Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2020, 4265 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2020, 4265 | Verordeningen |
Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017
Paragraaf 2.7 Flexibele Huisvesting
Algemene toelichting komt als volgt te luiden:
De huisvestingstaakstelling legt een grote druk op de sociale huurwoningmarkt. Met deze regeling draagt de provincie bij aan het realiseren van tijdelijke en flexibele woonvormen voor spoedzoekers.
Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen
Boven ‘huurprijs’ wordt toegevoegd:
Artikel 2.7.2 komt als volgt te luiden:
Artikel 2.7.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Artikel 2.7.3 komt als volgt te luiden:
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub a voldoet aan de volgende criteria:
de gevraagde maximale huurprijs per woning bedraagt niet meer dan de actuele aftoppingsgrens. De maximale huurprijs geldt niet voor huishoudens of gezinnen die bestaan uit zes of meer personen;
Toelichting: De aftoppingsgrens is een begrip uit de huurtoeslag. Als je huurprijs hoger is dan deze grens wordt de huurtoeslag verlaagd.
Artikel 2.7.4 komt als volgt te luiden:
Artikel 2.7.4 Hoogte van de subsidie
Artikel 2.7.5 komt als volgt te luiden:
Artikel 2.7.5 Subsidiabele kosten
Artikel 2.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Toelichting: Indien na ontvangst van de aanvraag uit het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten blijkt dat sprake is van een mogelijke situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, moet de aanvrager aanvullend het Bibob-formulier voor subsidies volledig invullen. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling.
Paragraaf 2.11 Impuls circulair bouwen
Artikel 2.11.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Lid 3: achter ‘subsidie’ wordt geplaatst: als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c
Paragraaf 3.1 Hernieuwbare energie en energiebesparing
In de tweede zin vervalt ‘overheden’
In de tweede alinea vervalt: ..’met uitzondering van zonne-enerige. Voor .. gehele aanvraag’.
Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen
Voor ‘biobrandstof’ wordt toegevoegd:
BENG: de maat voor de energiezuinigheid van bijna energiezuinige gebouwen.
De bepaling van de BENG ligt vast in de norm NTA 8800 Energieprestatie van Gebouwen
Toelichting: Vanaf 1 januari 2021 komt de EPC te vervallen. Deze wordt vervangen door de BENG-eisen. BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen. De energiezuinigheid bij gebouwen wordt getoetst aan de volgende drie indicatoren:
Biomassa komt als volgt te luiden:
biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval, conform Richtlijn2009/28/EG.
Biomassa voor energieopwekking mag per kalenderjaar voor maximaal 20% bestaan uit eerste generatie biomassa, mits deze biomassa geheel afkomstig is uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De overige invoer dient te bestaan uit tweede of derde generatie biomassa, waarbij ten aanzien van de tweede generatie geldt dat deze per kalenderjaar voor minimaal 50% afkomstig moet zijn uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De biomassa (zowel eerste, tweede als derde generatie) dient te allen tijde te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl (Nederlandse Technische Afspraak). Voor houtige biomassa geldt dat deze voor 100% afkomstig moet zijn uit een van de lidstaten van de Europese Unie, waar bosbouw wordt geacht duurzaam plaats te vinden;
Toelichting: Er bestaan al drie generaties biomassa. Tot biomassa van de eerste generatie worden voedselgewassen gerekend, zoals maïs, koolzaad, oliepalm, soja, suikerbiet, suikerriet en ook graan. Biomassa die niet aan voedsel zijn gerelateerd worden meestal de tweede generatie genoemd. Voorbeelden hiervan zijn houtsnippers, stro, de oneetbare gedeelten van voedselgewassen, dierlijk vet, gebruikt frituurvet en afval. Onder de derde generatie biomassa wordt in Nederland vooral algen verstaan. Het is overigens niet te verwachten dat algen de komende jaren als bron voor biobrandstof zullen dienen.
primaire energie: ‘(publicatie 2018)’ komt te vervallen.
In de toelichting wordt ‘1.95 kWh’, vervangen door: 1.77 kWh en wordt de volgende zin toegevoegd: Het meest recente cijfer is te vinden op http://www.cbs.nl/.
Lid 1 sub a: ‘of publiekrechtelijke’ komt te vervallen
Lid 2 sub a komt als volgt te luiden:
voor technische voorzieningen bij nieuwbouw geldt:
indien sprake is van kantoorgebouwen wordt aan minimaal de BENG-eisen, zoals die gelden voor overheidsgebouwen voldaan. Aanvullend daarop geldt dat bij kantoorgebouwen de maximale energiebehoefte en het maximale primaire fossiele energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, 20% minder bedraagt dan toegestaan is op basis van de BENG en dat het minimale aandeel hernieuwbare energie 25% meer bedraagt dan vereist is op basis van de BENG;
indien sprake is van overige utiliteitsgebouwen waarbij een EPC-eis geldt, wordt tenminste een 40% lagere EPC bereikt dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag of wordt er, indien er geen EPC-eis geldt, een reductie van ten minste 40% gehaald ten opzichte van wat gangbaar is;
Toelichting: De BENG- en EPC-eisen zijn te vinden op de website http://www.rvo.nl/ .
Lid 2 sub b: ‘label B’ wordt vervangen door: label A
Artikel 3.1.4 komt als volgt te luiden:
Artikel 3.1.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,– per aanvraag.
Toelichting bij dit artikel wijzigt niet.
Artikel 3.1.7 Weigeringsgronden
Sub e komt als volgt te luiden:
Artikel 3.1.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
Lid 1: ‘1 augustus’ wordt vervangen door: 3 augustus
Lid 2: achter ‘betreft’ wordt een komma geplaatst en toegevoegd:
met uitzondering van het Bibob-formulier zoals genoemd in artikel 3.1.9 lid g. Het Bibob-formulier kan na sluitingsdatum alsnog volledig worden gemaakt.
Artikel 3.1.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Lid 2 sub a onder (ii): ‘zowel’ wordt vervangen door: als achter ‘activiteit’ wordt toegevoegd: danwel
Lid 2 sub f (i) komt als volgt te luiden:
bij nieuwbouw: Voor kantoren: De EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een BENG-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de BENG.
Voor overige utiliteitsgebouwen: De EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een EPC-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de EPC of, indien geen EPC-eis geldt, een energiebalans berekening uitgedrukt in MJ/m2;
Lid 2 sub f (ii): ‘zowel individueel als’ komt te vervallen
Paragraaf 3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)
Achter het laatste zin wordt toegevoegd:
Voor aanvragers die jaarlijks meer dan 50.000kWh of meer dan 25.000m3 gas verbruiken geldt dat deze alleen een aanvraag kunnen indienen voor energiebesparende maatregelen die niet verplicht zijn onder de wet Milieubeheer. Deze maatregelen zijn opgenomen in de lijst erkende maatregelen van Infomil en hebben een terugverdientijd van minder dan 5 jaar.
Voor aanvragers met een lager jaarverbruik geldt deze beperking niet.
‘of een Overijsselse gemeente’ komt te vervallen, na ‘provincie Overijssel’ wordt een . geplaatst
Artikel 3.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Achter ‘energiereductie’ wordt toegevoegd: en de terugverdientijd van de investering.
Paragraaf 3.8 Stimulering actieve marktaanpak verduurzaming woningen
Artikel 3.8.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Subparagraaf 3.9.1 Hernieuwbare energie door ondernemingen
Artikel Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden
‘innovatieve ondernemingen’ wordt als volgt gewijzigd:
innovatieve ondernemingen: ondernemingen die zich richten op (de ontwikkeling van) innovatieve producten en/of diensten voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type ondernemingen is om de producten en/of diensten (door) te ontwikkelen en te vermarkten. Het dient aannemelijk te zijn dat het Maatschappelijk Rendement van dit type ondernemingen deels neerslaat binnen de provinciegrenzen;
‘innovatieve projecten voor producten en diensten’ wordt als volgt gewijzigd:
innovatieve projecten: projecten van ondernemingen waarbij het doel is om een nieuwe technologie voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk (nog) niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op een eerste toepassing (pilot project), van innovatieve technologieën. Dit type projecten is locatiegebonden en dient binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;
in de toelichting wordt ‘€ 250.000.000’ wordt vervangen door: € 200.000.000,-.
Artikel 3.9.1.10 Weigeringsgronden
De algemene toelichting wordt aangevuld met onderstaande tekst:
Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.
Artikel 3.9.1.10 Weigeringsgronden
Lid 1 komt als volgt te luiden:
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.
lid 2 komt als volgt te luiden:
Subparagraaf 3.9.2 Energie-efficientie door ondernemingen
Artikel 3.9.2.10 Weigeringsgronden
De algemene toelichting wordt aangevuld met onderstaande tekst:
Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.
Lid 1 komt als volgt te luiden:
Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;
op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-. Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.
Paragraaf 3.13. Stimulering energieadvies aan huis via energieloketten
‘1 april’ wordt vervangen door: 1 december
Paragraaf 3.14 Stimulering activiteiten energieloketten
Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 2.0 wordt geheel herzien en komt als volgt te luiden:
Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 3.0
Overijssel is een prachtige omgeving om in te wonen, werken en recreëren. Een groot deel van de gebieden met veel natuurwaarden is te vinden in het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000 gebieden. Provincie Overijssel neemt maatregelen om natuurwaarden te herstellen, te behouden en te versterken en om zo voldoende economische ontwikkelingsruimte te creëren. Niet alle soorten profiteren van dit beleid. Daarom willen we aanvullende maatregelen treffen voor die soorten en leefgebieden waarin het huidige natuur- en waterbeleid niet voldoende voorziet.
De provincie wil deze extra inspanningen vooral richten op soorten waarvoor het Overijsselse leefgebied belangrijk is om te overleven en die niet automatische meeprofiteren van huidige maatregelen. Deze 114 soorten zijn opgenomen in de zogenaamde Aandachtsoortenlijst.
We zien graag dat maatregelen in samenhang worden genomen waardoor het effect groter wordt. De nadruk ligt op een beperkt aantal maatregelen om tot een groter effect te komen. Voor sommige van deze maatregelen zijn gebieden aangewezen waar die maatregelen het beste tot hun recht komen.
Daarnaast biedt de regeling ruimte voor kleine projecten waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar gebieden of aandachtsoorten.
Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Toelichting: De meest actuele aandachtsoortenlijst is te vinden op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/ .
leefgebied/biotoop: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tenminste tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hieronder worden ook de gebieden verstaan waar de soort vroeger voorkwam en nu niet meer, maar waar de soort mogelijk terug kan keren.
Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
het treffen van de volgende specifieke maatregelen:
het creëren van bosranden met mantels en zomen ten behoeve van de Kleine IJsvogelvlinder, de Sleedoornpage, Iepenpage, Bruine eikenpage, Ranonkelbij, Gewone kleine wespbij, Kauwende metselbij, Stronkmier, Geelgors, Zomertortel, Kerkuil, Hermelijn Das, Kleine wintergroen, Klein glidkruid, Anemonenbekerzwam, Boomkikker Gewone grootoorvleermuis, Baardvleermuis, Bosvleermuis, Bechsteins vleermuis, Brandts vleermuis, Rosse vleermuis of Franjestaart;
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 voldoet aan de volgende criteria:
de maatregelen dragen bij aan:
het verbeteren van milieucondities in bodem of water, dan wel;
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het geschikt maken van de milieuomstandigheden voor aandachtsoorten in hun leefgebieden. Te denken valt bijv. aan plaggen om een geschikte groeiplaats te creëren, of het dempen van slootjes om de grondwatertoevoer te verbeteren.
het verbeteren van de ruimtelijke condities;
Toelichting: Voor veel soorten is het belangrijk dat er een voldoende groot en samenhangend leefgebied is. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn twee zaken essentieel: het behoud of herstel van voldoende grote leefgebieden van goede kwaliteit (voldoende rust/geborgenheid en voedselbeschikbaarheid) en de mogelijkheden voor soorten om zich te kunnen verplaatsen tussen (delen van) leefgebieden (genetische uitwisseling, uitwijk bij calamiteiten).
Voorbeelden van activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijk condities zijn het aanleggen en/of verbeteren van de kwaliteit van (delen van) biotopen waar één of meer aandachtsoorten een deel van hun leven doorbrengen. Daarbij kan gedacht worden aan o.a. vleermuizenkelders als overwinteringsplaats, poelen met bijbehorende landbiotoop en broeihopen (Ringslang) als voortplantingsplaats en het creëren of aanleggen van bosrandzomen, (knot)bomensingels, houtwallen, heggen, hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, ruige overhoeken, natuurvriendelijke oevers en bloemrijke akker- en weideranden als foerageergebied en migratieroute.
het beheer en onderhoud van de maatregelen is voor ten minste zes jaren, na datum van de subsidieverlening, geregeld;
Toelichting: De subsidie is gericht op eenmalige (herstel)maatregelen. De subsidie is niet bedoeld voor de kosten van het beheer en onderhoud van de gesubsidieerde activiteiten. In de aanvraag wordt kort maar duidelijk beschreven op welke wijze langjarig invulling wordt gegeven aan beheer en onderhoud. Voor bloemrijke randen langs akkers en weilanden wordt een uitzondering gemaakt: deze randen moeten gedurende de beheerperiode van 6 jaar gedeeltelijk gefreesd en her-ingezaaid worden om het bloemrijke karakter van de randen te behouden. In de aanvraag mag als kostenpost worden opgevoerd dat gedurende de looptijd van de maatregel deze randen twee maal voor de helft van het oppervlak mogen worden gefreesd en her-ingezaaid. Dit wordt niet als beheer maar als noodzakelijk handelen voor instandhouding binnen 6 jaar beschouwd. Derving van opbrengsten is niet subsidiabel.
uit onderzoek of uit deskundige advisering blijkt dat de te treffen activiteiten of maatregelen, voor de aandachtsoorten en de betreffende leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd, effectief zijn;
Toelichting: Er moet aangetoond zijn dat de activiteiten of maatregelen bijdragen aan de versterking van de betreffende aandachtsoort. In de aanvraag wordt omschreven voor welke aandachtsoort of -soorten de subsidie wordt aangevraagd met een omschrijving van de betreffende leefgebieden. Aangegeven wordt welke activiteiten of maatregelen worden uitgevoerd en welke soorten daar nog meer van profiteren. Op kaart wordt de beoogde locatie aangegeven (schaal 1:25.000) en waar welke maatregelen getroffen worden (schaal 1:2.500). In de aanvraag wordt onderbouwd met een referentie waarom voor een maatregel gekozen is en waarom de aanvrager denkt dat de maatregel effectief is. Op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/ is een overzicht opgenomen van bewezen effectieve maatregelen.
er is sprake van effectmeting en monitoring van de resultaten van de activiteiten voor de plant- of diersoorten;
Toelichting: In de beschikking wordt opgenomen op welke wijze gegevens over de aanwezigheid van soorten ingevoerd moeten worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een -voor de aanvrager- vrij beschikbare applicatie. De bedoeling is dat de gegevens uiteindelijk in de Nationale Database Flora en Fauna (het NDFF) opgenomen worden.
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
de maatregelen worden uitgevoerd binnen de gebieden die zijn aangegeven op kaart 1 Poelen;
Toelichting: Kaart 1 is te vinden http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/
in de directe omgeving is een geschikt landbiotoop aanwezig of deze wordt met het treffen van de maatregelen gerealiseerd. Het landbiotoop kan bestaan uit: ruigte of kruidenrijk grasland en in geval van Boomkikker ook braamstruweel (zomerbiotoop) en houtwallen, heggen, hakhoutbosjes of stobbenwallen (winterbiotoop);
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
er is een ruimtelijke dan wel organisatorische samenhang van deelnemende erven. Bij ruimtelijke samenhang gaan meerdere deelnemende erven lokaal samen aan de slag om de kwaliteit van de erven te verbeteren. Bij organisatorische samenhang wordt gedacht aan erven van bedrijven die deel uitmaken van een organisatie die een biodiversiteitsdoelstelling nastreeft;
de maatregelen sluiten aan bij nabijgelegen bestaande natuur of agrarisch natuurbeheer, of waar deze verbonden gaan worden bij de betreffende erven, bij het landschapselement, houtwal, singel, poel of bosje;
Toelichting: Biotoopverbetering kan via bijvoorbeeld de aanleg van (knot)boomsingels, hoogstamfruitbomen, erfbomen, hakhoutbosjes, houtwallen, struweel- en scheerheggen, ruige bermen en ruige overhoeken, kruiden- en bloemrijke randen of -slootkanten, natuurvriendelijke oevers en takkenrillen. Bij natuur en agrarisch natuurbeheer gaat het om, landschapselementen (onder andere houtwal, singel, bosje, poel), akkerranden, bloemrijke bermen of -randen.
de maatregelen bestaan uit het creëren van nestgelegenheid (voor Kerkuil, Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Grauwe vliegenvanger of Ringmus, Geelgors, Zomertortel of Patrijs) in combinatie met biotoopverbetering. De combinatie van maatregelen zorgt er voor dat een totaal leefgebied (zowel foerageergebied, rustgebied als voortplantingsgebied) voor genoemde soorten gecreëerd wordt;
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen om te komen tot bosranden met mantels en zomen die daarna als hakhout beheerd kunnen worden in
de ontwikkeling binnen graslanden naar structuurrijke vegetaties.
Toelichting: Bosranden met veel structuur zijn zeldzaam. Meestal is de grens tussen bos en open terrein zeer scherp. Een ecologisch goede bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. De mantel is een struik- of hakhout zone. De zoom is een zone met grassen en kruiden. Door variatie in begroeiing is dit een ideale schuilplek voor dieren. Tevens vinden insecten en vogels hier hun voedsel. De breedte van een goede bosrand varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. In de praktijk is de breedte van de meeste bosranden tussen de 10 en 40 meter.
de maatregelen vinden plaats door de bosrand over een lengte van minimaal 1000 m terug te zetten. De breedte van de te kappen strook wordt afgeleid uit de hoogte van de bomen en indien aanwezig de breedte van het bospad.
Toelichting: De lengte van de bosrand hoeft niet aaneengesloten te zijn. De breedte van de te kappen strook langs een bosweg = 1,5*H - b waarbij H de boomhoogte is en b de breedte van de bosweg. Niet overal hoeft de bosrand in het licht te liggen. Juist voor halfschaduwplanten is constante open beschaduwing van belang. Een richtlijn kan zijn dat een derde van de om te vormen strook smaller is dan berekend. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een golvende inrichting. De kap van bomen moet goed worden onderbouwd en voor de kap zal overleg moeten plaatsvinden met omwonenden en de provincie (mmw.leerling@overijssel.nl).
Indien noodzakelijk voor de ontwikkeling van de bosrand worden inheemse soorten ingeplant;
Toelichting: Bij de inrichting van de bosrand wordt rekening gehouden met de vereisten uit de Wet Natuurbescherming. Uitgangspunt is dat er op een bosbouwkundig verantwoorde wijze zal worden herbebost. Insteek daarbij is dat op de plaats van velling een volwaardige en duurzame houtopstand tot ontwikkeling komt. Door de gekapte strook in te richten als hakhout kan herplant van bomen op andere gronden vermeden worden. Hakhout betreft een bostype waarbij bomen en struiken op circa 30 cm hoogte van de grond worden afgezet. Deze afgezette bomen en struiken kunnen dan weer uitlopen. In een cyclus van één maal per minimaal 7 en maximaal 20 jaar worden deze uitlopers weer geoogst. Mocht uitlopen, natuurlijke opslag of variatie in bomen achterweg blijven dan is inplanten met inheemse soorten noodzakelijk.
Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:
de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen voor:
het verbinden van kleine heideterreinen om het leefgebied te versterken en te vergroten en daarmee uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken; of
Toelichting: Als bij het verbinden van deze heideterreinen een houtopstand moet worden geveld zijn daarop de regels van de Wet Natuurbescherming van toepassing. Het kan dus zijn dat de oppervlakte gevelde houtopstand elders gecompenseerd moet worden. Informatie hierover kunt u verkrijgen bij het team vergunningverlening van de provincie Overijssel (postbus@overijssel.nl).
Artikel 4.5.4 Hoogte van de subsidie
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Artikel 4.5.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 4.5.7 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
de aanvraag betrekking heeft op maatregelen voor de volgende weidevogels: Grutto, Kemphaan, Scholekster, Tureluur en Wulp;
Toelichting: De provincie heeft het Actieplan Weidevogels vastgesteld waaruit maatregelen voor weidevogels gefinancierd kunnen worden. Om overlap met die regeling te voorkomen en om zoveel mogelijk soorten te kunnen ondersteunen zijn maatregelen voor de onder sub a genoemde weidevogels uitgesloten.
Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2020, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.
Paragraaf 4.8 Groene schoolpleinen
‘1 juli’ wordt vervangen door: 1 december
Paragraaf 4.10 wordt toegevoegd:
Paragraaf 4.10 Opstellen Bidbook Streekeigen Landschapsbeheer Overijssel
Artikel 4.10.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
bidbook streekeigen landschapsbeheer: een plan dat door een georganiseerde groep inwoners of ondernemers in het kader van streekeigen landschapsbeheer is opgesteld. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer in de woon- of werkomgeving, hoe de beheerorganisatie wordt vormgegeven en de wensen en eisen van het gebied voor het toekomstige streekeigen landschapsbeheer. In een bidbook is in ieder geval beschreven plangebied, landschappelijke kwaliteit, ambitie, voorgenomen aanpak, aansluiting dan wel afstemming met andere projecten in het gebied (koppelkansen), financiën, administratie, monitoring, risico’s, communicatie en planning.
Het gaat bij landschappelijk kwaliteit om de waardering van aanwezige kenmerken, zoals verkavelingen, oude waterlopen, bodemschatten of soortenrijkdom van planten en dieren. Vaak wordt bij die beoordeling de cultuurhistorische, belevings- en ecologische waarde van cultuurlandschappen gehanteerd:
landschapselementen: groene of blauwe elementen die in het landschap aanwezig zijn en bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. Hun oorspronkelijke functie van perceel begrenzing, houtproductie of vee drinkplaats hebben ze deels verloren, maar ze vormen nog steeds een belangrijke habitat voor lokale biodiversiteit en gebieds-gebonden soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën;
Toelichting: Voorbeelden van landschapselementen zijn onder andere houtwallen, houtsingels, knotwilgen, meidoornhagen, struwelen, kleine bosjes, sloten en poelen.
landschapscoördinator: De landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning aan georganiseerde groepen inwoners of ondernemers om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen. De coördinator voert een oriënterend gesprek met de initiatiefnemers en adviseert of het haalbaar is om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen;
Artikel 4.10.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.10.2 voldoet aan de volgende criteria:
de beheeractiviteiten die in een bidbook streekeigen landschapsbeheer worden uitgewerkt, passen binnen Kwaliteitsambitie 2, zoals verwoord op bladzijde 14 e.v. van de catalogus gebiedskenmerken;
Toelichting: De catalogus gebiedskenmerken is te vinden op: https://overijssel.tercera-ro.nl/SiteData/9923/Publiek/BV00019/b_NL.IMRO.9923.VerordeningOv01-va01_12208.pdf
Artikel 4.10.4 Subsidiabele kosten
Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid, zijn subsidiabel.
Toelichting: Onder kosten derden vallen onder meer de kosten van inhuur externe expertise, eventuele afstemming met een landschapsfonds, zaalhuur en drukkosten.
Artikel 4.10.5 Hoogte van de subsidie
De subsidie voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
€ 5.000,- voor de procesondersteuning die ingehuurd wordt om de beheerorganisatie vorm te geven.
Toelichting: Het opzetten van de beheerorganisatie is onderdeel van een bidbook streekeigen landschapsbeheer. De ondersteuning die nodig is om de financiën en bijbehorende contracten en administratie op een rij te krijgen, valt onder de procesondersteuning.
Artikel 4.10.6 Aanvullende eisen bij de aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 4.10.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Artikel 4.10.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
Artikel 4.10.9 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met artikel 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.
Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.
Paragraaf 4.11 wordt toegevoegd:
Paragraaf 4.11 Nul-schade-aanpak wilde zwijnen
In de grensregio van Overijssel met Duitsland komen wilde zwijnen voor. Wilde zwijnen veroorzaken in de werkgebieden van vijf wildbeheereenheden schade aan landbouwgewassen. Om schade aan gewassen te voorkomen kunnen ondernemers preventieve maatregelen treffen. De provincie Overijssel ondersteunt met deze regeling ondernemers bij de financiering van de aanschaf van mobiele elektrische rasters. Hierdoor moet de schade door wilde zwijnen teruggebracht worden.
Artikel 4.11.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 4.11.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aanschaf van mobiele elektrische rasters.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.11.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 4.11.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.000,- per aanvraag.
Artikel 4.11.5 Subsidiabele kosten
Artikel 4.11.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.1 voegt de aanvrager een factuur en een betaalbewijs van de aanschaf van de mobiele elektrische rasters bij de aanvraag.
Toelichting: De subsidie op grond van deze regeling geldt als een ‘achteraf-subsidie’. Dit betekent dat de activiteiten moeten zijn uitgevoerd op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. De gemaakte kosten zijn dan duidelijk, waardoor er geen begroting meegestuurd hoeft te worden.
Artikel 4.11.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.
Artikel 4.11.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.
Deze paragraaf loopt tot en met 1 december 2021, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.
Paragraaf 4.12 wordt toegevoegd:
Paragraaf 4.12 Ecologisch bermbeheer gemeenten
Overijssel heeft een grote rijkdom aan wilde plant- en diersoorten. Die hebben een gezonde leefomgeving nodig. Soms is hulp nodig om deze gezonde leefomgeving te maken. Voor sommige Overijsselse planten, dieren en leefgebieden is extra aandacht nodig. Het ecologisch beheren van bermen draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving van tal van dieren, zoals vlinders en bijen. Hierdoor verbetert de biodiversiteit. Met deze subsidieregeling wil de provincie het ecologisch beheren van bermen stimuleren.
Artikel 4.12.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
ecologisch bermbeheer: het beheren van bermen gericht op het in stand houden of verbeteren van de natuurkwaliteit en -kwantiteit van inheemse flora en fauna, met inachtneming van de verkeersveiligheid;
Toelichting: Als uitgangspunt voor het ecologisch bermbeheer geldt gefaseerd maaien, afvoeren van maaisel, niet klepelen en flexibel aanpassen van moment van uitvoering. Bodemverstoring en bodemverdichting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet toegepast. Actieve bemesting vindt niet plaats en slootmaaisel en bagger wordt afgevoerd. Inzaaien mag alleen in soortenarme bermen en mag niet ten koste gaan van eigen bermflora.
inheemse flora en fauna: soorten die van nature in een bepaald gebied binnen de gemeente voorkomen.
Toelichting: Op de website www.nederlandsesoorten.nl is te raadplegen welke soorten in Nederland inheems zijn. Exoten, kamer-, tuin- en kasplanten zijn bijvoorbeeld geen inheemse planten.
Artikel 4.12.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:
Toelichting: De subsidie kan worden gebuikt om tot een ecologisch bermbeheerplan te komen. Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise voor het opstellen van het plan. Indien de gemeente al een ecologisch bermbeheerplan heeft vastgesteld, kan de subsidie gebruikt worden voor de uitvoering van dat plan. Gedacht kan worden aan de inventarisatie van bermen, volgen van cursussen of activiteiten gericht op de uitvoering van een ecologisch bermbeheerplan.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.2 voldoet aan de volgende criteria:
Artikel 4.12.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.
Artikel 4.12.5 Subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.1.5 zijn uitsluitend kosten van derden subsidiabel.
Toelichting: Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise, volgen van cursussen en bestek maken.
Artikel 4.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Artikel 4.12.7 Subsidieplafond
Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.
Artikel 4.12.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:
de aanvraag alleen betrekking heeft op bermen binnen de bebouwde kom;
Toelichting: Een aanvraag kan niet alleen betrekking hebben op bermen binnen de bebouwde kom. Een aanvraag mag wel alleen betrekking hebben op bermen buiten de bebouwde kom, of betrekking hebben op een plan voor bermen binnen én buiten de bebouwde kom.
Artikel 4.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger
Indien de subsidie betrekking heeft op het ontwikkelen van een bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer dan worden daarin tenminste de volgende onderdelen beschreven:
Gebiedsbeschrijving, de natuurkwaliteit van de bermen, bermsloten en bermgreppels voordat de eerste werkzaamheden starten en een beschrijving van de huidige bermtypen. Deze moeten op voldoende gedetailleerd niveau beschreven worden (te denken valt aan een beschrijving van 500 strekkende meters berm);
De resultaten van de monitoring worden door de gemeente in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) gezet of via www.waarneming.nl ingevoerd en gedeeld met de provincie Overijssel.
Toelichting: De resultaten van de monitoring zijn de soorten die in kader van het bermbeheerplan zijn en worden geïnventariseerd.
Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.
Paragraaf 5.7 wordt toegevoegd:
Paragraaf 5.7 Niet actief beveiligde overwegen (NABO)
Met deze subsidieregeling wil de provincie een bijdrage leveren aan het beëindigen van de 12 openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen in Overijssel, waardoor de verkeersveiligheid en de doorstroming voor het trein- en wegverkeer verbetert.
Artikel 5.7.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 5.7.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opheffen, beveiligen of het realiseren van een eenvoudige alternatieve voorziening voor een openbaar toegankelijke NABO.
Toelichting: Met een eenvoudige alternatieve voorziening worden onder andere een wandelbuis, veetunnel of spoortrap bedoeld. Een fietstunnel of een autotunnel is niet aan te merken als een eenvoudige alternatieve voorziening.
Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 voldoet aan het criterium dat de aanvrager van de subsidie de gemeente Deventer, Olst-Wijhe, Borne of Hof van Twente is.
Artikel 5.7.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van:
Artikel 5.7.5 Subsidiabele kosten
Uitsluitend planvoorbereiding- en realisatiekosten van ProRail, overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.
Toelichting: Dit betekent dat kosten voor o.a. beheer, onderhoud en vernieuwing niet subsidiabel zijn. De gemeente moet overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid de kosten van ProRail op factuur kunnen aantonen.
Artikel 5.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de regeling het subsidieplafond vast.
Artikel 5.7.8 Weigeringsgronden
In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van een particuliere NABO waarvan de gemeente geen recht- en/of belanghebbende is.
In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal 30% van de verleende subsidie.
Artikel 5.7.10 Verplichtingen subsidieontvanger
In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 verplicht de subsidieontvanger zich alle NABO’s in de betreffende gemeente uiterlijk in 2023 op te heffen, te beveiligen of andere voorzieningen te treffen.
Toelichting: Indien de gemeente niet (geheel) aan deze verplichting kan voldoen, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie geheel of gedeeltelijk lager vast te stellen.
Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.
Paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel
De titel van paragraaf 6.1 komt als volgt te luiden:
Paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel 2020
De algemene toelichting komt als volgt te luiden:
Het doel van deze subsidieregeling is om innovaties in de Agro&Foodsector te stimuleren door middel van de inzet van kennis. De innovaties dragen bij aan een transitie naar vormen van kringlooplandbouw en een verduurzaming van de voedselketen, mét een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering , zoals omschreven in het ‘Investeringsvoorstel Agro&Food: kringlopen sluiten 2020-2023’.
Artikel 6.1.1 Begripsbepalingen
‘Investeringsvoorstel uitvoeringsprogramma agro&food in Overijssel 2016-2019’ komt als volgt te luiden:
‘of de economische regio Zwolle’ komt te vervallen
Sub c komt als volgt te luiden:
Sub d wordt vernummerd tot sub f
Onder toevoeging van een nieuw sub d en sub e
artikel 6.1.4 komt als volgt te luiden:
Artikel 6.1.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.
Artikel 6.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening
Lid 1: Achter ‘Overijssel’ wordt toegevoegd: 2020
Lid 2 aan de toelichting wordt toegevoegd: Een offerte mag ook getekend zijn onder voorbehoud van subsidieverlening door de provincie.
Paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers - De Startversneller
Artikel 6.21.11 wordt toegevoegd:
Artikel 6.21.11 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening
In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat vanaf 1 juli 2020 geen aanvragen ingediend kunnen worden voor training of opleiding, met uitzondering van de aanvragers die voor 1 juli 2020 een subsidie hebben aangevraagd voor coaching. Die aanvragers kunnen een aanvraag voor subsidie voor training of opleiding aanvragen tot uiterlijk op 1 september 2020 17.00 uur.
Paragraaf 6.33 Ketensamenwerking Ciculaire Kunststoffen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2020-4265.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.