Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van 23 juni 2020, nr. 1439388/1439391 houdende regels omtrent mandaat inzake het uitvoeren van de subsidie voor opruimen van drugsafval (Mandaatbesluit inzake de Uitvoeringsregeling subsidie opruiming drugsafval Noord-Holland 2020)

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op artikel 158 van de provinciewet en het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op artikel 9 Regeling mandaat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op <datum vaststelling> de Uitvoeringsregeling subsidie opruiming drugsafval Noord-Holland 2020 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten om redenen van doelmatigheid de bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende de verstrekking van subsidie op grond van voornoemde uitvoeringsregeling wensen te mandateren aan de programmamanager Kwaliteit Openbaar Bestuur van de provincie Noord-

Brabant;

 

Gezien het IPO besluit van 9 januari 2020.

 

Besluiten vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    mandaatregister: openbaar register als bedoeld in artikel ;

  • c.

    programmamanager: programmamanager Kwaliteit Openbaar Bestuur bij de Provincie Noord-Brabant;

  • d.

    Uitvoeringsregeling: de Uitvoeringsregeling subsidie opruiming drugsafval Noord-Holland 2020.

Artikel 2 Mandaatverlening

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlenen aan de programmamanager mandaat tot het namens hen nemen van besluiten betreffende de verstrekking van subsidie op grond van de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, in acht genomen het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Awb, ziet tevens op de bevoegdheid tot:

    • a.

      het verstrekken van informatie over de werking van de Uitvoeringsregeling;

    • b.

      het in behandeling nemen en beoordelen van aanvragen;

    • c.

      het verstrekken van subsidie in de vorm van een geldbedrag tot het maximum van het subsidieplafond;

    • d.

      het nemen van besluiten tot weigeren van subsidie of het intrekken of wijzigen van subsidievaststellingsbeschikkingen;

    • e.

      het toepassen van artikel 4:5 van de Awb;

    • f.

      het opvragen van overige gegevens, indien de subsidieaanvraag daartoe aanleiding geeft;

    • g.

      het aan de subsidieverstrekking verbinden van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb;

    • h.

      het betalen van subsidiebedragen;

    • i.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van subsidiebedragen uit het subsidieplafond;

    • j.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen;

    • k.

      het nemen van overige ter zake van subsidiëring te nemen uitvoeringsbeslissingen, waaronder begrepen besluiten tot het afzien van terugvordering;

    • l.

      het ondertekenen van namens Gedeputeerde Staten genomen beschikkingen en overige correspondentie;

    • m.

      het vormen van archiefdossiers waarbij goed te reconstrueren is op welke overwegingen de besluitvorming heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het mandaat zoals bedoeld in voorgaande lid ziet in ieder geval niet op het beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4 van de Awb en het behandelen van beroepschriften gericht tegen de subsidieverstrekking.

Artikel 3 Ondertekening

  • 1.

    De programmamanager brengt in de door hem te nemen besluiten tot uitdrukking dat er sprake is van een in mandaat namens Gedeputeerde Staten van Noord-Holland genomen besluit en van een door de provincie Noord-Holland beschikbaar gestelde subsidie.

  • 2.

    De ondertekening van besluiten als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, luidt:

    ‘Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

    namens deze,

    mevrouw N. Wester, programmamanager Kwaliteit Openbaar Bestuur bij de Provincie Noord-Brabant’

    gevolgd door de handtekening van de programmamanager.

Artikel 4 Rechtsmiddelenverwijzing

Onder de besluiten, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt de volgende rechtsmiddelenverwijzing opgenomen:

 

Als u belanghebbende bent kunt u binnen zes weken na de verzending, uitreiking of publicatie van dit besluit schriftelijk bezwaar aantekenen. Het bezwaarschrift kunt u sturen aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, ter attentie van de secretaris van de Hoor- en adviescommissie, Postbus 3007, 2001 DA Haarlem. Wij verzoeken u om in uw bezwaarschrift het telefoonnummer te vermelden waarop u overdag bereikbaar bent.

Ook kunt u voor meer informatie de provinciale website bezoeken: www.noord-holland.nl.

Indien u bezwaar heeft ingediend is het mogelijk gebruik te maken van een minder formele procedure: een gesprek tussen u en een vertegenwoordiger van het college. Indien uw bezwaar zich hiervoor leent, wordt contact met u opgenomen, maar u kunt hier ook zelf om verzoeken. Een gesprek tast uw rechten als bezwaarmaker niet aan.

Bovenstaand besluit treedt in werking, ook al wordt een bezwaarschrift ingediend. Gelijktijdig met het indienen van een bezwaarschrift kunt u - bij een spoedeisend belang - een voorlopige voorziening vragen bij de voorzieningenrechter van de bevoegde rechtbank.

Artikel 5 Instructies

De programmamanager neemt bij de uitoefening van de aan hem gemandateerde bevoegdheden algemene instructies van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 10:6 van de Awb in acht.

Artikel 6 Toepasselijke wet- en regelgeving

De programmamanager neemt bij de uitoefening van de aan hem gemandateerde bevoegdheden de Awb, de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011 en de uitvoeringregeling in acht.

Artikel 7 Informatieplicht

  • 1.

    De programmamanager stelt Gedeputeerde Staten tijdig in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten, waarvan hij redelijkerwijs moet aannemen dat kennisneming door hen gewenst is.

  • 2.

    Kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, vindt in ieder geval plaats indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      het besluit ertoe kan leiden dat de provincie aansprakelijk wordt gesteld.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen op grond van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van een voorgenomen besluit bepalen dat van het bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaat geen gebruik mag worden gemaakt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten voorzien de programmamanager van alle benodigde informatie ten behoeve van de invulling van zijn mandaat.

Artikel 8 Verantwoording

  • 1.

    De programmamanager brengt jaarlijks aan Gedeputeerde Staten verslag uit over de krachtens dit mandaatbesluit genomen besluiten.

  • 2.

    Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de besteding van het beschikbare budget voor te verlenen subsidies.

    • b.

      een uiteenzetting van de bij de besteding opgedane ervaringen en de daaruit te trekken conclusies;

    • c.

      een opgave van alle in de voorafgaande periode in mandaat genomen besluiten.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid, verschaft de programmamanager desgevraagd alle informatie aan Gedeputeerde Staten ter zake van de uitoefening van de ingevolge dit besluit aan hem gemandateerde bevoegdheden.

Artikel 9 Registratie en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt gevoegd in het mandaatregister.

  • 2.

    Dit besluit wordt aan de programmamanager gezonden.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 10 Citeertitel Nummer

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit inzake de Uitvoeringsregeling subsidie opruiming drugsafval Noord-Holland 2020.

Haarlem, 23 juni 2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk,

voorzitter

R.M. Bergkamp,

provinciesecretaris

Naar boven