Verordening tot wijziging van de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 i.v.m. begrenzing ganzenfoerageergebieden 2020

Provinciale Staten van Fryslân

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 7 april 2020 , nummer 01758048

 

Gelet op artikelen 1.1, eerste lid, 1.7, 2.1, 2.7, tweede lid, 3.12, 3.1, eerste lid, 3.2, 3.3,vijfde lid, 3.4, 3.5, eerste lid, 3.8, 3.9, 3.10, eerste lid, 3.12, eerste, tweede, achtste en negende lid, 3.13, 3.14, eerste en tweede lid, 3.15, 3.20, derde lid, 3.25, tweede lid, 3.26, derde lid, 3.31, 6.1 van de Wet natuurbescherming, in samenhang met het Besluit natuurbescherming, de Regeling natuurbescherming en de artikelen 118, 143, 145 en 152 van de Provinciewet;

 

Overwegende dat:

 

  • De ganzenfoerageergebieden van belang zijn voor de bescherming van overwinterende trekganzen;

  • Robuuste en begrensde ganzenfoerageergebieden noodzakelijk zijn voor het reduceren van de ganzenschade;

  • De door Gedeputeerde Staten in 2017 aangewezen ganzenfoerageergebieden en soortspecifieke ganzenfoerageergebieden lopen tot 1 juni 2020;

  • De evaluaties van de Fryske Guozzeoanpak aantonen dat de ganzenfoerageergebieden en de soortspecifieke ganzenfoerageergebieden op de juiste plek liggen;

  • Sinds het vaststellen van de Fryske Guozzeoanpak 2017 – 2020 de ganzenschade in de provincie Fryslân gedaald is;

  • Het wenselijk is dat Gedeputeerde Staten onder bepaalde voorwaarden de begrenzing van de ganzenfoerageergebieden en de soortspecifieke ganzenfoerageergebieden kunnen wijzigen, waardoor het functioneren van het betreffende foerageergebied verder verbetert.

Besluiten vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 i.v.m. begrenzing ganzenfoerageergebieden 2020.

Artikel I Wijzigingen

A.

 

In artikel 1.1 komt het begrip ‘ganzenfoerageergebieden’ te vervallen.

 

B.

 

In artikel 1.1 worden de volgende begrippen op alfabetische volgorde toegevoegd:

 

  • 1.

    Ganzenfoerageergebied: bij deze verordening begrensd gebied bestaande uit meerdere landbouwpercelen zoals aangegeven op de kaart in bijlage IV, waar overwinterende beschermde inheemse ganzen jaarlijks ongehinderd kunnen foerageren gedurende de periode van 1 november tot 1 april.

  • 2.

    Natuurbeheerplan: een plan als bedoeld in artikel 1.3 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer provincie Fryslân, waarin de overeengekomen doelen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn vastgelegd.

  • 3.

    Natuurterrein: binnen de provincie gelegen perceel grond met als hoofdfunctie natuur die in het natuurbeheerplan is aangeduid, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Fryslân;

  • 4.

    Soortspecifiek ganzenfoerageergebied: bij deze verordening begrensd gebied bestaande uit meerdere landbouwpercelen zoals aangegeven op de kaart in bijlage V, waar overwinterende beschermde inheemse ganzen jaarlijks ongehinderd kunnen foerageren gedurende de periode van 1 april tot uiterlijk 1 juni.

 

C.

 

In artikel 5.5, eerste lid, wordt de zinsnede ‘door de provincie aan te wijzen ganzenfoerageergebieden gedurende de periode dat deze gebieden als zodanig zijn aangewezen’ vervangen door ‘ganzenfoerageergebieden en soortspecifieke ganzenfoerageergebieden gedurende de periode dat deze gebieden als zodanig zijn begrensd’.

 

D.

 

In artikel 5.6, eerste lid, onder 1.1, komt de zinsnede ‘door gedeputeerde staten’ te vervallen.

 

E.

 

Na artikel 5.6 wordt een nieuw artikel 5.6a toegevoegd dat luidt als volgt:

 

Artikel 5.6a Begrenzing van de ganzenfoerageergebieden en soortspecifieke ganzenfoerageergebieden

  • 1.

    Bij deze verordening worden de ganzenfoerageergebieden begrensd zoals weergegeven op de kaart in bijlage IV bij deze verordening, waar van 1 november tot 1 april geen gebruik mag worden gemaakt van de vrijstelling zoals bedoeld in artikel 5.6, eerste lid, van deze verordening.

  • 2.

    Bij deze verordening worden de soortspecifieke ganzenfoerageergebieden begrensd zoals weergegeven op de kaart in bijlage V bij deze verordening, waar van 1 april tot uiterlijk 1 juni geen gebruik mag worden gemaakt van de vrijstelling zoals bedoeld in art. 5.6, eerste lid, van deze verordening.

F.

 

Na artikel 5.6a wordt een nieuw artikel 5.6b toegevoegd dat luidt als volgt:

 

Artikel 5.6b Wijziging van de begrenzing van de foerageergebieden

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen één of meer landbouwpercelen toevoegen aan een ganzenfoerageergebied of een soortspecifiek ganzenfoerageergebied, indien:

    • i.

      De grondgebruiker daarom verzoekt;

    • ii.

      Het perceel geen natuurterrein is;

    • iii.

      Het perceel een vergelijkbare ganzenschade heeft met de landbouwpercelen in het aangrenzende ganzenfoerageergebied of soortspecifiek ganzenfoerageergebied;

    • iv.

      Dit leidt tot een robuustere begrenzing van het betreffende ganzenfoerageergebied;

    • v.

      De totale oppervlakte ganzenfoerageergebieden en soortspecifieke ganzenfoerageergebieden in Fryslân niet toeneemt.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten verwijderen een perceel uit een ganzenfoerageergebied of een soortspecifiek ganzenfoerageergebied indien dit perceel:

    • a.

      In een natuurterrein is omgezet; of:

    • b.

      Niet langer gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden.

  • 3.

    Op verzoek van de grondgebruiker kunnen Gedeputeerde Staten één of meer percelen verwijderen uit een ganzenfoerageergebied of een soortspecifiek ganzenfoerageergebied.

G.

 

De kaart met de begrenzing van de ganzenfoerageergebieden wordt als bijlage IV toegevoegd aan de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017.

 

H.

 

De kaart met de begrenzing van de soortspecifieke ganzenfoerageergebieden wordt als bijlage V toegevoegd aan de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017.

 

I.

 

De toelichting wordt als volgt gewijzigd:

 

De toelichting bij artikel 5.6 van deze verordening komt als volgt te luiden:

 

Deze vrijstelling beoogt het bestaande beleid voor het bestrijden van door ganzen veroorzaakte belangrijke gewasschade, via verjaging met ondersteunend afschot, te intensiveren. De Faunabeheereenheid Fryslân heeft een aantal adviezen uitgebracht waardoor de uitvoering van “de Fryske Guozzenoanpak 2017-2020” effectiever wordt en zorgt voor meer draagvlak in het veld. Deze adviezen zijn gegeven met de bedoeling de doelen van de Fryske Guozzeoanpak te halen. Om de adviezen te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk dat de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 op een aantal punten wordt aangepast.

 

Op grond van de onderhavige vrijstelling van het verbod om te doden (bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, en artikel 3.5, eerste lid, van de Wet natuurbescherming) kunnen grondgebruikers, buiten de ganzenfoerageergebieden, kol-, brand- en grauwe ganzen verjagen met ondersteunend afschot, ter voorkoming van belangrijke schade aan kwetsbare gewassen.

 

De aantallen jaarlijks in Fryslân aanwezige trekganzen liggen boven de aantallen waarvoor Fryslân een nationale en internationale beschermingsverplichting heeft. De aantallen aanwezige ganzen liggen ruimschoots boven de instandhoudingsdoelstellingen die landelijk zijn gesteld voor de Natura 2000-gebieden. De staat van instandhouding van de in deze vrijstelling opgenomen soorten is zodoende gunstig.

 

De keerzijde is dat de schade veroorzaakt door ganzen in Fryslân toeneemt. De provincie wil deze schade reduceren en hiertoe verjaging met ondersteunend afschot intensiveren, nu de eerder geformuleerde aanpak in 2014 onvoldoende effect heeft gesorteerd. Om te voorkomen dat de intensivering ertoe zal leiden dat de staat van instandhouding alsnog in het gedrang komt, wordt jaarlijks door Gedeputeerde Staten een maximaal aantal te schieten ganzen vastgesteld. Tevens wordt een waarschuwingsgrens door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

 

Om aan de internationale verplichtingen te kunnen voldoen en tegelijkertijd toch de verjaging te intensiveren zijn in de Fryske Guozzeoanpak 2017-2020 veiligheden geïntroduceerd. Deze veiligheden bestaan uit drie niveaus. Een afschotgrens, een ingrijpgrens en het landelijk minimum aantal ganzen per soort. De afschotgrens geeft het maximaal aantal met ondersteunend afschot te doden ganzen per jaar per soort. Hiermee wordt voorkomen dat in één jaar te veel ganzen gedood worden. Door de afschotgrens jaarlijks vast te stellen wordt juridisch geborgd dat er een grens is aan het verjagen met ondersteunend afschot. Om te voorkomen dat het maximaal aantal ganzen dat in enig jaar geschoten mag worden overschreden zal worden is in deze verordening vastgelegd dat de Faunabeheereenheid Gedeputeerde Staten onverwijld rapporteert indien de aantallen gedode ganzen de in artikel 5.6, lid 1.3, door Gedeputeerde Staten jaarlijks vastgestelde aantallen hebben bereikt (de ingrijpgrens). Gedeputeerde Staten hebben op dat moment de mogelijkheid om maatregelen te treffen om het ondersteunend afschot te beperken of te doen staken. Op deze wijze wordt voorkomen dat het minimum aantal ganzen per soort, waarbij de staat van instandhouding mogelijk in het gedrang zou kunnen komen, zal worden benaderd.

 

Onder aansturing van de Faunabeheereenheid hebben de jagersverenigingen en terreinbeherende organisaties afspraken dat er op de nachtelijke slaapplaatsen niet verjaagd, noch verontrust wordt, noch ondersteunend afschot wordt toegepast. Deze afspraken zijn in maatwerkafspraken per slaapplek waar meer dan 1000 ganzen overnachten, vastgelegd.

 

Daar waar geen maatwerkplannen tot stand zijn gekomen omdat één of meerdere partijen niet meewerken, is een generieke afstand vastgesteld in de verordening van 150 meter afstand vanaf de slaapplekken waarbinnen niet verjaagd (met ondersteunend afschot) mag worden. Opgemerkt wordt dat de in de vastgestelde beheerplannen opgenomen grens ook geldt als een maatwerkafspraak.

 

De Vogelrichtlijn verplicht de Europese lidstaten te rapporteren over de toepassing van de vrijstelling. Het is dan ook van belang dat de grondgebruiker het aantal geschoten ganzen rapporteert aan de Faunabeheereenheid.

 

 

Toevoegen definitie aan artikel 1.1. van ondersteunend afschot.

In de praktijk is veel onduidelijkheid over wat als verjaging met ondersteunend afschot wordt beschouwd en daarom is een definitie opgenomen. Dit komt de handhaving van de vrijstelling ten goede.

 

Motivering verjagen van een half uur voor zonsopgang tot twaalf uur ‘s middags.

(lid 4)

De periode waarin ganzen mogen worden verjaagd met ondersteunend afschot wordt gewijzigd van een half uur voor zonsopgang tot twaalf uur ’s middags. Jagers dienen ganzen te verjagen op het moment dat dit het meest effectief is; als vrijwilligers kunnen zij bovendien niet de hele dag in het veld zijn. Effectiviteit van verjaging naar foerageergebieden is het grootst wanneer de ganzen ’s ochtends voor het eerst willen neerstrijken op een perceel. Ganzensoorten zijn in die ochtendschemering voldoende te onderscheiden en de dieren zijn dan voldoende zichtbaar om een weidelijk schot te kunnen plaatsen.

 

Als de ganzen éénmaal binnen een foerageergebied zitten en niet worden verstoord zullen ze daar ook blijven. Mochten de ganzen om welke reden dan ook wel worden verstoord dan vliegen ze meestal even op om daarna direct in de buurt weer neer te strijken. Voor een jager is het vrijwel onmogelijk om eerder verstoorde en opgejaagde ganzen te schieten, ze vliegen dan te hoog.

 

De FBE verwacht dat met de aanpassing om de winterganzen door afschot te kunnen verjagen van een half uur voor zonsopgang tot 12 uur ’s middags effectiviteit van de voorkoming en bestrijding van schade zal toenemen, zonder afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soorten. Zij baseert zich o.a. op de ervaringen die onder het regime van de Jachtwet met de zgn. 10-uursregeling zijn opgedaan. Daarbij was bejaging van ganzen mogelijk van een half uur voor zonsopkomst tot 10 uur ’s ochtends. Door deze regeling werden de ganzen op hun foerageervlucht van de meest bedreigde schadegebieden geweerd en werden de aantallen over een groter gebied verspreid. Nadat in 2002 bij de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet de mogelijkheid om ganzenschade te voorkomen en bestrijden vanaf een half uur voor zonsopkomst kwam te vervallen, is de schade fors gestegen. Ook de ganzenaantallen zijn sedertdien fors gestegen.

De boeren leveren als belanghebbenden daarnaast hun aandeel bij het verjagen van ganzen van schadepercelen (zonder ondersteunend afschot) vanaf 12 uur. Deze beperking van afschot tot 12 uur komt de rust en het welzijn van de desbetreffende populaties ten goede, terwijl tegelijkertijd door de verruiming van een half uur voor zonsopgang, de effectiviteit van de schadebestrijding toeneemt.

 

De ecologische en jacht technische werking van de maatregel om een ½ uur voor zonsopgang te beginnen met de verjaging met ondersteunend afschot, zal gedurende het eerste jaar worden gemonitord en er zal over worden gerapporteerd.

 

Toelichting gebruik geweer als verjaagmiddel tot twaalf uur ’s middags (lid 8)

Art. 5.6, lid 4, van deze verordening wordt zodanig gewijzigd dat de periode waarin ganzen mogen worden verjaagd met ondersteunend afschot met een half uur voor zonsopgang wordt verlengd en beperkt tot twaalf uur ’s middags. In lijn hiermee wordt lid 8 aangepast, in die zin dat ook het kogelgeweer als akoestisch middel mag worden gebruikt tot twaalf uur ’s middags.

 

Toelichting gebruik middelen toevoeging kogelgeweer (lid 12)

De grondgebruiker mag de met de vrijstelling gegeven bevoegdheden bij schriftelijke toestemming overdragen aan een jachtaktehouder. Hierbij geldt dat ook het kogelgeweer mag worden gebruikt . Het kogelgeweer heeft een groter bereik heeft dan het hagelgeweer en is belangrijk om, met name grauwe ganzen, in het voorjaar ook op grotere afstand te kunnen schieten.

Dit is ook van belang voor het kunnen raken van (koppelvormende) grauwe ganzen in het voorjaar.

 

Toelichting gebruik lokmiddelen (lid 13)

Om bestrijding van schade met ondersteunend afschot te kunnen intensiveren is het noodzakelijk dat jagers lokmiddelen kunnen inzetten om het ondersteunend afschot te intensiveren. De Wet natuurbescherming biedt in artikel 3.4 ruimte voor inzet van lokmiddelen. Door gebruik van lokmiddelen komen ganzen dichterbij waardoor de kans op crippling (het slechts aanschieten van ganzen) kleiner wordt. En bovendien leidt inzet van lokmiddelen tot een snellere verjaging naar de foerageergebieden. De ganzen kunnen daarmee naar het perceel worden gelokt dat binnen het bereik van de jager valt. Voorkomen wordt dat de ganzen landen op een perceel dat (net) buiten het bereik van de jager valt en daardoor wel schade veroorzaken. Elektronische lokmiddelen waarbij met luidsprekers het geluid van foeragerende ganzen wordt verspreid om ganzen aan te lokken zijn weliswaar zeer effectief, maar voor alle partijen in de Faunabeheereenheid niet bespreekbaar.

 

De vrijstelling laat overigens onverlet dat voor het gebruik van deze vrijstelling binnen zogenaamde speciale beschermingszones (o.a. Natura 2000 gebieden) of in gebieden direct grenzend aan deze speciale beschermingszones een toestemming vereist is op grond van artikel 2.7, van de Wet natuurbescherming. Deze vergunningen (of informatie hierover) kunnen (kan) worden aangevraagd bij Provincie Fryslân, afdeling Omgevingszaken, team Groene Regelgeving, Postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden.

 

J.

 

Er wordt in de ‘Artikelsgewijze toelichting’ een toelichting van artikel 5.6b toegevoegd en deze luidt

als volgt:

 

Artikel 5.6b

 

Eerste Lid: wijziging van de begrenzing

 

Provinciale Staten hebben in 2017 de oppervlakte ganzenfoerageergebied gemaximaliseerd op 20.700 hectare. Op dit moment bedraagt de oppervlakte ganzenfoerageergebieden 21.250 hectare. De maximum oppervlakte soortspecifieke ganzenfoerageergebieden is gesteld op 5000 hectare. Het uitgangspunt is dat de oppervlakte aan foerageergebieden niet verder toeneemt. Binnen het gestelde maximum moet het echter mogelijk blijven dat de begrenzing van de foerageergebieden gewijzigd kan worden. Het kan hierbij onder meer gaan om de situatie dat een grondgebruiker een landbouwperceel uit de ganzenfoerageergebieden wil laten verwijderen, zodat een ander eigen landbouwperceel of een landbouwperceel van een andere grondgebruiker, dat nu buiten de ganzenfoerageergebieden ligt, hieraan toegevoegd kan worden.

 

Het eerste lid is toegevoegd om een wijziging van de begrenzing mogelijk te maken. Idealiter zouden de toe te voegen landbouwpercelen witte vlekken of rafelranden op moeten heffen, maar dat hoeft niet per sé. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing alleen aanpassen wanneer aan alle voorwaarden van het eerste of het tweede lid is voldaan.

 

Tweede lid: verplichting om percelen te verwijderen

De foerageergebieden bestaan louter uit percelen die landbouw als hoofdfunctie hebben. Wanneer een perceel niet meer gebruikt wordt voor landbouwdoeleinden, dan dient dit perceel uit het betreffende foerageergebied verwijderd te worden. Hierdoor is het noodzakelijk dat in de verordening een bevoegdheid wordt opgenomen waarmee Gedeputeerde Staten een perceel uit een foerageergebied kunnen verwijderen.

 

Een landbouwperceel dat omgezet is naar een natuurterrein, waarbij vormen van agrarisch medegebruik mogelijk zijn, wordt eveneens verwijderd. Een natuurterrein heeft namelijk natuur als hoofdfunctie en kan daarom niet als landbouwperceel worden aangemerkt.

 

Derde lid: verwijderen van percelen op verzoek grondgebruiker

Omdat de Fryske Guozzeoanpak uitgaat van vrijwilligheid kan een grondgebruiker niet gedwongen worden om zijn landbouwpercelen aan te melden als foerageergebied. Wanneer een landbouwperceel verandert van grondgebruiker is het niet uitgesloten dat de nieuwe gebruiker zijn landbouwpercelen niet wil aanmelden als foerageergebied. Daarom krijgen Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om op verzoek van de grondgebruiker een of meer percelen te verwijderen.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2020. Indien het Provinciaal Blad waarin deze verordening wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na 1 juli 2020, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot 1 juli 2020.

Artikel III Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening tot wijziging van de Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017 i.v.m. begrenzing ganzenfoerageergebieden 2020.

Bijlage IV Ganzenfoerageergebied

Bijlage V Soortspecifiek Ganzenfoerageergebied

Naar boven