Besluit tot wijziging van 10 november 2020 PZH-2020-0005744 (DOS-2020-747215223) van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

Overwegende dat met ingang van 21 april 2015 de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 van kracht is geworden;

 

Overwegende dat de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 op een aantal punten is verouderd en het wenselijk is om een aantal technische reparaties aan te brengen en om de regeling op een aantal punten te wijzigen;

 

Overwegende dat het wenselijk is om wijzigingen door te voeren in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 in verband met wijzigingen in de landelijke modelsubsidieregeling

voor natuur- en landschapsbeheer;

 

Overwegende dat het wenselijk is om wijzigingen door te voeren in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 in verband met een risico dat de bepaling rondom chemische gewasbeschermingsmiddelen een knelpunt vormt met afspraken binnen het lopende agrarisch natuurbeheer;

 

Besluiten:

Artikel I

De Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Aan de titel Hoofdstuk wordt na “Hoofdstuk” “1” toegevoegd.

 

B.

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen komt te luiden:

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    beheeractiviteit: activiteit uit de koppeltabel;

  • d.

    beheerfunctie: functie van een beheeractiviteit zoals opgenomen in de koppeltabel;

  • e.

    certificaat: certificaat afgegeven door de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer namens Gedeputeerde Staten, waarmee wordt gewaarborgd dat een natuurbeheerder of agrarisch collectief voldoet aan bepaalde beheereisen en het beheer op de afgesproken manier uitvoert;

  • f.

    koppeltabel: in bijlage 3 opgenomen overzicht van de subsidiabele beheeractiviteiten en maximale vergoedingen Agrarisch natuur- en landschapsbeheer;

  • g.

    gescheperde schaapskudde: rondtrekkende schaapskudde die niet permanent op een plaats graast en die gehoed wordt door een herder met een of meer honden;

  • h.

    grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, zoals bepaald in artikel 2, bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014;

  • i.

    knooppuntennetwerk: bij de Stichting Landelijk Fietsplatform of Stichting Wandelnet geregistreerd routenetwerk voor fietsen of wandelen bestaande uit genummerde knooppunten en bewegwijzering tussen de knooppunten;

  • j.

    landbouwactiviteit: landbouwactiviteit als bedoeld en omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

  • k.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een groep van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een landbouwactiviteit uitoefent op landbouwgrond;

  • l.

    landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, plus eventuele landschapselementen of watergangen;

  • m.

    landbouwsteunkader: Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PB EU 2014/C 204/01);

  • n.

    landelijke fietsroutes: bij de stichting landelijk Fietsplatform geregistreerde landelijke fietsroutes en ANWB-bewegwijzerde routes als onderdeel van een landelijk fietsroutenetwerk;

  • o.

    landelijke wandelroutes: bij de Stichting Wandelnet geregistreerde Lange-Afstand-Wandelpaden en Streekpaden als onderdeel van een landelijk wandelroutenetwerk;

  • p.

    landschapsbeheertype: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven soort landschapsbeheertype;

  • r.

    leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen of voor kunnen komen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting, het beheer en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren worden nagestreefd;

  • s.

    monitoringstoeslag: extra vergoeding per natuurbeheertype voor het uitvoeren van metingen en het vastleggen van de ontwikkelingen op het natuurterrein;

  • t.

    monitoringsprogramma: door Gedeputeerde Staten vastgesteld meerjarig programma van metingen om de effecten van maatregelen en ingrepen te kunnen volgen vanuit vastgestelde beleidsdoelen en beleidstaken;

  • u.

    natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 waarin de overeengekomen doelen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn vastgelegd;

  • v.

    natuurbeheertype: in bijlage 2 opgenomen en nader beschreven natuurbeheertype;

  • w.

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur die in het natuurbeheerplan is aangeduid, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013;

  • x.

    normbedrag: bedrag voor de monitoringstoeslag, schapentoeslag, openstellingsbijdrage of de vaartoeslag, dat op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder f wordt opgenomen in het openstellingsbesluit;

  • y.

    opslag voor de prijsstijging: op de consumentenprijsindex gebaseerde opslag van de subsidie om de kostenstijging gedurende de looptijd van de beschikking te compenseren;

  • z.

    openstellingsbijdrage: extra vergoeding voor het recreatief toegankelijk maken en houden van een natuurterrein of het houden van toezicht op een natuurterrein;

  • aa.

    schapentoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen ten behoeve van de inzet van gescheperde schaapskuddes;

  • bb.

    tarief: tarief voor de in artikel 2.7 genoemde subsidiabele kosten, dat op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder e wordt opgenomen in het openstellingsbesluit;

  • cc.

    transactiekosten: kosten als bedoeld in artikel 2 sub e van Verordening (EU) nr. 1305/2013;

  • dd.

    vaartoeslag: extra vergoeding voor transportkosten in verband met het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen op een natuurterrein dat alleen varend kan worden bereikt;

  • ee.

    Verordening (EU) nr. 640/2014: Gedelegeerde verordening van de Europese Commissie tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden;

  • ff.

    Verordening (EU) nr. 809/2014: Uitvoeringsverordening(EU) Nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU L227);

C.

In artikel 1.5, derde lid, wordt “eerste lid” vervangen door “tweede lid”.

 

D.

 

In artikel 2.2, tweede lid, vervalt “en in afwijking van artikel 2.3”.

 

E.

 

In artikel 2.4 wordt “certificaat samenwerkingsverband” vervangen door “groepscertificaat”.

 

F.

 

In artikel 2.4a wordt “toegekend krijgt” vervangen door “toegekend krijgt voor de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd”.

 

G.

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onderdeel d van het eerste lid vervalt.

  • 2.

    De puntkomma in onderdeel c wordt vervangen door een punt.

  • 3.

    Het tweede lid komt te luiden:

     

    • 2.

      Subsidie kan worden geweigerd indien het natuurterrein aan de subsidieontvanger is overgedragen door:

      • a.

        een gemeente;

      • b.

        een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen;

      • c.

        het Rijksvastgoedbedrijf van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

      • d.

        een waterschap; of

      • e.

        een waterleidingmaatschappij.

H.

 

In Artikel 2.6 Subsidievereisten wordt “certificaat samenwerkingsverband” vervangen door “groepscertificaat”.

 

I.

 

Artikel 2.7, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In onderdeel c wordt na “monitoring” en voor de puntkomma ingevoegd: van een natuurterrein.

  • 2.

    In onderdeel e wordt “die verband houden met” vervangen door “voor het transport in verband met”.

  • 3.

    In lid 4 wordt “certificaat samenwerkingsverband” vervangen door “groepscertificaat”.

J.

 

Artikel 2.8 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

     

    • 2.

      Indien van toepassing wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:

      • a.

        het normbedrag voor monitoring per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

      • b.

        het normbedrag voor de openstellingsbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

      • c.

        het normbedrag voor de schapentoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

      • d.

        het normbedrag voor de vaartoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

    • elk vermenigvuldigd met zes jaar.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

     

    • 3.

      Het tarief bedoeld in het eerste lid en de normbedragen bedoeld in het tweede lid worden verhoogd met de opslag voor de prijsstijging.

K.

 

In artikel 2.11 wordt in het eerste lid, onder f “certificaat samenwerkingsverband” vervangen door “groepscertificaat”.

 

L.

 

In artikel 2.11a wordt “bestrijdingsmiddelen” vervangen door “gewasbeschermingsmiddelen”.

 

M.

 

Artikel 2.12 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In het vierde lid, wordt “in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.” vervangen door “de beschikking tot subsidieverlening een ander tijdstip vermeldt.”.

  • 2.

    In het vierde lid wordt” betaald” vervangen door “bepaald”.

N.

 

In artikel 2.13, derde lid wordt “toeslagen” vervangen door: normbedragen.

 

O.

 

Artikel 3.11a komt te luiden:

 

Artikel 3.11a (toepassing chemische gewasbeschermingsmiddelen)

 

  • 1.

    In aanvulling op artikel 3.11 wordt aan de subsidieontvanger van aanvragen die gedaan zijn na 1 januari 2023 de verplichting opgelegd om geen chemische gewasbeschermingsmiddelen toe te passen op percelen waarvoor middels deze regeling subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    In uitzondering op het eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten een nadere verplichting opleggen omtrent het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen op het areaal waarop een aanvraag tot uitbreiding of vergroting van de beschikking tot subsidieverlening, als bedoeld in artikel 3.13, betrekking heeft.

P.

 

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In artikel 3.13, eerste lid, wordt “waarin” vervangen door “waarvoor”.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie voor zover:

      • a.

        de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten genoemd in artikel 3.5;

      • b.

        die wijziging leidt tot een verhoging van minimaal € 1.200; en

      • c.

        de vergroting maximaal 20 procent bedraagt van de totale maximale oppervlakte waarvoor reeds een beschikking is afgegeven.

  • 3.

    Er wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

     

    • 7.

      Het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, kan met terugwerkende kracht worden gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Europese Commissie.

Q.

 

In artikel 4.2 wordt “Provincial” vervangen door “Provinciaal”

 

R.

 

In artikel 3.4 wordt “Natuur- en Landschapsbeheer” vervangen door “natuur- en landschapsbeheer”.

 

S.

 

Bijlage 2, de Index Natuur en Landschap, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Op de eerste titelpagina wordt “Versie 0.6 28 april 2016” vervangen door Versie 0.7 12 juni 2019.

  • 2.

    In de leeswijzer wordt na de inhoud van “T.a.v. versie 0.5” toegevoegd T.a.v. versie 0.7

  • In versie 0.7 zijn ten opzichte van versie 0.6 de natuurbeheertypen 05.03 (Veenmoeras) en 05.04 (Dynamisch moeras) toegevoegd. Het natuurbeheertype 05.01 (Moeras) vervalt per 1 januari 2021.

  • 3.

    In de leeswijzer wordt “47 beheertypen” steeds vervangen door 49 beheertypen.

  • 4.

    Op de eerste pagina van natuurtype N05 Moerassen, komt de tekst onder het kopje Beheertypen als volgt te luiden:

Beheertypen

Dit natuurtype omvat vier beheertypen:

 

  • N05.01 Moeras (vervallen per 1 januari 2021)

  • N05.02 Gemaaid rietland

  • N05.03 Veenmoeras (nieuw per 1 januari 2021)

  • N05.04 Dynamisch moeras (nieuw per 1 januari 2021)

Bij alle typen wordt riet gemaaid, maar met verschillende doelstellingen. In geval van Moeras, Veenmoeras en Dynamisch moeras gebeurt dit vooral om de soortenrijkdom te bewaren, in het geval van Gemaaid rietland ligt de nadruk op de oogst van riet.

 

  • 5.

    De titel van N05.01 Moeras komt te luiden N05.01 Moeras (vervallen per 1 januari 2021).

  • 6.

    Na de inhoud van N05.02 wordt de inhoud van de natuurbeheertypen N05.03 en N.05.04 toegevoegd:

N05.03 Veenmoeras (nieuw per 1 januari 2021)

 

Algemene beschrijving

Veenmoerassen komen voor op de overgang van water naar land. Ze zijn gelegen in historisch laag- en eventueel hoogveengebieden. Kenmerkend voor deze moerassen is dat ze in de huidige situatie zeer nat zijn, maar een geringe waterdynamiek kennen. Soms is er zelfs sprake van een omgekeerd peil. Hierdoor neemt de snelheid van verbossing en verzuring toe. Om het moeras in stand te houden is daarom intensief beheer nodig.

 

Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen, biezen en galigaan. Veenmoeras is van groot belang voor vogels, libellen, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren als otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Goed ontwikkelde moerassen behoren tot de soortenrijkste levensgemeenschappen in Nederland, en zijn daarom van groot belang voor de Nederlandse natuur.

Veenmoeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten. Hierin weerspiegelt zich de overgang van water naar land. Aan de waterkant vormen losgeslagen planten drijftillen met waterscheerling, zeggen, galigaan en slangenwortel. Het rietland kan vrij open zijn met poeltjes waarin waterplanten groeien, kruidenrijk met diverse orchideeën en blauwe knoop of mosrijk met blad- en levermossen of al ouder met hoog opgaand riet die geleidelijk overgaan in ruigten met moerasspirea of poelruit. Door de grote stapeling van organisch materiaal in oude rietlanden en ruigten kunnen deze vegetaties (tijdelijk) overgaan in een grasrijke vegetatie. De kruidenrijke of mosrijke fase met vrij open riet kan duiden op een wat lagere voedselrijkdom in combinatie met matig zure omstandigheden. In dit milieu kunnen veenmossen zich vestigen. Een deel van de rietlanden wordt gemaaid, maar niet jaarlijks (overjarig riet).

De Nederlandse moerassen zijn vrijwel volledig ontgonnen of verveend geweest; de grote menselijke invloed is in de laagveenmoerassen te herkennen aan het verveningspatroon. Een groot deel wordt bedreigd door vermesting, verdroging en verbossing.

Voor een goede kwaliteit en duurzame instandhouding is een fluctuerend waterpeil en een goede waterkwaliteit essentieel. Doordat deze factoren vaak ontbreken is veelal sprake van gebrek aan nieuwvorming en successie waardoor extra beheer nodig is om voldoende oppervlak en kwaliteit te behouden.

Veenmoeras kan een voorstadium vormen voor Veenmosrietland en moerasheide en uiteindelijk overgaan in Hoogveen. Ruigte en bosvorming (afhankelijk van peilregime en aanwezigheid van grote herbivoren en beheer) kunnen na verloop van tijd de overhand nemen.

 

Afbakening

  • Het beheertype Veenmoeras omvat verlandingsvegetaties zoals riet- en biezenvegetaties, natte ruigte en grote zeggenvegetaties.

  • Veenmoeras kan tot 20% uit open water bestaan en tot 10% uit struweel. De zomersituatie geldt hier als referentiepunt.

  • De gemiddelde grondwaterstand in het najaar zakt maximaal tot 40 cm. onder het maaiveld, behoudens eventuele periodieke droogteperioden.

  • Droge rietruigten vallen niet onder dit beheertype maar onder het beheertype Ruigteveld.

  • In de nattere delen varieert de grondwaterstand tussen 0 en -20 cm.

  • Gebieden waar de waterstanddymaniek groot is (meer dan 20 cm verschil tussen zomer en winter) en/of waar regelmatig (gemid. minimaal 1 keer jaar) overstroming met oppervlaktewater plaatsvindt, vallen onder het type N05.04 Dynamisch Moeras.

  • Gebieden die onderdeel uitmaken van het natuurtype Grootschalige dynamische natuur: N01.03 Rivier- en Moeraslandschap, vallen niet onder het type Veenmoeras.

Subsidieverplichtingen

Voor natuurbeheerders geldt een algemene beheerverplichting. Dit betekent dat de beheerder het beheertype in stand moet houden. De manier waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Onderdelen van Wieden, onderdelen van Weerribben, Rottige Meenthe, Naardermeer, Oostelijke vechtplassen, Botshol en delen van de Nieuwkoopse Plassen.

 

N05.04 Dynamisch Moeras (nieuw per 1 januari 2021)

 

Algemene beschrijving

Dynamische moerassen zijn moerassen met een hoge waterstand en een dynamisch waterpeil. Ze worden periodiek overstroomd met oppervlakte water. Hierdoor is er minder sprake van verzuring en verbossing, waardoor de beheerintensiteit in deze gebieden lager is dan in veenmoerassen.

Deze moerassen’ zijn gesitueerd langs grote wateren en rivieroevers, in oude rivierbeddingen, op (voormalige) buitendijkse gronden, en vaak ook op middels een natuurontwikkelingsproject omgevormde voormalige landbouwgronden, waar een dynamisch peilbeheer kan worden gerealiseerd.

 

Dynamische Moerassen komen voor op de overgang van water naar land. Het lage deel van Nederland is vrijwel volledig ontstaan als moeras. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de klei- en riviergebieden van Nederland. Dynamisch moeras ontstaat in voedselrijk water achter de duinen, in overstromingsvlakten van rivieren en beken. De bodems zijn zeer nat, voedselrijk en matig zuur tot neutraal.

 

Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen en biezen. Dynamisch Moeras is van groot belang voor vogels, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren als bever, otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Moeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten. Hierin weerspiegelt zich de overgang van water naar land. Het rietland kan vrij open zijn met poeltjes waarin waterplanten groeien of al ouder met hoog opgaand riet die geleidelijk overgaan in ruigten met moerasspirea of poelruit. Een deel van de rietlanden wordt gemaaid, maar niet jaarlijks (overjarig riet).

 

De Nederlandse moerassen zijn vrijwel volledig ontgonnen of verveend; het resterende deel wordt bedreigd door vermesting, verdroging en verbossing. Daarnaast zijn er ook recent moerassen aangelegd. Veel van deze moerassen komen slechts geïsoleerd op een kleine oppervlakte voor en staan onder grote menselijke invloed. Hierdoor zijn er toch beperkingen aan de voor dit type noodzakelijke dynamiek. Ze kunnen daarom geen onderdeel vormen van Grootschalig Rivier en Moeraslandschap (N01.03). In voedselrijke gebieden kunnen ruigte en bosvorming (afhankelijk van peilregime en aanwezigheid van grote herbivoren en beheer) na verloop van tijd de overhand nemen.

 

Voor een goede kwaliteit en duurzame instandhouding is een natuurlijk fluctuerend waterpeil en een goede waterkwaliteit essentieel. Thans is er veelal sprake van gebrek aan nieuwvorming en versnelde successie waardoor extra beheer nodig is om voldoende oppervlak en kwaliteit te behouden.

 

Afbakening

  • Het beheertype Dynamisch Moeras omvat verlandingsvegetaties zoals riet- en biezenvegetaties, natte ruigte en grote zeggenvegetaties.

  • Moeras kan tot 20% uit open water bestaan en tot 10% uit struweel. De zomersituatie geldt hier als referentiepunt.

  • De gemiddelde grondwaterstand in het najaar zakt maximaal tot 40 cm onder het maaiveld, behoudens eventuele periodieke droogteperioden.

  • Gebieden waar de waterstanddymaniek beperkt is (minder dan 20 cm verschil tussen zomer en winter) en/of waar niet regelmatig (minimaal 1 keer per jaar) overstroming met oppervlaktewater plaatsvindt, vallen onder het type N05.03 Veenmoeras.

  • Droge rietruigten vallen niet onder dit beheertype maar onder het beheertype Ruigteveld.

  • In de nattere delen varieert de grondwaterstand tussen 0 en -20 cm.

  • Gebieden die onderdeel uitmaken van het natuurtype Grootschalige dynamische natuur: N01.03 Rivier- en Moeraslandschap, vallen niet onder het type Dynamisch Moeras.

Subsidieverplichtingen

Voor natuurbeheerders geldt een algemene beheerverplichting. Dit betekent dat de beheerder het beheertype in stand moet houden. De manier waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Moeraslocaties in de Oude Rijnstrangen/Oevers van het Zwarte Meer, het Lauwersmeer, Harderbroek, De Groene Jonker (Nieuwkoopse Plassen), de Onlanden in Noord-Drenthe.

 

  • 7.

    De inhoudsopgave wordt bijgewerkt naar aanleiding van voorgaande wijzigingen.

ARTIKEL II Inwerkingtreding

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Den Haag, 10 november 2020

drs. J. Smit, voorzitter

drs. H.M.M. Koek, secretaris.

Toelichting bij het besluit tot wijziging

 

De tekst van de regeling is op bepaalde punten aangepast of ingekort ten behoeve van de leesbaarheid. Verder zijn omschrijvingen verduidelijkt en zijn verouderde onderdelen uit de regeling geschrapt.

 

In artikel 3.11a, waarin wordt bepaald dat in het agrarisch natuurbeheer voor nieuwe aanvragen geldt dat chemische gewasbeschermingsmiddelen niet zijn toegestaan, is de wijziging opgenomen dat dit geldt voor aanvragen vanaf 1 januari 2023. Dit was 1 januari 2020. Op deze manier wordt het risico weggenomen dat onbedoeld tussentijdse wijzigingen of verlengingen van lopende beschikkingen al onder deze bepaling komen te vallen. Dit om te voorkomen dat lopende uitvoeringsafspraken tussen agrarische collectieven en deelnemers aan agrarisch natuurbeheer in de knel komen. Op deze manier is er tijd om met partijen nadere afspraken te maken over het terugdringen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen in de toekomst. Voor eventuele tussentijdse uitbreidingsaanvragen op lopende beschikkingen kunnen Gedeputeerde Staten voor het areaal waarop de uitbreiding betrekking heeft een nadere verplichting opleggen omtrent het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

 

Aan het bestaande derde lid van artikel 3.13 is toegevoegd dat een provincie een uitbreidingsaanvraag slechts kan goedkeuren voor zover de uitbreiding maximaal 20 procent bedraagt ten opzichte van de som van de max van de leefgebieden die in de (her)beschikking zijn opgenomen.

 

In bijlage 2, de Index Natuur en Landschap, zijn de nieuwe natuurbeheertypen N05.03 Veenmoeras en N05.04 Dynamisch moeras toegevoegd. N05.01 Moeras komt per 1 januari 2021 te vervallen.

Naar boven