Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017

Besluit: 30 juni 2020

Kenmerk: 2020/0155035

Inlichtingen bij: Christian Cents, Hilal Coskun

Telefoon: 038 499 8762, 038 499 8381

E-mail: c.cents@overijssel.nl, h.coskun@overijssel.nl

 

Kennisgeving

Gedeputeerde Staten van Overijssel delen mee dat het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 als volgt is gewijzigd:

Artikel I

Paragraaf 2.7 Flexibele Huisvesting

 

Algemene toelichting komt als volgt te luiden:

Algemene toelichting

De huisvestingstaakstelling legt een grote druk op de sociale huurwoningmarkt. Met deze regeling draagt de provincie bij aan het realiseren van tijdelijke en flexibele woonvormen voor spoedzoekers.

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen

Boven ‘huurprijs’ wordt toegevoegd:

  • -

    businesscase flexibele huisvesting: een plan voor de bouw van of verbouw of transformatie naar tijdelijke woningen voor spoedzoekers voor de periode van één en maximaal 15 jaar en waarbij de gevraagde maximale huurprijs per woning niet meer bedraagt dan de actuele aftoppingsgrens.

Artikel 2.7.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.7.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    de bouw van of verbouw of transformatie naar tijdelijke woningen voor spoedzoekers voor de periode van één en maximaal 15 jaar;

  • b.

    het opstellen van een businesscase voor flexibele huisvesting.

Artikel 2.7.3 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.7.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub a voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon met een fysieke vestiging in Overijssel;

    • b.

      de gevraagde maximale huurprijs per woning bedraagt niet meer dan de actuele aftoppingsgrens. De maximale huurprijs geldt niet voor huishoudens of gezinnen die bestaan uit zes of meer personen;

       

      Toelichting: De aftoppingsgrens is een begrip uit de huurtoeslag. Als je huurprijs hoger is dan deze grens wordt de huurtoeslag verlaagd.

       

    • c.

      indien de aanvrager een gemeente is heeft de aanvrager concrete afspraken gemaakt met de eigenaar van de betreffende woningen of grond voor minimaal 1 jaar die zijn vastgelegd in een intentieverklaring;

    • d.

      de activiteiten worden gerealiseerd in Overijssel;

  • 2.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub b voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is een rechtspersoon met een fysieke vestiging in Overijssel, niet zijnde een gemeente of een woningcorporatie;

    • b.

      de businesscase voor flexibele huisvesting wordt opgesteld door een deskundige met aantoonbaar ervaring op het gebied van het opstellen van een businesscase voor flexibele huisvesting.

  • 3.

    Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, dan voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

Artikel 2.7.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.7.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub a bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000,- per gebouwde, verbouwde of getransformeerde tijdelijke woning en met een maximum van € 250.000,- per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub b bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 20.000,- per aanvraag.

Artikel 2.7.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 2.7.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub a zijn, in afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, kosten van activiteiten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd subsidiabel, mits deze na 1 juli 2019 zijn uitgevoerd.

  • 2.

    Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.7.2 sub b zijn uitsluitend de kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid subsidiabel.

Artikel 2.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 3 wordt toegevoegd:

  • 3.

    In aanvulling op het eerste en tweede lid overlegt de aanvrager, indien het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten daartoe aanleiding geeft, een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

Toelichting: Indien na ontvangst van de aanvraag uit het eigen onderzoek van Gedeputeerde Staten blijkt dat sprake is van een mogelijke situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, moet de aanvrager aanvullend het Bibob-formulier voor subsidies volledig invullen. Als sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, dan wordt de subsidie geweigerd. Indien het Bibob-formulier voor subsidies niet volledig is ingevuld, laten Gedeputeerde Staten de aanvraag, na het bieden van een aanvullingstermijn, buiten behandeling.

Paragraaf 2.11 Impuls circulair bouwen

Artikel 2.11.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 3: achter ‘subsidie’ wordt geplaatst: als bedoeld in artikel 2.11.2 sub c

Paragraaf 3.1 Hernieuwbare energie en energiebesparing

Algemene toelichting

In de tweede zin vervalt ‘overheden’

 

In de tweede alinea vervalt: ..’met uitzondering van zonne-enerige. Voor .. gehele aanvraag’.

Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen

Voor ‘biobrandstof’ wordt toegevoegd:

  • -

    BENG: de maat voor de energiezuinigheid van bijna energiezuinige gebouwen.

    De bepaling van de BENG ligt vast in de norm NTA 8800 Energieprestatie van Gebouwen

     

    Toelichting: Vanaf 1 januari 2021 komt de EPC te vervallen. Deze wordt vervangen door de BENG-eisen. BENG staat voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen. De energiezuinigheid bij gebouwen wordt getoetst aan de volgende drie indicatoren:

    • 1.

      de maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar;

    • 2.

      het maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar;

    • 3.

      het minimale aandeel hernieuwbare energie in procenten

  • -

    Biobrandstof: de volgende toelichting wordt toegevoegd:

     

    Toelichting: Biobrandstoffen zijn vloeibare of gasvormige producten die gewonnen worden uit plantaardig of dierlijk materiaal (biomassa) en worden gebruikt om energie op te wekken of als brandstof te dienen.

Biomassa komt als volgt te luiden:

  • -

    biomassa: de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval, conform Richtlijn2009/28/EG.

    Biomassa voor energieopwekking mag per kalenderjaar voor maximaal 20% bestaan uit eerste generatie biomassa, mits deze biomassa geheel afkomstig is uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De overige invoer dient te bestaan uit tweede of derde generatie biomassa, waarbij ten aanzien van de tweede generatie geldt dat deze per kalenderjaar voor minimaal 50% afkomstig moet zijn uit een gebied binnen een straal van 150 kilometer rondom de locatie waar de bio-energie-installatie is gevestigd. De biomassa (zowel eerste, tweede als derde generatie) dient te allen tijde te voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de NTA 8080-1: 2015.nl en NTA 8080-2: 2015.nl (Nederlandse Technische Afspraak). Voor houtige biomassa geldt dat deze voor 100% afkomstig moet zijn uit een van de lidstaten van de Europese Unie, waar bosbouw wordt geacht duurzaam plaats te vinden;

     

    Toelichting: Er bestaan al drie generaties biomassa. Tot biomassa van de eerste generatie worden voedselgewassen gerekend, zoals maïs, koolzaad, oliepalm, soja, suikerbiet, suikerriet en ook graan. Biomassa die niet aan voedsel zijn gerelateerd worden meestal de tweede generatie genoemd. Voorbeelden hiervan zijn houtsnippers, stro, de oneetbare gedeelten van voedselgewassen, dierlijk vet, gebruikt frituurvet en afval. Onder de derde generatie biomassa wordt in Nederland vooral algen verstaan. Het is overigens niet te verwachten dat algen de komende jaren als bron voor biobrandstof zullen dienen.

     

  • -

    hernieuwbare energie: ‘zonne-energie’ komt te vervallen

  • -

    primaire energie: ‘(publicatie 2018)’ komt te vervallen.

    In de toelichting wordt ‘1.95 kWh’, vervangen door: 1.77 kWh en wordt de volgende zin toegevoegd: Het meest recente cijfer is te vinden op http://www.cbs.nl/.

  • -

    zonne-energie: vervallen

Artikel 3.1.3 Criteria

Lid 1 sub a: ‘of publiekrechtelijke’ komt te vervallen

 

Lid 2 sub a komt als volgt te luiden:

  • a.

    voor technische voorzieningen bij nieuwbouw geldt:

    • i.

      indien sprake is van kantoorgebouwen wordt aan minimaal de BENG-eisen, zoals die gelden voor overheidsgebouwen voldaan. Aanvullend daarop geldt dat bij kantoorgebouwen de maximale energiebehoefte en het maximale primaire fossiele energiegebruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, 20% minder bedraagt dan toegestaan is op basis van de BENG en dat het minimale aandeel hernieuwbare energie 25% meer bedraagt dan vereist is op basis van de BENG;

    • ii.

      indien sprake is van overige utiliteitsgebouwen waarbij een EPC-eis geldt, wordt tenminste een 40% lagere EPC bereikt dan wettelijk voorgeschreven op moment van aanvraag of wordt er, indien er geen EPC-eis geldt, een reductie van ten minste 40% gehaald ten opzichte van wat gangbaar is;

       

      Toelichting: De BENG- en EPC-eisen zijn te vinden op de website http://www.rvo.nl/ .

Lid 2 sub b: ‘label B’ wordt vervangen door: label A

 

Lid 3 sub b: vervallen

 

Artikel 3.1.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.1.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000,– per aanvraag.

 

Toelichting bij dit artikel wijzigt niet.

Artikel 3.1.7 Weigeringsgronden

Sub d: vervallen

 

Sub e komt als volgt te luiden:

  • e.

    subsidie wordt aangevraagd voor LED-verlichting, spouwmuurisolatie, HR-ketels, technische isolatie of lichtregelsystemen;

sub g wordt toegevoegd:

  • g.

    de score voor slaagkans als bedoeld in artikel 3.1.11 lid 2 in scoretabel 1 onder sub c, een 1 is.

Artikel 3.1.8 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

Lid 1: ‘1 augustus’ wordt vervangen door: 3 augustus

 

Lid 2: achter ‘betreft’ wordt een komma geplaatst en toegevoegd:

met uitzondering van het Bibob-formulier zoals genoemd in artikel 3.1.9 lid g. Het Bibob-formulier kan na sluitingsdatum alsnog volledig worden gemaakt.

Artikel 3.1.9 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 2 sub a onder (ii): ‘zowel’ wordt vervangen door: als achter ‘activiteit’ wordt toegevoegd: danwel

 

Lid 2 sub f (i) komt als volgt te luiden:

  • i:

    bij nieuwbouw: Voor kantoren: De EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een BENG-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de BENG.

    Voor overige utiliteitsgebouwen: De EPC-waarde zoals wettelijk vereist volgens het vigerend bouwbesluit en een EPC-berekening inclusief aanvullende subsidiabele technische voorzieningen die inzichtelijk maakt hoe deze gezamenlijk bijdragen aan de verbetering van de EPC of, indien geen EPC-eis geldt, een energiebalans berekening uitgedrukt in MJ/m2;

Lid 2 sub f (ii): ‘zowel individueel als’ komt te vervallen

 

Lid 3 word toegevoegd:

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

Toelichting komt te vervallen

Paragraaf 3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Algemene toelichting

Achter het laatste zin wordt toegevoegd:

Voor aanvragers die jaarlijks meer dan 50.000kWh of meer dan 25.000m3 gas verbruiken geldt dat deze alleen een aanvraag kunnen indienen voor energiebesparende maatregelen die niet verplicht zijn onder de wet Milieubeheer. Deze maatregelen zijn opgenomen in de lijst erkende maatregelen van Infomil en hebben een terugverdientijd van minder dan 5 jaar.

Voor aanvragers met een lager jaarverbruik geldt deze beperking niet.

Artikel 3.3.3 Criteria

Sub c onder (iii):

‘of een Overijsselse gemeente’ komt te vervallen, na ‘provincie Overijssel’ wordt een . geplaatst

Artikel 3.3.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 2 sub a (iii):

Achter ‘energiereductie’ wordt toegevoegd: en de terugverdientijd van de investering.

Artikel 3.3.8 Weigeringsgrond

Sub f wordt toegevoegd:

  • f.

    de aanvrager een jaarverbruik heeft van meer dan 50.000kWh elektriciteit of 25.000m3 gas en de aanvraag betrekking heeft op energiebesparende maatregelen die verplicht zijn onder de wet Milieubeheer.

Paragraaf 3.8 Stimulering actieve marktaanpak verduurzaming woningen

Artikel 3.8.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 3 wordt toegevoegd:

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie een volledig ingevuld Bibob-formulier als bedoeld in artikel 1.2.1, vijfde lid.

Subparagraaf 3.9.1 Hernieuwbare energie door ondernemingen

Artikel Begripsbepalingen en uitsluitingsgronden

‘innovatieve ondernemingen’ wordt als volgt gewijzigd:

  • -

    innovatieve ondernemingen: ondernemingen die zich richten op (de ontwikkeling van) innovatieve producten en/of diensten voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type ondernemingen is om de producten en/of diensten (door) te ontwikkelen en te vermarkten. Het dient aannemelijk te zijn dat het Maatschappelijk Rendement van dit type ondernemingen deels neerslaat binnen de provinciegrenzen;

‘innovatieve projecten voor producten en diensten’ wordt als volgt gewijzigd:

  • -

    innovatieve projecten: projecten van ondernemingen waarbij het doel is om een nieuwe technologie voor het opwekken van Energie uit Hernieuwbare Energiebronnen of Energie-efficiëntiemaatregelen. Het doel van dit type projecten is nadrukkelijk (nog) niet het ontwikkelen of vermarkten van nieuwe producten en diensten, maar is volledig gericht op een eerste toepassing (pilot project), van innovatieve technologieën. Dit type projecten is locatiegebonden en dient binnen de provinciegrenzen plaats te vinden;

lid 3:

in de toelichting wordt ‘€ 250.000.000’ wordt vervangen door: € 200.000.000,-.

Artikel 3.9.1.10 Weigeringsgronden

De algemene toelichting wordt aangevuld met onderstaande tekst:

Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.

Artikel 3.9.1.10 Weigeringsgronden

Lid 1 komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.

lid 2 komt als volgt te luiden:

  • 2.

    Indien de aanvraag ziet op een subsidie voor een zonne-energieproject weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 500.000,-;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag een bedrag is tussen € 500.000 en € 1.000.000,- en het een niet-dupliceerbaar zonne-energieproject betreft;

    • c.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag voor een dupliceerbaar zonne-energieproject hoger is dan € 2.500.000,-.

Subparagraaf 3.9.2 Energie-efficientie door ondernemingen

Artikel 3.9.2.10 Weigeringsgronden

De algemene toelichting wordt aangevuld met onderstaande tekst:

Provinciale Staten hebben besloten (PS/2010/1178) dat investeringen door Energiefonds Overijssel niet meer mogen bedragen dan € 20 miljoen in één project. Gedeputeerde Staten kunnen toestemming vragen aan Provinciale Staten om hiervan af te wijken. Op basis van deze subparagraaf kan subsidie worden verleend in de vorm van leningen en garanties. Het Investeringsreglement van Energiefonds Overijssel I B.V. verstrekt risicokapitaal in de vorm van participaties, quasi-eigen vermogen of een mix daarvan. Voor de bepaling van de totale waarde van de investering in een project geldt de feitelijke waarde van alle investeringen door zowel Energiefonds Overijssel I B.V. en Energiefonds Overijssel II B.V. in een project. Deze waarde kan een andere waarde zijn dan de waarde van de staatssteun. Zo gaat het bij staatssteun in het geval van leningen en garanties bijvoorbeeld om de waarde van de rente- en premiekorting. Bij de bepaling van de totaalwaarde van de investering worden zowel de omvang van de gevraagde geldlening als de omvang van de gevraagde garantie bedoeld.

 

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Gedeputeerde Staten weigeren de subsidie indien:

    • a.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000,- per energieproject. Indien de aanvrager op dezelfde dag subsidie aanvraagt op grond van paragraaf 3.9.1, wordt voor het bepalen van het minimum tevens het te verlenen subsidiebedrag van die aanvraag betrokken;

    • b.

      op basis van de aanvraag wordt beoordeeld dat de totale investering in een energieproject bestaande uit het op basis van deze regeling te verlenen subsidiebedrag en de investering op basis van het Investeringsreglement Energiefonds Overijssel I B.V., hoger is dan € 20.000.000,-. Gedeputeerde Staten kunnen Provinciale Staten toestemming vragen om hier van af te wijken.

Paragraaf 3.13. Stimulering energieadvies aan huis via energieloketten

Artikel 3.13.8 Looptijd

‘1 april’ wordt vervangen door: 1 december

Paragraaf 3.14 Stimulering activiteiten energieloketten

Ingetrokken

 

Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 2.0 wordt geheel herzien en komt als volgt te luiden:

Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 3.0

Algemene toelichting:

Overijssel is een prachtige omgeving om in te wonen, werken en recreëren. Een groot deel van de gebieden met veel natuurwaarden is te vinden in het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000 gebieden. Provincie Overijssel neemt maatregelen om natuurwaarden te herstellen, te behouden en te versterken en om zo voldoende economische ontwikkelingsruimte te creëren. Niet alle soorten profiteren van dit beleid. Daarom willen we aanvullende maatregelen treffen voor die soorten en leefgebieden waarin het huidige natuur- en waterbeleid niet voldoende voorziet.

 

De provincie wil deze extra inspanningen vooral richten op soorten waarvoor het Overijsselse leefgebied belangrijk is om te overleven en die niet automatische meeprofiteren van huidige maatregelen. Deze 114 soorten zijn opgenomen in de zogenaamde Aandachtsoortenlijst.

 

We zien graag dat maatregelen in samenhang worden genomen waardoor het effect groter wordt. De nadruk ligt op een beperkt aantal maatregelen om tot een groter effect te komen. Voor sommige van deze maatregelen zijn gebieden aangewezen waar die maatregelen het beste tot hun recht komen.

 

Daarnaast biedt de regeling ruimte voor kleine projecten waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar gebieden of aandachtsoorten.

Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    aandachtsoortenlijst Overijssel: door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst met 114 soorten:

    • a.

      waarvoor het leefgebied in Overijssel bovengemiddeld belangrijk is,

    • b.

      die volgens de rode lijst bedreigd zijn of waarvan de trend negatief is,

    • c.

      en waarvoor het huidige beleid onvoldoende effectief is.

  • Toelichting: De meest actuele aandachtsoortenlijst is te vinden op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/ .

     

  • -

    leefgebied/biotoop: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort tenminste tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hieronder worden ook de gebieden verstaan waar de soort vroeger voorkwam en nu niet meer, maar waar de soort mogelijk terug kan keren.

Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    het treffen van maatregelen die bijdragen aan het verbeteren van de condities voor soorten zoals opgenomen in de Aandachtsoortenlijst (kleine projecten);

  • b.

    het treffen van de volgende specifieke maatregelen:

    • i.

      de aanleg of het herstel van poelen of het bijbehorende leefgebied ten behoeve van Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad;

       

      Toelichting: Maatregelen kunnen zowel poelen als leefgebied aangrenzend aan de poel betreffen;

       

    • ii.

      maatregelen op en in de directe omgeving van erven ten behoeve van de Kerkuil, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Ringmus, Grauwe vliegenvanger, Geelgors, Zomertortel of Patrijs;

    • iii.

      het creëren van bosranden met mantels en zomen ten behoeve van de Kleine IJsvogelvlinder, de Sleedoornpage, Iepenpage, Bruine eikenpage, Ranonkelbij, Gewone kleine wespbij, Kauwende metselbij, Stronkmier, Geelgors, Zomertortel, Kerkuil, Hermelijn Das, Kleine wintergroen, Klein glidkruid, Anemonenbekerzwam, Boomkikker Gewone grootoorvleermuis, Baardvleermuis, Bosvleermuis, Bechsteins vleermuis, Brandts vleermuis, Rosse vleermuis of Franjestaart;

    • iv.

      het verbeteren van de biotoop heide door:

      • 1.

        het verbinden van kleine heideterreinen;

      • 2.

        het kruidenrijker maken van de heide;

      • 3.

        het realiseren van nestgelegenheid;

    • Deze maatregelen dragen bij aan de versterking van het leefgebied van de Adder, Tapuit, Veldleeuwerik, Bruine eikenpage, Bruine vuurvlinder, Gentiaanblauwtje, Kommavlinder, Ericabij, Heidewespbij of Stronkmier.

  • c.

    de voorbereidende werkzaamheden om te komen tot de onder sub a en b genoemde maatregelen.

     

    Toelichting: Hier kan het gaan om het opstellen van een plan of organisatiekosten die leiden tot de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 4.5.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen gemeente of waterschap;

    • b.

      de maatregelen dragen bij aan:

      • i.

        het verbeteren van milieucondities in bodem of water, dan wel;

         

        Toelichting: Hieronder wordt verstaan het geschikt maken van de milieuomstandigheden voor aandachtsoorten in hun leefgebieden. Te denken valt bijv. aan plaggen om een geschikte groeiplaats te creëren, of het dempen van slootjes om de grondwatertoevoer te verbeteren.

         

      • ii.

        het verbeteren van de ruimtelijke condities;

         

        Toelichting: Voor veel soorten is het belangrijk dat er een voldoende groot en samenhangend leefgebied is. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn twee zaken essentieel: het behoud of herstel van voldoende grote leefgebieden van goede kwaliteit (voldoende rust/geborgenheid en voedselbeschikbaarheid) en de mogelijkheden voor soorten om zich te kunnen verplaatsen tussen (delen van) leefgebieden (genetische uitwisseling, uitwijk bij calamiteiten).

         

        Voorbeelden van activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijk condities zijn het aanleggen en/of verbeteren van de kwaliteit van (delen van) biotopen waar één of meer aandachtsoorten een deel van hun leven doorbrengen. Daarbij kan gedacht worden aan o.a. vleermuizenkelders als overwinteringsplaats, poelen met bijbehorende landbiotoop en broeihopen (Ringslang) als voortplantingsplaats en het creëren of aanleggen van bosrandzomen, (knot)bomensingels, houtwallen, heggen, hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, ruige overhoeken, natuurvriendelijke oevers en bloemrijke akker- en weideranden als foerageergebied en migratieroute.

    • c.

      maatregelen vinden plaats op het grondgebied van de provincie Overijssel;

    • d.

      indien sprake is van grondgebonden maatregelen dan heeft de grondeigenaar toestemming gegeven om de maatregelen te mogen uitvoeren;

       

      Toelichting: Indien de grondeigenaar nog geen toestemming heeft gegeven, wordt de subsidie verstrekt onder voorbehoud van het verkrijgen van die toestemming.

       

    • e.

      het beheer en onderhoud van de maatregelen is voor ten minste zes jaren, na datum van de subsidieverlening, geregeld;

       

      Toelichting: De subsidie is gericht op eenmalige (herstel)maatregelen. De subsidie is niet bedoeld voor de kosten van het beheer en onderhoud van de gesubsidieerde activiteiten. In de aanvraag wordt kort maar duidelijk beschreven op welke wijze langjarig invulling wordt gegeven aan beheer en onderhoud. Voor bloemrijke randen langs akkers en weilanden wordt een uitzondering gemaakt: deze randen moeten gedurende de beheerperiode van 6 jaar gedeeltelijk gefreesd en her-ingezaaid worden om het bloemrijke karakter van de randen te behouden. In de aanvraag mag als kostenpost worden opgevoerd dat gedurende de looptijd van de maatregel deze randen twee maal voor de helft van het oppervlak mogen worden gefreesd en her-ingezaaid. Dit wordt niet als beheer maar als noodzakelijk handelen voor instandhouding binnen 6 jaar beschouwd. Derving van opbrengsten is niet subsidiabel.

       

    • f.

      uit onderzoek of uit deskundige advisering blijkt dat de te treffen activiteiten of maatregelen, voor de aandachtsoorten en de betreffende leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd, effectief zijn;

       

      Toelichting: Er moet aangetoond zijn dat de activiteiten of maatregelen bijdragen aan de versterking van de betreffende aandachtsoort. In de aanvraag wordt omschreven voor welke aandachtsoort of -soorten de subsidie wordt aangevraagd met een omschrijving van de betreffende leefgebieden. Aangegeven wordt welke activiteiten of maatregelen worden uitgevoerd en welke soorten daar nog meer van profiteren. Op kaart wordt de beoogde locatie aangegeven (schaal 1:25.000) en waar welke maatregelen getroffen worden (schaal 1:2.500). In de aanvraag wordt onderbouwd met een referentie waarom voor een maatregel gekozen is en waarom de aanvrager denkt dat de maatregel effectief is. Op http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/ is een overzicht opgenomen van bewezen effectieve maatregelen.

       

    • g.

      er is sprake van effectmeting en monitoring van de resultaten van de activiteiten voor de plant- of diersoorten;

       

      Toelichting: In de beschikking wordt opgenomen op welke wijze gegevens over de aanwezigheid van soorten ingevoerd moeten worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een -voor de aanvrager- vrij beschikbare applicatie. De bedoeling is dat de gegevens uiteindelijk in de Nationale Database Flora en Fauna (het NDFF) opgenomen worden.

       

    • h.

      er worden communicatieactiviteiten uitgevoerd met als doel om kennis te delen, projecten te genereren of op te starten;

  • 2.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd binnen de gebieden die zijn aangegeven op kaart 1 Poelen;

       

      Toelichting: Kaart 1 is te vinden http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NP3/verbeteren-condities/

       

    • b.

      de maatregelen leiden tot versterking of vergroting van bestaand leefgebied

    • c.

      de aanvraag omvat minimaal 3 poelen;

    • d.

      de uit te voeren maatregelen leiden tot versterking of vergroting, door het invullen van ontbrekende schakels, van het netwerk van poelen. De aanleg of het herstel van poelen is in de nabijheid, namelijk binnen 350 meter van bestaande poelen of bestaande voortplantingswateren gepland;

    • e.

      bij herstel of aanleg van nieuwe poelen voldoen deze qua vormgeving aan de eisen voor voortplantingswateren voor Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, waaronder in ieder geval:

      • i.

        wateroppervlak circa 500m2;

      • ii.

        diepte 0,5 – 0,7 meter onder de gemiddelde laagste grondwaterstand;

      • iii.

        voldoende zoninstraling en;

      • iv.

        een geleidelijk oplopende noordoever (maximaal 1:3);

    • Toelichting: Er worden eisen aan de diepte gesteld zodat incidentele droogval in de nazomer kan optreden;

       

    • f.

      bij de diepte en omvang van de poel wordt rekening gehouden met toekomstig beheer. Poelen worden zodanig ingericht dat opschonen niet vaker dan 1x per 6 jaar nodig is. Ook is een vrije ligging van 10 tot 15 meter van hoog opgaande begroeiing wenselijk om inwaaiend blad te voorkomen;

    • g.

      poelen moeten geïsoleerd zijn van continu watervoerende waterlichamen, zodat vestiging van vis wordt voorkomen;

    • h.

      in de directe omgeving is een geschikt landbiotoop aanwezig of deze wordt met het treffen van de maatregelen gerealiseerd. Het landbiotoop kan bestaan uit: ruigte of kruidenrijk grasland en in geval van Boomkikker ook braamstruweel (zomerbiotoop) en houtwallen, heggen, hakhoutbosjes of stobbenwallen (winterbiotoop);

    • i.

      de maatregelen voldoen aan de kenmerken van een geschikte poel en aan de richtlijnen bij de aanleg van een poel. Deze zijn te vinden op de website //poelen.nu.

  • 3.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen leiden tot versterking of vergroting van bestaand leefgebied;

    • b.

      de aanvraag omvat minimaal 5 erven;

    • c.

      er is een ruimtelijke dan wel organisatorische samenhang van deelnemende erven. Bij ruimtelijke samenhang gaan meerdere deelnemende erven lokaal samen aan de slag om de kwaliteit van de erven te verbeteren. Bij organisatorische samenhang wordt gedacht aan erven van bedrijven die deel uitmaken van een organisatie die een biodiversiteitsdoelstelling nastreeft;

    • d.

      de maatregelen sluiten aan bij nabijgelegen bestaande natuur of agrarisch natuurbeheer, of waar deze verbonden gaan worden bij de betreffende erven, bij het landschapselement, houtwal, singel, poel of bosje;

       

      Toelichting: Biotoopverbetering kan via bijvoorbeeld de aanleg van (knot)boomsingels, hoogstamfruitbomen, erfbomen, hakhoutbosjes, houtwallen, struweel- en scheerheggen, ruige bermen en ruige overhoeken, kruiden- en bloemrijke randen of -slootkanten, natuurvriendelijke oevers en takkenrillen. Bij natuur en agrarisch natuurbeheer gaat het om, landschapselementen (onder andere houtwal, singel, bosje, poel), akkerranden, bloemrijke bermen of -randen.

       

    • e.

      de maatregelen bestaan uit het creëren van nestgelegenheid (voor Kerkuil, Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Grauwe vliegenvanger of Ringmus, Geelgors, Zomertortel of Patrijs) in combinatie met biotoopverbetering. De combinatie van maatregelen zorgt er voor dat een totaal leefgebied (zowel foerageergebied, rustgebied als voortplantingsgebied) voor genoemde soorten gecreëerd wordt;

    • f.

      de maatregelen kunnen aangelegd worden op de erven zelf, of direct aanliggend aan het erf.

  • 4.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen om te komen tot bosranden met mantels en zomen die daarna als hakhout beheerd kunnen worden in

      • i.

        de overgang van grasland naar bos of stroken langs boswegen of

      • ii.

        de ontwikkeling binnen graslanden naar structuurrijke vegetaties.

         

        Toelichting: Bosranden met veel structuur zijn zeldzaam. Meestal is de grens tussen bos en open terrein zeer scherp. Een ecologisch goede bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. De mantel is een struik- of hakhout zone. De zoom is een zone met grassen en kruiden. Door variatie in begroeiing is dit een ideale schuilplek voor dieren. Tevens vinden insecten en vogels hier hun voedsel. De breedte van een goede bosrand varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. In de praktijk is de breedte van de meeste bosranden tussen de 10 en 40 meter.

    • b.

      de maatregelen vinden plaats door de bosrand over een lengte van minimaal 1000 m terug te zetten. De breedte van de te kappen strook wordt afgeleid uit de hoogte van de bomen en indien aanwezig de breedte van het bospad.

       

      Toelichting: De lengte van de bosrand hoeft niet aaneengesloten te zijn. De breedte van de te kappen strook langs een bosweg = 1,5*H - b waarbij H de boomhoogte is en b de breedte van de bosweg. Niet overal hoeft de bosrand in het licht te liggen. Juist voor halfschaduwplanten is constante open beschaduwing van belang. Een richtlijn kan zijn dat een derde van de om te vormen strook smaller is dan berekend. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een golvende inrichting. De kap van bomen moet goed worden onderbouwd en voor de kap zal overleg moeten plaatsvinden met omwonenden en de provincie (mmw.leerling@overijssel.nl).

       

    • c.

      Indien noodzakelijk voor de ontwikkeling van de bosrand worden inheemse soorten ingeplant;

       

      Toelichting: Bij de inrichting van de bosrand wordt rekening gehouden met de vereisten uit de Wet Natuurbescherming. Uitgangspunt is dat er op een bosbouwkundig verantwoorde wijze zal worden herbebost. Insteek daarbij is dat op de plaats van velling een volwaardige en duurzame houtopstand tot ontwikkeling komt. Door de gekapte strook in te richten als hakhout kan herplant van bomen op andere gronden vermeden worden. Hakhout betreft een bostype waarbij bomen en struiken op circa 30 cm hoogte van de grond worden afgezet. Deze afgezette bomen en struiken kunnen dan weer uitlopen. In een cyclus van één maal per minimaal 7 en maximaal 20 jaar worden deze uitlopers weer geoogst. Mocht uitlopen, natuurlijke opslag of variatie in bomen achterweg blijven dan is inplanten met inheemse soorten noodzakelijk.

       

    • d.

      de maatregelen vinden plaats op basis van een plan voor een gebied waar bosrandzomen in samenhang kunnen worden ontwikkeld. In het plan wordt aangegeven hoe de bosranden worden beheerd en op welke wijze gecommuniceerd wordt over de inrichting van de bosranden.

  • 5.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen voor:

      • i.

        het verbinden van kleine heideterreinen om het leefgebied te versterken en te vergroten en daarmee uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken; of

         

        Toelichting: Als bij het verbinden van deze heideterreinen een houtopstand moet worden geveld zijn daarop de regels van de Wet Natuurbescherming van toepassing. Het kan dus zijn dat de oppervlakte gevelde houtopstand elders gecompenseerd moet worden. Informatie hierover kunt u verkrijgen bij het team vergunningverlening van de provincie Overijssel (postbus@overijssel.nl).

         

      • ii.

        het kruidenrijker maken van heideterreinen door kruidenrijke randen of kleine veldjes (akkertjes) met graan en akkeronkruiden in te zaaien direct naast of op bestaande heideterreinen, zeer diep te maaien of te plaggen; of

         

        Toelichting: De maatregelen moeten aanvullend zijn op het reguliere beheer.

         

      • iii.

        het realiseren van nestgelegenheid voor bijen door open plekken te creëren, steilrandjes aan te leggen of dood hout te plaatsen;

    • b.

      de maatregelen worden getroffen op terreinen met (voormalige) heide of heischraal grasland, waar de genoemde aandachtsoorten nog voorkomen en natuurbeheer ten behoeve van de doelsoorten gewaarborgd is of waar heideterreinen met elkaar kunnen worden verbonden;

    • c.

      bij het verbinden van kleine heideterreinen heeft de aan te leggen verbinding een minimale breedte van 25 meter. Na verwijdering van de begroeiing dient het beheer gericht te zijn op heide of heischraal grasland.

Artikel 4.5.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub a bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000,- per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

  • 4.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.

  • 5.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

  • 6.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub c bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten.

Artikel 4.5.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.5.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Verbeteren condities voor aandachtsoorten 3.0.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 de volgende stukken:

    • a.

      kaarten waarop de ligging van het gebied is aangegeven op schaal 1:25.000 en detailkaarten met uitwerkingen op schaal 1:2.500;

    • b.

      indien sprake is van grondgebonden activiteiten, de ondertekende afspraken of toestemming van de grondeigenaar.

Artikel 4.5.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op maatregelen voor de volgende weidevogels: Grutto, Kemphaan, Scholekster, Tureluur en Wulp;

     

    Toelichting: De provincie heeft het Actieplan Weidevogels vastgesteld waaruit maatregelen voor weidevogels gefinancierd kunnen worden. Om overlap met die regeling te voorkomen en om zoveel mogelijk soorten te kunnen ondersteunen zijn maatregelen voor de onder sub a genoemde weidevogels uitgesloten.

     

  • b.

    er voor de activiteiten subsidie verstrekt kan worden op grond van de regeling Subsidie Natuur en Landschap (SNL), de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL) of via Groene en Blauwe Diensten (GBD).

  • c.

    de activiteiten reeds binnen Natura 2000-maatregelen uitgevoerd of voorzien zijn.

Artikel 4.5.8 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2020, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.8 Groene schoolpleinen

Artikel 4.8.10 Looptijd

‘1 juli’ wordt vervangen door: 1 december

 

Paragraaf 4.10 wordt toegevoegd:

Paragraaf 4.10 Opstellen Bidbook Streekeigen Landschapsbeheer Overijssel

Artikel 4.10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    bidbook streekeigen landschapsbeheer: een plan dat door een georganiseerde groep inwoners of ondernemers in het kader van streekeigen landschapsbeheer is opgesteld. In dit plan wordt in beeld gebracht wat er nodig is voor het landschapsbeheer in de woon- of werkomgeving, hoe de beheerorganisatie wordt vormgegeven en de wensen en eisen van het gebied voor het toekomstige streekeigen landschapsbeheer. In een bidbook is in ieder geval beschreven plangebied, landschappelijke kwaliteit, ambitie, voorgenomen aanpak, aansluiting dan wel afstemming met andere projecten in het gebied (koppelkansen), financiën, administratie, monitoring, risico’s, communicatie en planning.

     

    Het gaat bij landschappelijk kwaliteit om de waardering van aanwezige kenmerken, zoals verkavelingen, oude waterlopen, bodemschatten of soortenrijkdom van planten en dieren. Vaak wordt bij die beoordeling de cultuurhistorische, belevings- en ecologische waarde van cultuurlandschappen gehanteerd:

    • -

      cultuurhistorische waarde: historisch-landschappelijke elementen

    • -

      belevingswaarde: de kwaliteit van de leefomgeving, waarbij onder andere de bruikbaarheid en toegankelijkheid van belang zijn voor de beleving ervan

    • -

      ecologische waarde: landschapselementen, zoals houtwallen of waterlopen Landschappelijke kwaliteit kan niet los gezien worden van andere omgevingsthema's zoals cultureel erfgoed en natuur.

  • -

    langjarig: 21 tot 30 jaar;

  • -

    landschapselementen: groene of blauwe elementen die in het landschap aanwezig zijn en bijdragen aan de karakteristieke kenmerken van een landschap. Hun oorspronkelijke functie van perceel begrenzing, houtproductie of vee drinkplaats hebben ze deels verloren, maar ze vormen nog steeds een belangrijke habitat voor lokale biodiversiteit en gebieds-gebonden soorten waaronder veel vogels, insecten en amfibieën;

     

    Toelichting: Voorbeelden van landschapselementen zijn onder andere houtwallen, houtsingels, knotwilgen, meidoornhagen, struwelen, kleine bosjes, sloten en poelen.

     

  • -

    landschapscoördinator: De landschapscoördinator geeft procesmatige ondersteuning aan georganiseerde groepen inwoners of ondernemers om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen. De coördinator voert een oriënterend gesprek met de initiatiefnemers en adviseert of het haalbaar is om een bidbook streekeigen landschapsbeheer op te stellen;

  • -

    streekeigen landschapsbeheer: langjarig beheer van landschapselementen in agrarische cultuurlandschappen in Overijssel.

Artikel 4.10.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer.

Artikel 4.10.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.10.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een georganiseerde groep van inwoners of ondernemers in de vorm van een rechtspersoon en de betrokken inwoners of ondernemers zijn woonachtig of fysiek gevestigd in Overijssel;

     

    Toelichting: Voorbeelden van rechtspersonen zijn coöperaties, stichtingen of verenigingen.

     

  • b.

    de aanvrager heeft een oriënterend gesprek gehad met de landschapscoördinator en deze adviseert een vervolg;

     

    Toelichting: de landschapscoördinator is te bereiken via Landschap Overijssel, Poppenallee 39, 7722 KW Dalfsen, 0529-401731, info@landschapoverijssel.nl.

     

  • c.

    de beheeractiviteiten die in een bidbook streekeigen landschapsbeheer worden uitgewerkt, passen binnen Kwaliteitsambitie 2, zoals verwoord op bladzijde 14 e.v. van de catalogus gebiedskenmerken;

     

    Toelichting: De catalogus gebiedskenmerken is te vinden op: https://overijssel.tercera-ro.nl/SiteData/9923/Publiek/BV00019/b_NL.IMRO.9923.VerordeningOv01-va01_12208.pdf

     

  • d.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan de algemene de-minimisverordening.

Artikel 4.10.4 Subsidiabele kosten

Uitsluitend kosten van derden als bedoeld in artikel 1.1.5 derde lid, zijn subsidiabel.

 

Toelichting: Onder kosten derden vallen onder meer de kosten van inhuur externe expertise, eventuele afstemming met een landschapsfonds, zaalhuur en drukkosten.

Artikel 4.10.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

  • a.

    € 40.000,- per aanvraag voor het opstellen van een bidbook streekeigen landschapsbeheer;

  • b.

    € 5.000,- voor de procesondersteuning die ingehuurd wordt om de beheerorganisatie vorm te geven.

     

    Toelichting: Het opzetten van de beheerorganisatie is onderdeel van een bidbook streekeigen landschapsbeheer. De ondersteuning die nodig is om de financiën en bijbehorende contracten en administratie op een rij te krijgen, valt onder de procesondersteuning.

Artikel 4.10.6 Aanvullende eisen bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Opstellen bidbook streekeigen landschapsbeheer.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.10.2:

    • a.

      een plan van aanpak waarin is opgenomen:

      • i.

        de begrenzing van het betreffende gebied;

      • ii.

        de landschappelijke kwaliteit van het gebied;

      • iii.

        een beeld van de aanwezige landschapselementen op kaart en foto(‘s) van de locatie waar de beheeractiviteiten uitgevoerd gaan worden;

      • iv.

        de betrokkenheid van de inwoners in het gebied;

      • v.

        de gekozen aanpak, en hoe deze tot het gewenste resultaat, het bidbook streekeigen landschapsbeheer, leidt:

      • vi.

        een beschrijving van de organisatiestructuur;

      • vii.

        de in te huren deskundigheid en hoe die bijdraagt aan het gewenste resultaat;

      • viii.

        een beschrijving op welke manier het versterken van de maatschappelijke betrokkenheid en het creëren van meer eigenaarschap gerealiseerd wordt in het gebied;

      • ix.

        de wijze waarop men invulling gaat geven aan de beheerorganisatie;

         

        Toelichting: Hieronder worden contractering , administratie, financiën, controles en monitoring verstaan.

         

      • x.

        de planning.

    • b.

      een offerte voor het inhuren van deskundigheid, gebaseerd op het plan van aanpak;

    • c.

      een ondertekend advies van de landschapscoördinator aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde format.

Artikel 4.10.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.10.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    bij het streekeigen landschapsbeheer waar men zich met een bidbook op richt, sprake is van NNN gebied als bedoeld in artikel 9.1.1;

  • b.

    bij het streekeigen landschapsbeheer waar men zich met een bidbook op richt, sprake is van uitvoering op overheidsgrond;

  • c.

    de te verstrekken subsidie minder dan € 5.000,- bedraagt.

Artikel 4.10.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met artikel 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten binnen 12 maanden na subsidieverlening uitgevoerd te hebben.

Artikel 4.10.10 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

 

Paragraaf 4.11 wordt toegevoegd:

Paragraaf 4.11 Nul-schade-aanpak wilde zwijnen

 

Algemene toelichting:

In de grensregio van Overijssel met Duitsland komen wilde zwijnen voor. Wilde zwijnen veroorzaken in de werkgebieden van vijf wildbeheereenheden schade aan landbouwgewassen. Om schade aan gewassen te voorkomen kunnen ondernemers preventieve maatregelen treffen. De provincie Overijssel ondersteunt met deze regeling ondernemers bij de financiering van de aanschaf van mobiele elektrische rasters. Hierdoor moet de schade door wilde zwijnen teruggebracht worden.

Artikel 4.11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    agrarische onderneming: een uit de gegevens van de Kamer van Koophandel blijkende onderneming die landbouwgronden in gebruik heeft.

     

    Toelichting: Gedacht kan worden aan melkveehouders en akkerbouwers.

     

  • -

    mobiel elektrisch raster: een verplaatsbaar elektrisch raster dat geschikt is voor een effectieve afweer van wilde zwijnen van landbouwgronden.

Artikel 4.11.2 Subsidiabele activiteit

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de aanschaf van mobiele elektrische rasters.

Artikel 4.11.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.11.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de subsidie wordt aangevraagd door een agrarische onderneming in Overijssel die grond in gebruik heeft in een van de volgende werkgebieden van de wildbeheereenheden: Vriezenveen, Tussen Grens en Vecht De Akkerlanden, Zuid-Oost Twente, Noord-Oost Twente en De Dinkelstreek;

  • b.

    de aanvrager heeft voor 1 januari 2020 aantoonbaar schade ondervonden aan landbouwgronden door wilde zwijnen.

     

    Toelichting: Het aantoonbaar maken van schade gebeurt door het meesturen van een door Bij12 afgegeven schadebeschikking, conform artikel 4.11.6 derde lid.

Artikel 4.11.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 3.000,- per aanvraag.

Artikel 4.11.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.5 zijn voor de aanschaf van mobiele elektrische rasters uitsluitend de kosten van derden subsidiabel.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, zijn kosten van activiteiten die buiten de subsidieperiode zijn uitgevoerd subsidiabel, mits deze na 1 januari 2020 zijn uitgevoerd.

Artikel 4.11.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Nul-schade-aanpak wilde zwijnen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 voegt de aanvrager een factuur en een betaalbewijs van de aanschaf van de mobiele elektrische rasters bij de aanvraag.

     

    Toelichting: De subsidie op grond van deze regeling geldt als een ‘achteraf-subsidie’. Dit betekent dat de activiteiten moeten zijn uitgevoerd op het moment dat de aanvraag wordt ingediend. De gemaakte kosten zijn dan duidelijk, waardoor er geen begroting meegestuurd hoeft te worden.

     

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag een afschrift van de beschikking van Bij12 waarin een tegemoetkoming in de schade is vastgesteld.

Artikel 4.11.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 4.11.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.

Artikel 4.11.9 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot en met 1 december 2021, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

 

Paragraaf 4.12 wordt toegevoegd:

Paragraaf 4.12 Ecologisch bermbeheer gemeenten

 

Algemene toelichting:

Overijssel heeft een grote rijkdom aan wilde plant- en diersoorten. Die hebben een gezonde leefomgeving nodig. Soms is hulp nodig om deze gezonde leefomgeving te maken. Voor sommige Overijsselse planten, dieren en leefgebieden is extra aandacht nodig. Het ecologisch beheren van bermen draagt bij aan het verbeteren van de leefomgeving van tal van dieren, zoals vlinders en bijen. Hierdoor verbetert de biodiversiteit. Met deze subsidieregeling wil de provincie het ecologisch beheren van bermen stimuleren.

Artikel 4.12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: de bebouwde kom zoals vastgesteld door de gemeenteraad op grond van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    berm: een strook grond gelegen naast de openbare weg, wandelpad, kanaalkant, watergang of dijk, bedoeld voor het onderhoud, instandhouding en waterafvoer van de weg en voor de verkeersveiligheid;

  • -

    ecologisch bermbeheer: het beheren van bermen gericht op het in stand houden of verbeteren van de natuurkwaliteit en -kwantiteit van inheemse flora en fauna, met inachtneming van de verkeersveiligheid;

     

    Toelichting: Als uitgangspunt voor het ecologisch bermbeheer geldt gefaseerd maaien, afvoeren van maaisel, niet klepelen en flexibel aanpassen van moment van uitvoering. Bodemverstoring en bodemverdichting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Chemische bestrijdingsmiddelen worden niet toegepast. Actieve bemesting vindt niet plaats en slootmaaisel en bagger wordt afgevoerd. Inzaaien mag alleen in soortenarme bermen en mag niet ten koste gaan van eigen bermflora.

     

  • -

    inheemse flora en fauna: soorten die van nature in een bepaald gebied binnen de gemeente voorkomen.

     

    Toelichting: Op de website www.nederlandsesoorten.nl is te raadplegen welke soorten in Nederland inheems zijn. Exoten, kamer-, tuin- en kasplanten zijn bijvoorbeeld geen inheemse planten.

Artikel 4.12.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • 1.

    het opstellen van een ecologisch bermbeheerplan of;

  • 2.

    activiteiten die bijdragen aan de totstandkoming van ecologisch bermbeheer.

Toelichting: De subsidie kan worden gebuikt om tot een ecologisch bermbeheerplan te komen. Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise voor het opstellen van het plan. Indien de gemeente al een ecologisch bermbeheerplan heeft vastgesteld, kan de subsidie gebruikt worden voor de uitvoering van dat plan. Gedacht kan worden aan de inventarisatie van bermen, volgen van cursussen of activiteiten gericht op de uitvoering van een ecologisch bermbeheerplan.

Artikel 4.12.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.12.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de subsidie wordt aangevraagd door een Overijsselse gemeente;

  • b.

    de aanvrager heeft de bermen in beheer. Als het beheer wordt gedaan door een externe partij, vindt er binnen twee jaar na subsidieverstrekking een nieuwe aanbesteding plaats;

  • c.

    minimaal 75% van de totale lengte bermen buiten de bebouwde kom in de gemeente is of wordt binnen drie jaar na de subsidieverstrekking ecologisch ingericht en beheerd;

  • d.

    indien de aanvraag uitsluitend betrekking heeft op de uitvoering van een bermbeheerplan, heeft de aanvrager reeds een ecologisch bermbeheerplan vastgesteld op het moment van het indienen van de aanvraag.

Artikel 4.12.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.

Artikel 4.12.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 zijn uitsluitend kosten van derden subsidiabel.

 

Toelichting: Gedacht kan worden aan het inhuren van expertise, volgen van cursussen en bestek maken.

Artikel 4.12.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ecologisch bermbeheer gemeenten.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.12.2 de volgende stukken:

    • a.

      een besluit van de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders waaruit blijkt dat de gemeente alle bermen daar waar mogelijk ecologisch gaat beheren;

    • b.

      indien aanwezig een vastgesteld bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer.

Artikel 4.12.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 4.12.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvrager al eerder op grond van deze subsidieparagraaf subsidie heeft ontvangen.

  • b.

    de aanvraag alleen betrekking heeft op bermen binnen de bebouwde kom;

     

    Toelichting: Een aanvraag kan niet alleen betrekking hebben op bermen binnen de bebouwde kom. Een aanvraag mag wel alleen betrekking hebben op bermen buiten de bebouwde kom, of betrekking hebben op een plan voor bermen binnen én buiten de bebouwde kom.

Artikel 4.12.9 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    aanvulling op artikel 1.4.5 is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteiten binnen 24 maanden na subsidieverlening te hebben uitgevoerd.

  • 2.

    Indien de subsidie betrekking heeft op het ontwikkelen van een bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer dan worden daarin tenminste de volgende onderdelen beschreven:

    • a.

      Gebiedsbeschrijving, de natuurkwaliteit van de bermen, bermsloten en bermgreppels voordat de eerste werkzaamheden starten en een beschrijving van de huidige bermtypen. Deze moeten op voldoende gedetailleerd niveau beschreven worden (te denken valt aan een beschrijving van 500 strekkende meters berm);

    • b.

      de historie van het beheer;

    • c.

      de verspreiding en voorkomen van beschermde en andere prioritaire soorten zoals de rode lijst soorten en de provinciale aandachtsoorten, met exacte locaties aangeduid;

    • d.

      verspreiding en aanwezigheid van invasieve exoten, met exacte locaties aangeduid;

    • e.

      de lokaal geldende beheerdoelstellingen en de gewenste natuurkwaliteit. Deze moeten op voldoende gedetailleerd niveau beschreven worden (te denken valt aan een beschrijving van 500 strekkende meters berm);

    • f.

      de te gebruiken beheermethode en materieel;

    • g.

      percentage kale grond ten behoeve van insecten;

    • h.

      benodigde kennis om werkzaamheden uit te voeren (opleiding);

    • i.

      tijdstip van uitvoering (maand, week), met marges voor flexibiliteit;

    • j.

      afspraken met de relevante belanghebbenden die van invloed zijn op het beheer en de kwaliteit van de berm;

    • k.

      aanduiding van de fasering;

    • l.

      mate van toegestane insporing;

    • m.

      maximaal toegestane oppervlakte waar sprake mag zijn van bodembeschadiging;

    • n.

      de minimale hoogte van de vegetatie voordat het maaien kan starten, in overleg met de opdrachtgever;

    • o.

      het inzaaien van bermen, de locatie waarop dit eventueel toegepast wordt binnen de contractperiode en de samenstelling van de gebruikte inheemse mengsels;

    • p.

      afspraken over talud- en bermherstel na schade;

    • q.

      monitoring, eventueel met inzet van vrijwilligers;

    • r.

      communicatie: de wijze waarop de samenleving wordt betrokken bij ecologisch bermbeheer om draagvlak te verkrijgen.

  • Toelichting: De provincie stelt haar relevante botanische data gratis beschikbaar.

  • 3.

    Uiterlijk 24 maanden na subsidievaststelling stuurt de aanvrager het vastgestelde bermbeheerplan voor ecologisch bermbeheer op naar de provincie, voor zover de aanvrager voor die activiteit subsidie heeft ontvangen.

  • 4.

    De resultaten van de monitoring worden door de gemeente in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) gezet of via www.waarneming.nl ingevoerd en gedeeld met de provincie Overijssel.

     

    Toelichting: De resultaten van de monitoring zijn de soorten die in kader van het bermbeheerplan zijn en worden geïnventariseerd.

Artikel 4.12.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

 

Paragraaf 5.7 wordt toegevoegd:

Paragraaf 5.7 Niet actief beveiligde overwegen (NABO)

 

Algemene toelichting:

Met deze subsidieregeling wil de provincie een bijdrage leveren aan het beëindigen van de 12 openbaar toegankelijke niet actief beveiligde overwegen in Overijssel, waardoor de verkeersveiligheid en de doorstroming voor het trein- en wegverkeer verbetert.

Artikel 5.7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Niet Actief Beveiligde Overweg (NABO): een overweg die is uitgerust met een Andreaskruis en waarschuwingsborden, maar die niet actief wordt beveiligd met spoorbomen, bellen en lichtsignalen.

  • -

    openbaar toegankelijke NABO: een niet actief beveiligde overweg waar de gemeente recht- en/of belanghebbende is.

Artikel 5.7.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het opheffen, beveiligen of het realiseren van een eenvoudige alternatieve voorziening voor een openbaar toegankelijke NABO.

     

    Toelichting: Met een eenvoudige alternatieve voorziening worden onder andere een wandelbuis, veetunnel of spoortrap bedoeld. Een fietstunnel of een autotunnel is niet aan te merken als een eenvoudige alternatieve voorziening.

     

  • 2.

    Indien alternatieve maatregelen nodig of effectiever zijn, kunnen Gedeputeerde Staten instemmen met andere maatregelen dan de maatregelen genoemd in het eerste lid.

Artikel 5.7.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2 voldoet aan het criterium dat de aanvrager van de subsidie de gemeente Deventer, Olst-Wijhe, Borne of Hof van Twente is.

Artikel 5.7.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

  • a.

    € 305.000,- voor de gemeente Borne,

  • b.

    € 390.000,- voor de gemeente Deventer;

  • c.

    € 1.550.000,- voor de gemeente Hof van Twente;

  • d.

    € 255.000,- voor de gemeente Ost-Wijhe.

Artikel 5.7.5 Subsidiabele kosten

Uitsluitend planvoorbereiding- en realisatiekosten van ProRail, overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid zijn subsidiabel.

 

Toelichting: Dit betekent dat kosten voor o.a. beheer, onderhoud en vernieuwing niet subsidiabel zijn. De gemeente moet overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid de kosten van ProRail op factuur kunnen aantonen.

Artikel 5.7.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Niet actief beveiligde overwegen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 5.7.2:

    • a.

      een bewijsstuk waaruit blijkt dat de gemeente dekking heeft voor haar deel van de planvoorbereiding- en/of realisatiekosten;

    • b.

      overeenkomst met of opdrachtverlening aan ProRail;

    • c.

      een plan van aanpak voor de NABO(’s), waaronder een beschrijving van de scope en de te treffen maatregelen, van de organisatie, de planning en de financiën.

Artikel 5.7.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de regeling het subsidieplafond vast.

Artikel 5.7.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien sprake is van een particuliere NABO waarvan de gemeente geen recht- en/of belanghebbende is.

Artikel 5.7.9 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager jaarlijks een voorschot van maximaal 30% van de verleende subsidie.

Artikel 5.7.10 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 tot en met 1.4.6 verplicht de subsidieontvanger zich alle NABO’s in de betreffende gemeente uiterlijk in 2023 op te heffen, te beveiligen of andere voorzieningen te treffen.

 

Toelichting: Indien de gemeente niet (geheel) aan deze verplichting kan voldoen, kunnen Gedeputeerde Staten de subsidie geheel of gedeeltelijk lager vast te stellen.

Artikel 5.7.11 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel

De titel van paragraaf 6.1 komt als volgt te luiden:

Paragraaf 6.1 Kennisondersteuning agro&food in Overijssel 2020

 

De algemene toelichting komt als volgt te luiden:

 

Algemene toelichting:

Het doel van deze subsidieregeling is om innovaties in de Agro&Foodsector te stimuleren door middel van de inzet van kennis. De innovaties dragen bij aan een transitie naar vormen van kringlooplandbouw en een verduurzaming van de voedselketen, mét een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering , zoals omschreven in het ‘Investeringsvoorstel Agro&Food: kringlopen sluiten 2020-2023’.

Artikel 6.1.1 Begripsbepalingen

‘Investeringsvoorstel uitvoeringsprogramma agro&food in Overijssel 2016-2019’ komt als volgt te luiden:

  • -

    Investeringsvoorstel Agro&Food: kringlopen sluiten 2020-2023’: Investeringsvoorstel, zoals vastgesteld door Provinciale Staten op 22 april 2020 met kenmerk PS/2020/1100726;

  • -

    gezamenlijke activiteit: vervallen

  • -

    onderneming: vervallen

Artikel 6.1.3 Criteria

Sub a.

Na Overijssel’ komt een ;

‘of de economische regio Zwolle’ komt te vervallen

Toelichting sub a: vervallen

 

Sub c komt als volgt te luiden:

  • c.

    de activiteit draagt bij aan een transitie naar vormen van kringlooplandbouw en een verduurzaming van de voedselketen, mét een gezonde toekomstbestendige bedrijfsvoering, zoals omschreven in het Investeringsvoorstel Agro&Food

Sub d wordt vernummerd tot sub f

Onder toevoeging van een nieuw sub d en sub e

 

  • d.

    de activiteiten dragen bij aan:

    • i.

      het sluiten van kringlopen, het terugdringen van emissies en het verminderen van verspilling van biomassa in het gehele voedselsysteem; én aan

    • ii.

      het versterken van de sociaaleconomische positie van de agrarisch ondernemer in de keten;

  • e.

    de activiteiten dragen bij aan ten minste één van de volgende doelen:

    • i.

      ze leveren een bijdrage aan de klimaatopgave voor landbouw en landgebruik;

    • ii.

      ze bevorderen de aantrekkelijkheid en vitaliteit van het platteland en dragen bij aan een bloeiende regionale economie;

    • iii.

      ze leveren winst op voor ecosystemen (water, bodem, lucht), biodiversiteit en de natuurwaarde van het boerenlandschap;

    • iv.

      dierenwelzijn;

    • v.

      ze leveren een bijdrage aan de erkenning van waarde van voedsel en het versterken van de relatie tussen boer en burger;

    • vi.

      ze versterken de positie van Nederland als ontwikkelaar en exporteur van integrale oplossingen voor klimaatslimme en ecologisch duurzame voedselsystemen; of

    • vii.

      ze dragen wat betreft visserij bij aan een duurzaam bestandsbeheer zonder schade aan de natuurlijke omgeving;

artikel 6.1.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.1.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 6.1.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 1: Achter ‘Overijssel’ wordt toegevoegd: 2020

Lid 2 aan de toelichting wordt toegevoegd: Een offerte mag ook getekend zijn onder voorbehoud van subsidieverlening door de provincie.

Artikel 6.1.8 Adviescommissie

vervallen

Paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers - De Startversneller

 

Artikel 6.21.11 wordt toegevoegd:

Artikel 6.21.11 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat vanaf 1 juli 2020 geen aanvragen ingediend kunnen worden voor training of opleiding, met uitzondering van de aanvragers die voor 1 juli 2020 een subsidie hebben aangevraagd voor coaching. Die aanvragers kunnen een aanvraag voor subsidie voor training of opleiding aanvragen tot uiterlijk op 1 september 2020 17.00 uur.

Paragraaf 6.33 Ketensamenwerking Ciculaire Kunststoffen

Artikel 6.33.9 Verplichtingen subsidieontvanger

Lid 1: vervallen

Artikel II

Inwerkingtreding:

Dit besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het provinciaal blad.

Gedeputeerde Staten voornoemd.

Naar boven