Lijst van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2.4., vijfde lid, aanhef en onder b. van de Omgevingsverordening Limburg 2014

Gedeputeerde Staten van Limburg,

 

Gelet op artikel 4.2.4, lid 5, aanhef en onder b, Omgevingsverordening Limburg 2014

BESLUITEN

 

Vast te stellen de volgende regeling

 

Lijst van bouwwerken als bedoeld in artikel 4.2.4, vijfde lid, aanhef en onder b, van de Omgevingsverordening Limburg 2014

Artikel 1 Begrippen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    bijbehorend bouwwerk, huisvesting in verband met mantelzorg, mantelzorg: hetgeen daaronder verstaan wordt in artikel 1 van bijlage II, behorende bij de artikelen 2.3, 2.5a en 2.7, van het Bor;

  • b.

    Bor: Besluit omgevingsrecht;

  • c.

    wooneenheid: gedeelte van een woonfunctie dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning.

Artikel 2 Bouwwerken die niet onder het verbod vallen

Als bouwwerken waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bestaande risico’s voor de kwaliteit van het grondwater door het bouwen ervan niet toenemen, als bedoeld in artikel 4.2.4, vijfde lid, aanhef en onder b, worden aangewezen alle bouwwerken waarvoor ingevolge artikel 2.3 van het Bor, geen omgevingsvergunning is vereist.

Artikel 3 Bouwwerken die wel onder het verbod vallen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 geldt het bouwverbod in waterwingebieden wel voor de volgende in bijlage II, behorende bij de artikelen 2.3, 2.5a en 2.7, van het Bor, opgenomen bouwwerken:

 

 

Type verboden bouwwerk:

Als bedoeld in:

a.

een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan als dit bouwwerk een toename van het aantal wooneenheden tot gevolg heeft.

Het verbod geldt niet voor een bijbehorend bouwwerk voor huisvesting in verband met mantelzorg gedurende de periode dat de mantelzorg wordt verleend.

- Bijlage II, artikel 2, onderdeel 3, Bor

- Bijlage II, artikel 3, onderdeel 1, Bor

b.

een bouwwerk ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening.

Bijlage II, artikel 2, onderdeel 18, onder a, b, d en e, Bor

c.

een bouwkeet, bouwbord, steiger, heistelling, hijskraan, damwand of andere hulpconstructie.

Bijlage II, artikel 2, onderdeel 20, Bor

d.

een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

Bijlage II, artikel 3, onderdeel 2, Bor

e.

een buisleiding.

Bijlage III, artikel 3, onderdeel 7, Bor

f.

een silo.

Bijlage II, artikel 3, onderdeel 6, onder a, Bor

Artikel 4 Overige bouwwerken die niet onder het verbod vallen

In aanvulling op het bepaalde in de artikel 2 worden de volgende bouwwerken aangewezen als bouwwerken waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bestaande risico’s voor de kwaliteit van het grondwater door het bouwen ervan niet toenemen:

  • a.

    een dakkapel;

  • b.

    een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak;

  • c.

    een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak;

  • d.

    een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel;

  • e.

    een zonwering, rolhek, luik of rolluik aan of in een gebouw;

  • f.

    een afscheiding tussen balkons of dakterrassen;

  • g.

    tuinmeubilair;

  • h.

    een sport- of speeltoestel voor uitsluitend particulier gebruik;

  • i.

    een erf- of perceelafscheiding;

  • j.

    een vlaggenmast.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

 

Maastricht, d.d. 15 september 2020

Gedeputeerde Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

secretaris,

de heer drs. G.H.E. Derks MPA

Toelichting

In de Omgevingsverordening Limburg 2014 is een verbod opgenomen om in een waterwingebied een bouwwerk te bouwen (artikel 4.2.3, lid 1). Achtergrond daarvan is dat in de zone direct om de winmiddelen van het waterleidingbedrijf het hoogste beschermingsniveau moet gelden en activiteiten en ontwikkelingen ten behoeve van andere functies zo veel mogelijk beperkt moeten blijven vanwege de risico’s die zij met zich mee kunnen brengen voor bodem- en grondwaterkwaliteit. In de provincie Limburg zijn er echter een aantal waterwingebieden waar ook een woonfunctie geldt, met name binnen de gemeente Meerssen. Om niet alle aanpassingen aan en bij bestaande woningen in waterwingebieden onmogelijk te maken hebben Gedeputeerde Staten van Provinciale Staten de bevoegdheid gekregen om een lijst van bouwwerken vast te stellen die zijn vrijgesteld van dit verbod (artikel 4.2.4, lid 5, aanhef en onder b). Het gaat om bouwwerken waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de bestaande risico’s voor de kwaliteit van het grondwater door het bouwen van het bouwwerk niet toenemen. Onderhavig besluit geeft invulling aan die bevoegdheid.

 

Het besluit is als volgt opgebouwd:

Artikel 2: Hoofdregel is dat bouwwerken die landelijk vergunningvrij zijn ook in waterwingebied zijn vrijgesteld;

Artikel 3: In afwijking van artikel 1 zijn bepaalde bouwwerken die landelijk vergunningvrij zijn in waterwingebied wel verboden;

Artikel 4: In aanvulling op artikel 1 zijn bepaalde bouwwerken die landelijk vergunningplichtig zijn in waterwingebied niet verboden.

 

Bouwwerken die landelijk vergunningvrij zijn, zijn bouwwerken waarvoor geen omgevingsvergunning voor bouwen vereist is en in een deel van de gevallen ook geen omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Deze vergunningvrije bouwwerken zijn aangewezen in het Besluit omgevingsrecht (Bor), in bijlage II, behorende bij de artikelen 2.3, 2.5a en 2.7, de artikelen 2 en 3. Veelal zijn overwegingen van welstand en hinder voor buren bepalend voor de keuze of een bouwwerk vergunningplichtig of vergunningvrij is. Overwegingen van risico’s voor bodem en grondwaterkwaliteit spelen doorgaans minder een rol. Zo is het bouwen van een dakkapel in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak doorgaans vergunningvrij, terwijl voor een dakkapel in het voordakvlak wel een omgevingsvergunning nodig is. Bekeken uit het oogpunt van risico’s voor bodem en grondwater kunnen beide echter worden uitgezonderd van het bouwverbod in waterwingebieden. Daarom zijn alle dakkapellen uitgezonderd van het bouwverbod in waterwingebieden, ongeacht de afmetingen of de zijde van het dak waar zij worden geplaatst. Datzelfde geldt ook voor diverse andere bouwwerken, zoals dakramen, zonnepanelen, kozijnen en erfafscheidingen. Uiteraard blijft de omgevingsvergunningplicht voor bouwwerken die in het Bor niet zijn vrijgesteld wel bestaan. Die vergunning moet bij de gemeente worden aangevraagd.

 

Daar staat tegenover dat er ook bouwwerken bestaan die vergunningsvrij zijn, maar die wel onder het bouwverbod in waterwingebied zouden moeten vallen. De risico’s voor bodem en grondwater kunnen door deze bouwwerken wel degelijk toenemen omdat ze bijvoorbeeld ertoe leiden dat er meer huishoudens in waterwingebied komen, waardoor de risico’s op bodem- en grondwaterverontreinigingen toenemen. Het gaat ook om recreatieve nachtverblijven zoals bed & breakfast-voorzieningen. Er is wel een uitzondering gemaakt voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van huisvesting van een mantelzorger. Die zijn toegestaan in waterwingebied. Verder vallen onder het verbod bouwwerken die kunnen leiden tot een toename van risico’s in het waterwingebied. Uitgangspunt is dat nieuwe activiteiten in het waterwingebied niet tot een toename van de risico’s voor de drinkwatervoorziening kunnen leiden.

 

Bouwwerken in een waterwingebied die in dit besluit niet zijn uitgezonderd van het bouwverbod in waterwingebied, kunnen in uitzonderingsgevallen nog steeds toegestaan worden. Dat geldt ook voor de bouwwerken die op grond van artikel 3 onder het verbod vallen. Gedeputeerde Staten kunnen in individuele gevallen namelijk ontheffing verlenen. Dat volgt uit artikel 4.2.5, onder a, van de Omgevingsverordening Limburg 2014. Uit dat artikel 4.2.5, onder a, volgt dat een ontheffing alleen kan worden verleend als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de risico’s voor de kwaliteit van het grondwater door het bouwen van het bouwwerk niet toenemen en mits het bouwwerk niet leidt tot meer wooneenheden ten opzichte van de bestaande feitelijke en legale situatie. De ontheffing moet in principe bij de provincie worden aangevraagd. Gedeputeerde Staten maken dan ene concrete afweging in het individuele geval en verbinden indien nodig voorschriften aan de ontheffing gericht op de bescherming van bodem en grondwater. Als het echter om een bouwwerk gaat waarvoor ook een omgevingsvergunning voor bouwen van de gemeente nodig is en op het moment van het aanvragen van de omgevingsvergunning de ontheffing nog niet is verleend of aangevraagd bij de provincie, dan moet de ontheffing met de omgevingsvergunning bij de gemeente worden aangevraagd. De ontheffing ‘haakt dan namelijk aan’ bij de omgevingsvergunning. Dit volgt uit artikel 1.3a, eerste lid, onder a, en het tweede lid van de Wet milieubeheer. De gemeente neemt dan één besluit over de aanvraag om de omgevingsvergunning en de daarbij aangehaakte ontheffing.

Naar boven