Achtste wijziging Algemene subsidieverordening Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 10 juni 2020 - zaaknummer 2020-004677 tot wijziging van een regeling

 

 

Provinciale Staten van Gelderland

Gelet op artikel 105, eerste lid, juncto artikel 145 en artikel 139 van de Provinciewet;

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten

 

Besluiten

vast te stellen de achtste wijziging van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016.

Artikel I

 

De Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd.

 

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid en tweede lid wordt “bijzondere subsidieverordening” vervangen door: andere verordening.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “in nadere regels” vervangen door: in regels.

 

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3 Bevoegdheid Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot het verstrekken van subsidie voor activiteiten die bijdragen aan provinciaal beleid en voor zover Provinciale Staten daartoe voldoende middelen beschikbaar hebben gesteld.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid zijn Gedeputeerde Staten bevoegd tot het nemen van besluiten omtrent subsidie in incidentele gevallen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onderdeel d, van de wet tot een bedrag van € 3.000.000, tenzij Provinciale Staten in een andere verordening of besluit anders hebben bepaald.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om van rijkswege aan de provincie ter beschikking gestelde middelen voor specifiek aangewezen activiteiten als subsidie te verstrekken.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten zijn bevoegd regels vast te stellen.

 

C

In artikel 5, tweede lid, wordt “in nadere regels” vervangen door: in regels, en wordt “bijzondere verordening ” vervangen door: andere verordening

 

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7 Aanvraag om subsidie

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingediend binnen 22 weken nadat Provinciale Staten hebben besloten tot het vermelden in de begroting van de ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. In bijzondere gevallen kan het provinciebestuur een andere indieningstermijn vaststellen.

  • 2.

    Als een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt een aanvraag om subsidie ingediend met gebruikmaking van dat formulier.

 

E

In artikel 9, tweede lid, onder b, vervalt “subsidiabele”.

 

F

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Afwijkingsmogelijkheden en hardheidsclausule

  • 1.

    Het provinciebestuur kan de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening of een andere verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover:

    • a.

      dit noodzakelijk is met het oog op de uitvoering van Europese regelgeving;

    • b.

      toepassing wordt gegeven aan artikel 3, derde lid.

    • c.

      subsidie wordt verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt;

    • d.

      subsidie wordt verstrekt als cofinanciering bij een subsidie op grond van de Uitvoeringswet EFRO;

    • e.

      subsidie wordt verstrekt als cofinanciering bij een subsidie op grond van Europese regelgeving;

    • f.

      toepassing daarvan in specifieke gevallen gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met die bepaling te dienen doelen.

  • 2.

    Het eerste lid, onder b en c, is alleen van toepassing als afwijking wenselijk is ter afstemming van de op de betrokken subsidies toepasselijke voorschriften, mits daardoor de belangen met het oog waarop de bepalingen waarvan wordt afgeweken zijn gesteld, niet onevenredig worden geschaad.

 

G

  • 1.

    Paragraaf 2 vervalt.

  • 2.

    Paragraaf 3 tot en met 9 worden vernummerd naar paragraaf 2 tot en met 8.

 

H

In artikel 13, tweede lid, wordt “bijzondere subsidieverordening” vervangen door: andere verordening en wordt “in nadere regels” vervangen door: in regels.

 

I

Artikel 14, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De punt aan het slot van onderdeel b wordt vervangen door een puntkomma.

  • 2.

    Aan het derde lid wordt een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

    c. onderzoek wordt gedaan naar de gevallen als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

J

Artikel 19 vervalt.

 

K

Artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21 Voorschotverlening

  • 1.

    Het provinciebestuur kan voorschotten verlenen.

  • 2.

    De voorschotten bedragen in totaal maximaal 80% van de verleende subsidie.

  • 3.

    In afwijking van het vorige lid bedragen voorschotten voor subsidie die op grond van artikel 25, eerste lid, onder b, ambtshalve wordt vastgesteld, in totaal maximaal 100% van de verleende subsidie.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid bedragen de voorschotten voor per boekjaar verstrekte subsidies in totaal maximaal 100% van de voor het betreffende boekjaar verleende subsidie.

  • 5.

    Als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het tweede lid in totaal maximaal 100% van de verleende subsidie voorschotten verlenen.

 

L

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor het eerste lid vervalt de aanduiding “1”.

  • 2.

    In het eerste lid vervalt “nadere”.

  • 3.

    Het tweede lid vervalt.

 

M

Artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25 Vaststelling subsidie tot en met € 25.000

  • 1.

    Het provinciebestuur stelt een subsidie tot en met € 25.000:

    • a.

      zonder dat hieraan voorafgaand een beschikking tot subsidieverlening is gegeven direct vast, of

    • b.

      als een beschikking tot subsidieverlening is gegeven ambtshalve vast.

  • 2.

    Het provinciebestuur stelt de subsidie ambtshalve vast binnen 22 weken na de datum in de beschikking tot subsidieverlening waarop de activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend verricht moet zijn.

  • 3.

    Het provinciebestuur past het eerste lid toe op subsidies hoger dan € 25.000 als dit op grond van een risicoanalyse mogelijk wordt geacht.

  • 4.

    Artikel 23 en 24 zijn niet van toepassing.

  • 5.

    In bijzondere gevallen kan het provinciebestuur afwijken van het eerste tot en met het derde lid.

 

N

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder vernummering van de leden 4 en 5 naar 5 en 6, wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 4.

    Het provinciebestuur past het eerste lid toe op subsidies vanaf € 125.000 als dit op grond van een risicoanalyse mogelijk wordt geacht.

     

O

Artikel 30 en 31 vervallen.

II

De bijlage bij de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016 vervalt.

III

De toelichting wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In de laatste zin van de toelichting op artikel 1 wordt “bijzondere” vervangen door: andere.

 

B

De eerste zin van de tweede alinea van de toelichting op artikel 2 komt te luiden:

In het tweede lid wordt vastgelegd dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht en deze verordening ook van toepassing zijn op afspraken op financiële middelen die worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan publiekrechtelijke rechtspersonen, tenzij anders is bepaald.

 

C

De toelichting op artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

In beginsel komt de bevoegdheid tot het nemen van besluiten omtrent subsidie op grond van de Provinciewet toe aan Provinciale Staten. Die bevoegdheid wordt in het eerste lid gedelegeerd aan Gedeputeerde Staten als de subsidie past binnen het provinciale beleid en Provinciale Staten in de begroting de middelen daarvoor beschikbaar hebben gesteld. Onder dit delegatiebesluit valt in ieder geval de bevoegdheid voor Gedeputeerde Staten om:

  • 1.

    alle besluiten omtrent subsidie te nemen in die gevallen waarin Provinciale Staten met toepassing van artikel 4:23, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht in de provinciale begroting de naam van de ontvanger hebben vastgelegd en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld;

  • 2.

    normbedragen vast te stellen, en

  • 3.

    een controleprotocol vast te stellen.

Als Provinciale Staten zelf beslissen over het verlenen van subsidie, dan zijn het Gedepteerde Staten die op grond van artikel 158, eerste lid, aanhef en onder b van de Provinciewet bevoegd zijn voor de voorbereiding en de uitvoering van dergelijke besluiten. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan het opvragen van aanvullende gegevens bij de aanvraag, het verdagen van een beslissing op de aanvraag, het verstrekken en het terugvorderen van voorschotten, het sluiten van uitvoeringsovereenkomsten en het vaststellen van de subsidie. De bevoegdheid tot het wijzigen of intrekken van de subsidie blijft in die gevallen evenwel bij Provinciale Staten.

 

In het tweede lid wordt de bevoegdheid van Provinciale Staten om incidentele subsidies te verstrekken tot een bedrag van € 3.000.000 aan Gedeputeerde Staten gedelegeerd. Provinciale Staten kunnen bij verordening of besluit een ander bedrag vast stellen. Een incidentele subsidie is een subsidie waarvoor geen subsidieregeling is vastgesteld. Het betreft de subsidie als bedoeld in artikel 4:23, tweede lid, aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht. Is er wel een regeling of is er beleid waaruit blijkt dat er geen subsidie wordt verstrekt, dan is de subsidie niet incidenteel. De incidentele subsidie past binnen het provinciale beleid en Provinciale Staten hebben middelen in de begroting beschikbaar gesteld.

 

Het derde lid gaat over middelen die het Rijk aan de provincie beschikbaar heeft gesteld, waarbij is aangegeven voor welke activiteit ze bedoeld zijn. Doorgaans geeft het Rijk ook aan voor wie die gelden bedoeld zijn. Het gaat om middelen waarbij het provinciebestuur geen ruimte heeft om daar een andere bestemming aan te geven.

 

Het vierde lid bevat de delegatie aan Gedeputeerde Staten van de bevoegdheid regels te stellen. Daarin kunnen bijvoorbeeld afbakening van de subsidiabele activiteiten, criteria voor subsidieverlening, aanvullende weigeringsgronden, de wijze van verdeling van middelen, de hoogte van de subsidie, verplichtingen van de subsidieontvanger en regels over egalisatiereserve worden vastgelegd. Ook kunnen in regels bijvoorbeeld eisen aan een aanvraag en de wijze van indiening van aanvragen worden vastgelegd.

 

D

De toelichting op artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

Het provinciebestuur heeft de wens dat wanneer er voor een bepaalde activiteit een begrotingssubsidie wordt verleend, deze activiteit binnen afzienbare termijn wordt uitgevoerd. Om die reden is in het eerste lid van artikel 7 vastgelegd dat de aanvraag binnen 13 weken na het besluit van Provinciale Staten wordt ingediend. Een aanvraag die buiten die termijn wordt ingediend, wordt afgewezen.

 

Het werken met een aanvraagformulier leidt tot een verbetering van de kwaliteit van de aanvraag. Dat bevordert de snelheid waarmee op de aanvraag kan worden beslist. De wijze van indiening van aanvragen en de exacte eisen die aan een aanvraag worden gesteld, kunnen worden uitgewerkt in regels. Wordt het aanvraagformulier niet gebruikt, dan zal toepassing worden gegeven aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Er wordt dan de mogelijkheid gegeven om alsnog het aanvraagformulier in te vullen.

 

E

In de laatste zin van de toelichting op artikel 8 vervalt “nadere”.

 

F

In de laatste zin van de toelichting op artikel 9 vervalt “nadere”.

 

G

De toelichting op artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

Het artikel regelt dat in bepaalde situaties het provinciebestuur kan besluiten de provinciale regelgeving niet toe te passen of daarvan af te wijken. Het gaat om enerzijds om situaties waarin de provinciale subsidieregelgeving niet kan worden toegepast vanwege Europese regelgeving. In het bijzonder moet daarbij gedacht worden aan regels omtrent staatssteun. In die situatie wijkt de provinciale regelgeving, door daarvan af te wijken of door bepalingen ervan buiten toepassing te laten. Het plaatst deze verordening in een juiste verhouding tot het Europese recht.

Het gaat anderzijds om situaties waarin het niet efficiënt of effectief is om de provinciale subsidieregels toe te passen. Daarvan kan sprake zijn als het provinciebestuur subsidie bij wijze van cofinanciering bij een subsidies van andere overheden of een Europees programma. In dat geval sluit het provinciebestuur aan bij de regelgeving van de andere overheid of het Europese programma.

Daarnaast bevat het artikel in het eerste lid, onder e, een hardheidsclausule. De hardheidsclausule onderscheidt zich van de andere in de verordening opgenomen vrijstellingsbepalingen, doordat vooraf niet (precies) te voorzien is of afwijking nodig zal zijn. De toepassing van de hardheidsclausule is beperkt tot uitzonderlijke gevallen en kan daardoor niet gebruikt worden in normale, voorziene gevallen. De op basis van de hardheidsclausule te treffen voorziening dient binnen de doelstelling van de verordening en de regels te passen.

 

H

De toelichting op artikel 11 en 12 vervalt.

 

I

In de laatste zin van de toelichting op artikel 17 vervalt “nadere”.

 

J

In de laatste zin van de toelichting op artikel 18 vervalt “nadere”.

 

K

De toelichting op artikel 19 vervalt.

 

L

De toelichting op artikel 21 komt te luiden:

Artikel 21

De basis voor bevoorschotting is artikel 4:95, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan, vooruitlopend op de vaststelling van de verplichting tot betaling van een geldsom, een voorschot kan verlenen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Vaak worden opeenvolgende voorschotten verleend, waarbij telkens een deel van de subsidie als voorschot wordt uitbetaald. Er gelden op grond van dit artikel maximale percentages voor voorschotten, afhankelijk van het soort subsidie. Volledige bevoorschotting is altijd mogelijk bij exploitatiesubsidies die per boekjaar worden verleend. Alleen als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, kunnen ook bij andere soorten subsidie tot ten hoogste 100% van de verleende subsidie voorschotten worden verleend. Uit de aard van deze bevoegdheid volgt dat daar terughoudend mee moet worden omgegaan.

 

M

De toelichting op artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste zin vervalt “van het eerste lid”.

  • 2.

    De laatste zin vervalt.

 

N

De toelichting op artikel 25 komt te luiden:

Artikel 25

Als uitwerking van het Rijksbreed kader vereenvoudiging en uniformering financieel beheer rijkssubsidies is in het eerste lid bepaald dat subsidies tot en met € 25.000 meteen worden vastgesteld, dat wil zeggen dat er geen aparte verleningsbeschikking aan de vaststelling voorafgaat. Als subsidie wordt verstrekt onder opschortende voorwaarde, zal wel een verleningsbeschikking worden genomen. Het tweede lid bepaalt dat in dat geval de subsidieontvanger niet zelf een aanvraag om vaststelling behoeft in te dienen. Het provinciebestuur stelt dan ambtshalve binnen 13 weken na vervulling van de voorwaarde de subsidie vast. De Europese staatssteunregels kunnen in de weg staan aan vaststelling zonder verlening. In dat geval wordt toepassing gegeven aan artikel 10 van deze verordening.

 

O

In de tweede zin van de toelichting op artikel 29 vervalt “nadere”.

 

P

De toelichting op artikel 30 en 31 vervalt.

 

IV

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdeel M, dat in werking treedt op een door Gedeputeerde Staten te bepalen tijdstip.

 

Provinciale Staten van Gelderland

voorzitter

griffier

Naar boven