33e wijziging Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 22 september 2020- zaaknummer 2020-009224 tot wijziging van een regeling

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Algemene Subsidieverordening Gelderland 2016

 

Besluiten

Vast te stellen de XXe wijziging van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Artikel I  

De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd.

 

A

Artikel 1.6.1 komt te luiden:

Artikel 1.6.1 Incidentele subsidie

In afwijking van artikel 5, tweede lid, van de AsG kan een incidentele subsidie worden verstrekt aan natuurlijke personen.

 

B

In artikel 1.6.2 wordt “29, 31 en paragraaf 7 van de AsG” vervangen door: 29 en paragraaf 6 van de AsG.

 

C

Artikel 2.1.1 komt te luiden:

Artikel 2.1.1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    collectief wooninitiatief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in een woningbouwproject te behartigen;

  • b.

    woningbouwproject: de bouw en realisatie van minimaal drie woningen door een collectief wooninitiatief waarin de leden ervan gaan wonen;

  • c.

    financiële instelling: banken, verzekeraars en pensioenfondsen;

  • d.

    duurzaam projectplan: een projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject waarbij natuurinclusief, klimaatadaptief en circulair wordt gebouwd met behulp van concrete maatregelen in het ontwerp van de woningen en in de woonomgeving;

  • e.

    aanvulling met duurzaamheid: voor een projectplan waarvoor op grond van artikel 2.4.1 sub b, in de periode van 2 november 2019 tot 2 november 2020 subsidie is verleend en nog niet is overlegd. Deze aanvulling heeft betrekking op het aanpassen van het projectplan tot een duurzaam projectplan.

D

Paragraaf 2.4 komt te luiden:

 

Paragraaf 2.4. Collectieve wooninitiatieven

 

Artikel 2.4.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    procesbegeleiding voordat de aanvraag is ontvangen ten behoeve van het oprichten van een collectief wooninitiatief en ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag;

  • b.

    het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, waarin een conclusie over de haalbaarheid is opgenomen en waar in ieder geval uit blijkt dat het collectieve wooninitiatief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding, of

  • c.

    het opstellen van een programma van eisen, een voorlopig ontwerp, een definitief ontwerp en een bestek, voor het realiseren van een woningbouwproject, met inbegrip van de procesbegeleiding.

Artikel 2.4.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      een namens het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente afgegeven intentieverklaring beschikbaar is waaruit blijkt dat door de gemeente wordt meegewerkt aan de realisering van een woningbouwproject op de betreffende locatie, en

    • b.

      de procesbegeleiding wordt uitgevoerd door een onafhankelijke begeleider met ervaring in procesbegeleiding.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, slechts verstrekt als de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectief wooninitiatief te verkopen of te verhuren.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, alleen verstrekt als:

    • a.

      er een duurzaam projectplan is, waarin een conclusie over de haalbaarheid van het woningbouwproject is opgenomen, waar in ieder geval uit blijkt dat het collectief een vrije keuze heeft in de opdrachtverlening aan externe partijen in het bouwproces en een doorslaggevende stem heeft in het ontwerp- en bouwproces van een woningbouwproject;

    • b.

      voor de individuele leden van het collectieve wooninitiatief een financieringstoets door een financiële instelling is uitgevoerd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het woningbouwproject voor koopwoningen, of

    • c.

      voor het collectieve wooninitiatief een financieringstoets door een financiële instelling is uitgevoerd waaruit blijkt dat het collectieve wooninitiatief over voldoende financiële middelen beschikt voor de realisering van het woningbouwproject voor huurwoningen;

    • d.

      de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen binnen een woningbouwproject, indien sprake is van nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of de gemiddelde huur van de woningen binnen een woningbouwproject beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;

    • e.

      de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen binnen een woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;

    • f.

      de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd de intentie heeft deze respectievelijk dit aan de leden van het collectieve wooninitiatief te verkopen of te verhuren, en

    • g.

      een overzicht waaruit blijkt dat het collectief wooninitiatief 35 % van de kosten van artikel 2.4.6, tweede lid onder a en b, aantoonbaar aan deze activiteiten heeft uitgegeven voor dat de aanvraag voor de lening voor de overige 65 % van de kosten is ingediend.

Artikel 2.4.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan het collectieve wooninitiatief.

 

Artikel 2.4.4 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een verklaring van de eigenaar van de grond waarop of het gebouw waarin het woningbouwproject wordt gerealiseerd, waaruit blijkt dat hij de intentie heeft de grond of het gebouw te verkopen of te verhuren aan de leden van het collectieve wooninitiatief;

    • b.

      een lijst van deelnemers aan het collectieve wooninitiatief;

    • c.

      offertes voor procesbegeleiding als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b en c.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1 aanhef en onder b, een offerte voor het aanvullen van het projectplan tot een duurzaam projectplan verstrekt.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een opgave van het aantal te realiseren woningen;

    • b.

      een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, indien het nieuwbouw betreft, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie ligt of een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde huur van de woningen in een woningbouwproject, beneden de huurprijs van maximaal € 850 per maand ligt;

    • c.

      een overzicht waaruit blijkt dat de gemiddelde stichtingskosten van de koopwoningen in een woningbouwproject, indien sprake is van bestaande bouw of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, beneden de grens van de Nationale Hypotheekgarantie vermeerderd met €30.000 ligt;

    • d.

      een verklaring van het collectieve wooninitiatief dat iedere deelnemer een toets heeft ingeleverd waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikken voor de realisering van het woningbouwproject voor koopwoningen, of

    • e.

      een verklaring van het collectieve wooninitiatief dat zij een toets heeft waaruit blijkt dat zij over voldoende financiële middelen beschikt voor de realisering van het woningbouwproject voor huurwoningen, en

    • f.

      een duurzaam projectplan, waaruit blijkt op welke wijze invulling wordt gegeven aan natuurinclusief bouwen, klimaatadaptief bouwen en circulair bouwen.

Artikel 2.4.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.3.5, onder a en b, zijn subsidiabel:

  • a.

    kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt aan procesbegeleiding ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag, en

  • b.

    kosten die voordat de aanvraag is ontvangen worden gemaakt ten behoeve van de formele oprichting van een collectief wooninitiatief.

Artikel 2.4.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder a en b, bedraagt:

    • a.

      €2.000 voor procesbegeleiding ter voorbereiding van de aanvraag en de formele oprichting van een collectief wooninitiatief;

    • b.

      €3.000 voor het aanvullen van een projectplan tot een duurzaam projectplan;

    • c.

      €13.000 voor het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;

    • d.

      €15.500 voor het opstellen van een duurzaam projectplan voor de realisatie van een woningbouwproject, indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt verstrekt in de vorm van een renteloze lening, met een looptijd van maximaal twee jaar, voor een bedrag van maximaal 65% van de kosten en ten hoogste:

    • a.

      €7.500 per woning tot een maximum van €150.000 per woningbouwproject indien het nieuwbouw betreft;

    • b.

      €10.000 per woning tot een maximum van €200.000 per woningbouwproject indien het bestaande bouw betreft of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw.

Artikel 2.4.7 Verplichtingen

  • 1.

    Het projectplan als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder b, dient binnen één jaar na het verlenen van de subsidie te zijn voltooid en na voltooiing binnen een maand aan de provincie te worden overlegd.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid dient het aangevulde projectplan binnen drie maanden, na de termijn genoemd in het eerste lid, aan de provincie te worden overlegd.

  • 3.

    Met betrekking tot de subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, is de ontvanger verplicht:

    • a.

      binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie, te starten met de bouw van het woningbouwproject en dit zo snel mogelijk te melden aan de provincie;

    • b.

      binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie het woningbouwproject te hebben voltooid.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen verlengen.

Artikel 2.4.8 Weigeringsgronden

De subsidie als bedoeld in artikel 2.4.1, aanhef en onder c, wordt geweigerd als niet is gebleken dat de realisering van het woningbouwproject haalbaar is.

 

Artikel 2.4.9 Vaststelling

Na afloop van de in artikel 2.4.7, derde lid, aanhef en onderdeel b, genoemde termijnen wordt de subsidie ambtshalve op nihil vastgesteld.

 

E

In de artikelen 2.8.2, 2.10.1, 2.11.2, 2.12.2, 2.13.2, 2.14.2, 2.15.2, 3.3.1, 3.5.2, 3.6.1, 3.7.1, 3.8.1, 3.11.2, 3.12.2, 3.13.2, 3.16.2, 3.17.2, 4.2.1, 4.4.1, 4.5.1, 4.6.1, 4.7.1, 4.8.1, 4.9.1, 4.11.1, 4.12.1, 4.16.1, 4.17.1, 4.18.1, 5.3.1, 5.4.3, 5.5.2, 5.6.2, 5.9.1, 5.11.1, 5.12.3, 5.14.2, 5.15.1, 6.2.1, 6.3.1, 6.9.2, 6.12.1, 6.12a.1, 6.13.1, 6.25.1, 6.27.2, 6.32.1, 6.37.2, 6.38.2, 6.39.2, 7.3.1, 7.4.1, 7.5.1, 7.6.1, 7.7.1, 7.8.1, 7.9.1, 7.10.2, 7.11.1, 7.13.2. 8.1.2, 8.2.2, 8.3.2 wordt “artikel 11 van de AsG” vervangen door: artikel 3, eerste lid, van de AsG.

 

F

In artikel 2.11.4, eerste lid, wordt “verleend” vervangen door: verstrekt.

 

G

Artikel 2.11.6 komt te luiden:

Artikel 2.11.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    Waterschap Rijn en IJssel;

  • b.

    Waterschap Vallei en Veluwe;

  • c.

    Gemeente Aalten;

  • d.

    Gemeente Apeldoorn;

  • e.

    Gemeente Barneveld;

  • f.

    Gemeente Berkelland;

  • g.

    Gemeente Bronckhorst;

  • h.

    Gemeente Doetinchem;

  • i.

    Gemeente Duiven;

  • j.

    Gemeente Ede;

  • k.

    Gemeente Elburg;

  • l.

    Gemeente Harderwijk;

  • m.

    Gemeente Montferland;

  • n.

    Gemeente Nunspeet;

  • o.

    Gemeente Putten;

  • p.

    Gemeente Renswoude;

  • q.

    Gemeente Rhenen;

  • r.

    Gemeente Soest;

  • s.

    Gemeente Voorst;

  • t.

    Gemeente Westervoort;

  • u.

    Gemeente Winterswijk;

  • v.

    Gemeente Zevenaar;

  • w.

    Gemeente Zutphen.

H

Artikel 2.11.8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    De subsidie bedraagt per subsidieontvanger ten hoogste:

    • a.

      Waterschap Rijn en IJssel €2.220.000, bij een investeringsvolume van €7.300.000;

    • b.

      Waterschap Vallei en Veluwe €880.000, bij een investeringsvolume van €2.900.000;

    • c.

      Gemeente Aalten €5.114, bij een investeringsvolume van €19.400;

    • d.

      Gemeente Apeldoorn €402.980, bij een investeringsvolume van €1.604.022;

    • e.

      Gemeente Barneveld €26.677, bij een investeringsvolume van €102.000;

    • f.

      Gemeente Berkelland €53.428, bij een investeringsvolume van €232.296;

    • g.

      Gemeente Bronckhorst €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • h.

      Gemeente Doetinchem €94.776, bij een investeringsvolume van €363.000;

    • i.

      Gemeente Duiven €115.925, bij een investeringsvolume van €504.022;

    • j.

      Gemeente Ede €89.406, bij een investeringsvolume van €342.500;

    • k.

      Gemeente Elburg €178.569, bij een investeringsvolume van €744.022;

    • l.

      Gemeente Harderwijk €168.171, bij een investeringsvolume van €704.022;

    • m.

      Gemeente Montferland €181.467, bij een investeringsvolume van €754.946;

    • n.

      Gemeente Nunspeet €26.080, bij een investeringsvolume van €100.000;

    • o.

      Gemeente Putten €115.538, bij een investeringsvolume van €448.396;

    • p.

      Gemeente Renswoude €9.461, bij een investeringsvolume van €40.000;

    • q.

      Gemeente Rhenen €25.313, bij een investeringsvolume van €96.800;

    • r.

      Gemeente Soest €15.682, bij een investeringsvolume van €60.000;

    • s.

      Gemeente Voorst €46.962, bij een investeringsvolume van €180.000;

    • t.

      Gemeente Westervoort €1.694, bij een investeringsvolume van €7.365;

    • u.

      Gemeente Winterswijk €87.446, bij een investeringsvolume van €335.000;

    • v.

      Gemeente Zevenaar €115.925, bij een investeringsvolume van €504.022;

    • w.

      Gemeente Zutphen €29.404, bij een investeringsvolume van €112.500.

I

Artikel 2.11.9 vervalt.

 

J

Artikel 2.13.1 wordt als volgt gewijzigd:

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, die luiden:

  • e.

    centrumgebied: een binnenstad, dorpskern of wijkwinkelcentrum;

  • f.

    centrummanagement: het versterken van de aantrekkingskracht en het economisch functioneren van een centrumgebied door de stakeholders (overheid, ondernemers en vastgoedeigenaren), zowel inhoudelijk als financieel, structureel met elkaar te verbinden en het centrumgebied gezamenlijk als merk te ontwikkelen en een marketing- en communicatiestrategie op te stellen.

K

 

Na artikel 2.13.8 worden vier artikelen toegevoegd, die luiden:

 

Artikel 2.13.9 Tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden i.v.m. overbruggings- en herstelmaatregelen COVID-19

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan ook worden verstrekt voor activiteiten die de toekomstbestendigheid van een centrumgebied versterken, door:

    • a.

      het ontwikkelen van een toekomstvisie voor het centrumgebied, of

    • b.

      het starten met of intensiveren van centrummanagement.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de noodzaak van de activiteit mede een gevolg is van COVID-19, en

    • b.

      de activiteit wordt uitgevoerd in samenwerking met ondernemers die in het centrumgebied gevestigd zijn, inclusief de eigenaren van het vastgoed.

Artikel 2.13.10 Subsidieaanvraag tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, wordt alleen verstrekt aan gemeenten.

  • 2.

    Per subsidiabele activiteit kan maximaal één keer subsidie worden aangevraagd voor hetzelfde centrumgebied.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor subsidie in ieder geval:

    • a.

      een schriftelijke onderbouwing waar uit blijkt op welke wijze aan de criteria als bedoeld in artikel 2.13.9, tweede lid, wordt voldaan; en

    • b.

      een offerte of opdrachtverlening van de voor de subsidiabele activiteit in te schakelen externe deskundigen, of, bij activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel b, een schriftelijke onderbouwing van de ureninzet van de gemeente voor de uitvoering van de subsidiabele activiteit.

  • 4.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, kan worden aangevraagd tot en met 31 december 2021.

Artikel 2.13.11 Subsidiabele kosten en hoogte van tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden

  • 1.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel a, komen in aanmerking de kosten voor inhuur van externe deskundigen.

  • 2.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel b, komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen of voor eigen ureninzet van de gemeente.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1.3.5, onderdeel b, komen kosten voor subsidie in aanmerking voor zover zij zijn gemaakt op of na 14 juli 2020.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2.13.6 bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel b, voor de eigen ureninzet van de gemeente maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 5.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, bedraagt minimaal € 5000 en maximaal € 50.000.

Artikel 2.13.12 Uitvoeringstermijn en verplichtingen tijdelijke subsidie voor toekomstbestendige centrumgebieden

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de activiteit binnen 12 maanden na subsidieverlening af te ronden, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht de toekomstvisie als bedoeld in artikel 2.13.9, eerste lid, onderdeel a, aan Gedeputeerde Staten te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit.

L

Paragraaf 2.15 vervalt.

 

M

Na paragraaf 2.16 worden twee paragrafen toegevoegd, die luiden:

 

Paragraaf 2.17 Subsidieregeling Regio Deal Foodvalley en Regio Deal Veluwe

 

Artikel 2.17.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    proeffabriek: een innovatiecluster zoals bedoeld in 2, onderdeel 92 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    Regio Deal Veluwe: De Regio Deal Veluwe, zoals gepubliceerd is in de bijlage bij de kamerbrief van 13 juli 2020 met als kenmerk DGNVLG/20172283 waarin afspraken zijn gemaakt ter financiering van de uitvoering van 4 actielijnen, waarvoor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij een subsidie aan de provincie Gelderland heeft verstrekt;

  • c.

    Regio Deal Foodvalley: De Regio Deal Foodvalley, zoals gepubliceerd is in de bijlage bij Kamerstukken II 2018/2019, 29697, nr. 68, waarin middelen zijn beschikbaar gesteld voor proeffabrieken onder spoor 3a, waarvan een deel van die middelen in de vorm van een subsidieverlening van de gemeente Ede aan de provincie heeft verstrekt;

  • d.

    regionaal adviesorgaan Veluwe: De Regionale Regiegroep Veluwe zoals omschreven in artikel 8 van de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe;

  • e.

    regionaal adviesorgaan Foodvalley: Stichting FoodvalleyNL, aangevuld met vertegenwoordigers van (delen van) de triple helix uit de provincies Utrecht en Gelderland;

  • f.

    samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van de realisatie van de programma’s/projecten van Regio Deal Foodvalley;

  • g.

    samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Veluwe: de tussen de regionale partijen en regionale samenwerkingspartners bij de Regio Deal Veluwe gesloten overeenkomst waarbij onder meer afspraken zijn gemaakt over het waarborgen van de realisatie van de actielijnen en daar onder vallende projecten van de Regio Deal Veluwe;

  • h.

    samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit tenminste meerdere rechtspersonen of één of meer rechtspersonen en één of meer natuurlijke personen, dat is opgericht ter uitvoering van activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en waarvan een rechtspersoon als penvoerder namens dit samenwerkingsverband optreedt.

Artikel 2.17.2 Subsidie

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan uitsluitend worden verstrekt voor:

  • a.

    activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van het onderdeel proeffabrieken zoals omschreven in spoor 3a van de Regio Deal Foodvalley;

  • b.

    activiteiten die bijdragen aan de uitvoering van de Regio Deal Veluwe.

Artikel 2.17.3 Criteria en voorwaarden

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt als het betreffende regionaal adviesorgaan een positief advies heeft gegeven over de activiteiten en de wijze waarop de activiteiten zich verhouden tot de beoogde resultaten van de Regio Deal Foodvalley of Veluwe en als is voldaan aan aanvullende afspraken uit de samenwerkingsovereenkomst Regio Deal Foodvalley of Veluwe.

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt onder de voorwaarde dat aan de provincie op grond van de subsidieverlening uit hoofde van de Regio Deal Veluwe of de Regio Deal Foodvalley voldoende middelen ter beschikking zijn gesteld om subsidie op grond van deze regeling conform de afspraken zoals vastgelegd in de Regio Deal Foodvalley en de Regio Deal Veluwe te verlenen.

Artikel 2.17.4 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag :

  • a.

    een advies van het betreffende regionaal adviesorgaan;

  • b.

    een planning met de te behalen resultaten per periode inclusief een uitgavenplanning.

Artikel 2.17.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen of een penvoerder namens een samenwerkingsverband.

 

Artikel 2.17.6 Voortgangsrapportage

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.4.3 is de subsidieontvanger verplicht om jaarlijks uiterlijk 1 mei een rapportage te overleggen waarin is opgenomen:

    • a.

      een overzicht van de behaalde resultaten op grond van de in de betreffende Regio Deal, de subsidieaanvraag en de in de beschikking tot subsidieverlening benoemde resultaten en indicatoren;

    • b.

      een financieel verslag;

    • c.

      een actuele projectplanning en uitgavenplanning.

  • 2.

    De voortgangsrapportage wordt door Gedeputeerde Staten ook gebruikt om de voortgang van de Regio Deal te monitoren overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in respectievelijk de Regio Deal Foodvalley en de Regio Deal Veluwe.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen gedurende de looptijd van het project waarvoor subsidie is verleend nadere eisen stellen aan de voortgangsrapportage als dit noodzakelijk is voor de monitoring van de betreffende Regio Deal. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om een verplicht format voor de voortgangsrapportage vast te stellen.

Artikel 2.17.7 Melding

  • 1.

    In aanvulling op artikel 1.4.4, eerste lid, meldt de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten voor het vertragen van of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend. Hiervan is in ieder geval sprake als in de uitvoering van de activiteiten blijkt dat de subsidiabele kosten meer dan 20% afwijken dan zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening of de overeenkomstig artikel 2.17.6, eerste lid, onder c, geactualiseerde projectplan en uitgavenplanning.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen toestemming verlenen voor het vertragen van of het essentieel wijzigen van de wijze van uitvoering van de activiteiten op grond van een voorafgaand schriftelijk verzoek van de subsidieontvanger. Aan de toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. Gedeputeerde Staten kunnen hierbij een nader advies vragen van het betreffende regionaal adviesorgaan.

  • 3.

    Toestemming als bedoeld in het tweede lid wordt niet verleend als afbreuk wordt gedaan aan de doelstellingen als omschreven in de aanvraag en de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.17.8 Voorschotverlening en looptijd

  • 1.

    De subsidie wordt verleend op basis van voorschotten die worden bepaald aan de hand van de conform artikel 2.17.4, onder b, in de aanvraag opgenomen uitgavenplanning of de conform artikel 2.17.6, eerste lid, onder c, geactualiseerde uitgavenplanning.

  • 2.

    De subsidieontvanger heeft recht op uitbetaling van het volgende voorschot als de activiteiten waarvoor eerder een voorschot is ontvangen, zijn uitgevoerd.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij het niet voldoen aan enig bepaling uit deze paragraaf een lager voorschot toekennen voor het volgende jaar.

  • 4.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn binnen twee maanden voorafgaand aan het einde van de looptijd van de betreffende Regio Deal afgerond.

Artikel 2.17.9 Communautair kader

Subsidie ten behoeve van de Regio Deal Foodvalley wordt slechts verstrekt als is voldaan aan hoofdstuk 1 en artikel 27 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

 

Paragraaf 2.18 Oplossen knelpunten bij procedures voor woningbouw

 

Artikel 2.18.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    tijdelijke inhuur capaciteit: voor maximaal één jaar inhuren van externe capaciteit omdat de gemeente niet over voldoende capaciteit beschikt om knelpunten in het kader van de bouw op te lossen;

  • b.

    tijdelijke inhuur externe expertise: een externe deskundige met expertise op het gebied van onder andere stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie die voor maximaal één jaar een gemeente ondersteunt bij het oplossen van vraagstukken op eerder genoemde gebieden;

  • c.

    knelpunt: vraagstukken op het gebied van onder meer stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie ten behoeve van de realisatie van woningbouw.

Artikel 2.18.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de AsG kan worden verstrekt voor de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op te lossen zodat de woningbouw wordt versneld.

 

Artikel 2.18.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    er sprake is van een knelpunt;

  • b.

    dat opgelost kan worden door de inzet van extra capaciteit of de tijdelijke inhuur van externe expertise, en

  • c.

    dat leidt tot een versnelling van de woningbouw.

Artikel 2.18.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 2.18.5 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      een plan van aanpak waaruit blijkt welk knelpunt met de inzet van extra capaciteit of tijdelijke inhuur van expertise wordt opgelost;

    • b.

      een planning van het woningbouwproject waaruit blijkt dat dit uiterlijk 1 januari 2025 van start gaat.

  • 2.

    Per knelpunt kan slechts een aanvraag worden ingediend.

 

Artikel 2.18.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000 per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie per gemeente bedraagt maximaal € 200.000 per kalenderjaar.

Artikel 2.18.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit of externe expertise.

 

N

Paragraaf 4.2 komt te luiden:

 

Paragraaf 4.2 biodiversiteit en landschap

 

Artikel 4.2.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het opstellen van een biodiversiteitsplan;

  • b.

    het uitvoeren van fysieke maatregelen die de biodiversiteit verhogen, of het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen;

  • c.

    burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap;

  • d.

    het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied;

  • e.

    functieverandering, of

  • f.

    periodiek onderhoud aan groenblauwe landschapselementen.

Artikel 4.2.2 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.3.5 komen voor subsidie niet in aanmerking kosten voor:

  • a.

    ambtelijke inzet;

  • b.

    projectleiding en coördinatie, als een gemeente de aanvrager is;

  • c.

    aan- of verkoop van onroerende goederen;

  • d.

    inkomstenderving, en

  • e.

    het verwijderen van drugsafval of bodemverontreiniging.

Artikel 4.2.3 Communautair toetsingskader

Subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, die wordt aangevraagd door ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector wordt alleen verstrekt voor zover dat in overeenstemming is met hoofdstuk I en artikel 14 of 22 van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening. In aanvulling op artikel 1.3.3, eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 4.2.1 onderdeel b, e, en f, slechts verstrekt zover deze niet in strijd is met de de minimis steun in de landbouwsector Verordening (EU), Nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/9”

 

Paragraaf 4.2a biodiversiteitsplan

Artikel 4.2a.1 Criteria

Subsidie voor het opstellen van een biodiversiteitsplan, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel a, wordt alleen verstrekt als in het biodiversiteitsplan in ieder geval de volgende onderwerpen worden beschreven:

  • a.

    de in het gebied voorkomende planten en dieren;

  • b.

    de in het gebied gewenste planten en dieren;

  • c.

    het actief beschermen van de in het plan genoemde soorten;

  • d.

    natuurinclusief bouwen en vergunnen;

  • e.

    het inrichten en beheren van openbaar groen en bermen, en

  • f.

    het betrekken van inwoners bij biodiversiteit.

Artikel 4.2a.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 4.2a.3 Hoogte

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000.

 

Paragraaf 4.2b Fysieke maatregelen biodiversiteit en groenblauwe landschapselementen

 

Artikel 4.2b.1 Criteria

  • 1.

    Subsidie voor maatregelen die de biodiversiteit verhogen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, wordt alleen verstrekt als in het projectplan wordt onderbouwd dat de maatregelen het voortplanten, opgroeien en foerageren van inheemse diersoorten mogelijk maakt of verbetert.

  • 2.

    Subsidie voor het aanleggen of herstellen van groenblauwe landschapselementen, als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel b, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het groenblauwe landschapselementen uit bijlage 1 Index landschap bij de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 betreft, en

    • b.

      in een projectplan wordt onderbouwd dat de aanleg bijdraagt aan het gemeentelijk biodiversiteitsplan of landschapsontwikkelingsplan.

Artikel 4.2b.2 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan:

    • a.

      een gemeente;

    • b.

      een eigenaar van een bos of landgoed, of

    • c.

      een agrarisch collectief, in het geval ook een subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel e, wordt verstrekt.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG, kan subsidie worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

  • 3.

    Artikel 1.3.6, vijfde lid, is niet van toepassing als de aanvrager Staatsbosbeheer is.

Artikel 4.2b.3 Hoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt:

    • a.

      75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd buiten de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;

    • c.

      75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een eigenaar van een bos of landgoed, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 200.000 per aanvrager, en

    • d.

      75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een agrarisch collectief.

  • 2.

    De kosten voor het maken van een inrichtingsplan bedragen maximaal € 500 per inrichtingsplan.

  • 3.

    De kosten voor projectleiding of coördinatie bedragen maximaal 15% van de totale subsidiabele kosten als de aanvrager een gemeente of eigenaar van een bos of landgoed is.

Artikel 4.2b.4 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd voor zover de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd binnen:

  • a.

    terreinen waarvoor subsidie op grond van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer is verleend;

  • b.

    een berm;

  • c.

    een bedrijventerrein;

  • d.

    een woningbouwlocatie, of

  • e.

    de begrenzing van een buitenplaats met de status rijksmonument.

Artikel 4.2b.5 Verplichtingen:

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht inheems plantmateriaal en zaaizaad te gebruiken, tenzij de activiteit ziet op een vorm van agro forestry.

  • 2.

    Landschapselementen die worden aangelegd worden tenminste 10 jaar in stand gehouden.

Paragraaf 4.2c burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap

 

Artikel 4.2c.1 Aanvrager

Subsidie voor burgerparticipatie en het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel c, wordt alleen verstrekt aan:

  • a.

    een gemeente, of

  • b.

    een eigenaar van een bos of landgoed.

Artikel 4.2c.2 Hoogte

De subsidie bedraagt:

  • a.

    75% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd binnen de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager;

  • b.

    50% van de subsidiabele kosten voor activiteiten die worden uitgevoerd buiten de begrenzing van de Gelderse nationale landschappen en worden aangevraagd door een gemeente, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 200.000 per aanvrager, en

  • c.

    75% van de subsidiabele kosten die worden aangevraagd door een eigenaar van een bos of landgoed, met een minimum van € 7.500 en een maximum van € 200.000 per aanvrager.

Paragraaf 4.2d Herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied

 

Artikel 4.2d.1 Criteria

Subsidie voor het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen op een agrarisch leefgebied als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel d, wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de maatregel niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het bedrijf;

  • b.

    de maatregel bijdraagt aan de effectiviteit van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer, en

  • c.

    de maatregel wordt uitgevoerd op een perceel waarvoor subsidie op grond van artikel 3.2 van de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 is aangevraagd.

Artikel 4.2d.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

 

Artikel 4.2d.3 Hoogte

De subsidie bedraagt 95% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 8.000 per hectare.

 

Paragraaf 4.2e functieverandering

 

Artikel 4.2e.1 Criteria

Subsidie voor functieverandering als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel e, wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de landbouwproductiecapaciteit van de grond in de vijf jaren voorafgaand aan de aanvraag onafgebroken is gebruikt; en

  • b.

    het perceel wordt ingericht met een of meer van de volgende landschapselementen:

    • i.

      L 01.01 Poel en klein historisch water;

    • ii.

      L01.02 Houtwal en houtsingel;

    • iii.

      L01.04 Bosje;

    • iv.

      L01.06 Struweelhaag, of

    • v.

      L01.10 Struweelrand.

Artikel 4.2e.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

 

Artikel 4.2e.3 Hoogte

De subsidie bedraagt 100% van het verschil tussen de marktwaarde voor en na de functieverandering en inrichting, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond, blijkend uit een waardeadvies.

 

Artikel 4.2e.4 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht:

  • a.

    binnen twaalf weken na verlening met de provincie Gelderland de grondeigenaar een overeenkomst af te laten sluiten als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht, waarin is opgenomen:

    • i.

      de verplichting dat de eigenaar de grond niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het landschapsbeheertype zoals voorgeschreven in de index en datgene nalaat wat de veiligstelling van het landschapsbeheertype verstoort, en

    • ii.

      dat deze verplichting zal overgaan op al degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn al degenen die van de rechthebbende een recht op gebruik van het terrein zullen krijgen.

  • b.

    binnen vier weken nadat de overeenkomst is tot stand gekomen, op kosten van de provincie, de overeenkomst in te laten schrijven als kwalitatieve verplichting ten aanzien van het terrein in de openbare registers.

  • c.

    een afschrift van de kwalitatieve verplichting binnen vier weken na inschrijving in de openbare registers toe te zenden aan de Gedeputeerde Staten, en

  • d.

    bij de gemeenteraad een verzoek in te dienen om de grond waarop het landschapselement staat te bestemmen als natuur of landschap.

Artikel 4.2e.5 Vaststelling

In afwijking van artikel 1.5.1, wordt een subsidie niet vastgesteld zonder voorafgaande subsidieverlening.

 

Paragraaf 4.2f Periodiek onderhoud van groenblauwe landschapselementen

 

Artikel 4.2f.1 Criteria

Subsidie voor het periodiek onderhoud aan een landschapselement als bedoeld in artikel 4.2.1, onderdeel f, wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    het groenblauwe landschapselementen uit bijlage 1 Index landschap bij de Subsidieverordening Natuur- en landschapsbeheer 2016 betreft;

  • b.

    het onderhoud ecologisch noodzakelijk is, en

  • c.

    het een streekeigen landschapselement betreft.

Artikel 4.2f.2 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een agrarisch collectief.

 

Artikel 4.2f.3 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het beheer al subsidie agrarisch natuurbeheer is verleend of verstrekt.

 

Artikel 4.2f.4 Hoogte

De subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 4.2f.5 Verplichting

Landschapselementen worden tenminste 10 jaar in stand gehouden.

 

O

In artikel 4.4.4 vervallen het vijfde en het zesde lid.

 

P

Artikel 4.4.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      De subsidie als bedoeld in artikel 4.4.1, onder c bedraagt ten hoogste:

      • a.

        als het natuurambitieterrein een omvang heeft van 20 hectare of groter:

        • i.

          100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder a, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond;

        • ii.

          100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder b tot en met j;

        • iii.

          50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, derde lid, onder b, met een maximum van € 500.000 per subsidieaanvraag.

      • b.

        € 4.500 voor de kosten als bedoeld in artikel 4.4.3, eerste lid, onder k;

  • 2.

    Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

    • 5.

      Als het natuurambitieterrein een omvang heeft van minder dan 20 hectare, worden de maximum subsidiebedragen als bedoeld in het vorige lid, onderdeel b, naar rato verstrekt, waarbij geldt dat het maximum toe te kennen percentage voor natuurambitieterreinen van 10 hectare 50% bedraagt.

Q

In artikel 4.8.1 wordt, onder vervanging van een punt door een komma aan het eind van onderdeel d, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • e.

    de eenmalige verhoging van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype.

R

Artikel 4.8.2, zesde lid, komt te luiden:

  • 6.

    Subsidie voor de verhoging van de natuurkwaliteit, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het de verhoging van de kwaliteit van het natuurbeheertype N12.05 Kruiden- en faunarijke akker betreft;

    • b.

      een of meer van de volgende maatregelen worden toegepast:

      • i.

        zaden oogsten in bronakker en inzaaien in doelakker, of

      • ii.

        aangepaste grondbewerking voor bedreigde akkerplanten;

    • c.

      de maatregelen volgen uit onderzoek met daarbij gestelde doelen ten aanzien van akkerflora, -fauna en -beheer;

    • d.

      de verhoging van de natuurkwaliteit wordt gemonitord, en

    • e.

      professionele ecologische en landbouwkundige coaching plaatsvindt bij de verhoging van de natuurkwaliteit.

S

In artikel 4.8.3 wordt na het tweede lid een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3.

    In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, in aanmerking kosten voor het opstellen van een onderzoek met daarbij gestelde doelen ten aanzien van akkerflora, -fauna en -beheer.

T

Artikel 4.8.5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het derde lid, onderdeel b, worden de woorden “b tot en met d” vervangen door: b tot en met e.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Een programma-aanvraag kan slechts worden ingediend als het een aanvraag betreft voor:

      • a.

        ten minste 40 hectare inrichting van nieuwe natuur, zoals bedoeld in artikel 4.8.1, onder a;

      • b.

        ten minste 150 hectare uitvoering herstelmaatregelen, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder b, c en d, of

      • c.

        ten minste 20 hectare voor het verhogen van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype, als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e.

U

In artikel 4.8.6, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel c, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

  • d.

    95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel e met een minimum van € 2.500 en tot de maximale subsidiebedragen per maatregel of kostenpost zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

V

Artikel 4.8.9 komt te luiden:

Het tijdvak tot verlening van subsidie bedraagt:

  • a.

    voor een individuele aanvraag;

    • i.

      maximaal drie jaar voor de subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel a tot en met d, of

    • ii.

      maximaal vier jaar voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 4.8.1, onderdeel e, en

  • b.

    maximaal zes jaar voor een programma-aanvraag.

W

In artikel 4.8.11, tweede lid worden de woorden “steunmaatregel SA.37960 (2015/N)” vervangen door: steunmaatregel SA.48351 (2017/N).

 

X

Paragraaf 4.14 komt te luiden:

 

Paragraaf 4.14 Innovatie Agrifood

 

Artikel 4.14.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Koersnotitie AgriFood: Koersnotitie AgriFood “Toekomst voor de Gelderse boer“, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten bij besluit van 2 juni 2020, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

  • b.

    kringlooplandbouw: een vorm van duurzame landbouw waarbij de kringloop van mineralen gesloten is.

  • c.

    MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria uit bijlage 1 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    natuurinclusieve landbouw: een economisch rendabel landbouwsysteem, dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in bedrijfsvoering, inclusief zorg voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het bedrijf.

Artikel 4.14.2 Subsidiabele activiteit

Voor subsidie komen in aanmerking projecten die gericht zijn op het bevorderen van de ontwikkeling van een kringlooplandbouw of natuurinclusieve landbouw en die bijdragen aan de doelen van de Koersnotitie AgriFood in de vorm van:

  • a.

    met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in activa op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 14 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    marktonderzoek, productontwerp en productdesign of het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    kennisoverdracht en voorlichting als bedoeld in artikel 21 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten als bedoeld in artikel 24 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening; of

  • e.

    onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector als bedoeld in artikel 31 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 4.14.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    het project een bijdrage levert aan ten minste twee van de volgende aspecten in de provincie Gelderland:

    • i.

      de verduurzaming van de fysieke leefomgeving;

    • ii.

      het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf door middel van nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten;

    • iii.

      de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector of aantrekkelijk landbouwondernemerschap;

  • b.

    het project een innovatief karakter heeft;

  • c.

    het project een slagingskans heeft, onder meer gelet op het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers bij het project;

  • d.

    het project zich richt op een praktijkrijp resultaat en leent voor grootschalige toepassing.

Artikel 4.14.4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie als genoemd in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot ten hoogste de marktwaarde van de activa;

    • c.

      algemene kosten in verband met de uitgaven, bedoeld onder a of b;

    • d.

      kosten van de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;

    • e.

      kosten van uitgaven voor niet-productieve investeringen in verband met de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen als bedoeld in artikel 14, derde lid, onder d, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

  • 2.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder b, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van marktonderzoek;

    • b.

      kosten van productontwerp en productdesign;

    • c.

      kosten voor het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

  • 3.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder c, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, en kosten van voorlichtingsacties;

    • b.

      kosten van demonstratieactiviteiten, waarbij demonstratieprojecten in verband met investeringen subsidiabel zijn overeenkomstig het eerste lid, onder a tot en met d, en slechts voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt, waardoor het enkel de afschrijvingskosten betreft die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen.

  • 4.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder d, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van het organiseren van en deelnemen aan wedstrijden, handelsbeurzen en tentoonstellingen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      kosten van publicaties om landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 24, derde en vijfde lid, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

  • 5.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder e, komen de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • d.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, en kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e.

      extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

Artikel 4.14.5 Niet subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten voor werkkapitaal;

  • b.

    kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten, dieren en eenjarige gewassen;

  • c.

    kosten voor de aanplant van eenjarige gewassen;

  • d.

    kosten voor afwateringswerkzaamheden;

  • e.

    kosten voor investeringen om aan Europese wetgeving te voldoen;

  • f.

    kosten voor reguliere vervangingsinvesteringen.

Artikel 4.14.6 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 2.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder b, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die aanbieder van onderzoeksdiensten of adviesverstrekker zijn;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 3.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder c, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die activiteiten over kennisoverdracht of voorlichting aanbieden;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 4.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder d, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      MKB-ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector;

    • b.

      een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen dat rechtspersoonlijkheid bezit als bedoeld onder a.

  • 5.

    Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder e, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding;

    • b.

      een samenwerkingsverband van organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding dat rechtspersoonlijkheid bezit partijen als bedoeld onder a.

Artikel 4.14.7 Aanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    1 december 2020 tot en met 31 december 2021;

  • b.

    1 februari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • c.

    1 februari 2023 tot en met 31 december 2023;

  • d.

    1 februari 2024 tot en met 31 december 2024.

Artikel 4.14.8 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie jaren.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder a, ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie jaren, als:

    • a.

      het activiteiten betreft gericht op de verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiëneomstandigheden of normen voor dierenwelzijn;

    • b.

      de investering verder gaat dan de investering die nodig is om aan de Europese wetgeving te voldoen, en

    • c.

      de verbetering niet leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder b tot en met e, bedraagt ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie jaren.

Artikel 4.14.9 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd paragraaf 1.4 heeft subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a.

      draagt de innovaties uit en verspreidt ze naar sectorgenoten en partners in de landbouwketen;

    • b.

      maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid voldoet de subsidieontvanger in geval van subsidie als bedoeld in artikel 4.14.2, aanhef en onder e, aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      maakt de informatie, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening, voor de begindatum van het project bekend op internet; en

    • b.

      stelt de resultaten van het project beschikbaar op internet vanaf de einddatum van het project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt.

  • 3.

    De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de resultaten, bedoeld in het tweede lid, onder b, gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het project beschikbaar blijven op internet.

Y

Artikel 5.6.4, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel b. komt te luiden:

    • b.

      € 1500 voor de aanschaf of operational lease van een vrachtfiets bij een aanschafwaarde of de waarde van de leaseovereenkomst vanaf € 3000;

  • 2.

    Onderdeel c. komt te luiden:

    • c.

      € 500 voor de aanschaf of operational lease van een vrachtfiets bij een aanschafwaarde of de waarde van de leaseovereenkomst tot € 3000.

Z

Artikel 5.9.2, onder b, komt te luiden:

  • b.

    de activiteiten passen binnen de doelstellingen van de door Provinciale Staten vastgestelde Mobiliteitsvisie, bouwsteen 4 Goederenvervoer (PS 2019-888), inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

AA

In artikel 5.9.4 wordt na “paragraaf 5.11” ingevoegd: of paragraaf 6.40.

 

BB

In artikel 5.13.9 wordt onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel b, een onderdeel toegevoegd dat luidt:

  • c.

    een traject waarvoor op grond van deze regeling al eerder subsidie is verstrekt.

CC

Na paragraaf 5.15 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 5.16 Buurtbus

 

Artikel 5.16.1 begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    buurtbus: vorm van openbaar vervoer per achtpersoonsbus, waarmee dunbevolkte gebieden of wijken volgens vaste route en dienstregeling verbonden worden;

  • b.

    buurtbuslijn: een lijn met vaste route en dienstregeling die door de concessiehouder is vastgesteld;

  • c.

    buurtbusvereniging: een rechtspersoon die een buurtbuslijn verzorgt;

  • d.

    versterkingsbus: extra bus die incidenteel wordt ingezet als de beschikbare capaciteit niet toereikend is.

Artikel 5.16.2 Subsidie

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de activiteiten van vrijwilligers die zich inzetten voor een buurtbusvereniging.

 

Artikel 5.16.3 Criteria

De subsidie wordt alleen verstrekt aan een aanvrager die in de vigerende dienstregeling een buurtbuslijn verzorgt.

 

Artikel 5.16.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt:

  • a.

    € 7.500,- per buurtbus per jaar;

  • b.

    € 500,- per buurtbusvereniging als er sprake is van een lustrum.

Artikel 5.16.5 Beslissing op de aanvraag

Artikel 25, derde lid, van de AsG is op de subsidie van toepassing.

 

Artikel 5.16.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een buurtbusvereniging in Gelderland.

 

Artikel 5.16.7 Periode

De subsidie wordt verstrekt voor een periode van drie jaar.

 

Artikel 5.16.8 Weigeringsgrond

Subsidie voor een versterkingsbus wordt geweigerd.

 

DD

In artikel 6.1.1 wordt onder plaatsing van een puntkomma aan het slot van onderdeel qqq, onderdelen toegevoegd, die luiden:

 

rrr. bedrijventerrein: terrein dat vanwege zijn bestemming geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening door meer dan één bedrijf;

 

sss. toekomstbestendig bedrijventerrein: terrein waar bedrijven, overheden en beheerders samenwerken aan toekomstige kansen en aanpak van knelpunten op het gebied van (circulaire) economie, duurzame energie, klimaat, veiligheid, gezondheid & biodiversiteit, waarmee een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gecreëerd en wordt toegewerkt naar een energieneutraal en klimaatbestendig bedrijventerrein in 2050;

 

ttt. Collectieve fysieke maatregelen: fysieke maatregelen die door samenwerking tussen meerdere bedrijven en andere stakeholders efficiënter of effectiever uitgevoerd kunnen worden en impact hebben op een (groot) deel van het bedrijventerrein

 

uuu. exploitatiegebied: het gebied waarbinnen het project wordt gerealiseerd;

 

vvv. risicovoorziening: voorziening om te kunnen anticiperen op onverwachte gebeurtenissen die zich kunnen voordoen bij de uitvoering van een project;

 

www. organiserend vermogen: het vermogen van het bedrijfsleven om met voldoende draagvlak structureel te werken aan het benutten van kansen en het oplossen van knelpunten ter verbetering van het vestigingsklimaat en toekomstbestendig maken van het bedrijventerrein;

 

xxx. (circulaire) herstructurering: aanpassing van ruimtelijke inrichting of ruimtelijke kwalitatieve verbeteringen op bedrijventerreinen inclusief circulaire sloop en bedrijfsverplaatsingen waardoor het vestigingsklimaat op een bestaand bedrijventerrein wordt verbeterend en wordt toegewerkt naar een toekomstbestendig bedrijventerrein;

 

yyy. biodiversiteit: de variatie in organismen en de ecologische verbanden waar ze deel van uitmaken; de diversiteit betreft de variatie binnen soorten, tussen soorten en tussen ecosystemen;

 

zzz. industrieel, flexibel en demontabel bouwen: toepassen van (industrieel ontwikkelde en geproduceerde) bouwcomponenten in nieuwe en te verbeteren gebouwen en constructies. Deze vorm van bouwen is gericht op gebouwen en installaties, op het bouwproces en op de organisatie;

 

aaaa. circulaire sloop: afbreken, afvoeren van (bouw)materialen en eventueel saneren van de bodem ten behoeve van toekomstig gebruik;

 

bbbb. extensief groendak: een onderhoudsvrij dak beplant met mossen, vetplanten, kruiden en gewassen dat minimaal 25 liter water per m2 opslaat;

 

cccc. intensief groendak: een niet onderhoudsvrij dak beplant met struiken, grassen, kruiden en eventueel bomen. Dit type dak is geschikt voor paden, terrassen en een vijver en slaat minimaal 50 liter per m2 op.

 

EE

Onder vernummering van de artikelen 6.13.5 tot en met 6.13.7 naar 6.13.6 tot en met 6.13.8 wordt artikel 6.13.4 Aanvrager vernummerd naar 6.13.5.

 

FF

In de titel van paragraaf 6.38 wordt “openbare ruimte” vervangen door: buitenruimte.

 

GG

Artikel 6.38.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt “tenminste” zowel na ‘lengte van’ als na ‘oppervlakte van’ vervangen door: ten minste;

  • 2.

    In onderdeel b wordt “tenminste” vervangen door: ten minste.

HH

Artikel 6.38.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    in het eerste lid, onder e, vervalt na de puntkomma: “en”;

  • 2.

    in het eerste lid, onder f, wordt na de puntkomma toegevoegd: en;

  • 3.

    in het tweede lid, wordt “eerste lid onder a, d, e, f en g” vervangen door: eerste lid onder a, d, e en g.

II

In artikel 6.38.5, onder b, wordt “€ 12.5000” vervangen door: € 12.500.

 

JJ

Artikel 6.38.6 komt te luiden:

Artikel 6.38.6 Weigeringsgrond

Subsidie voor een vaste pumptrack wordt geweigerd als deze niet kan worden gerealiseerd binnen de geldende regelgeving.

 

KK

Na paragraaf 6.40 worden twee paragrafen toegevoegd, die luiden:

 

Paragraaf 6.41 Toekomstbestendige bedrijventerreinen - Procesondersteuning

 

Artikel 6.41.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor

procesondersteuning ten behoeve van het toekomstbestendiger maken van bestaande bedrijventerreinen voor:

  • a.

    het opzetten of verbeteren van het organiserend vermogen op een bedrijventerrein; of

  • b.

    het bevorderen van publiek private samenwerking zodat de ondernemers op een bedrijventerrein zich beter kunnen weren tegen criminele activiteiten waardoor de veiligheid verbetert;

  • c.

    de planvorming van collectieve fysieke maatregelen op bedrijventerreinen door het initiëren van maatregelen, het analyseren van knelpunten en kansen, het onderzoeken van de haalbaarheid of het uitwerken van plannen en businesscases met betrekking tot één of meerdere van de volgende thema’s:

    • i.

      herstructurering;

    • ii.

      energietransitie inclusief gebiedsgerichte aanpak energiebesparing bij bedrijven;

    • iii.

      circulaire economie;

    • iv.

      klimaatadaptatie;

    • v.

      biodiversiteit;

    • vi.

      digitale ontsluiting;

    • vii.

      weerbaarheid tegen criminaliteit;

    • viii.

      buitenruimte die aanzet tot sporten en bewegen;

    • ix.

      collectieve vormen van vervoer van en naar een bedrijventerrein;

    • x.

      gedeelde (slimme) laadinfrastructuur of collectief aanbod van duurzame brandstoffen/energiedragers;

    • xi.

      slimme en schone vervoers- en transportconcepten;

    • xii.

      fysieke voorzieningen voor onderwijs en ontmoeting.

Artikel 6.41.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      de activiteit betrekking heeft op ten minste één bedrijventerrein;

    • b.

      de aanvraag wordt ondersteund door tenminste drie ondernemingen afkomstig van het onder het project vallende bedrijventerrein in het geval de subsidie door een gemeente of een onderneming die niet is gevestigd op het onder het project vallende bedrijventerrein is aangevraagd of de gemeente waarbinnen het onder het project vallende bedrijventerrein in het geval de subsidie door ondernemingen die op het onder het project vallende bedrijventerrein zijn gevestigd, is aangevraagd;

    • c.

      de activiteiten bijdragen aan de doelstellingen van de aanpak toekomstbestendige bedrijventerreinen, en;

    • d.

      de aanvrager aannemelijk heeft kunnen maken dat voor de financiering van de activiteiten geen of onvoldoende aanspraak kan worden gemaakt op financiering uit al dan niet revolverende fondsen van OostNL, LTI en OHG.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 6.41, eerste lid, aanhef onder c, voor het thema herstructurering slechts verstrekt indien maatregelen voor het vergroten van de biodiversiteit en ten behoeve van klimaatadaptatie onderdeel uitmaken van de activiteit.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie voor activiteiten die betrekking hebben op het stimuleren van energiebesparing bij bedrijven als bedoeld in artikel 6.41, eerste lid, aanhef onder c, voor het thema energietransitie alleen verstrekt als de omgevingsdienst een positieve verklaring over het plan van aanpak heeft afgegeven en er afstemming met de omgevingsdienst heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in relatie tot eventuele toezichts- en handhavingsactiviteiten.

Artikel 6.41.3 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan:

    • a.

      ondernemingen;

    • b.

      gemeenten.

  • 2.

    Voor de activiteiten, als bedoeld in artikel 6.41.1, eerste lid, onder b en c, voor het thema weerbaarheid tegen criminele activiteiten wordt subsidie slechts aan gemeenten verstrekt.

Artikel 6.41.4 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een omschrijving van het bedrijventerrein of de bedrijventerreinen in Gelderland waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft;

    • b.

      een onderbouwing op welke wijze het project de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein vergroot.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie bij het thema herstructurering een verklaring verstrekt dat maatregelen voor het vergroten van de biodiversiteit en klimaatadaptatie worden meegenomen.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid wordt bij de aanvraag om subsidie voor activiteiten voor een gebiedsgerichte aanpak van energiebesparing bij bedrijven bij het thema energietransitie een positieve verklaring verstrekt van de omgevingsdienst over het plan van aanpak, de begeleiding en afstemming.

Artikel 6.41.5 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor inhuur van externe deskundigen.

 

Artikel 6.41.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.41.1, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.41.1, aanhef en onder b en c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000.

  • 3.

    Op verzoek van aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de subsidiepercentages en maximumbedragen genoemd in het eerste en tweede lid.

Artikel 6.41.7. Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten als bedoeld in artikel 6.41.1, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie uit te voeren met uitzondering van de thema’s herstructurering, energietransitie en circulaire economie waarvoor een uitvoeringstermijn van 24 maanden na het verlenen van de subsidie, geldt.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht de opgeleverde eindproducten, conclusies en resultaten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie, of als een dergelijk verzoek niet vereist is, binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit;

  • 3.

    Op verzoek van de provincie neemt de subsidieontvanger deel aan activiteiten om kennis te delen over toekomstbestendige bedrijventerreinen waarbij rekening zal worden gehouden met intellectuele eigendomsrechten.

  • 4.

    De termijn genoemd in het eerste lid kan door Gedeputeerde Staten met maximaal 6 maanden worden verlengd en met 12 maanden voor de thema’s herstructurering, energietransitie en circulaire economie.

Paragraaf 6.42 Toekomstbestendige bedrijventerreinen – Realisatie fysieke maatregelen

 

Artikel 6.42.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de realisatie van fysieke collectieve maatregelen met inbegrip van de procesbegeleiding ten behoeve van het toekomstbestendiger maken van bestaande bedrijventerreinen door:

  • a.

    (circulaire)herstructurering, vernieuwing, herontwikkeling, aanpassing van ruimtelijke inrichting of ruimtelijke kwalitatieve verbeteringen op bedrijventerreinen en noodzakelijke bedrijfsverplaatsingen of (circulaire) sloop ten behoeve van verbetering van het bedrijventerrein;

  • b.

    de aanleg van duurzame energie- en warmtesystemen en energieopslag op het bedrijventerrein;

  • c.

    gedeelde (slimme) laadinfrastructuur;

  • d.

    weerbaarheid tegen criminaliteit;

  • e.

    klimaatadaptatie;

  • f.

    vergroten van de biodiversiteit;

  • g.

    de aanleg van buitenruimte die aanzet tot sporten en bewegen.

Artikel 6.42.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      er aantoonbaar sprake is van een tekort in de financiering van het project;

    • b.

      de activiteit betrekking heeft op minimaal één bedrijventerreinen in de provincie Gelderland;

    • c.

      de aanvraag wordt ondersteund door tenminste drie ondernemingen afkomstig van het onder het project vallende bedrijventerrein in het geval de subsidie door een gemeente of een onderneming die niet is gevestigd op het onder het project vallende bedrijventerrein is aangevraagd of de gemeente waarbinnen het onder het project vallende bedrijventerrein in het geval de subsidie door ondernemingen die op het onder het project vallende bedrijventerrein zijn gevestigd, is aangevraagd;

    • d.

      de aanvrager aannemelijk heeft kunnen maken dat voor de financiering van de activiteiten geen of onvoldoende aanspraak gemaakt kan worden op financiering uit al dan niet revolverende fondsen van OostNL, LTI en OHG;

    • e.

      het organiserend vermogen van het bedrijfsleven op het betreffende bedrijventerrein toereikend is of er een plan wordt voorgelegd waaruit blijkt dat er stappen worden gezet om dit in orde te maken, en

    • f.

      de uitvoering van het project kan starten en binnen drie jaar is gerealiseerd.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in 6.42.1, aanhef en onder a, voor herstructurering slechts verstrekt indien maatregelen zijn meegenomen voor het vergroten van de biodiversiteit en voor klimaatadaptatie.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in 6.42.1, aanhef en onder b, voor energie- en warmtesystemen en energieopslag slechts verstrekt indien geïnteresseerde derden op het bedrijventerrein toegang kunnen krijgen tot of gebruik mogen maken van het systeem.

Artikel 6.42.3 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt aan:

    • a.

      ondernemingen;

    • b.

      gemeenten.

  • 2.

    Voor de activiteiten voor het thema weerbaarheid tegen criminaliteit wordt subsidie slechts verstrekt aan gemeenten.

Artikel 6.42.4 Vooroverleg

  • 1.

    Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt er een vooroverleg plaats dat aangevraagd wordt met het door de provincie vastgestelde vooroverlegformulier.

  • 2.

    Het vooroverleg vindt plaats binnen zes weken na ontvangst van het vooroverlegformulier.

  • 3.

    Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:

    • a.

      het organiserend vermogen op het bedrijventerrein;

    • b.

      de collectiviteit van de maatregel;

    • c.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein;

    • d.

      de haalbaarheid van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • e.

      de onderbouwing van het financiële tekort en de looptijd van het project op basis waarvan dit tekort wordt berekend;

    • f.

      het percentage aan risicovoorziening dat van toepassing zal zijn op het project als de aanvrager voornemens is om dit te hanteren;

    • g.

      investeringsbereidheid van betrokken ondernemers

    • h.

      bijdragen van derden;

    • i.

      overige mogelijkheden voor (revolverende) financiering van de activiteit;

    • j.

      realistische planning en uitvoeringstermijn;

    • k.

      op welke wijze deelnemende partijen kosten kunnen maken voor het project;

    • l.

      welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 6.42.5 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      een toelichting waarin de aanvrager aangeeft op welke wijze het project de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein vergroot;

    • b.

      een beschrijving van het organiserend vermogen op het bedrijventerrein of een plan waaruit blijkt dat er door het bedrijfsleven stappen worden gezet om dit in orde te maken;

    • c.

      een realistische planning die aantoont dat de uitvoering van het project onverwijld kan starten en binnen drie jaar kan worden gerealiseerd;

    • d.

      een kaart waarop het exploitatiegebied is aangegeven;

    • e.

      een opgave van de financiële bijdragen van de aan het project deelnemende partijen en de aangevraagde en verleende subsidies behorende bij het exploitatiegebied;

    • f.

      door onafhankelijke taxateurs opgestelde taxatierapporten van de gronden en opstallen die verband houden met de realisering van het project, en

    • g.

      documenten waaruit de afspraken tussen de aan het project deelnemende partijen blijken ten aanzien van planning, uitvoering en financiën.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 en het vorige lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1, aanhef en onder a, bij activiteiten gericht op herstructurering een toelichting gegeven op de maatregelen die zijn gericht op het vergroten van de biodiversiteit en klimaatadaptatie.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.2.3 en het eerste lid, wordt bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1, aanhef en onder b, bij activiteiten gericht op energie- en warmtesystemen en energieopslag een verklaring overgelegd waaruit blijkt dat geïnteresseerde derden op het bedrijventerrein toegang kunnen krijgen tot en gebruik mogen maken van het systeem.

Artikel 6.42.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het financieel tekort.

  • 2.

    De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €500.000,-, tenzij in dit artikel anders is bepaald.

  • 3.

    Als sprake is van circulair hergebruik van bouwmateriaal, industrieel, flexibel en demontabel bouwen of circulaire sloop wordt de subsidie met 5% verhoogd.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1 aanhef en onder a, b voor zover deze zien op maatregelen voor energieopslag en in artikel 6.42.1 aanhef en onder c, niet meer dan de investeringen van de aan het project deelnemende partijen met een maximum van € 500.000 per project.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1 aanhef en onder b, voor zover deze zien op maatregelen voor de aanleg van duurzame energie- en warmtesystemen, niet meer dan 45% van de subsidiabele kosten voor zover de subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, met een maximum van € 500.000 per project.

  • 6.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1 aanhef en onder e, maximaal 40% van de subsidiabele kosten voor zover de subsidie wordt verstrekt aan ondernemingen, met een maximum van € 500.000 per project.

  • 7.

    In afwijking van het tweede en zesde lid, bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1 aanhef en onder e en f, voor de volgende gebouwgebonden maatregelen:

    • a.

      de aanleg van een extensief groen dak: maximaal € 30 per m2 tot een maximum van € 10.000 per pand;

    • b.

      de aanleg van een intensief groen dak: maximaal € 50 per m2 tot een maximum van € 20.000 per pand;

    • c.

      de aanleg van een groene gevel: maximaal € 30 per m2 tot een maximum van € 10.000 per pand.

  • 8.

    Op verzoek van aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de in het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid genoemde subsidiepercentages en maximale bedragen.

Artikel 6.42.7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd als:

    • a.

      er geen vooroverleg heeft plaats gevonden;

    • b.

      verstrekking van de subsidie zou leiden tot lagere dan actuele marktconforme prijzen van de grond en gebouwen in de omgeving van het project.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt de subsidie geweigerd als voor de subsidiabele activiteit genoemd in artikel 6.42.1, aanhef en onder a, sprake is van infrastructuur.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.3.5 aanhef en onder h en het eerste lid, wordt subsidie geweigerd als voor de subsidiabele activiteit genoemd in artikel 6.42,.1, aanhef en onder e, de investeringen worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ondernemingen voldoen aan reeds vastgestelde en nog niet in werking getreden Unienormen of kosten geen rechtstreeks verband houden met het behalen van een hoger niveau van milieubescherming.

Artikel 6.42.8 Niet-subsidiabele kosten

Geen subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    kosten die worden gemaakt tot en met het definitief ontwerp;

  • b.

    waardedaling van gronden of opstallen veroorzaakt door markt- of economische factoren;

  • c.

    kosten die gemaakt worden voor activiteiten die buiten het exploitatiegebied van het project vallen;

  • d.

    verwervingen of inbrengwaarde van onroerende zaken die in de exploitatie van het project zijn opgenomen en met een hogere waarde dan de actuele getaxeerde marktwaarde op basis van het huidige gebruik of leegstand, en

  • e.

    kosten van planschade.

Artikel 6.42.9 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidiabele activiteit is binnen drie jaar na datum van de beschikking tot subsidieverlening afgerond. Deze termijn kan met door Gedeputeerde Staten met maximaal 18 maanden worden verlengd.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    Op verzoek van de provincie neemt subsidieontvanger deel aan activiteiten om kennis te delen waarbij rekening zal worden gehouden met intellectuele eigendomsrechten.

  • 4.

    De subsidieontvanger legt bij het verzoek tot vaststelling foto’s over van voor en na afronding van het project ten behoeve van de Beeldbank.

Artikel 6.42.10 Communautair toetsingskader

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1, aanhef en onder a, b (voor zover deze zien op maatregelen voor energieopslag) en c, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 56 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1, aanhef en onder b, voor zover deze zien op maatregelen voor de aanleg van duurzame energie- en warmtesystemen, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 46 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.42.1, aanhef en onder e, wordt slechts verstrekt voor zover deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 36 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 4.

    De aanvullende subsidie voor circulair hergebruik van bouwmateriaal, industrieel, flexibel en demontabel bouwen of circulaire sloop als bedoeld in artikel 6.42.6, derde lid, wordt slechts verstrekt zover deze niet in strijd is met de de-minimis steun Verordening (EU), Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (Pb EU L 352/1).

LL

Artikel 7.11.2 komt te luiden:

Artikel 7.11.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als de subsidiabele activiteit:

    • a.

      van artistieke kwaliteit is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

      • i.

        artistieke zeggingskracht heeft, tot uiting komend in creativiteit, originaliteit en vernieuwing;

      • ii.

        tot stand komt door kunstenaars of uitvoerenden die beschikken over artistiek vakmanschap;

    • b.

      van provinciaal belang is, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival:

      • i.

        op provinciale schaal een voorbeeldfunctie heeft;

      • ii.

        op provinciale schaal voor zichtbaarheid van cultuur zorgt;

    • c.

      het publieksbereik bevordert, te bepalen op basis van de mate waarin aannemelijk is gemaakt dat de artistieke productie of het festival zorgt voor verbreding en toename van diversiteit van het publiek en het cultureel aanbod;

    • d.

      van cultureel ondernemerschap getuigt, te bepalen op basis van de mate waarin uit het projectplan blijkt dat de organisatie van de artistieke productie of het festival:

      • i.

        met een realistische doelstelling, planning en begroting werkt;

      • ii.

        een realistische marketingmix heeft;

      • iii.

        bewust is van de risico’s van het project.

  • 2.

    Aan de subsidiabele activiteit wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 3.

    De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 35 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder a;

    • b.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder b;

    • c.

      maximaal 25 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder c;

    • d.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder d.

MM

Artikel 7.11.3 komt te luiden:

Artikel 7.11.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie wordt geweigerd als:

    • a.

      voor het criterium, genoemd in artikel 7.11.2, eerste lid aanhef en onder a, een score van minder dan 18 punten wordt toegekend;

    • b.

      voor het criterium, genoemd in artikel 7.11.2, eerste lid aanhef en onder b, een score van minder dan 10 punten wordt toegekend;

    • c.

      voor het criterium, genoemd in artikel 7.11.2, eerste lid aanhef en onder c, een score van minder dan 13 punten wordt toegekend;

    • d.

      voor het criterium, genoemd in artikel 7.11.2, eerste lid aanhef en onder d, een score van minder dan 10 punten wordt toegekend, of

    • e.

      aan de subsidiabele activiteit niet ten minste een score van 60 punten wordt toegekend.

  • 2.

    De subsidie wordt geweigerd indien de activiteit als bedoeld in artikel 7.11.1, aanhef en onder a of c:

    • a.

      een regulier programma betreft;

    • b.

      een herhaling of reprise van een voorstelling betreft.

NN

Artikel 7.11.4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 2 november tot 16.00 uur op 16 november van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin gestart wordt met de activiteiten.

OO

Artikel 7.11.5 komt te luiden:

Artikel 7.11.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 40.000.

 

PP

Na artikel 7.11.7 wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:

Artikel 7.11.8 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger onderschrijft de Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en de Code Diversiteit & Inclusie;

  • 2.

    De subsidieontvanger voert de activiteiten zoals genoemd in artikel 7.11.1 aanhef en onder a voor minstens de helft van de voorstellingen buiten de regio of gemeente waar zij haar standplaats heeft en binnen de provincie Gelderland uit;

  • 3.

    De subsidieontvanger draagt bij aan versterking van het Gelderse culturele netwerk en de samenwerking met makers en producenten in Gelderland;

  • 4.

    De subsidieontvanger plaatst uiterlijk twee weken na afloop van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, een impressie van de artistieke productie of het festival op het provinciale forum www.cultuurenerfgoed.gelderland.nl, , zo mogelijk ondersteund met beeld en geluid.

QQ

Paragraaf 8.1 vervalt.

 

RR

Na paragraaf 8.3 wordt een paragraaf toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 8.4 Vitaal openbaar bestuur

 

Artikel 8.4.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder maatwerktraject: maatregelen die een gemeente uitvoert ter versterking van de bestuurskracht.

 

Artikel 8.4.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een maatwerktraject.

 

Artikel 8.4.3 Criteria

De subsidie wordt verstrekt als de maatregelen bijdragen aan:

  • a.

    de structurele verbetering van de bestuurskracht bij het uitvoeren van overheidstaken, of

  • b.

    het in partnerschap met anderen realiseren van regionale of provinciale maatschappelijke opgaven, en

  • c.

    de maatregelen passen binnen de kaders van de Statenbrief Vitaal openbaar bestuur (PS2020-244).

Artikel 8.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt tenminste 50 % van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 8.4.5 Subsidiabele kosten

Artikel 1.3.5, onder i, is niet van toepassing.

 

Artikel 8.4.6 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 8.4.7 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag de schriftelijke resultaten van de overleggen met Gedeputeerde Staten over de maatregelen gevoegd.

 

Artikel 8.4.8 Verplichtingen

In afwijking van de artikelen 1.4.3 en 1.4.4 informeert de subsidieontvanger Gedeputeerde Staten over de voortgang en de resultaten via de periodieke contactmomenten in het kader van de Statenbrief Vitaal openbaar bestuur.

Artikel II  

De bijlagen bij de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd.

 

A

Bijlage 1 Maximale subsidiebedragen paragraaf 4.8 Inrichting Gelders Natuurnetwerk komt te luiden:

 

Maximale subsidiebedragen per maatregel behorend bij paragraaf 4.8 Inrichting van het Gelders Natuurnetwerk, artikel 4.8.1 onderdeel a tot en met e, van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016

 

Inrichting nieuwe natuur

Eenheid

Prijs per eenheid maximaal (incl. staartkosten en BTW)

Inrichting nieuwe natuur

ha

€ 15.000

PAS- of Natura 2000 herstelmaatregelen

Eenheid

Prijs per eenheid maximaal (incl. staartkosten en BTW)

Kleinschalig plaggen of vrijstellen venoever

m2

€ 4

Lokale drukbegrazing met schapen of vee

ha

€ 90

Verwijderen organische sedimenten

ha

€ 13.000

Bodem geschikt maken voor kieming jeneverbes (door plaggen)

ha

€ 11.000

Opschonen vennen (verwijderen slib)

m3

€ 11

Bekalken van inzijggebied of na plaggen

ha

€ 160

Belemen van heischrale graslanden

ha

€ 160

Verwijderen strooisellaag

ha

€ 8.000

Maaien en afvoeren (met bosmaaier)

ha

€ 2.500

Planten bosplantsoen

Ontwikkeling corridors (bos kappen + strooisel verwijderen)

ha

ha

€ 11.000

€ 10.000

Bosopslag verwijderen in herstellend hoogveen of galigaanmoeras

ha

€ 45.000

Bosopslag verwijderen in overige habitattypen

ha

€ 2.000

Vervolgbeheer na bosopslag verwijderen in overige habitattypen, maximaal 3 jaar

Per jaar per ha

€ 200

Bosopslag verwijderen, bos kappen en afvoeren onder andere ten behoeve van: ingrijpen boomsoortensamenstelling, ontwikkeling van corridors/windwerking, omvorming dennenbos op oude bosgronden, terugdringen beuk in eikenbossen, bosrandenbeheeer

ha

€ 2.000

Verwijderen exoten kleinschalig (grote dichtheid < 5 ha)

ha

€ 27.000

Verwijderen exoten grootschalig (> 100 ha)

ha

€ 2.000

Verwijderen exoten: Japanse Duizendknoop

m2

€ 10

Verondiepen/dempen van sloten (met grond uit het gebied)

m

€ 4

Overige herstelmaatregelen in bestaande natuur ten behoeve van Natura 2000 en herstel natte landnatuur

Eenheid

Prijs per eenheid maximaal (incl. staartkosten en BTW)

Uitvoeren van inrichtingsmaatregelen binnen bestaande natuur

ha

€ 6.000

Verhoging kwaliteit bestaand natuurbeheertype

Eenheid

Prijs per eenheid maximaal (incl. staartkosten en BTW)

Zaden oogsten in bronakker en inzaaien in doelakker;

ha

€ 3.000

Aangepaste grondbewerking voor bedreigde akkerplanten;

ha

€ 2.000

Monitoring om doelen te stellen, te beoordelen of deze zijn gehaald, of om effecten van maatregelen te meten en het beheer daarop bij te sturen, in combinatie met een of meer van de hierboven genoemde maatregelen;

ha

€ 400

Professionele ecologische en landschappelijke begeleiding

ha

€ 600

Het opstellen van een onderzoek waaruit doelen ten behoeve van het verhogen van de natuurkwaliteit van een bestaand natuurbeheertype volgen.

ha

€ 250

Artikel III  

De toelichting op de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De algemene toelichting onder het kopje staatssteun wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De tweede zin van de derde alinea komt te luiden:

    Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.7, 2.10, 2.13, 3.6, 3.7, 3.12, 3.13, 3.17, 3.18, 4.2 (voor wat betreft artikel 4.2.1, onderdeel a en e), 4.6, 4.12, 4.15, 4.17, 5.15, 5.16, 6.3 (voor wat betreft artikel 6.3.1, onderdeel b), 6.32, 6.39, 6.40, 6.41, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.10, 8.1, 8.2, 8.3 en 8.4.

    De laatste zin van de zevende alinea komt te luiden:

  • 2.

    Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 2.18, 4.2 (voor wat betreft artikel 4.2.1, onderdeel b, c, en d), 4.5, 4.7, 4.14,4.16, 5.11, 6.9, 6.12a, 6.42, 7.4, 7.9, 7.11, 7.13, 7.14.

    De laatste zin van de laatste alinea komt te luiden:

  • 3.

    Voor subsidie op grond van de paragrafen 2.5, 2.12, 2.14, 3.3, 3.16, 4.2 (voor wat betreft artikel 4.2.1, onderdeel b en c), 5.6, 5.9, 6.8, 6.9, 6,12, 6.27, 6.42 (artikel 6.42.10, vierde lid), 7.3 en 7.4 (artikel 7.4.1, aanhef en onder a) geldt, overeenkomstig de vangnetbepaling van artikel 1.3.3, eerste lid, dat de subsidie slechts wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.

B

De toelichting bij paragraaf 2.11 Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden komt te luiden:

Algemeen

De middelen voor deze subsidieregeling ontvangt de provincie van het Rijk. Dat gebeurt op grond van de Bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021. De contractpartners, waaronder de provincie Gelderland, krijgen op grond van deze overeenkomst een decentralisatie-uitkering zoetwatermaatregelen, ook wel Deltafondsmiddelen Zoetwater of Klimaatgelden genoemd. Deze middelen zijn bedoeld voor uitvoering van de klimaatmaatregelen die zijn opgenomen in bijlage 1 van “Wel goed water geven!”, het werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021.

 

De provincie Gelderland ontvangt over de periode 2016 – 2021 in totaal € 8.347.000 aan Deltafondsmiddelen Zoetwater. De provincie heeft het op zich genomen om met gebruikmaking van een subsidieregeling daarvan conform de bestuursovereenkomst € 880.000 beschikbaar te stellen aan Waterschap Vallei en Veluwe, € 2.220.000 aan Waterschap Rijn en IJssel en in totaal ruim € 1,0 miljoen aan veertien Gelderse en drie Utrechtse gemeenten (zie artikel 2.11.8 voor de verdeling). Paragraaf 2.11 voorziet hierin.

 

Subsidieverlening geschiedt onder voorwaarde dat de Rijksbijdrage ter beschikking wordt gesteld. De bevoorschotting houdt gelijke tred met het uitbetalingsritme van het Rijk aan de provincie, met uitzondering van subsidies tot €25.000. De provincie verleent de subsidie en stelt deze vast. Het RBO rapporteert over de voortgang en de eindresultaten aan het Rijk.

 

In 2020 heeft de provincie Gelderland extra geld van het Rijk gekregen, waarvan € 761.803 om beschikbaar te stellen aan gemeenten. Daarom is eind 2020 paragraaf 2.11 aangepast:

  • -

    de subsidie en het investeringsvolume van de gemeenten Apeldoorn, Elburg, Harderwijk, Montferland en Putten is verhoogd;

  • -

    de gemeenten Berkelland, Duiven, Westervoort en Zevenaar zijn toegevoegd als (mogelijk) subsidieontvanger.

C

De toelichting onder artikel 2.11.8 komt te luiden:

In dit artikel zijn de maximale subsidiebedragen per subsidieontvanger opgenomen. De subsidiebedragen per gemeente zijn vastgesteld naar rato van het bod (toegezegde eigen investering) per individuele gemeente.

NB: naar aanleiding van de verdeling van de extra middelen die de provincie Gelderland in 2020 van het Rijk ontving is het investeringsvolume van de gemeenten Apeldoorn, Elburg, Harderwijk, Montferland en Putten verhoogd. Bij de nieuwkomers Berkelland, Duiven, Westervoort en Zevenaar is eveneens een investeringsvolume bepaald.

Bij de bepaling van de (verhoging van het) investeringsvolume is de toegewezen (extra) subsidie vermenigvuldigd met 100/23.

 

D

De toelichting onder artikel 2.11.9 vervalt.

 

E

De artikelsgewijze toelichting bij paragraaf 4.2 komt te luiden:

 

Paragraaf 4.2 Biodiversiteit en landschap

Deze paragraaf is opgedeeld in een algemene gedeelte en subparagrafen. Het algemene gedeelte (artikel 4.2.1 – 4.2.3) is van toepassing op alle subparagrafen. Elke subsidiabele activiteit uit artikel 4.2.1 heeft een eigen subparagraaf.

 

Artikel 4.2.1

Voorbeelden van het uitvoeren van herstel- of inrichtingsmaatregelen zijn lokaal vernatten (plas dras realiseren, een natuurvriendelijke oever aanleggen en een struweelhaag aanleggen) of een geleidelijke overgang creëren van bos naar landbouwgrond (aanleg mantel-zoom). De effectiviteit van het agrarisch natuur- en landschapsbeheer kan op die manier sterk worden vergroot.

 

Een voorbeeld van het vergroten van de maatschappelijke betrokkenheid bij het landschap is het organiseren van een bijeenkomst om burgers te betrekken bij het landschap of het verschaffen van informatie of laten beleven van streekeigen objecten als grafheuvels, bakhuisjes, kapellen of grenspalen. Het aanleggen van een wandelpad valt hier niet onder.

 

Paragraaf 4.2b

De gemeente of eigenaar van een bos of landgoed dient een projectplan in als er maatregelen genomen worden voor het vergroten van de biodiversiteit of landschapsherstel op haar grondgebied of perceel.

 

Maatregelen om de biodiversiteit te verhogen zijn pas effectief als voldoende voedsel beschikbaar is, er voortplantingsmogelijkheden zijn en jonge dieren kunnen opgroeien en er voldoende beschutting is tegen roofdieren, zodat de biotoop voor de soort op orde is. Daarom verlenen Gedeputeerde Staten pas deze subsidie als uit het projectplan blijkt dat deze elementen aanwezig zijn. Als één of meer van de elementen al aanwezig zijn, kan subsidie worden verstrekt voor het op orde brengen van de ontbrekende onderdelen. Subsidie kan ook worden verstrekt voor het maken van een nieuw gebied voor dieren in de omgeving van bestaande gebieden waar al soorten voorkomen. Hiermee wordt de populatie groter en sterker. Van belang daarbij is wel dat de afstand naar het nieuwe leefgebied door de soort te overbruggen is. Als dat niet het geval is zal deze soort zich niet vestigen in het nieuwe leefgebied.

 

Belangrijk uitgangspunt is dat alleen landschapselementen worden gesubsidieerd die van nature voorkomen in het gebied. Belangrijk daarbij is ook om alleen inheems plantmateriaal en zaaizaad te gebruiken. Gedeputeerde Staten subsidiëren niet de aanleg van alle landschapselementen, maar van groenblauwe landschapselementen. Een overzicht, omschrijving en maatvoering van de landschapselementen zijn de vinden in bijlage 1 bij de SNL en op de website van BIJ12 (https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/landschapselementtypen/l01-groenblauwe-landschapselementen). Op de website van BIJ12 staat bij een aantal landschapselementen dat deze vervallen zijn. Ook deze landschapselementen zijn subsidiabel onder paragraaf 4.2.

 

Vormen van agro forestry kunnen bijdragen aan biodiversiteit, maar zijn vaak niet inheems. Om die reden hoeft geen inheems plantmateriaal gebruikt te worden.

 

Van de gemeente wordt een hogere eigen bijdrage verwacht dan van de eigenaar van een bos of landgoed. De gemeente kan particulieren benaderen om uitvoering te geven aan de maatregelen, bijvoorbeeld aanleg en herstel van een houtwal op een agrarisch perceel. De eigenaar van een bos of landgoed kan coördinatiekosten aanvragen. De subsidie voor de inrichtingsplannen bedraagt maximaal € 500.

 

Subsidie wordt geweigerd voor zover de activiteit wordt uitgevoerd binnen het Gelders natuurnetwerk of rijksmonumenten. De reden hiervoor is hiervoor al op grond van andere regelingen subsidie beschikbaar is. Subsidie wordt ook geweigerd op bermen, bedrijventerreinen en woningbouwlocaties. Inrichting van de openbare ruimte in een woonomgeving en op een bedrijventerrein maakt onderdeel uit van het integrale ontwikkelplan voor wonen of bedrijvigheid.

 

Paragraaf 4.2d

Subsidie voor het uitvoeren van niet-productieve herstel- of inrichtingsmaatregelen is bedoeld om het agrarisch natuurbeheer (Anlb) effectiever te maken. Dit natuurbeheer is gericht op het creëren, verbeteren en in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbaar beheer vraagt. Het gaat hierbij vaak om akker- of weidevogels. De kosten zullen vooral betrekking hebben op het wijzigen van de oppervlaktewaterstand, grondverzet, verwijderen van begroeiing en beplanting, verwerven van een plasdraspomp of uitrasteren van gebieden met het oog op het beperken van predatie.

 

F

In de artikelsgewijze toelichting onder het kopje ‘Paragrafen 4.8 en 4.9 Inrichting en functieverandering natuur’ wordt na de zin “Gedeputeerde Staten kunnen dan subsidie verlenen voor het realiseren van een ander natuurbeheertype, mits het voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied borgt.” ingevoegd: De subsidie voor het verhogen van de natuurkwaliteit wordt alleen verleend als er een onderzoek (bodemprofiel, grondsoort of bodemchemische toestand, in combinatie met waarnemingen aan het ingezaaide gewas en de aanwezigheid van doelsoorten, indicatorsoorten en ongewenste soorten tijdens een veldbezoek) aan ten grondslag ligt. Middels dit onderzoek worden doelen gesteld. Uit dit onderzoek volgt een soortendoelstelling en een beheerdoelstelling op hoofdlijnen. Idealiter krijgt een derde van de percelen de hoofddoelstelling kruidenrijke akker (hoofddoeltype K), een derde fauna-akker (hoofddoeltype F) en een derde Natuurakker met gewasopbrengst (hoofddoeltype N), conform het document Doeltypen Gelderse natuurakkers. Andere criteria voor deze subsidie zijn monitoring (in ieder geval ter evaluatie van de kwaliteitsimpuls, daarnaast zo nodig om tussentijds te evalueren en beheer bij te stellen) en ecologische begeleiding. De kosten die hiervoor gemaakt worden zijn subsidiabel.

 

G

Na de toelichting op artikel 4.12.5 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:

Paragraaf 4.14 Innovatie Agrifood

 

Algemeen

De provincie wil de verdere verduurzaming van agrarische bedrijven actief stimuleren. Het beleid is gericht op een natuurinclusieve kringlooplandbouw met een duurzaam verdienmodel. Dat is een economisch rendabel landbouwsysteem dat optimaal beheer van natuurlijke hulpbronnen duurzaam integreert in bedrijfsvoering, inclusief zorg voor ecologische functies en de biodiversiteit op en om het bedrijf. Om deze ambitie te realiseren zijn nieuwe verdienmodellen nodig en bewustwording, onderwijs, kennis en innovatie. Innovatie is nodig om in te kunnen spelen op veranderende omstandigheden, om de concurrentiepositie te behouden en om nieuwe kennis toe te passen in de bedrijfsvoering. De provincie wil initiatiefnemers die ambitieuze doelen stellen met een realistische weg er naartoe steunen. Deze regeling is daarvoor opgesteld.

 

Deze regeling ondersteunt het beleid uit de Koersnotitie AgriFood “Toekomst voor de Gelderse boer“. De landbouwsector heeft de afgelopen decennia zowel in de veeteelt, akkerbouw, fruitteelt als de glastuinbouw een forse ontwikkeling doorgemaakt, waarbij met kennis en techniek productieprocessen zijn geoptimaliseerd. Deze ontwikkeling wordt door de provincie ondersteund, waarbij de komende jaren de nadruk ligt op de ontwikkelingen die passen bij de continuïteit van volwaardige bedrijven en de maatschappelijke opgaven. Productieverhoging en schaalvergroting alleen ziet de provincie niet meer als eigen beleidsdoel. Innovaties die bijdragen aan de continuïteit van het bedrijf en het verbeteren van de omgevingskwaliteiten worden juist wel ondersteund, ook bijdragen aan de doelen van het beleid kunnen door deze regeling worden ondersteund.

 

In deze regeling is aangesloten bij de kaders die Europa stelt aan staatssteun voor de land- en tuinbouwsector via de Landbouwvrijstellingsverordening (Lvv). De regeling oogt mogelijk daardoor niet op alle onderdelen eenvoudig. Echter op deze wijze wordt aan de voorkant getoetst of een subsidie op basis van deze regeling geoorloofde staatssteun is. Voor alle subsidiabele activiteiten geldt dat ze ook moeten voldoen aan hoofdstuk I van de Lvv. Verder gaat het om de artikelen 14, 20, 21, 24 en 31 van de Lvv. Deze subsidieregeling is opgesteld binnen deze kaders.

De eisen van de artikelen 14, 20, 21, 24 en 31 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening zijn zoveel mogelijk en in dezelfde bewoording in deze regeling overgenomen om op voorhand voor de aanvrager duidelijk te maken wat subsidiabel is en wat niet.

 

Artikel 4.14.1

Een kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van de Lvv is een MKB-onderneming. Artikel 1 van de bijlage bepaalt dat als onderneming wordt beschouwd: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.

 

Artikel 4.14.2

Subsidie wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. Een projectsubsidie is een subsidie in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen, verleend voor een eenmalig project van een subsidieaanvrager, voor de dekking van de begroting van dat project. In deze regeling gaat het alleen om gedeeltelijke dekking van de begroting van een project.

 

Artikel 4.14.3

Het eerste lid bepaalt dat het project een bijdrage dient te leveren aan ten minste twee van de in dat onderdeel genoemde thema’s. Deze thema’s zien op de innovatiesporen zoals genoemd in de koersnotitie AgriFood.

 

In onderdeel a. de verbetering van de fysieke leefomgeving gaat het om het terugdringen van emissies van milieubelastende stoffen, de inzet op klimaatmitigatie, klimaatadaptatie, biodiversiteit, duurzame energie, kringloopsluiting, het zuinig gebruiken van eindige grondstoffen, de verbetering van de bodem-, water- en luchtkwaliteit en de beheersing van de waterkwantiteit (beschikbaarheid en berging). Ook kan bij dit thema gedacht worden aan de verbetering van het dierenwelzijn, diergezondheid en het verminderen van risico’s voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier.

 

Onderdeel b. betreft het innovatiespoor “waardecreatie”. Het gaat hierbij om het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf door nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten. Hierbij kan gedacht worden aan nieuwe inkomstenbronnen, betere benutting van productiemiddelen, slimmere agrifoodketens of het op onderscheidende wijze (bijvoorbeeld gelet op de kwaliteit of exclusiviteit) op de markt brengen van (streek)producten.

 

Onderdeel c richt zich op de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector en aantrekkelijk landbouwondernemerschap. Bij de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector gaat het om het leveren van een bijdrage aan het verkleinen van de kloof tussen boer en burger, waardoor er meer wederzijds begrip ontstaat. Van het creëren van aantrekkelijk landbouwondernemerschap is sprake als wordt ingezet op activiteiten die het voor ondernemers aantrekkelijker maken om landbouwactiviteiten uit te voeren. Gedacht kan worden aan activiteiten gericht op de verbetering van de arbeidsomstandigheden of het imago van de landbouwsector.

 

Uit het tweede lid volgt dat het project een innovatief karakter heeft. In artikel 6.1.1 onder v is innovatie als volgt omschreven: “innovatie: het proces waarbij kennis en technologie, worden samengebracht met het benutten van marktkansen voor nieuwe of betere producten, diensten en zakelijke processen ten opzichte van wat al op de markt beschikbaar is. Daarbij geldt dat het innovatieve karakter zowel technisch als sociaal van aard kan zijn. Gedacht kan worden aan vernieuwende organisaties, samenwerkingsvormen, verdienmodellen en marktconcepten.

 

Het derde en vierde lid betreft de slagingskans van het project. Uit de onderbouwing bij de aanvraag zal moeten blijken dat het reëel is dat het projectresultaat kan worden behaald. Hierbij is onder meer het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers van belang en dat een potentiele grootschalige toepassing mogelijk is.

 

Artikel 4.14.4

In dit artikel is aangegeven welke kosten van de verschillende activiteiten in een project subsidiabel zijn. Bij de formulering van de mogelijk te subsidiëren kostenposten is aansluiting gezocht bij de artikelen 14, 20, 21, 24 en 31 van de Lvv.

 

Onder de algemene kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, vallen gelet op artikel 14, zesde lid, onder c, van de Lvv onder andere kosten voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en kosten voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies.

 

Bij het tweede lid is artikel 20, tweede, zevende en achtste lid van de Lvv van belang met het oog op steun die mogelijk is voor bepaalde kwaliteitsregelingen en dat steun niet wordt toegekend in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden en dat eventuele steun wordt betaald aan de voor de controlemaatregelen verantwoordelijke instantie, de aanbieder van onderzoeksdiensten of de adviesverstrekker.

 

Het vijfde lid onder e is een restcategorie waar overige kosten onder kunnen vallen die niet onder de andere leden passen.

 

Artikel 4.14.5

Naast subsidieverlening aan MKB-ondernemingen kan subsidie ook worden verleend aan een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen. In dat geval dient een penvoerder aangewezen te worden. De penvoerder is degene die de aanvraag doet en zorgdraagt voor de overige correspondentie en inhoudelijke en financiële verantwoording. Het samenwerkingsverband moet een rechtspersoon zijn. Een van de deelnemers met rechtspersoonlijkheid vraagt de subsidie aan.

 

In het eerste lid onder a wordt de primaire landbouwproductie genoemd. Dit begrip is omschreven in artikel 4.1.1 onder vv: “de productie van in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt’’.

 

In het vierde lid onder a wordt de landbouwsector genoemd. Daarmee is een breder bereik beoogt dan de landbouw zelf omdat het ook een onderneming kan zijn die bij verwerking of toelevering van de landbouw betrokken is.

 

Artikel 4.14.7

Het maximale subsidiebedrag bedraagt € 35.000 per jaar voor ten hoogste drie 3 jaren.

 

Artikel 4.14.8

Aan de verplichtingen uit dit artikel kan onder meer worden voldaan door publicatie op een website, het houden van een open dag of het organiseren van een bijeenkomst.

 

Artikel 4.14.9 Niet subsidiabele kosten

Uit dit artikel volgt dat alleen meerkosten ten opzichte van de gangbare bedrijfsvoering voor ondersteuning in aanmerking komen. Verrekenbare BTW komt niet voor subsidie in aanmerking.

 

H

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 7.11.2, eerste lid, aanhef en onder a en onder d, komt als volgt te luiden:

 

Artikel 7.11.2, eerste lid, aanhef en onder a. De regeling voor artistieke producties en festivals beoogt vernieuwing en doorontwikkeling te stimuleren door nieuwe terreinen te exploreren en het experiment op te zoeken. Activiteiten kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op het experimenteren met een ongebruikelijke aanpak, het aangaan van een verrassend partnerschap of het verdiepen van een bijzondere cross-over.

Artikel 7.11.2, eerste lid, aanhef en onder d. De aanvrager van de artistieke productie of het festival levert bij de aanvraag een marketing- en promotieplan waarin zij de marketingmix beschrijft die zal worden toegepast. In de marketingmix geeft de aanvrager aan hoe de voor de artistieke productie of het festival beoogde doelgroep wordt bereikt, door de keuzes die worden gemaakt voor plaats, promotie en prijs. De aanvrager neemt tevens een risicoparagraaf bij de aanvraag op. In deze paragraaf beschrijft de aanvrager de risico’s ten aanzien van de uitvoering en het resultaat van het project, voor zover die op het moment van aanvragen al zijn te voorzien. De aanvrager geeft verder aan welke maatregelen worden genomen als deze risico’s zich voordoen. Voorbeelden van risico’s zijn onzekere inkomsten, zoals subsidie van andere overheden waarover nog geen besluit bekend is, niet bevestigde intenties uitkoopsommen voor voorstellingen, maar kunnen ook maatregelen van overheden ten aanzien van Covid-19 zijn.

 

I

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 7.11.3 eerste lid en tweede lid komt als volgt te luiden:

Artikel 7.11.3, eerste lid. De adviescommissie zoals bedoeld in artikel 7.11.6 geeft haar scores per criterium alleen in hele punten.

Artikel 7.11.3, tweede lid. De subsidie wordt geweigerd voor reguliere activiteiten van bijvoorbeeld koren en toneelgezelschappen of podiumprogrammering. Evenmin wordt subsidie verstrekt voor het herhalen van een artistieke productie of festival in Gelderland, die eerder binnen of buiten Gelderland is gemaakt of georganiseerd.

Producties en festivals die in dezelfde vorm al zijn uitgevoerd en die behoren tot een standaardrepertoire of programma voldoen hier niet aan. Bijvoorbeeld de jaarlijkse uitvoering van de Matthäus Passion. Deze past alleen in de regeling indien de uitvoering getuigt van een doorontwikkeling of vernieuwing op artistieke kwaliteit of publieksbereik.

Artikel 7.11.8 tweede lid. Gedeputeerde Staten vinden het belangrijk dat de inwoners van Gelderland het werk van Gelderse makers en producenten kunnen beleven en bewonderen. Dit artikel heeft als doel om zowel voldoende aanbod van deze voorstellingen in, als ook spreiding over, de provincie te realiseren. Dit artikel is alleen van toepassing op de activiteiten die vallen binnen de categorie Podiumkunsten. De activiteiten voor de categorie Festivals en BKMV vinden immers veelal plaats op een vaste locatie.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 2 november 2020.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Pieter Hilhorst

Secretaris

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

J.C.G.M. Berends -

Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst -

secretaris

Naar boven