Referendumverordening Provincie Limburg 2020

Provinciale Staten van Limburg

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet bekend

 

Referendumverordening Provincie Limburg 2020

 

Hoofdstuk 1 – Onderwerp van een referendum

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    referendum: een volksstemming waarbij stemgerechtigden zich uitspreken over een besluit van Provinciale Staten.

  • b.

    stemgerechtigden: personen die 6 weken voor de datum van het referendum ingezetene zijn van de provincie Limburg, mits zij de Nederlandse nationaliteit hebben en op de dag van het referendum de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, en niet uitgesloten zijn van het kiesrecht.

  • c.

    besluit: een beslissing in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van het bevoegde gezag Provinciale Staten van Limburg.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Een referendum kan worden gehouden over een besluit, met grote maatschappelijke, economische, milieuhygiënische of ruimtelijke gevolgen voor de provincie Limburg of haar inwoners, met dien verstande dat over een besluit slechts éénmaal een referendum kan worden gehouden.

  • 2.

    Géén referendum kan worden gehouden over een besluit als bedoeld in lid 1 indien:

    • a)

      het besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

    • b)

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever, zoals medebewindstaken.

    • c)

      het besluit uitsluitend strekt tot uitvoering van een wet of besluit voor zover die wet of dat besluit strekt tot uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

    • d)

      het besluit uitsluitend strekt tot intrekking van een besluit naar aanleiding van een daarover gehouden referendum.

    • e)

      het besluit uitsluitend betrekking heeft op de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of rechthebbenden.

    • f)

      het besluit uitsluitend betrekking heeft op de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

    • g)

      het besluit strekt tot de vaststelling van de provinciale begroting, jaarrekening, afwijkingenrapportages en eindejaarsbijstelling inclusief bijbehorende kredietbesluiten en begrotingswijzigingen.

    • h)

      dit betrekking heeft op herindelingen onder provinciale regie.

    • i)

      het belang van het besluit niet opweegt tegen de verantwoordelijkheid van de provincie voor kwetsbare groepen en hun plaats in de samenleving.

    • j)

      de inwerkingtreding of uitvoering van het besluit naar het oordeel van Provinciale Staten niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende of dringende provinciale belangen.

    • k)

      daartegen bezwaar en/of beroep in de zin van de Awb kan of kon worden aangetekend.

Hoofdstuk 2 – De aanvraagprocedure van het referendum

Artikel 3 Inleidend verzoek

  • 1.

    Ingezetenen van de provincie Limburg kunnen een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een door Provinciale Staten genomen besluit of delen daarvan, uiterlijk 4 weken na publicatie van dit besluit, mits zij de Nederlandse nationaliteit hebben en op de dag van de indiening van het verzoek de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, en niet uitgesloten zijn van het kiesrecht.

  • 2.

    Het inleidend verzoek moet schriftelijk bij de referendumcommissie worden ingediend. Het verzoek moet worden ondersteund door minimaal 1000 ingezetenen van Limburg die de Nederlandse nationaliteit hebben en op het moment van indiening van het inleidende verzoek de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en niet uitgesloten zijn van het kiesrecht.

  • 3.

    In het inleidend verzoek wordt aangegeven om welk besluit van Provinciale Staten of delen daarvan het gaat. Het inleidend verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van diens naam, adres, leeftijd, woonplaats en BSN-nummer.

  • 4.

    Voor de vermelding van de in het derde lid bedoelde gegevens stelt de referendumcommissie een format vast.

  • 5.

    De Griffier regelt de ondersteuning van de verzoekers in het gehele traject.

Artikel 4 Beslissing op het inleidend verzoek

  • 1.

    De referendumcommissie beslist op het inleidend verzoek uiterlijk binnen 1 week na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 3, eerste lid en bepaalt:

    • a.

      of het inleidende verzoek een besluit betreft waarover, gelet op het bepaalde in artikel 2 een referendum kan worden gehouden, en

    • b.

      of het inleidend verzoek voldoet aan de in artikel 3 van deze verordening gestelde eisen.

  • 2.

    Indien de referendumcommissie beslist dat aan de vereisten voor het indienen van het inleidend verzoek is voldaan (artikel 2 en 3 van deze verordening), schorten Provinciale Staten uiterlijk binnen twee weken de inwerkingtreding op van hun besluit omtrent het onderwerp van het referendum. Deze opschorting eindigt indien naar aanleiding van het definitief verzoek wordt besloten om geen referendum te houden dan wel de besluitvorming als bedoeld in artikel 16, derde lid, van deze verordening heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt niet eerder dan na zeven dagen maar uiterlijk na 10 dagen door de referendumcommissie publiekelijk bekend gemaakt, gerekend vanaf de dag nadat de referendumcommissie de beslissing als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.

  • 4.

    Provinciale Staten kunnen uiterlijk binnen 1 week te rekenen vanaf de datum waarop de referendumcommissie de beslissing als bedoeld in het eerste lid heeft genomen, artikel 2, tweede lid, aanhef en sub J in werking roepen indien hiervan naar hun oordeel sprake is. Indien artikel 2, tweede lid, aanhef en sub J wordt ingeroepen blijft het tweede lid van onderhavig artikel 4 buiten toepassing.

Artikel 5 Definitief verzoek

  • 1.

    Het definitief verzoek moet uiterlijk binnen 6 weken worden ingediend na de bekendmaking bedoeld in artikel 4, derde lid en worden ondersteund door minimaal 26.500 ingezetenen van de Provincie Limburg, die de Nederlandse nationaliteit hebben, en op het moment van indiening van het verzoek de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, en niet uitgesloten zijn van het kiesrecht.

  • 2.

    Het definitief verzoek gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van diens naam, adres, leeftijd, woonplaats en BSN-nummer. De ondersteuning van het verzoek kan eveneens langs digitale weg worden ingediend en ondertekend worden met DigiD, of een vergelijkbaar veilig digitaal portaal.

  • 3.

    Voor de vermelding van de in het derde lid bedoelde gegevens stelt de referendumcommissie een format vast. De Griffier regelt de ondersteuning van de verzoekers in het gehele traject.

Artikel 6 Beslissing op het definitief verzoek

  • 1.

    De referendumcommissie beslist op het definitief verzoek binnen uiterlijk 2 weken na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 5, eerste lid en bepaalt:

    • a)

      of het definitief verzoek een besluit of delen daarvan betreft waarover, gelet op het bepaalde in artikel 2, een referendum kan worden gehouden, en

    • b)

      of het definitief verzoek voldoet aan de in artikel 5 van deze verordening gestelde eisen.

  • 2.

    De beslissing, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk binnen zeven dagen door de referendumcommissie publiekelijk bekend gemaakt, gerekend vanaf de dag nadat de referendumcommissie de beslissing als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.

  • 3.

    De beslissing van de referendumcommissie tot toelating van het definitief verzoek behelst tevens de vaststelling dat een referendum zal worden gehouden.

Hoofdstuk 3 – De procedure van het referendum

Artikel 7 Datum en periode

  • 1.

    Provinciale Staten stellen na het besluit als bedoeld in artikel 6, derde lid uiterlijk binnen twee weken de dag vast waarop het referendum wordt gehouden. De verplichting uit de eerste volzin geldt niet indien Provinciale Staten besluiten dat er geen referendum wordt gehouden.

  • 2.

    Provinciale Staten besluiten om het referendum te laten plaatsvinden gelijktijdig met de eerstvolgende verkiezingen (voor Gemeenteraad, Provinciale Staten, Tweede Kamer of Europees Parlement), tenzij Provinciale Staten anders besluiten met dien verstande dat het referendum niet later plaatsvindt dan uiterlijk 12 maanden en niet eerder dan 3 maanden na de dag waarop is besloten tot het houden van een referendum, met dien verstande dat dezelfde normen ten aanzien van plaatsing van stembureaus, in overleg met gemeenten, als bij landelijke verkiezingen moeten worden gehanteerd.

  • 3.

    Er kunnen meerdere referenda op dezelfde dag worden gehouden.

Artikel 8 De stemming

  • 1.

    Stemgerechtigd zijn personen die 6 weken voor de datum van het referendum ingezetene zijn van de provincie Limburg, mits zij de Nederlandse nationaliteit hebben en op de dag van het referendum de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en niet uitgesloten zijn van het kiesrecht.

  • 2.

    Aan de stemgerechtigden wordt de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het besluit of delen daarvan zijn.

Artikel 9 Instelling en samenstelling referendumcommissie

  • 1.

    Op grond van artikel 81 Provinciewet is er een referendumcommissie die haar zetel heeft in Maastricht.

    • a)

      Het Presidium benoemt de voorzitter en de leden van de referendumcommissie.

    • b)

      De referendumcommissie (inclusief voorzitter) bestaat uit minimaal 3 en maximaal 5 leden.

    • c)

      De Griffier draagt zorg voor de ondersteuning van de referendumcommissie.

  • 2.

    De voorzitter en de leden van de referendumcommissie kunnen geen deel uitmaken van of werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de provinciale bestuursorganen.

  • 3.

    De leden en de voorzitter worden benoemd door het Presidium voor een periode van vier jaar. Aftredende leden en of de voorzitter kunnen worden herbenoemd voor maximaal 2 periodes.

Artikel 10 Taken en bevoegdheden referendumcommissie

  • 1.

    De referendumcommissie heeft de bevoegdheid te beslissen over:

    • de vraag of sprake is van een besluit dat voldoet aan het bepaalde in artikel 2 en 3 van deze verordening;

    • het houden van een referendum, waaronder het bepalen van de geldigheid van het inleidend en het definitief verzoek. Deze bevoegdheid laat onverlet dat Provinciale Staten in voorkomend geval met toepassing van artikel 7, eerste lid van deze verordening kunnen besluiten om geen referendum te houden.

  • 2.

    De referendumcommissie heeft tot taak

    • a.

      Provinciale Staten te adviseren over:

      • stemprocedure en de datum van het te houden referendum;

      • de stembiljetten;

      • de verstrekking van het budget ten behoeve van het referendum;

    • b.

      toezicht te houden op:

      • de uitvoering van deze verordening;

      • het objectieve of neutrale karakter van de door de provincie te verstrekken voorlichting over het referendum;

    • c.

      klachten te behandelen in het kader van de toezichttaak, genoemd onder d van dit artikel;

    • d.

      binnen 6 maanden na de dag waarop het referendum wordt gehouden dan wel binnen 6 maanden nadat duidelijk is dat er geen referendum plaatsvindt, een evaluatie uit te brengen over het referendumproces.

  • 3.

    De referendumcommissie kan op eigen initiatief advies uitbrengen over aanpassingen van deze verordening, over de bij referenda en referendumverzoeken te volgen procedure en over alle overige zaken die het referendum betreffen en die zij van belang acht.

  • 4.

    De referendumcommissie vergadert in het openbaar.

  • 5.

    De adviezen en besluiten van de referendumcommissie zijn openbaar

  • 6.

    De werkwijze van de referendumcommissie, daaronder begrepen de wijze waarop Provinciale Staten inzage hebben in de stukken waaromtrent door de referendumcommissie geheimhouding is opgelegd, wordt nader uitgewerkt in een separaat door Provinciale Staten vast te stellen reglement. In dat reglement regelen Provinciale Staten tevens de verantwoording door de referendumcommissie aan Provinciale Staten.

Artikel 11 Uitvoering

  • 1.

    De referendumcommissie is belast met de uitvoering van het besluit tot het houden van een referendum. De referendumcommissie regelt coördinatie en kan andere bestuursorganen, instanties of personen inschakelen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zijn belast met het zorgdragen voor een neutrale en inhoudelijke informatievoorziening.

Artikel 12 Budget

  • 1.

    Provinciale Staten stellen, nadat is besloten tot het houden van een referendum, een budget beschikbaar voor voorlichting, organisatie en ondersteuning van het houden van een referendum.

  • 2.

    Er wordt geen subsidie aan initiatiefnemers of belangengroeperingen verleend voor een campagnebudget. Deze kosten zullen de initiatiefnemers en groeperingen zelf moeten dragen.

Artikel 13 Geldigheid van de uitslag

De referendumuitslag is geldig als het opkomstpercentage minimaal gelijk is aan het opkomstpercentage van de laatste provinciale verkiezingen.

Artikel 14 Procedure voorbereiding, stemming, uitslagbepaling en bekendmaking

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 15 Uitslag

  • 1.

    Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het besluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2.

    Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan Provinciale Staten, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 3.

    Provinciale Staten doen op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel 16 Status van het referendum en Statenbesluit

  • 1.

    Bij het besluit tot het houden van een referendum als bedoeld in artikel 7, eerste lid wordt door Provinciale Staten tevens beslist of de uitslag van het referendum al dan niet direct gevolgd wordt. Indien is besloten de uitslag te volgen, is lid 2 van dit artikel van toepassing.

  • 2.
    • a)

      Indien degenen, die een stem hebben uitgebracht in het kader van het referendum, zich in meerderheid uitspreken voor het Statenbesluit, beslist dat deel van Provinciale Staten dat zich bij een besluit om een referendum te houden heeft uitgesproken voor zelfbinding, dienovereenkomstig.

    • b)

      Indien degenen die een stem hebben uitgebracht in het kader van het referendum in meerderheid tegen het Statenbesluit blijken te zijn, dienen Gedeputeerde Staten, binnen 6 weken na het referendum, een voorstel tot intrekking van dat besluit in. Dat deel van Provinciale Staten dat zich bij een besluit om een referendum heeft uitgesproken voor zelfbinding, beslist dienovereenkomstig bij de besluitvorming omtrent het voorstel tot intrekking als bedoeld in het eerste volzin.

  • 3.

    Provinciale Staten houden uiterlijk binnen 6 weken (doch niet later dan 3 maanden) een vergadering over de referendumuitslag ter finale besluitvorming over het besluit dat onderwerp was van het referendum.

Hoofdstuk 4 – Straf- en slotbepalingen

Artikel 17 Strafbepaling

Met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt bestraft degene die:

  • a)

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

  • b)

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken, dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft.

  • c)

    stembiljetten, volmachtbewijzen of referendumkaarten voorhanden heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

  • d)

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Artikel 19 Evaluatie

  • 1.

    Binnen 6 maanden na de dag van het eerst gehouden referendum op basis van deze verordening dan wel na afloop van de periode waarin dit eerste referendum is gehouden, houden Provinciale Staten een evaluatie van dit referendum.

  • 2.

    Drie jaar na inwerkingtreding van deze verordening wordt de werking van deze verordening geëvalueerd.

Artikel 20 Overgangsbepaling

Op beslissingen als omschreven in artikel 2 die naar het oordeel van Provinciale Staten hun grondslag vinden in een beslissing die is genomen vóór de inwerkingtreding, is deze verordening niet van toepassing.

Artikel 21 Uitzonderingen op deze verordening

Daar waar deze verordening niet in voorziet, beslist het Presidium.

Artikel 22 Intrekking oude verordening

De Referendumverordening Provincie Limburg 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 23 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Referendumverordening Provincie Limburg 2020.

Aldus besloten in de vergadering van Provinciale Staten, gehouden op 25 september 2020

Provinciale Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

de griffier,

de heer mr. A.O.J. Pregled

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Limburg,

De heer drs. G.H.E. Derks MPA

Naar boven