Wijziging Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016

 

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 20 oktober 2020, kenmerk 43/5.3/2020001943, team Landelijk Gebied, tot wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016

 

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet;

 

gelet op artikel 1.8 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016;

 

overwegende dat de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016 op een aantal punten verouderd is en het wenselijk is om de voornoemde verordening te actualiseren en om een aantal technische reparaties aan te brengen;

 

 

BESLUITEN:

 

de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016, zoals vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 11 maart 2015, Provinciaal Blad nummer 1479, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 5 november 2019, kenmerk 5.6/2019002390 Provinciaal Blad nummer 7317 van 2019, te wijzigen.

 

ARTIKEL I WIJZIGINGEN

 

A.

 

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onderdeel b vervalt onder vernummering van de onderdelen c tot en met e tot de onderdelen b tot en met d.

  • 2.

    De onderdelen g en h worden vernummerd tot de onderdelen e en f onder vernummering van onderdeel f tot onderdeel g.

  • 3.

    In onderdeel g (definitie koppeltabel) wordt voor de puntkomma ingevoegd « Agrarisch natuur- en landschapsbeheer ».

  • 4.

    De onderdelen i tot en met p worden vernummerd tot de onderdelen h tot en met o.

  • 5.

    Onderdeel q (definitie landschapselement) vervalt onder vernummering van de onderdelen r tot en met w tot de onderdelen p tot en met u.

  • 6.

    In onderdeel p (definitie leefgebied) wordt « voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd » vervangen door « voorkomen of voor kunnen komen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting, het beheer en het gebruik van hun omgeving; ».

  • 7.

    In onderdeel q (definitie monitoringstoeslag) vervalt « of de landbouwgrond met uitzondering van metingen in het kader van natuur- en landschapsbeheer, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging ».

  • 8.

    Er wordt een nieuw onderdeel v toegevoegd, luidende:

  • v. normbedrag: bedrag voor de monitoringstoeslag, schapentoeslag, openstellingsbijdrage of de vaartoeslag, dat op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder f wordt opgenomen in het openstellingsbesluit;

  • 9.

    De onderdelen x tot en met ee worden vernummerd tot de onderdelen w tot en met dd.

  • 10.

    In de onderdelen x (definitie openstellingsbijdrage) en y (definitie schapentoeslag) vervalt « , vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging ».

  • 11.

    In onderdeel z (definitie tarief) wordt na de komma « vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging » vervangen door « dat op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder e wordt opgenomen in het openstellingsbesluit ».

  • 12.

    In onderdeel bb (definitie vaartoeslag) vervalt «, vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging » en wordt na « extra vergoeding voor » ingevoegd « transportkosten in verband met ».

 

B.

 

In artikel 1.5, derde lid, wordt « eerste lid » vervangen door « tweede lid ».

 

C.

 

In artikel 2.1, tweede lid, vervalt « en in afwijking van artikel 2.3 ».

 

D.

 

Artikel 2.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Onderdeel d van het eerste lid vervalt.

  • 2.

    De puntkomma in onderdeel c wordt vervangen door een punt.

  • 3.

    Het tweede lid komt te luiden:

 

2. Subsidie kan worden geweigerd indien het natuurterrein aan de subsidieontvanger is overgedragen door:

 

  • a.

    een gemeente;

  • b.

    een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen;

  • c.

    het Rijksvastgoedbedrijf van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • d.

    een waterschap; of

  • e.

    een waterleidingmaatschappij.

 

E.

 

In artikel 2.4a wordt « toegekend krijgt. » vervangen door « toegekend krijgt voor de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. ».

 

F.

 

Artikel 2.5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In onderdeel c wordt na « monitoring » en voor de puntkomma ingevoegd « van een natuurterrein ».

  • 2.

    In onderdeel e wordt « die verband houden met » vervangen door « voor het transport in verband met ».

 

 

G.

 

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

 

  • 2.

    Indien van toepassing wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:

  • a.

    het normbedrag voor monitoring per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

  • b.

    het normbedrag voor de openstellingsbijdrage, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

  • c.

    het normbedrag voor de schapentoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

  • d.

    het normbedrag voor de vaartoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares;

  • e.

    elk vermenigvuldigd met zes jaar.

 

2. Het derde lid komt te luiden:

 

3. Het tarief bedoeld in het eerste lid en de normbedragen bedoeld in het tweede lid worden verhoogd met de opslag voor de prijsstijging.

 

 

H.

 

In artikel 2.12, vierde lid, wordt « in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald. » vervangen door « de beschikking tot subsidieverlening een ander tijdstip vermeldt. ».

 

 

I.

 

In artikel 2.13, derde lid, wordt « toeslagen » vervangen door « normbedragen ».

 

J.

 

Artikel 3.13 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    In artikel 3.13, eerste lid, wordt « waarin » vervangen door « waarvoor ».

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

 

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie voor zover:

  • a.

    de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten genoemd in artikel 3.4;

  • b.

    die wijziging leidt tot een verhoging van minimaal € 1.200; en

  • c.

    de vergroting maximaal 20% bedraagt van de totale maximale oppervlakte waarvoor reeds een beschikking is afgegeven.

 

3. Er wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

 

7. Het percentage, bedoeld in het derde lid, onderdeel c, kan met terugwerkende kracht worden gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Europese Commissie.

 

K.

 

Bijlage 1 van de SVNL, Index landschap, wordt als volgt gewijzigd:

 

Onder L01 Groenblauwe landschapselementen, komt de tekst onder het kopje Beheertypen als volgt te luiden:

 

Beheertypen

Dit natuurtype omvat de volgende beheertypen:

 

  • • L01.01 Poel en klein historisch water

  • • L01.02 Houtwal en houtsingel

  • • L01.03 Elzensingel

  • • L01.04 Bossingel en bosje (vervallen)

  • • L01.05 Knip- en scheerheg

  • • L01.06 Struweelhaag

  • • L01.07 Laan

  • • L01.08 Knotboom

  • • L01.09 Hoogstamboomgaard

  • • L01.10 Struweelrand

  • • L01.11 Hakhoutbosje

  • • L01.12 Griendje

  • • L01.13 Bomenrij en solitaire boom

  • • L01.14 Rietzoom en klein rietperceel

  • • L01.15 Natuurvriendelijke oever

  • • L01.16 Bossingel (nieuw per 1-1-2017)

 

L.

 

Bijlage 2 van de SVNL, de Index Natuur en Landschap, wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Op de eerste titelpagina wordt « Versie 0.6 28 april 2016 » wordt vervangen door « Versie 0.7 12 juni 2016 ».

  • 2.

    In de leeswijzer wordt na de inhoud van « T.a.v. versie 0.5 » toegevoegd

  • 3.

    «T.a.v. versie 0.7

  • 4.

    In versie 0.7 zijn ten opzichte van versie 0.6 de natuurbeheertypen 05.03 (Veenmoeras) en 05.04 (Dynamisch moeras) toegevoegd. Het natuurbeheertype 05.01 (Moeras) vervalt per 1 januari 2021. »

  • 5.

    In de leeswijzer wordt « 47 beheertypen » steeds vervangen door « 49 beheertypen ».

  • 6.

    Op de eerste pagina van natuurtype N05 Moerassen, komt de tekst onder het kopje Beheertypen als volgt te luiden:

 

Beheertypen

Dit natuurtype omvat vier beheertypen:

 

  • N05.01 Moeras (vervallen per 1 januari 2021)

  • N05.02 Gemaaid rietland

  • N05.03 Veenmoeras (nieuw per 1 januari 2021)

  • N05.04 Dynamisch moeras (nieuw per 1 januari 2021)

 

Bij alle typen wordt riet gemaaid, maar met verschillende doelstellingen. In geval van Moeras, Veenmoeras en Dynamisch moeras gebeurt dit vooral om de soortenrijkdom te bewaren, in het geval van Gemaaid rietland ligt de nadruk op de oogst van riet.

 

5. De titel van N05.01 Moeras komt te luiden « N05.01 Moeras (vervallen per 1 januari 2021 ».

6. Na de inhoud van N05.02 wordt de inhoud van de natuurbeheertypen N05.03 en N.05.04 toegevoegd:

 

N05.03 Veenmoeras (nieuw per 1 januari 2021)

 

Algemene beschrijving

Veenmoerassen komen voor op de overgang van water naar land. Ze zijn gelegen in historisch laag- en eventueel hoogveengebieden. Kenmerkend voor deze moerassen is dat ze in de huidige situatie zeer nat zijn, maar een geringe waterdynamiek kennen. Soms is er zelfs sprake van een omgekeerd peil. Hierdoor neemt de snelheid van verbossing en verzuring toe. Om het moeras in stand te houden is daarom intensief beheer nodig.

 

Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen, biezen en galigaan. Veenmoeras is van groot belang voor vogels, libellen, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren als otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Goed ontwikkelde moerassen behoren tot de soortenrijkste levensgemeenschappen in Nederland, en zijn daarom van groot belang voor de Nederlandse natuur.

Veenmoeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten. Hierin weerspiegelt zich de overgang van water naar land. Aan de waterkant vormen losgeslagen planten drijftillen met waterscheerling, zeggen, galigaan en slangenwortel. Het rietland kan vrij open zijn met poeltjes waarin waterplanten groeien, kruidenrijk met diverse orchideeën en blauwe knoop of mosrijk met blad- en levermossen of al ouder met hoog opgaand riet die geleidelijk overgaan in ruigten met moerasspirea of poelruit. Door de grote stapeling van organisch materiaal in oude rietlanden en ruigten kunnen deze vegetaties (tijdelijk) overgaan in een grasrijke vegetatie. De kruidenrijke of mosrijke fase met vrij open riet kan duiden op een wat lagere voedselrijkdom in combinatie met matig zure omstandigheden. In dit milieu kunnen veenmossen zich vestigen. Een deel van de rietlanden wordt gemaaid, maar niet jaarlijks (overjarig riet).

De Nederlandse moerassen zijn vrijwel volledig ontgonnen of verveend geweest; de grote menselijke invloed is in de laagveenmoerassen te herkennen aan het verveningspatroon. Een groot deel wordt bedreigd door vermesting, verdroging en verbossing.

Voor een goede kwaliteit en duurzame instandhouding is een fluctuerend waterpeil en een goede waterkwaliteit essentieel. Doordat deze factoren vaak ontbreken is veelal sprake van gebrek aan nieuwvorming en successie waardoor extra beheer nodig is om voldoende oppervlak en kwaliteit te behouden.

Veenmoeras kan een voorstadium vormen voor Veenmosrietland en moerasheide en uiteindelijk overgaan in Hoogveen. Ruigte en bosvorming (afhankelijk van peilregime en aanwezigheid van grote herbivoren en beheer) kunnen na verloop van tijd de overhand nemen.

 

Afbakening

  • Het beheertype Veenmoeras omvat verlandingsvegetaties zoals riet- en biezenvegetaties, natte ruigte en grote zeggenvegetaties.

  • Veenmoeras kan tot 20% uit open water bestaan en tot 10% uit struweel. De zomersituatie geldt hier als referentiepunt.

  • De gemiddelde grondwaterstand in het najaar zakt maximaal tot 40 cm. onder het maaiveld, behoudens eventuele periodieke droogteperioden.

  • Droge rietruigten vallen niet onder dit beheertype maar onder het beheertype Ruigteveld.

  • In de nattere delen varieert de grondwaterstand tussen 0 en -20 cm.

  • Gebieden waar de waterstanddynamiek groot is (meer dan 20 cm verschil tussen zomer en winter) en/of waar regelmatig (gemiddeld minimaal 1 keer jaar) overstroming met oppervlaktewater plaatsvindt, vallen onder het type N05.04 Dynamisch Moeras.

  • Gebieden die onderdeel uitmaken van het natuurtype Grootschalige dynamische natuur: N01.03 Rivier- en Moeraslandschap, vallen niet onder het type Veenmoeras.

 

Subsidieverplichtingen

Voor natuurbeheerders geldt een algemene beheerverplichting. Dit betekent dat de beheerder het beheertype in stand moet houden. De manier waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Onderdelen van Wieden, onderdelen van Weerribben, Rottige Meenthe, Naardermeer, Oostelijke vechtplassen, Botshol en delen van de Nieuwkoopse Plassen.

 

N05.04 Dynamisch Moeras (nieuw per 1 januari 2021)

 

Algemene beschrijving

Dynamische moerassen zijn moerassen met een hoge waterstand en een dynamisch waterpeil. Ze worden periodiek overstroomd met oppervlaktewater. Hierdoor is er minder sprake van verzuring en verbossing, waardoor de beheerintensiteit in deze gebieden lager is dan in veenmoerassen.

Deze moerassen’ zijn gesitueerd langs grote wateren en rivieroevers, in oude rivierbeddingen, op (voormalige) buitendijkse gronden, en vaak ook op middels een natuurontwikkelingsproject omgevormde voormalige landbouwgronden, waar een dynamisch peilbeheer kan worden gerealiseerd.

 

Dynamische Moerassen komen voor op de overgang van water naar land. Het lage deel van Nederland is vrijwel volledig ontstaan als moeras. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de klei- en riviergebieden van Nederland. Dynamisch moeras ontstaat in voedselrijk water achter de duinen, in overstromingsvlakten van rivieren en beken. De bodems zijn zeer nat, voedselrijk en matig zuur tot neutraal.

 

Typische moerasplanten zijn hoge grassen als riet en rietgras, grote zeggen en biezen. Dynamisch Moeras is van groot belang voor vogels, vissen, amfibieën en enkele zoogdieren als bever, otter, noordse woelmuis en waterspitsmuis. Moeras omvat open begroeiingen van riet, lisdodde en biezen in water; rietlanden en rietruigten. Hierin weerspiegelt zich de overgang van water naar land. Het rietland kan vrij open zijn met poeltjes waarin waterplanten groeien of al ouder met hoog opgaand riet die geleidelijk overgaan in ruigten met moerasspirea of poelruit. Een deel van de rietlanden wordt gemaaid, maar niet jaarlijks (overjarig riet).

 

De Nederlandse moerassen zijn vrijwel volledig ontgonnen of verveend; het resterende deel wordt bedreigd door vermesting, verdroging en verbossing. Daarnaast zijn er ook recent moerassen aangelegd. Veel van deze moerassen komen slechts geïsoleerd op een kleine oppervlakte voor en staan onder grote menselijke invloed. Hierdoor zijn er toch beperkingen aan de voor dit type noodzakelijke dynamiek. Ze kunnen daarom geen onderdeel vormen van Grootschalig Rivier en Moeraslandschap (N01.03). In voedselrijke gebieden kunnen ruigte en bosvorming (afhankelijk van peilregime en aanwezigheid van grote herbivoren en beheer) na verloop van tijd de overhand nemen.

 

Voor een goede kwaliteit en duurzame instandhouding is een natuurlijk fluctuerend waterpeil en een goede waterkwaliteit essentieel. Thans is er veelal sprake van gebrek aan nieuwvorming en versnelde successie waardoor extra beheer nodig is om voldoende oppervlak en kwaliteit te behouden.

 

Afbakening

  • Het beheertype Dynamisch Moeras omvat verlandingsvegetaties zoals riet- en biezenvegetaties, natte ruigte en grote zeggenvegetaties.

  • Moeras kan tot 20% uit open water bestaan en tot 10% uit struweel. De zomersituatie geldt hier als referentiepunt.

  • De gemiddelde grondwaterstand in het najaar zakt maximaal tot 40 cm onder het maaiveld, behoudens eventuele periodieke droogteperioden.

  • Gebieden waar de waterstanddynamiek beperkt is (minder dan 20 cm verschil tussen zomer en winter) en/of waar niet regelmatig (minimaal 1 keer per jaar) overstroming met oppervlaktewater plaatsvindt, vallen onder het type N05.03 Veenmoeras.

  • Droge rietruigten vallen niet onder dit beheertype maar onder het beheertype Ruigteveld.

  • In de nattere delen varieert de grondwaterstand tussen 0 en -20 cm.

  • Gebieden die onderdeel uitmaken van het natuurtype Grootschalige dynamische natuur: N01.03 Rivier- en Moeraslandschap, vallen niet onder het type Dynamisch Moeras.

 

Subsidieverplichtingen

Voor natuurbeheerders geldt een algemene beheerverplichting. Dit betekent dat de beheerder het beheertype in stand moet houden. De manier waarop hij deze instandhoudingsverplichting invult, is aan de beheerder zelf.

 

Voorbeeldgebieden

Moeraslocaties in de Oude Rijnstrangen/Oevers van het Zwarte Meer, het Lauwersmeer, Harderbroek, De Groene Jonker (Nieuwkoopse Plassen), de Onlanden in Noord-Drenthe.

 

7. De inhoudsopgave wordt bijgewerkt naar aanleiding van voorgaande wijzigingen.

 

M.

 

In Bijlage 3 wordt « artikel 1.1, onderdeel f » gewijzigd in « artikel 1.1, onderdeel g ».

 

 

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

 

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2020.

 

Toelichting bij het besluit tot wijziging

 

De tekst van de verordening/regeling is op bepaalde punten aangepast of ingekort ten behoeve van de leesbaarheid. Verder zijn omschrijvingen verduidelijkt en zijn verouderde onderdelen uit de regeling geschrapt.

 

Aan het bestaande derde lid van artikel 3.13 is toegevoegd dat een provincie een uitbreidingsaanvraag slechts kan goedkeuren voor zover de uitbreiding maximaal 20% bedraagt ten opzichte van de som van de max van de leefgebieden die in de (her)beschikking zijn opgenomen.

 

In bijlage 2, de Index Natuur en Landschap, zijn de nieuwe natuurbeheertypen N05.03 Veenmoeras en N05.04 Dynamisch moeras toegevoegd. N05.01 Moeras komt per 1 januari 2021 te vervallen.

 

 

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad en werkt terug tot 1 januari 2020.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

 

Uitgegeven: 26 oktober 2020

 

Naar boven