|
1.1
|
Op grond van artikel 2 van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister
|
Indien voor een taak of bevoegdheid mandaat of machtiging is verleend omvat dit - voor zover relevant - onder meer: • behandelen van en voeren van correspondentie/gesprekken van uitvoerende en/of informatieve aard;
• het vragen van aanvullende gegevens op grond van artikel 4:5 van de Awb;
• de voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) of Titel 4.1 van de Awb (reguliere/korte procedure);
• het opvragen van informatie bij (overheids)instanties in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;
• opschorten beslistermijn op grond van paragraaf 4.1.3.1 van de Awb;
• Het verlengen van beslistermijnen;
• bekendmaking en mededeling van besluiten conform afdeling 3.6 van de Awb;
• een aanvraag buiten behandeling laten op grond van artikel 4:5 van de Awb;
• vereenvoudigde afdoening op grond van artikel 4:6 van de Awb;
• het horen op grond van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb;
• het voldoen aan publicatieverplichtingen;
• alle overige procedurestappen en -besluiten.
Het mandaat omvat niet het beantwoorden van vragen van PS.
|
1.2
|
Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb
|
Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.
|
1.3
|
Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk - ambtshalve of op verzoek - intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen
|
Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenoemd op grond van de geldende regelgeving.
|
1.4
|
Voeren van bestuursrechtelijke procedures
|
Omvat het voeren van verweer inclusief het vertegenwoordigen ter zitting, en alle overige proceshandelingen zoals bijvoorbeeld het vaststellen en indienen van verweerschriften, het verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure.
Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers schriftelijk machtigen. Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v. een tussenuitspraak.
Omvat tevens de bevoegdheid tot schikken voorafgaande, tijdens of na afloop van een zitting voor zover het past binnen de gemandateerde bevoegdheden.
Als sprake is van schikken met financiële gevolgen voor de provincie Noord-Holland dan is voorafgaand overleg met GS vereist. Dit houdt in dat afstemming plaats vindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).
Uitgezonderd zijn beroepsprocedures over windturbines op grond van artikel 9f Elektriciteitswet in het kader van het project Wind op Land.
Uitgezonderd is het beslissen of rechtstreeks beroep kan worden ingesteld.
|
1.5
|
Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener
|
Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.
|
1.6
|
Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan
|
Het gaat om bezwaar, beroep of voorlopige voorziening in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet door het college van gedeputeerde staten een procesbesluit te worden genomen.
|
1.7
|
Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak
|
Het gaat om hoger beroep in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Daarnaast dient ingevolge artikel 158, eerste lid, onder e, van de Provinciewet door het college van gedeputeerde staten een procesbesluit te worden genomen.
|
1.8
|
Behandelen van een klacht op grond van titel 9.1 van de Awb
|
Het betreft een klacht over de wijze waarop de OD NZKG, dan wel een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de OD NZKG, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen bij de uitoefening van een bevoegdheid die is opgenomen in dit register
|
1.9
|
Uitoefenen van de bevoegdheden als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb (dwangsom bij niet tijdig beslissen)
|
Het gaat hierbij over de mogelijkheid ingevolge de Awb dat een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt bij niet tijdig beslissen op een aanvraag.
|
1.10
|
Uitoefenen van bevoegdheden als bedoeld in titel 4.4 van de Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van aanmaning en invordering bij dwangbevel (afdeling 4.4.4 van de Awb)
|
Het betreft naast invordering van dwangsommen ook andere bestuursrechtelijke geldschulden zoals subsidies. Het daadwerkelijke financiële traject wordt niet door de OD NZKG uitgevoerd.
|
1.11
|
Beslissen op verzoeken om schadevergoeding
|
Het gaat hierbij om een vergoeding van geleden schade t.g.v. (on)rechtmatige besluiten dan wel feitelijke handelingen in het kader van de gemandateerde bevoegdheden.
In gevallen waarbij zowel de provincie als de Omgevingsdienst is betrokken is voorafgaand overleg met GS vereist. Dit houdt in dat afstemming plaats vindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).Tevens vindt afstemming plaats met de verzekeraar.
|
1.12
|
Overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin
|
Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld havendiensten, luchthavens, GGD's, Veiligheidsregio's etc.
|
- 2.
Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken
|
2.1
|
Zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten in de openbare registers bij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op grond van artikel 15 van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend
|
Provinciale beperkingenbesluiten moeten worden ingeschreven in de openbare registers bij het Kadaster. Het mandaat omvat tevens het ter inschrijving aanbieden van rechterlijke uitspraken volgend op een beperkingsbesluit, voor zover daaruit een publiekrechtelijke beperking voortvloeit dan wel deze daarbij wordt gewijzigd of komt te vervallen (een niet-ontvankelijk verklaring valt niet onder de aanwijzing).
Voorbeelden van beperkingenbesluiten: aangewezen beschikkingen Wet bodembescherming, Ontgrondingenwet en Waterwet. Handhavingsbesluit op grond van de Wabo waarin is bepaald dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. Verder besluiten op grond van de artikelen 13, 13a, 13b, 14, 15, 17 en 92 van de Woningwet. Dit betreft zowel besluiten waarbij voorzieningen moeten worden getroffen als het eventuele handhaven daarvan, indien dit niet is gebeurd. Ook dan geldt de inschrijvingsplicht alleen voor zover er is bepaald dat rechtsopvolging geldt.
|
- 3.
Wet openbaarheid van bestuur en Wet hergebruik van overheidsinformatie
|
3.1
|
Beslissen omtrent verzoeken om informatie alsmede het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob
|
Het gaat om het beslissen op een verzoek om informatie of het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.
Indien nodig vindt afstemming met GS plaats. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).
|
3.2
|
Behandelen van en beslissen op verzoeken om hergebruik van informatie als bedoeld in artikel 3 en 4 van de Who
|
Het gaat om het behandelen van en beslissen op een verzoek om hergebruik van informatie op grond van de Who, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.
|
- 4.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
|
4.1
|
Opvragen van bibob-gegevens en bescheiden.
|
Het gaat om het opvragen van de gegevens als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob die nodig zijn voor het verrichten van een bibob-onderzoek.
|
- 5.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
|
5.1
|
Beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.6 van de Wabo.
|
Het gaat om een omgevingsvergunning voor de verschillende aspecten. Naast milieu gaat het om alle andere aspecten genoemd in deze artikelen, te weten bouw, aanleg, gebruik, brandveilig gebruik, sloop, aanleg weg, uitweg, alarminstallatie, kap, reclame, opslag, monumenten. Verder gaat het ook om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm). Natuur kan onderdeel zijn van de vergunning. De RUD NHN levert daarvoor inhoudelijk advies aan bij de OD NKZG.
Bij de omgevingsvergunning voor het aspect gebruik gaat het om het afwijken van het geldende bestemmingsplan of inpassingsplan. De bevoegdheid van PS om een verklaring van geen bedenkingen te verlenen kan niet worden gemandateerd.
Omvat tevens het kostenverhaal bij een exploitatieplan. De voorbereiding en onderbouwing wordt aangeleverd door de opdrachtgever en de OD neemt het besluitonderdeel op in de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of inpassingsplan. Indien nodig worden voorwaarden omtrent het kostenverhaal in de omgevingsvergunning opgenomen. Het verhalen van de kosten ligt bij de opdrachtgever.
De bevoegdheid kan tevens worden uitgeoefend indien sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico als bedoeld in het Bevi.
Voorafgaand overleg met GS is vereist. Dit houdt in dat afstemming plaatsvindt met het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk).
|
5.2
|
Beslissen op aanvragen om een beschikking met betrekking tot de eerste of tweede fase als bedoeld in artikel 2.5 van de Wabo
|
Op verzoek van de aanvrager kan de omgevingsvergunning in twee fasen worden verleend. Er wordt dan er eerst een beschikking voor de eerste fase en daarna voor de tweede fase verleend. De aanvrager moet wel bij de eerste fase al aangegeven waar de 2e fase betrekking op heeft.
|
5.3
|
Wijzigen, ambtshalve of op verzoek, van (de voorschriften van) een eerder verleende omgevingsvergunning, als bedoeld in de artikelen 2.31 en 2.31a van de Wabo
|
Het bevoegd gezag is verplicht om aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften te wijzigen in de in artikel 2.31, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel is het een bevoegdheid.
|
5.4
|
Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd is op grond van een vergunningvoorschrift
|
In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.
|
5.5
|
Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten
|
Ingevolge artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Indien dit het geval is wordt vervolgens beslist over de later ingediende gegevens.
|
5.6
|
Behandelen van een verzoek om de omgevingsvergunning over te dragen als bedoeld in artikel 2.25 van de Wabo
|
Het gaat om het overdragen op naam van een omgevingsvergunning van de ene vergunninghouder naar de ander.
|
5.7
|
Intrekken, ambtshalve of op verzoek, van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.33 van de Wabo
|
Het bevoegd gezag is verplicht om de omgevingsvergunning in te trekken in de in artikel 2.33, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel (onder andere: intrekking op verzoek van de vergunninghouder en intrekking indien geen gebruik wordt gemaakt van een omgevingsvergunning) is het een bevoegdheid.
|
5.8
|
Adviseren van andere bestuursorganen inzake een omgevingsvergunning
|
In sommige gevallen dient een advies te worden gevraagd aan een ander bestuursorgaan voordat een vergunning kan worden verleend. Dit kan ook een verklaring van geen bedenkingen zijn.
|
5.9
|
Indienen van zienswijzen tegen een ontwerp van een omgevingsvergunning
|
In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om zienswijzen in te dienen tegen een ontwerp omgevingsvergunning van een ander bestuursorgaan.
|
5.10
|
Afgeven van een verklaring van geen bedenkingen voor ondergrondse opslagstoffen voor inrichtingen die vallen onder artikel 3.3, vierde lid, onder a, van het Bor, op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken.
|
Grondslag is artikel 6.8 Bor. Het gaat om een vvgb (verklaring van geen bedenkingen) voor het ondergronds opslaan van afvalstoffen afkomstig van buiten het mijnbouwwerk dan wel gevaarlijke stoffen.
|
- 6.
Coördinatie besluitvorming (Wro -) Waterwet - Wabo
|
6.1
|
Uitbrengen of vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder ten behoeve van de samenhang tussen de omgevingsvergunning en de Waterwetvergunning
|
Het betreft het uitbrengen van advies namens het bevoegd gezag (Wabo) aan de waterkwaliteitsbeheerder die de Waterwetvergunning afgeeft.
|
6.2
|
Coördineren van besluiten ter verwezenlijking van projecten van provinciaal belang als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, van de Wro en het nemen van besluiten op grond van artikel 3.33, derde lid, van de Wro.
|
Het gaat om het project Zee toegang IJmond waarbij de provinciale coördinatieregeling is toegepast. Het mandaat omvat tevens het nemen van besluiten waarvoor de provincie op grond van artikel 3.33, derde lid, van de Wro de bevoegdheid naar zich toe heeft getrokken. Het betreft onder meer de verlening van vergunningen, ontheffingen, toestemmingen en de afhandeling van meldingen. Het besluit om de provinciale coördinatieregeling toe te passen (en al dan niet gebruik te maken van 3.33, derde lid, van de Wro) is voorbehouden aan Provinciale Staten.
|
6.3
|
Voorbereiden van besluiten als bedoeld in artikel 3.34, eerste lid, van de Wro
|
Het gaat om gevallen waarin een bestuursorgaan, uitgezonderd een bestuursorgaan van het Rijk, dat in eerste aanleg bevoegd is een besluit als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, onder a of b van de Wro, te nemen, niet of niet tijdig overeenkomstig de aanvraag beslist, dan wel een beslissing neemt die naar het oordeel van gedeputeerde staten wijziging behoeft. In dat geval kunnen gedeputeerde staten, na overleg met het betreffende bestuursorgaan, zelf een beslissing nemen. Dit besluit treedt dan in de plaats van het besluit van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan. Het mandaat betreft alleen de voorbereiding van deze besluiten. Het besluit om van deze bevoegdheid gebruik te maken is voorbehouden aan gedeputeerde staten.
|
6.4
|
Coördineren van de voorbereiding van een beschikking krachtens artikel 6.27 van de Waterwet en omgevingsvergunningen zoals bedoeld in paragraaf 3.5 van de Wabo
|
Het gecoördineerd behandelen watervergunning en omgevingsvergunning milieu bij een IPPC bedrijf.
|
|
7.1
|
Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 1a en 1b van de Woningwet
|
Het gaat om toezicht op en handhaving van de zorgplicht bij bouwwerken. Voldaan moet zijn aan de eisen (met betrekking tot veiligheid en gezondheid) van het Bouwbesluit.
|
7.2
|
Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 7b en 8 van de Woningwet
|
Het bij omgevingsvergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel een deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard.
Het gaat om de bouwverordening van de gemeente waar de provinciale inrichting of het project van provinciaal belang is gelegen.
|
7.3
|
Beslissen dat het uiterlijk van een bouwwerk genoemd in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en b, van de Woningwet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand
|
Het gaat om het toepassen van de zogenoemde excessenregeling (handhavend optreden als sprake is van een ernstige schending van redelijke eisen van welstand).
|
7.4
|
Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 13 t/m 17 van de Woningwet
|
Het gaat om het opleggen van voorzieningen bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bouwbesluit.
|
- 8.
Bouwbesluit 2012/Bouwverordening
|
8.1
|
Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bouwbesluit 2012 en de ter plaatse geldende bouwverordening
|
Het gaat onder meer om het verlenen van ontheffingen (waaronder voor geluidhinder), het opleggen van nadere voorwaarden (gebruiksmelding, sloopmelding), het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling en de toezicht op asbestsanering door bedrijven. Dit laatste omvat mede het uitoefenen van bevoegdheden van het Asbestverwijderingsbesluit 2015. Het gaat om de bouwverordening van de gemeente waar het bedrijf of project van provinciaal belang is gelegen.
|
- 9.
Wet basisadministratie adressen en gebouwen
|
9.1
|
Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend
|
Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereedmeldingen van bouwwerken worden gemeld aan de gemeente, die zorg draagt voor de inschrijving. Voor bouwplannen met als bevoegd gezag provincie geldt dat het wordt aangeboden aan de gemeente waar het bouwwerk is gelegen.
|
|
10.1
|
Be- en afhandelen van een melding op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit en artikel 4.3 van de Waterverordening provincie Noord-Holland (bodemenergiesystemen niet meer dan 10 m3/uur).
|
In artikel 4.3 van de Waterverordening PNH staat een uitzondering op de vergunningplicht van 6.4, eerste lid, onder b, van de Waterwet (pompcapaciteit van niet meer dan 10 m3 per uur)
|
10.2
|
Beslissen op een aanvraag op grond van artikel 6.4, eerste lid, van de Waterwet.
|
Gaat om het beslissen op een aanvraag om een watervergunning voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water van meer dan 150.000 m3 per jaar t.b.v. een industriële toepassing of t.b.v. de openbare drinkwatervoorziening of een bodemenergiesysteem.
|
10.3
|
Beslissen op een aanvraag die ziet op een samenstel van handelingen, waarvoor meer dan één bestuursorgaan bevoegd is ingevolge artikel 6.17, eerste lid, van de Waterwet, inclusief adviseren dan wel medebetrokken bestuursorganen in de gelegenheid stellen advies te geven ingevolge artikel 6.17, derde lid, van de Waterwet.
|
Het gaat hierbij om gevallen waarbij sprake is van een samenstel van handelingen, waarvoor meer dan één bestuursorgaan bevoegd is voor de watervergunning. Er wordt in dergelijke gevallen één watervergunning verleend door één bevoegd gezag. De betrokken bestuursorganen die niet bevoegd gezag zijn, hebben het recht om advies te geven over de aanvraag of het ontwerpbesluit.
|
10.4
|
Beslissen dat een revisievergunning ingevolge artikel 6.18 van de Waterwet moet worden aangevraagd, dan wel ambtshalve verlenen van een revisievergunning ingevolge artikel 6.19 van de Waterwet.
|
Het gaat hierbij om het naar aanleiding van een aanvraag besluiten dat een revisievergunning moet worden aangevraagd dan wel het ambtshalve verlenen van een revisievergunning. Indien bepaald is dat een revisievergunning moet worden aangevraagd, worden andere aanvragen tot wijziging van één van de betrokken watervergunningen buiten behandeling gelaten.
|
10.5
|
Wijzigen of aanvullen van een vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen en het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning ingevolge artikel 6.22 van de Waterwet.
|
Het gaat hierbij om het wijzigen of aanvullen van een vergunning ingevolge de Waterwet en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in de zin van artikel 6.22, eerste lid, van de Waterwet.
Artikel 6.22, tweede en derde lid, van de Waterwet zien op het geheel of gedeeltelijk intrekken van een vergunning ingevolge de Waterwet.
|
10.6
|
Bijhouden van het grondwaterregister zoals aangegeven in de artikelen 4.1 en 4.2 van de Waterverordening van de provincie Noord-Holland ten behoeve van de onder 12.1 tot en met 12.5 genoemde bevoegdheden.
|
Het gaat hierbij om het inschrijven van inrichtingen voor het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water met vermelding van de gegevens die op grond van artikel 6.11 van het Waterbesluit worden verstrekt. Voorts worden in het grondwaterregister vermeld de vergunningen, krachtens welke het onttrekken van grondwater of het infiltreren van water plaatsvindt.
|
- 11.
Wet luchtvaart – Luchthavenindelingsbesluit
|
11.1
|
Aanvragen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart
|
Het gaat om aanvragen van een verklaring van geen bezwaar bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenindelingsbesluit. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw en/of gebruik.
|
11.2
|
Beslissen op grond van artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart (voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik)
|
Het gaat om het verlenen van ontheffingen voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein, niet zijnde een luchthaven, voor starts en landingen van luchtvaartuigen zoals een helikopter.
|
|
12.1
|
Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 9, 10, 11a, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wm gestelde regels
|
Algemene regels, die niet in de omgevingsvergunning worden geregeld (bv gelijkwaardigheid/maatwerkvoorschrift/meldingen etc conform het Activiteitenbesluit en de rechtstreeks werkende EED-richtlijn o.g.v. H8 Wm; toepassing afvalstoffen en verlenen ontheffing als bedoeld in hoofdstuk 10 Wm; PRTR-verslag conform PRTR-Verordening als genoemd in titel 12.3 van de Wm; ongewoon voorval (bv asbestbrand) als bedoeld in H17; openbaar maken van milieugegevens op verzoek als opgenomen in H19) en beroepsprocedures.
Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen (Bssa), Vuurwerkbesluit waaronder opslag, ontbrandingstoestemming en melding vuurwerkontsteking, Besluit lozen buiten inrichtingen (tevens gebaseerd op Wbb), Besluit bodemkwaliteit (tevens gebaseerd op Wbb), BRZO, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen etc. Verder gaat het ook om ontheffingverlening van het stortverbod voor het storten buiten inrichtingen (artikel 10.63, tweede lid Wm) en om ontheffingverlening zorgplicht riolering (artikel 10.33, derde lid Wm). Het gaat bij deze mandaatbevoegdheid niet om het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.
|
12.2
|
Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Wm gestelde regels
|
Het gaat hier om besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben. Voor sommige activiteiten is het verplicht om een m.e.r. uit te voeren. En voor sommige activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of een milieueffect-rapport moet worden opgesteld.
|
12.3
|
Verstrekken van gegevens over externe veiligheid op grond van artikel 12.13 van de Wm ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 12.12 van de Wm
|
Het gaat hierbij om gegevens van inrichtingen zoals aangegeven in Registratiebesluit Externe Veiligheid. De bevoegde gezagen voor de omgevingsvergunning voor vergunningplichtige inrichtingen dienen gegevens over o.a. de soort stoffen, hoeveelheden en specifieke locatie te inventariseren en in te voeren in het risicoregister. Op basis van deze gegevens worden door de provincies de digitale provinciale risicokaarten gemaakt..
|
|
13.1
|
Beslissen op een aanvraag op grond van artikel 3 van de Ontgrondingenwet, inclusief het wijzigen of intrekken van een vergunning op grond van de Ontgrondingenwet en het coördineren van de voorbereiding van de voor de ontgronding benodigde besluiten op grond van artikel 10a, eerste lid, van de Ontgrondingenwet.
|
Het betreft het beslissen op een aanvraag om een ontgrondingenvergunning, inclusief het intrekken of wijzigen van een dergelijke vergunning. De bevoegdheid omvat tevens de coördinatie van de voorbereiding van de voor de ontgronding benodigde besluiten wanneer de aanvrager daarom verzoekt.
|
13.2
|
Adviseren indien de Minister het bevoegd gezag is voor het verlenen, intrekken dan wel wijzigen van de vergunning ingevolge artikel 10, derde lid, van de Ontgrondingenwet.
|
Het gaat hierbij om het adviseren van de Minister indien deze ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Ontgrondingenwet het bevoegd gezag is.
|
|
14.1
|
Coördineren en beslissen op grond van artikel 9f, eerste en tweede lid en artikel 9d eerste lid van de Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van de aanleg of uitbreiding van een productie-installatie als bedoeld in artikel 9e, eerste lid van de Elektriciteitswet 1998.
|
Het gaat om besluiten voor windturbines c.q windturbineparken met een vermogen van 5-100 MW, zoals genoemd in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten. Deze worden gecoördineerd behandeld.
Uitgezonderd zijn de windparken vallend in het project Wind op Land.
|
- 15.
Provinciale Milieuverordening Noord-Holland
|
PMV-grondwaterbeschermingsgebieden
|
15.1
|
Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van hoofdstuk 5 van de Provinciale Milieuverordening inclusief het verstrekken en inwinnen van Wabo adviezen in de zin van hoofdstuk 9 van de PMV Noord-Holland
|
Het gaat o.a. om ontheffingen voor bepaalde handelingen in een Grondwaterbeschermingsgebied.
Uitgezonderd is de bevoegdheid tot het aanwijzen van grondwaterbeschermingsgebieden.
|
PMV - Aardkundig monument
|
15.2
|
Beslissen op grond van artikel 6.3, derde lid, in samenhang met artikel 6.6 en het be- en afhandelen van meldingen op grond van artikel 6.5 van de PMV Noord-Holland
|
Het gaat om het be- en afhandelen van meldingen. Daarnaast gaat het om het beslissen op een aanvraag om ontheffing voor bepaalde handelingen een aardkundig monument, inclusief het verbinden van voorschriften aan de ontheffing en het wijzigen of intrekken van een ontheffing.
De bevoegdheid geldt niet voor ontheffingen in de zin van artikel 6.3, vierde lid, van de PMW (zwaarwegende maatschappelijke belangen).
|
PMV - gesloten stortplaats
|
15.3
|
Beslissen op grond van artikel 3.2.4, eerste lid, van de PMV Noord-Holland voor activiteiten in, op, onder of over een gesloten stortplaats waar nazorg wordt uitgevoerd
|
Het gaat om het beslissen op een aanvraag om ontheffing in het belang van de bescherming van de nazorgvoorzieningen van de gesloten stortplaats.
Ten aanzien van de uitvoering van de nazorg gesloten stortplaats door de provincie wordt advies gevraagd bij GS. Afstemming vindt plaats via het team opdrachtgeversoverleg (ambtelijk)
|
PMV - en Wm rioleringen
|
15.4
|
Beslissen op grond van artikel 10.33, derde lid van de Wm, inclusief het vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder op grond van artikel 3.1.2, tweede lid PMV Noord-Holland
|
Het gaat om ontheffing van gemeentelijke rioleringsplicht; in de PMV staat in artikel 3.1.1. welke gegevens bij de aanvraag dienen te worden gevoegd; ex art 3.1.2 PMV is 3.4 Awb van toepassing en dient er advies te worden gevraagd aan de waterkwaliteitsbeheerder.
|
|
16.1
|
Uitvoeren van zonebeheer zoals bedoeld in artikel 163, het opstellen van een zonebeheerplan zoals bedoeld in artikel 164 en het verlangen van gegevens zoals bedoeld in 165 van de Wet geluidhinder
|
Het betreft het zorgdragen dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geluidsruimte binnen zones van industrieterreinen en het opstellen van een zonebeheerplan ter vervulling van deze taak. Het omvat niet industrieterreinen waarop zich inrichtingen bevinden als bedoeld in artikel 170, eerste lid, van de Wet geluidhinder. Voor die industrieterreinen draagt de Minister voor genoemde taken zorg.
|
- 17.
Besluit geluidsproductie sportmotoren
|
17.1
|
Beslissen op grond van artikel 3 van het Besluit geluidproductie sportmotoren
|
Het betreft een ontheffing voor het gebruik van sportmotoren buiten de daartoe aangewezen terreinen.
|
|
18.1
|
Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk III van de Wet bodembescherming
|
Het gaat om de zorg- en herstelplicht bodem van artikel 13 van de Wbb. Daarnaast het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is tevens gebaseerd op de Wet milieubeheer. Het gaat onder meer om het uitoefenen van bevoegdheden uit hoofdstuk 7 van de Wbb. Zorgplicht artikel 13 Wbb: Het mandaat geldt voor het gehele grondgebied van de OD NZKG en ook voor de BRZO- en/of RIE-4-bedrijven in de rest van de provincie Noord-Holland. Besluit bodemkwaliteit: Het mandaat geldt voor alle provinciale inrichtingen binnen het grondgebied van de OD NZKG en ook voor de inrichting Tata Steel.
Het mandaat geldt tevens voor het project Versterking Markermeerdijken zoals omschreven in het Projectplan Waterwet Versterking Markermeerdijken en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 31 oktober 2018 en de Projectplannen Durgerdam en Katwoude, na goedkeuring van deze plannen door Gedeputeerde Staten.
Bij gebruik van dit mandaat op het grondgebied van de omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland-Noord dienen de desbetreffende omgevingsdiensten hierover geïnformeerd te worden.
Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project Versterking Markermeerdijken
|
18.2
|
Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk IV paragrafen 1 t/m 3a Wet bodembescherming (oude en nieuwe gevallen van bodemverontreiniging) en artikel 63c Wbb (samenloopgevallen landbodemverontreiniging met verontreiniging bodem of oever oppervlaktewaterlichaam)
|
Betreft 'bevoegd gezag Wbb'-taken, waaronder het nemen van maatregelen n.a.v. een ongewoon voorval als bedoeld in artikel 30 Wbb. Omvat tevens taken en bevoegdheden m.b.t. Besluit uniforme saneringen (en regeling voor klein grondverzet).
Het mandaat geldt voor het grondgebied van bij de ODNZKG aangesloten gemeenten met uitzondering van de gemeenten Amsterdam en Zaanstad.
Het mandaat geldt ook voor de BRZO- en/of RIE-4-bedrijven in de rest van de provincie Noord-Holland. Het mandaat geldt niet voor de gemeenten Haarlem en Alkmaar (omdat zij zelf bevoegd gezag Wbb zijn).
Van het mandaat is uitgezonderd toezicht en handhaving ten aanzien van de spoedlocaties (zoals aangewezen op MTR-lijst bij convenant Bodem en Ondergrond 2016-2020). Het mandaat omvat wel de vergunningverlening ten aanzien van deze spoedlocaties.
Het mandaat geldt tevens voor het project Versterking Markermeerdijken zoals omschreven in het Projectplan Waterwet Versterking Markermeerdijken en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 31 oktober 2018 en de Projectplannen Durgerdam en Katwoude, na goedkeuring van deze plannen door Gedeputeerde Staten.
Bij gebruik van dit mandaat op het grondgebied van de omgevingsdiensten IJmond en Noord-Holland-Noord dienen de desbetreffende omgevingsdiensten geïnformeerd te worden.
Dit mandaat geldt gedurende de looptijd van het project Versterking Markermeerdijken.
|
- 19.
Besluit lozen buiten inrichtingen
|
19.1
|
Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens Besluit lozen buiteninrichtingen
|
Het besluit lozen buiten inrichtingen is gebaseerd op zowel de Wm als de Wbb. Het gaat hier om het lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek of vanuit een bodemsanering voor zover dat plaatsvindt buiten een inrichting en er sprake is van lozen dieper dan 10 meter in de bodem en de overige indirecte lozingen genoemd in het Blbi waarvoor de provincie bevoegd is (lozingen dieper dan 10 meter).
|
|
20.1
|
Aanwijzen van toezichthouders in de zin van artikel 5.11 van de Awb, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen
|
Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb. Het geldt onder meer voor artikel 5.10, derde lid, van de Wabo.
|
20.2
|
Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 122 Provinciewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb, wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in de voorgaande hoofdstukken 5, 6, 7, 8, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd
|
Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole. Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wetten: Wabo, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Ontgrondingenwet, Wet geluidhinder, Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, Wet ruimtelijke ordening, Woningwet, Waterwet en de daarop gebaseerde regelgeving, en de in de voorgaande hoofstukken genoemde verordeningen, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan.
Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt, concept-handhavingsbesluiten en het horen voorafgaand aan het opleggen van een handhavingsbesluit.
Omvat tevens het uitvoeren van toezicht en handhaving van alle provinciale windparken in de provincie Noord-Holland, ook het project Wind op Land.
|
20.3
|
Het mandaat onder 20.2 omvat tevens toezicht en handhaving bij de regionale luchthavens van de regels en grenswaarden van de Luchthavenregeling of het Luchthavenbesluit
|
Het gaat hierbij om het uitvoeren van toezicht en handhaving waaronder het opleggen van een maatregel, het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom ambtshalve dan wel naar aanleiding van een verzoek met betrekking tot regionale luchthavens waarvoor een Luchthavenbesluit of een Luchthavenregeling geldt, voor wat betreft het landzijdig gebruik van de luchthaven, op grond van hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart en daarop gebaseerde regelgeving.
|
20.4
|
Het mandaat onder 20.2 omvat tevens toezicht en handhaving van artikel 8.49 van de Wet milieubeheer betreffende het nazorgplan gesloten stortplaats
|
Het gaat hierbij om het uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom naar aanleiding van het nazorgplan gesloten stortplaats. Instemmen ingevolge artikel 8.49 van de Wet milieubeheer met het nazorgplan wordt door de provincie zelf uitgevoerd.
|
20.5
|
Het mandaat onder 20.2 omvat tevens handhaving van op grond van artikel 27 lid 2 Wbb (door het bevoegd gezag Wbb) gegeven aanwijzingen voor de aanpak van een nieuw geval van bodemverontreiniging binnen een inrichting ten aanzien waarvan de OD NZKG namens opdrachtgever milieutoezicht en handhaving uitvoert
|
|
20.6
|
Het mandaat onder 20.2 omvat tevens toezicht en handhaving van artikel 6.3, vierde lid, van de PMW
|
Het betreft de toezicht en handhaving waaronder het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom met betrekking tot ontheffingen voor aardkundige monumenten met zwaarwegende maatschappelijke belangen.
|
20.7
|
Uitoefen van bevoegdheden op grond van paragraaf 5.4 van de Wabo
|
Het betreft de specifieke toezichts- en handhavingsbevoegdheden die in de Wabo zijn opgenomen, waaronder: bestuursdwang bij niet meewerken aan toezicht, verruiming reikwijdte bestuursdwang (staken van bouwen, gebruiken of slopen), zakelijke werking sanctiebesluiten en intrekking van een verleende vergunning of ontheffing als sanctie.
|
20.8
|
Uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van artikel 5.17 Wabo
|
Het betreft het stilleggen van bouw- en sloopwerkzaamheden (bouwstop).
|
20.9
|
Het mandaat onder 20.7 omvat tevens het uitoefenen van taken op grond van artikel 6.21 van de Wro
|
Het gaat om het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig wordt betaald.
|
20.10
|
Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.
|
Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de ODNZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.
|
20.11
|
Uitoefenen van overige bevoegdheden op grond van titel 5.3 van de Awb in het kader van de last onder bestuursdwang of last onder dwangsom
|
In het kader van toepassen bestuursdwang: o.a. het aanwijzen van personen voor het betreden van een plaats, afgeven machtiging binnentreden woning. In het kader van last onder dwangsom: o.a. opheffen, looptijd opschorten of dwangsom verminderen. Het kan ook betreffen het opleggen van een bouwstop.
|
20.12
|
Beslissen op een verzoek om handhavend op te treden
|
Elke belanghebbende en sommige bestuursorganen kunnen een verzoek om handhaving indienen.
|
20.13
|
Beslissen op een gedoogverzoek
|
Het gaat hier om het beslissen op een verzoek om af te zien van handhavend optreden.
|
20.14
|
Intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 5.19 van de Wabo
|
Het gaat hier om het intrekken van (een deel van) de omgevingsvergunning als sanctie. Met uitzondering van het intrekken van (een deel van) een omgevingsvergunning indien sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.
|
20.15
|
Feitelijk effectueren van bestuursdwang
|
Het gaat hier om de feitelijke uitvoering van bestuursdwang na het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel van de gemaakte kosten) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.
|
20.16
|
Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb
|
Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.
|
20.17
|
Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb
|
Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door de provincie Noord-Holland zelf uitgevoerd.
|
20.18
|
Indienen van een verzoek om handhaving
|
Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.
|
20.19
|
Opleggen van bestuurlijke boete ingevolge artikel 11.23 van de Wet luchtvaart juncto titel 5.4 van de Awb
|
Het gaat hier om artikel 11.23 van de Wet luchtvaart. Ingevolge dit artikel kan een bestuurlijke boete worden opgelegd bij overtreding van voorschriften uit TUG-ontheffingen, en van regels uit een Luchthavenbesluit en een Luchthavenregeling alsmede bij overtreding van een voorgeschreven maatregel vanwege het niet voldoen aan grenswaarden uit een Luchthavenbesluit en een Luchthavenregeling.
|
20.20
|
Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie - en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie
|
|
20.21
|
Maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de OD werkzame BOA's
|
|
20.22
|
Samenwerken met de landelijke opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD
|
|
20.23
|
Opvragen en delen van informatie met instanties als politie
|
Het gaat om het uitwisselen van informatie t.b.v. strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk onderzoek.
|