Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 (wijziging enkele bepalingen waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden)

Provinciale Staten van Limburg

 

Gezien het voorstel van Gedeputeerde Staten van 18 februari 2020, No: G-20-009

 

Gelet op artikel 105, eerste lid, juncto artikel 143, eerste lid Provinciewet

BESLUITEN

 

Vast te stellen de volgende verordening

 

Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014 (wijziging enkele bepalingen waterwingebieden en grondwaterbeschermingsgebieden)

Artikel I

De Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Aan artikel 4.1.5 worden de volgende begripsomschrijvingen toegevoegd, waarbij de

begripsomschrijvingen in alfabetische volgorde worden geplaatst:

  • -

    bouwen: plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

  • -

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • -

    wooneenheid: gedeelte van een woonfunctie dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning;

B.

In artikel 4.2.2, tweede lid, worden de woorden ‘dat die verandering nadelige gevolgen zal hebben’ vervangen door: dat die verandering nadelige gevolgen kan hebben.

 

C.

Artikel 4.2.3, onder a, komt als volgt te luiden:

  • a.

    een bouwwerk te bouwen;

D.

Aan artikel 4.2.4, wordt een vijfde lid toegevoegd, luidend als volgt:

  • 5.

    Het verbod van artikel 4.2.3, aanhef en onder a, geldt niet voor het bouwen van een bouwwerk:

    • a.

      ten behoeve van de waterwinning met het oog waarop het gebied als waterwingebied is aangewezen;

    • b.

      dat is opgenomen op een door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst van bouwwerken waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bestaande risico’s voor de kwaliteit van het grondwater door het bouwen van het bouwwerk niet toenemen.

E.

Artikel 4.2.5, onder a, komt als volgt te luiden:

  • a.

    het verbod van artikel 4.2.3, aanhef en onder a, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater door het bouwen van het bouwwerk niet toenemen en mits het bouwwerk niet leidt tot meer wooneenheden ten opzichte van de bestaande feitelijke en legale situatie.

F.

Kaart 8 (Milieubeschermingsgebieden) wordt als volgt gewijzigd:

  • -

    waterwingebied Waterproductiebedrijf Heel (gemeente Maasgouw)

  • -

    waterwingebied Hoogveld (gemeente Sittard-Geleen)

Artikel II

Aan de toelichting bij ‘Hoofdstuk 4 Milieubeschermingsgebieden’ wordt na de bestaande toelichting de volgende tekst toegevoegd:

Veranderen inrichting in waterwingebied (artikel 4.2.2, lid 2)

In waterwingebieden geldt een verbod om nieuwe inrichtingen op richten, met uitzondering van nieuwe inrichtingen ten behoeve van het drinkwaterbedrijf. Daarnaast is in artikel 4.2.2, tweede lid, van de Omgevingsverordening Limburg 2014 bepaald dat het verboden is om een bestaande inrichtingen in waterwingebieden te veranderen, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat die verandering nadelige gevolgen zal hebben voor het grondwater met het oog op de waterwinning. In de praktijk resulteert de zinsnede ‘nadelige gevolgen zal hebben’ in een zodanig zware bewijslast dat deze bepaling niet handhaafbaar is en tot een dode letter is geworden. Aangezien veranderingenvan bestaande inrichtingen in potentie weldegelijk risico’s opleveren voor de bodem- en grondwaterkwaliteit, is dat een onwenselijke situatie. Reden waarom in artikel 4.2.2, tweede lid, van de Omgevingsverordening Limburg 2014 de zinsnede ‘nadelige gevolgen zal hebben’ is gewijzigd in ‘nadelige gevolgen kan hebben’. Als gevolg van deze wijziging kan worden gewaarborgd dat tegen veranderingen van bestaande inrichtingen in waterwingebieden die daadwerkelijk een risico kunnen opleveren voor de bodem- en grondwaterkwaliteit handhavend kan worden opgetreden.

Bouwen in waterwingebied (artikel 4.2.3, onder a, 4.2.4, lid 5, en 4.2.5, onder a)

In waterwingebieden geldt een verbod om een bouwwerk te bouwen. Achtergrond daarvan is dat in de zone direct om de winmiddelen van het waterleidingsbedrijf het hoogste beschermingsniveau moet gelden en activiteiten en ontwikkelingen ten behoeve van andere functies zo veel mogelijk beperkt moeten blijven vanwege de risico’s die zij met zich mee kunnen brengen voor bodem- en grondwaterkwaliteit. In de provincie Limburg zijn er echter een aantal waterwingebieden waar ook een woonfunctie geldt, met name binnen de gemeente Meerssen.

Om niet alle aanpassingen aan en bij bestaande woningen in waterwingebieden onmogelijk te maken is het bouwen van bepaalde bouwwerken vrijgesteld. Het bouwen ervan valt dus niet onder het verbod. In sommige gevallen kan voor een bouwwerk dat wel onder het verbod valt een individuele ontheffing door Gedeputeerde Staten worden verleend.

Zowel het bepaalde met betrekking tot vrijgestelde bouwwerken als de ontheffingsmogelijkheid is aangepast. Hieronder is dat nader toegelicht.

Vrijgestelde bouwwerken

In artikel 4.2.3, onder a, was een vrijstelling van het bouwverbod opgenomen voor bouwwerken waarvoor landelijk geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist is en - in een deel van de gevallen - ook geen omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Deze zogenoemde vergunningvrije bouwwerken zijn aangewezen in het Besluit omgevingsrecht (Bor), in bijlage II, behorende bij de artikelen 2.3, 2.5a en 2.7, de artikelen 2 en 3. In de praktijk bleken deze landelijk geldende lijsten van vergunningsvrije bouwwerken minder geschikt als criterium om te bepalen of een bouwwerk wel of niet kon worden toegestaan in waterwingebied. Veelal zijn overwegingen van welstand en hinder voor buren bepalend voor de keuze of een bouwwerk vergunningplichtig of vergunningvrij is. Overwegingen van risico’s voor bodem en grondwaterkwaliteit spelen doorgaans minder een rol. Zo is het bouwen van een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak doorgaans vergunningvrij, terwijl voor een dakkapel in het voordakvlak wel een omgevingsvergunning voor bouwen nodig is. Bekeken uit het oogpunt van risico’s voor bodem en grondwater zouden beide echter kunnen worden uitgezonderd van het bouwverbod in waterwingebieden. Dat geldt ook voor diverse andere bouwwerken. Daar staat tegenover dat er ook bouwwerken bestaan die vergunningsvrij zijn, die wél onder het bouwverbod in waterwingebied zouden moeten vallen. De risico’s voor bodem en grondwater kunnen door deze bouwwerken wel degelijk toenemen omdat ze potentieel leiden tot meer toestroom van personen naar het gebied.

 

Omdat het onderscheid vergunningplichtig/vergunningvrij dus minder geschikt is om het onderscheid verboden in waterwingebied/toegestaan in waterwingebied te maken, is de omgevingsverordening zodanig gewijzigd dat een verbod geldt voor het bouwen van alle bouwwerken in waterwingebieden, waarbij Provinciale Staten Gedeputeerde Staten de bevoegdheid hebben gegeven bouwwerken uit te zonderen van dit verbod. Daarbij kan meer recht worden gedaan aan de daadwerkelijke risico’s die een bouwwerk opleveren voor het grondwater dat wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening. De vrijstelling door Gedeputeerde Staten geldt algemeen. Vrijgestelde bouwwerken vallen dus niet onder het verbod.

Ontheffing voor bouwwerken

Voor het bouwen van een bouwwerk dat niet onder de algemene vrijstelling valt kan soms door Gedeputeerde Staten een ontheffing worden verleend. De ontheffing is een beschikking op basis van een individuele afweging in de concrete situatie. In het oude artikel 4.2.5, onder a, was een ontheffing alleen mogelijk in het geval van vernieuwen of uitbreiden van een bestaand bouwwerk en alleen als de vernieuwing of uitbreiding zou leiden tot een vermindering van de bestaande risico’s voor de kwaliteit van het grondwater. Volgens de nieuwe tekst van artikel 4.2.5, onder a, kan in principe ook voor het bouwen van een nieuw bouwwerk in waterwingebied ontheffing worden verleend als dat maar niet leidt tot nieuwe wooneenheden. Op die wijze moet worden voorkomen dat de ‘woondruk’ op het waterwingebied en daarmee het risico toeneemt. Een tweede aanpassing aan het artikel is dat het niet meer nodig is dat de risico’s door het bouwen van het bouwwerk afnemen. Het nieuwe criterium is dat de risico’s niet mogen toenemen. Daarmee is deze bepaling beter in lijn met de bepaling die het veranderen van een bestaande inrichting regelt (artikel 4.2.2, lid 2), waarbij ook het voorkomen van een verslechtering van de situatie het criterium.

Begripsomschrijvingen

Voor de duidelijkheid zijn aan artikel 4.1.5. begripsomschrijvingen toegevoegd voor ‘bouwen’, ’bouwwerk’ en ‘wooneenheid’. De omschrijving van ‘bouwen’ is overgenomen uit artikel 1 van de Woningwet. De omschrijving van ‘bouwwerk’ is afkomstig uit de model-bouwverordening van de VNG en is algemeen in jurisprudentie aanvaard. De begripsomschrijving van ‘wooneenheid’ is ontleend aan het Bouwbesluit 2012. Op basis van deze begrippen valt onder het bouwen van een bouwwerk niet alleen het bouwen van een geheel nieuw bouwwerk, maar ook bijvoorbeeld ook een verbouwing.

Artikel III

Deze wijzigingsverordening treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

 

Maastricht, 29 juni 2020

Provinciale Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

de griffier,

de heer mr. A.O.J. Pregled

 

Naar boven