Besluit Algemene verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van sloop of gedeeltelijke sloop van karakteristieke gebouwen die zich bevinden binnen het grondgebied dat tot de gemeentelijke herindeling van 2018 behoorde tot de gemeente Groningen

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 14 juli 2020, afdeling RS, dossiernummer K21628 het volgende besluit hebben genomen:

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

 

Onderwerp : algemene verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van sloop of gedeeltelijke sloop van karakteristieke gebouwen die zich bevinden binnen het grondgebied dat tot de gemeentelijke herindeling van 2018 behoorde tot de gemeente Groningen.

 

 

Burgemeester en Wethouders van de gemeente Groningen (hierna: B&W) hebben ons bij brief van 14 mei 2020, ontvangen op 28 mei 2020, gevraagd om op grond van artikel 6.6, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht te verklaren dat er onzerzijds geen bedenkingen bestaan tegen het bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 2.9.2, eerste lid, van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 (hierna: de verordening) voor het verlenen van omgevingsvergunningen voor het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen die zijn gelegen binnen het gebied dat tot de gemeentelijke herindeling van 2018 tot het grondgebied van de toenmalige gemeente Groningen behoorde. Dit gebied is op onderstaande kaart weergegeven.

 

 

Aanleiding voor het verzoek

Aanleiding voor het verzoek is dat in bovengenoemd artikel 2.9.2 van de verordening een bepaling is opgenomen op grond waarvan het voor iedereen - behoudens enige uitzonderingen - verboden is om een gebouw dat gelegen is binnen het aardbevingsgebied (waartoe ook het grondgebied van de voormalige gemeente Groningen behoort) geheel of gedeeltelijk te slopen. Dit verbod - een rechtstreeks werkende regel als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening - is van toepassing tot het moment dat de gemeente een bestemmingsplan ter bescherming van karakteristieke gebouwen heeft vastgesteld, dat in overeenstemming is met de in artikel 2.9.1 van de verordening opgenomen regels over de inhoud van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarbij van het bestemmingsplan wordt afgeweken. Gewezen zij hierbij op artikel 2.1, eerste lid 1, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

In de verordening is evenwel - ex artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht - de mogelijkheid opgenomen om - in afwachting van de vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.9.1 van de verordening - een omgevingsvergunning voor gehele of gedeeltelijke sloop van een karakteristiek gebouw te verlenen, indien deugdelijk wordt onderbouwd dat de vergunningverlening in overeenstemming is met de in voorbereiding zijnde bestemmingsplanregels. Gewezen zij daarbij op artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Op grond van artikel 6.6, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht kan een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van regels krachtens artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, niet worden verleend dan nadat wij hebben verklaard daartegen geen bedenkingen te hebben. Het is deze verklaring van geen bedenkingen waar B&W ons om hebben verzocht.

 

Het voorontwerp facetbestemmingsplan

Burgemeester en wethouders hebben bij hun verzoek het voorontwerp bestemmingsplan 'Facetbestemmingsplan Gebouwd Erfgoed Groningen' gevoegd dat strekt tot het in stand houden van de karakteristieke en/of ruimtelijke relevante kenmerken van de gebouwde objecten. Daarbij is - op basis van een als bijlage bij het plan gevoegde inventarisatie van de gebouwen en objecten en waardering van de geselecteerde gebouwen en objecten - onderscheid gemaakt tussen karakteristieke objecten en beeldondersteunende objecten, waarbij voor beide categorieën een verbod is opgenomen om die zonder omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk te slopen. Voor zover van belang voor het door ons te nemen besluit, is voor gebouwen en objecten die als karakteristiek zijn aangemerkt bepaald dat een omgevingsvergunning voor sloop alleen kan worden verleend indien:

  • 1.

    sprake is van een algemeen ruimtelijk belang waarvoor (delen van) het object moet wijken; of

  • 2.

    wordt aangetoond dat zinvol (her)gebruik van het object overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit een oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemming objectief gezien niet mogelijk is en het belang van de vergunningaanvrager bij sloop van het object in redelijkheid dient te prevaleren boven het cultuurhistorisch belang bij behoud ervan. De aanvrager van een omgevingsvergunning dient daartoe een rapport van een onafhankelijke deskundige te overleggen, dat ingaat op:

    • a.

      de bouwkundige en gebruikstechnische staat van het object;

    • b.

      de mate waarin het object geschikt is of door het treffen van voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor zinvol (her)gebruik overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit het oogpunt van een goede fysieke leefomgeving, passende bestemming;

    • c.

      de cultuurhistorische waarde van het bouwwerk, of

  • 3.

    de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het object kunnen worden hersteld; of

  • 4.

    het delen van een object betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;

  • 5.

    het delen van een object betreft die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar deze delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen.

Bepaald is voorts dat:

  • a.

    Het overleggen van een deskundigenrapport, zoals bedoeld in het bovenstaande punt 2, niet nodig is indien kan worden aangetoond dat reeds eerder deskundigenonderzoek, onder gelijk gebleven omstandigheden, is gedaan met eenzelfde strekking.

  • b.

    Indien het bevoegd gezag het voornemen heeft om een vergunning te verlenen, een (onafhankelijke) deskundige om een schriftelijke advies wordt gevraagd.

  • c.

    In het geval dat sloop van volledige objecten mogelijk is, de aanvraag om sloopvergunning tevens dient te worden voorzien van

    • -

      een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd plan voor de herinrichting van de locatie ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit en karakteristieken dat tot stand is gekomen middels de maatwerkmethode;

    • -

      een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering waarmee de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie is vastgelegd.

  • d.

    Een omgevingsvergunning voor het geheel of gedeeltelijk slopen van een karakteristiek object wordt uitsluitend verleend als er garantie bestaat voor een goede her invulling binnen redelijke termijn na de sloop van een gebouw, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt hersteld.

Beoordeling van het verzoek

Voor de beoordeling van het verzoek is het van belang dat het plan waarop de gemeente bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor gehele of gedeeltelijke sloop wil anticiperen, voldoet aan de instructieregel in artikel 2.9.1 van de verordening. Deze luidt:

Artikel 2.9.1 Bescherming beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen

  • 1.

    Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied en een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied gelegen buiten het aardbevingsgebied, stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde regels bevatten in ieder geval een verbod om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een karakteristiek gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.

  • 3.

    Het in het tweede lid bedoelde vergunningstelsel bevat in ieder geval een toetsingscriterium op grond waarvan een omgevingsvergunning niet kan worden verleend zonder dat is onderzocht of zinvol hergebruik van het gebouw overeenkomstig de geldende bestemming of een andere, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, passende functie objectief gezien mogelijk is al dan niet na het treffen van voorzieningen aan het gebouw.

  • 4.

    Het tweede lid is niet van toepassing voor zover het sloop betreft:

    • a.

      ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel;

    • b.

      van inpandige delen van een gebouw;

    • c.

      ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek;

    • d.

      die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van de veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen; of bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen; of

    • e.

      van gebouwen die op grond van de Erfgoedwet of gemeentelijke erfgoedverordening zijn beschermd.

Wij constateren dat het facetbestemmingsplan regels stelt ter bescherming van karakteristieke en beeldbepalende gebouwen en dat het daarin opgenomen beoordelingskader voor sloop of gedeeltelijke sloop van karakteristieke gebouwen in overeenstemming is met artikel 2.9.1 van de verordening. Daarmee wordt voldaan aan de regels inzake afwijking die zijn opgenomen in artikel 2.9.2, derde lid, van de verordening

 

Besluit

 

Gelet op artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2.27 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.6 van het Besluit omgevingsrecht besluiten wij de gevraagde algemene verklaring van geen bedenkingen af te leggen en de gemeente Groningen daarmee bevoegd te verklaren om omgevingsvergunningen voor de gehele- of gedeeltelijke sloop van gebouwen te verlenen voor zover het verlenen van die omgevingsvergunningen in overeenstemming is met het voorontwerp facetbestemmingsplan Gebouwd Erfgoed van de gemeente Groningen zoals dat is opgesteld op 15 april 2020.

 

Groningen, 14 juli 2020

Geputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas, voorzitter.

J. Schrikkema, secretaris.

Naar boven