebedrijf, is een outplacementtraject gestart (traject waarin een met ontslag bedreigde werknemer naar een nieuwe baan of naar zelfstandig ondernemerschap wordt begeleid) voor een werknemer van haar. In het kader van dit traject besluit B.V. F (al dan niet op verzoek van de werknemer) dat de werknemer deel mag nemen aan een sollicitatietraining, waarvan de kosten gemaakt en betaald worden door B.V. F.
B.V. G, een loonbedrijf, is een outplacementtraject voor een werknemer van haar gestart. In het kader van dit traject neemt de werknemer deel aan een scholingsactiviteit die onderdeel uitmaakt van een programma dat wordt aangeboden door een ingeschakeld outplacementbureau. De kosten voor het voornoemde programma worden gemaakt en betaald door B.V. G.
Artikel 1.4, aanhef en onder e
Een aantal niet limitatieve voorbeelden van scholingsactiviteiten die vallen onder de omschrijving in dit onderdeel zijn (en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend):
In het geval dat de eigenaar in voorbeeld 2) ook haar twee werknemers wil laten deelnemen aan dezelfde cursus en hij eveneens in aanmerking wil komen voor een subsidie voor (kosten van) deelname door voornoemde werknemers, dan dient hij hiervoor een separate aanvraag in te dienen onder artikel 1.4, aanhef en onder d. Bij het indienen van deze tweede aanvraag is het mogelijk dat de offerte die bij de aanvraag wordt overgelegd, identiek is aan de offerte die bij de eerste aanvraag is overgelegd.
Per aanvraag kan slechts voor één activiteit als bepaald in artikel 1.4, subsidie worden aangevraagd.
In geval van een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d of e, kan per aanvraag slechts subsidie worden aangevraagd voor de (de kosten van) deelname aan één (scholings)activiteit door verschillende werknemers en/of medewerkers of door verschillende eigenaren.
De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. Op de datum waarop de aanvraag volledig is (compleet is bevonden), wordt er voor deze aanvraag een voorlopig beslag gelegd op het in een openstellingsbesluit bekendgemaakt subsidieplafond. Na ontvangst van deze volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor een subsidie in aanmerking komt.
Voor zover een subsidieplafond dat voor deze regeling in een openstellingsbesluit beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor een subsidie in aanmerking te komen.
Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeertussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.
Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle steun en de-minimis opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar is verleend.
Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 200.000,- aan steun verleend worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt per aanvrager over een periode van drie belastingjaren. Ten aanzien van aanvragers die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten, geldt hierbij een steunplafond van € 100.000,-.
Het steunplafond voor maatregelen onder de visserij de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 30.000,-.
Om voor een subsidie in aanmerking te komen voor één van de subsidiabele activiteiten als bepaald in artikel 1.4 van de regeling, gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan één of meer van deze criteria komt de aanvraag niet in aanmerking voor een subsidie en levert dit een (dwingende) weigeringsgrond op voor de aanvraag.
Artikel 2.1, aanhef en onder d
Met dit criterium wordt voorgeschreven dat de kosten voor het realiseren van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd door de rechtsvorm van de aanvrager moeten worden gemaakt en betaald. Dit betekent dat de facturen die verband houden met het realiseren van de voornoemde activiteit in rekening zijn of worden gebracht bij de rechtsvorm van de aanvrager alsmede dat laatstgenoemde deze betaalt.
Artikel 2.2, aanhef en onder a
De aanvraag moet zijn ontvangen vóórdat verplichtingen zijn aangegaan ter zake van de subsidiabele kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.
Onder het aangaan van een verplichting wordt bijvoorbeeld verstaan het voor akkoord ondertekenen van een offerte van een externe deskundige of het inschrijven voor een cursus of training (ongeacht of dit schriftelijk, online of mondeling plaatsvindt). Hierbij maakt het geen verschil of de verplichting is aangegaan door de vertegenwoordigingsbevoegde persoon van de rechtsvorm van de aanvrager, door haar medewerker(s) en/of werknemer(s), of door een eigenaar van de rechtsvorm van de aanvrager.
Indien bij de aanvraag een factuur is gevoegd, dan wordt ervan uitgegaan dat er te vroeg een verplichting is aangegaan.
Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend.
In het geval dat er voor een deel van de begrote kosten van de te subsidiëren activiteit een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag, wordt de gehele aanvraag geweigerd.
Artikel 2.2, de aanhef, onder e en f
Uit deze onderdelen volgt dat cumulatie/stapeling met andere subsidieregelingen van Gedeputeerde Staten of derden, ten behoeve van de financiering van de activiteit, niet mogelijk is.
Artikel 2.2, aanhef en onder g
Met deze weigeringsgrond is het aantal subsidies dat op grond van deze regeling kan worden verleend aan een afzonderlijke rechtsvorm gemaximeerd op twee. Indien er reeds twee subsidies voor een subsidiabele activiteit zijn verleend aan een afzonderlijke rechtsvorm, dan wordt een nieuwe aanvraag van deze rechtsvorm geweigerd.
Ter illustratie: Eenmanszaak X heeft tweemaal subsidie aangevraagd en verleend gekregen op grond van deze regeling. Eenmaal € 2.500,- voor (de kosten van) het laten opstellen van een beleidsplan ten behoeve van haar rechtsvorm (zijnde een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder c). En eenmaal € 1.000,- voor (de kosten van) deelname aan een cursus door twee van haar werknemers (een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d). De derde ontvangen aanvraag voor subsidie van eenmanszaak X op grond van deze regeling, wordt geweigerd (hierbij is het niet relevant voor welke subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, deze derde aanvraag is ingediend).
Een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d, kan worden ingediend ten behoeve van één of meer werknemers of medewerkers dan wel een combinatie hiervan. Hierdoor komen de kosten van deelname door meerdere werknemers en/of medewerkers voor subsidie in aanmerking. De aanvrager verschaft bij het indienen van zijn aanvraag duidelijkheid over het aantal deelnemende werknemers en/of medewerkers.
Ter illustratie hieronder een tweetal voorbeelden:
Een aanvraag voor deze activiteit kan worden ingediend ten behoeve van één of meer eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager. Hierdoor komen de kosten van deelname door meerdere eigenaren voor subsidie in aanmerking. De aanvrager verschaft bij het indienen van zijn aanvraag duidelijkheid over het aantal deelnemende eigenaren.
Artikel 2.5, aanhef en onder b
In het geval subsidie is aangevraagd voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d, waarbij meerdere werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de aanvrager gezamenlijk deelnemen aan een scholingsactiviteit, dan komen de deelnamekosten van al deze deelnemers voor subsidie in aanmerking, met dien verstande dat het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de deelnemers gezamenlijk nooit meer dan € 5.000,- bedraagt per aanvraag.
In het geval subsidie is aangevraagd voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder e, waarbij meerdere eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager gezamenlijk deelnemen aan een scholingsactiviteit, dan komen de deelnamekosten van al deze deelnemers eveneens voor subsidie in aanmerking, en bedraagt het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de deelnemers gezamenlijk ook nooit meer dan € 5.000,- per aanvraag.
B.V. X vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een meerdaagse cursus in Utrecht door
vier van haar werknemers en één van haar medewerkers (zijnde een subsidiabele activiteit als bepaald
in artikel 1.4, aanhef en onder d). Per deelnemer bedragen de subsidiabele kosten van deelname
€ 2.500,-. De totale subsidiabele kosten voor de aanvrager komen daarmee uit op een bedrag ad
€ 12.500,- en in de aanvraag is om een subsidie gevraagd van 50% van de voornoemde kosten. Dit komt neer op een bedrag ad € 6.250,-. Nu aan een aanvrager, voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d, maximaal € 5.000,- aan subsidie kan worden verleend, is dit het in dit voorbeeld te verlenen subsidiebedrag.
Een in het kader van deze regeling verleende subsidie wordt op een in de subsidieverleningsbeschikking vermelde datum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.
Evenwel kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verleende subsidies controleren,
al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan
te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidieverleningsbeschikking verbonden verplichtingen is voldaan. Hiertoe verschaft de subsidieontvanger alle informatie die Gedeputeerde Staten bij haar opvragen. Hieronder vallen in elk geval de bescheiden als aangegeven in het tweede lid van dit artikel. In aanvulling daarop kunnen ook andere bescheiden die verband houden met de controle op de vastgestelde subsidies worden opgevraagd.
Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken en/of geconstateerd wordt dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidieverlening. Een subsidieverlening kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Ook kan een subsidie lager (tot op nihil) worden vastgesteld. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2020-9326.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.