Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 5 november 2019, nr. 1323351/1323312, tot vaststelling van het Beleggingsstatuut Fonds nazorg gesloten stortplaatsen Noord-Holland 2019

Gedeputeerde staten van Noord-Holland, optredende als bestuur van het Fonds nazorg gesloten stortplaatsen Noord-Holland;

 

Overwegende dat het gewenst is het Beleggingsstatuut Fonds nazorg gesloten stortplaatsen provincie Noord-Holland 2013 te actualiseren;

 

Gelet op artikel 4, vierde lid, van het Reglement Fonds nazorg gesloten stortplaatsen Noord-Holland 2019;

 

Besluiten vast te stellen:

 

Beleggingsstatuut Fonds nazorg gesloten stortplaatsen Noord- Holland 2019

 

1 Inleiding

 

Het Fonds nazorg gesloten stortplaatsen provincie Noord-Holland (hierna te noemen het Nazorgfonds) is opgericht naar aanleiding van de zogenaamde Nazorgregeling Wet Milieubeheer (voorheen Leemtewet) van 1 april 1998. Dit is een regeling in de Wet Milieubeheer over de nazorg van operationele stortplaatsen. Het betreft stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet voor 1 september 1996 is beëindigd. In deze wet is bepaald dat de provincies bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Daartoe dient eeuwigdurende nazorg plaats te vinden. Dit houdt in dat maatregelen genomen dienen te worden om milieubeschermende voorzieningen op gesloten stortplaatsen in stand te houden, te onderhouden, te herstellen en eventueel te vervangen. Ter bestrijding van deze kosten is een nazorgheffing ingesteld die wordt geheven bij de exploitanten van de operationele stortplaatsen. De opbrengst van de heffing wordt in het uitsluitend voor nazorg bestemde Nazorgfonds gestort.

Het Nazorgfonds provincie Noord-Holland is een bij wet vastgestelde rechtspersoon. Het Reglement Fonds nazorg gesloten stortplaatsen provincie Noord-Holland (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 5 november 2019) bepaalt in artikel 4, vierde lid, dat een beleggingsstatuut wordt opgesteld waarin wordt geregeld op welke wijze de middelen van het fonds worden belegd.

1.1 Doelvermogen en financiering

Stortplaatsexploitanten dienen op grond van de Nazorgregeling Wet Milieubeheer een nazorgplan aan de provincie ter goedkeuring voor te leggen. Op basis van dit nazorgplan en het Rekenmodel IPO Nazorg Stortplaatsen en baggerdepots (RINAS) wordt berekend wat het doelvermogen van een stortplaats dient te zijn op moment van sluiten om eeuwigdurend de nazorg van de gesloten stortplaats te kunnen verzorgen. Dit doelvermogen zal bereikt moeten worden door het betalen van nazorgheffingen door de stortplaatsexploitanten (vergunninghouders) en het behalen van rendementen op de in het Nazorgfonds gestorte nazorgheffingen. Mochten zich gedurende de exploitatieperiode van een stortplaats zaken voordoen die van invloed zijn op de hoogte van het doelvermogen en het tijdstip van sluiten van de stortplaats, dan zal door de stortplaatsexploitant een nieuw nazorgplan worden aangeleverd. Op basis van dit nazorgplan en het RINAS-model zal de nieuwe hoogte van het doelvermogen worden berekend.

Tot het moment van sluiten van de stortplaats lopen de stortplaatsexploitanten in feite het beleggingsrisico. 1 Indien het doelvermogen op sluitingsdatum niet wordt behaald als gevolg van tegenvallende resultaten in het Nazorgfonds dienen de stortplaatsexploitanten het verschil bij te leggen op basis van een definitieve aanslag. Bij een behaald vermogen dat groter is dan het doelvermogen op sluitingsdatum zal het overschot worden uitgekeerd aan de exploitant.

 

Na het sluiten van een stortplaats in de provincie Noord-Holland is de provincie Noord-Holland verantwoordelijk voor de eeuwigdurende nazorg en loopt zij tevens het (beleggings)risico. Zij dient dan ook het verschil bij te leggen indien de (beleggings)resultaten van het Nazorgfonds niet voldoende zijn om de eeuwigdurende nazorg te financieren. Voor het prognosticeren van de inkomsten en uitgaven van het Nazorgfonds wordt jaarlijks een liquiditeitsprognose opgesteld. Hiermee wordt bij het beleggen rekening gehouden, zodat de benodigde uitgaven uit het Nazorgfonds kunnen worden betaald.

1.2 Wettelijk en regelgevend kader

De volgende wet- en regelgeving is van toepassing op de activiteiten van het Nazorgfonds:

  • de Wet Financiering Decentrale Overheden (hierna: Wet Fido);

  • de Uitvoeringsregeling Financiering Decentrale Overheden;

  • de Regeling Uitzetting en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo) en de Wijziging (Staatscourant no. 65, 3 april 2009) hierop;

  • de Regeling ontheffing gemeentelijke Kredietbanken en nazorgfondsen; • het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden.

De provincie Noord-Holland valt niet onder de definitie van ‘professionele belegger’ en daarmee evenmin onder de definitie van ‘gekwalificeerde belegger’ in de zin van de definitie van deze begrippen in artikel 1:1 Wet op het financieel toezicht (Wft). 2 Het Nazorgfonds wordt gezien als ‘verlengstuk’ van de provincie en wordt daarom evenmin als ‘professionele belegger’ en ‘gekwalificeerde belegger’ gedefinieerd.

Het begrip ‘professionele belegger’ is relevant voor de relatie met beleggingsondernemingen 3 . Het zijn van een niet-professionele belegger brengt met zich mee dat beleggingsondernemingen ten opzichte van het Nazorgfonds richtlijnen met betrekking tot zorgvuldige dienstverlening, waaronder ‘best execution’, dienen na te leven. 4 De definitie van ‘gekwalificeerde belegger’ komt voort uit de

Prospectusrichtlijn. 5 De definitie is onder andere relevant voor de vraag of een beleggingsinstelling 6 gebruik kan maken van de uitzondering op de vergunningplicht (voor (beheerders van) beleggingsinstellingen) welke uitzondering is opgenomen in de reikwijdtebepaling van artikel 1:12 Wft. Dat het Nazorgfonds geen ‘gekwalificeerde belegger’ is, betekent dat een beleggingsinstelling die voor de aanbieding van deelnemingsrechten in Nederland van de genoemde uitzondering gebruik maakt geen deelnemingsrechten mag aanbieden aan het Nazorgfonds. Aan het Nazorgfonds mogen alleen deelnemingsrechten worden aangeboden:

  • in beleggingsfondsen die zijn opgenomen in het AFM-register van (beheerders van) beleggingsinstellingen die op basis van hun vergunning (artikel 2:65 lid 1 Wft) of registratie in Nederland aan anderen dan gekwalificeerde beleggers mogen worden aangeboden;

  • in instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (‘icbe’s’ of – naar Engelse terminologie – ‘UCITS’) uit andere EER-staten welke na het doorlopen van een notificatie- en registratieprocedure bij de AFM in Nederland aan het publiek mogen worden aangeboden;

  • in beleggingsinstellingen die zijn vrijgesteld van de vergunningplicht van artikel 2:65, eerste lid, Wft omdat de betreffende deelnemingsrechten (i) slechts kunnen verworven tegen een tegenwaarde van ten minste 100.000 euro per deelnemer; of (ii) een nominale waarde hebben van ten minste 100.000 euro per deelnemingsrecht (artikel 2:74, eerste lid, Wft).

1.3 Doelstelling en structuur beleggingsstatuut

De doelstelling van dit beleggingsstatuut is een formeel kader aan te geven waarbinnen de middelen van het Nazorgfonds belegd mogen worden. Daartoe worden in hoofdstuk 3 achtereenvolgens de beleggingsdoelstellingen en het beleggingsbeleid beschreven.

Met betrekking tot het beleggen van de middelen van het Nazorgfonds geldt dat het strategische beleggingsbeleid en de besluitvorming hieromtrent, evenals de beleggings-administratie, binnen de organisatie van het Nazorgfonds zelf wordt uitgevoerd. Deze processen alsmede de organisatiestructuur van het Nazorgfonds worden beschreven in Hoofdstuk 4 van dit beleggingsstatuut.

In hoofdstuk 5 wordt het risico management beleid, het selectiebeleid van fondsen en het duurzaamheidsbeleid uiteengezet. Tenslotte wordt in de bijlage een aantal definities beschreven.

1.4 Vaststelling en goedkeuring

Dit beleggingsstatuut is vastgesteld en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland in hun rol van bestuur van het Nazorgfonds. Een voorstel voor aanpassing van het beleggingsstatuut wordt geïnitieerd door het Dagelijks Bestuur (de portefeuillehouder Financiën en zijn plaatsvervanger). Deze wordt hierbij geadviseerd door de Beleggingscommissie. Na vaststelling door Gedeputeerde Staten wordt het aangepaste beleggingsstatuut van kracht.

2 Doel van de beleggingen

 

Het Nazorgfonds dient de gelden die op grond van de nazorgheffing in het

Nazorgfonds worden ontvangen op prudente wijze te beheren. Gestreefd wordt naar maximalisatie van de kans op het behalen van de beoogde doelstellingen. Dit met aanvaardbare risico’s met betrekking tot de jaarlijkse uitslagen van het rendement. De doelstellingen zijn:

  • 1.

    Het opbouwen van het belegde vermogen tot minimaal het doelvermogen in de periode tot sluiting van de stortplaats.

  • 2.

    Het zodanig beleggen van dit doelvermogen na sluiting van de stortplaats dat er altijd een toereikend vermogen aanwezig is om aan de eeuwigdurende nazorgverplichtingen te kunnen voldoen.

Om aan de twee genoemde doelstellingen te kunnen voldoen dient het beleggingsrendement gelijk aan of hoger te zijn dan de door PS vastgestelde gehanteerde rekenrente.

3 Beleggingsbeleid

 

Vanwege het langdurige karakter van de achterliggende verplichtingen hebben de beleggingen van het Nazorgfonds een lange tijdshorizon. Hiermee tendeert het rendement van het Nazorgfonds naar de gemiddelde lange termijn marktrendementen en is de noodzaak voor het actief managen van het Nazorgfonds minder relevant geworden. Er wordt daarom gekozen voor passief management en niet voor het actief reageren op koersbewegingen; oftewel een ‘Buy and Hold beheervisie’. Concreet houdt dit in dat er geen onder- of overweging van bepaalde beleggingscategorieën zal plaatsvinden op basis van marktverwachtingen en dat individuele schuldtitels niet tussentijds worden verkocht.

Bij calamiteiten veroorzaakt door extreme marktbewegingen en of disfunctioneren van een beleggingsfondsbeheerder heeft het Dagelijks Bestuur het recht om maatregelen te treffen, ook als daarbij wordt afgeweken van de in dit statuut beschreven richtlijnen.

De uiteenlopende statussen van de stortplaatsen ten aanzien van sluiting hebben geleid tot de keuze om gedifferentieerd beleggen mogelijk te maken. Hiermee wordt bedoeld dat de exploitant van een stortplaats de mogelijkheid heeft om vanaf 5 jaren voor sluiting van de stortplaats de gewenste beleggingsmix aan te passen conform één van de drie gehanteerde risicoprofielen. Hierbij geldt dat het risicoprofiel alleen naar beneden (minder risico) mag worden bijgesteld. Daarnaast wordt één specifieke beleggingsstrategie gehanteerd voor reeds gesloten stortplaatsen met als doel om de eeuwigdurende nazorg te financieren. In dit hoofdstuk worden de algemene beleidsuitgangspunten, de beleggingsstrategieën voor en na sluiting en de beleggingsinstrumenten van het Nazorgfonds beschreven.

3.1 Algemene beleidsuitgangspunten

De volgende beleidsuitgangspunten zijn van toepassing:

  • 1.

    De variabelen van de ‘buy and hold beheervisie’ (bijv. looptijd van obligaties) dienen aan te sluiten op de karakteristieken van de verplichtingen en de verwachte uitgaven voor beheer.

  • 2.

    Het beleggingsbeleid dient te voldoen aan de eisen van de in paragraaf 1.2 genoemde wet- en regelgeving. Voor invulling van de beleggingscriteria (o.a. beleggingsuniversum en credit ratings) dient binnen het regelgevende kader van de Ruddo gebleven te worden; één van de uitgangspunten voor nazorgfondsen is dat er voor minimaal 42% wordt belegd in vastrentende waarden waarbij aan beleggingsvoorwaarden van de Ruddo wordt voldaan.

  • 3.

    Er wordt in beginsel een ‘Buy and Hold’ beheervisie gehanteerd, wat inhoudt dat er geen onder- of overweging van bepaalde beleggingscategorieën zal plaatsvinden op basis van marktverwachtingen en dat individuele schuldtitels niet tussentijds worden verkocht.

  • 4.

    Er is sprake van gedifferentieerd beleggen, wat inhoudt dat de stortplaatsen vanaf 5 jaar voor sluiting individueel een beleggingsmix kunnen kiezen

  • conform de in paragraaf 3.2 en 3.3 gedefinieerde risicoprofielen. De betrokken exploitant van de stortplaats zal dit schriftelijk aan het dagelijks bestuur mededelen.

  • 5.

    De ontvangen heffingen worden belegd volgens de beleggingsmix van de streefportefeuille behorend bij het gekozen risicoprofiel.

  • 6.

    Bij het hanteren van verschillende beleggingsmixen voor de verschillende stortplaatsen zullen de rendementen en kosten per stortplaats verschillen. Rendementen en kosten zullen worden toegerekend aan de stortplaatsen waarop deze betrekking hebben.

  • 7.

    Een ALM studie, die minimaal eens per 5 jaar wordt herhaald, geldt als grondslag voor de beleggingsstrategie en de hierbinnen gehanteerde beleggingsmixen.

  • 8.

    In geval dat de beleggingscategorieën buiten de bandbreedte treden vindt herallocatie plaats naar de strategische wegingen. Hierop zal in beginsel eenmaal per kwartaal, op basis van de stand per kwartaaleinde, worden getoetst. De bandbreedten zijn als volgt gedefinieerd:

    • Vastrentende waarden: een absolute afwijking van 5% van de strategische beleggingsmix.

    • Zakelijke waarden: een absolute afwijking van 5% in de strategische beleggingsmix.

  • 9.

    Het beleggen in vastrentende waarden is zowel toegestaan in beleggingsfondsen als in individuele schuldtitels.

  • 10.

    Het beleggen in zakelijke waarden (aandelen, indirect vastgoed en alternatieve beleggingen zoals bijvoorbeeld commodities) is alleen in beleggingsfondsen toegestaan.

  • 11.

    Het beleggen van overtollige liquiditeiten is toegestaan in deposito’s, op spaarrekeningen en via een rekeningcourantverhouding met de provincie Noord-Holland in schatkistbankieren.

  • 12.

    Het Nazorgfonds streeft in beginsel het gebruik van passief beheerde beleggingsfondsen na, tenzij het verwachte extra rendement van actief fondsmanagement opweegt tegen de extra beheerkosten.

  • 13.

    Ten behoeve van diversificatievoordelen wordt binnen de verschillende beleggingscategorieën een verdere spreiding toegepast.

  • 14.

    Ten behoeve van betaling van algemene kosten voor het beheer van het Nazorgfonds zal cash worden aangehouden op een rekening courant. De benodigde cash zal jaarlijks worden bepaald.

  • 15.

    Het Nazorgfonds wil in de samenstelling van de beleggingsportefeuille rekening houden met maatschappelijk verantwoorde beginselen. Bij de selectie van vermogenstitels neemt het Nazorgfonds dit dan ook mee in haar afweging, naast financiële aspecten.

3.2 Beleggingsstrategie voor sluiting: het opbouwen van het doelvermogen

  • 1.

    De strategische beleggingsmix bevat de volgende beleggingscategorieën: vastrentende waarden (staatsobligaties en obligaties uitgegeven door financiële ondernemingen) en zakelijke waarden (aandelenfondsen, indirecte vastgoedfondsen en alternatieve beleggingsfondsen).

  • 2.

    Er zijn drie risicoprofielen:

    • A.

      Standaard risicoprofiel. De beleggingsmix hierbij is als volgt:

      • 70% vastrentende waarden

      • 30% zakelijke waarden

    • Er wordt een bandbreedte van 5% gehanteerd

    • B.

      Midden risicoprofiel. De beleggingsmix hierbij is als volgt:

      • 85% vastrentende waarden

      • 15% zakelijke waarden

    • Er wordt een bandbreedte van 5% gehanteerd

    • C.

      Laag risicoprofiel. Hierbij wordt volledig belegd in deposito’s en/of individuele schuldtitels (obligaties) met een looptijd van maximaal 5 jaar.

  • 3.

    Vanaf 5 jaren voor sluiting van de stortplaats kan, elk kwartaaleinde, op verzoek van de partij die het beleggingsrisico loopt, het risicoprofiel van standaard naar beneden worden aangepast. Na het overstappen naar een lager risicoprofiel, is het niet meer toegestaan om terug te gaan naar een hoger risicoprofiel. Alleen wanneer het verwachte overdrachtsmoment met meerdere jaren wordt uitgesteld heeft de exploitant de mogelijkheid weer terug te keren naar het standaard risicoprofiel.

  • 4.

    Besluiten over wijzigingen in het beleggingsprofiel worden genomen op basis van een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd en vastgesteld nazorgplan en de daarbij behorende voorlopige of definitieve aanslag nazorgheffing.

  • 5.

    Voor het lage risicoprofiel mag pas worden gekozen op moment dat met het beleggen in (meerjarige) deposito’s het doelvermogen kan worden veilig gesteld. Dit door middel van exacte afstemming van de looptijd van de deposito’s en obligaties met de resterende looptijd tot sluiting van de stortplaats. Eventueel kan het Nazorgfonds een additionele heffing opleggen om deze situatie te bereiken.

  • 6.

    In het standaard en midden risicoprofiel vindt nog geen duration matching plaats.

  • 7.

    De aanpassing van de wegingen van de verschillende beleggingscategorieën, bij het overstappen van het hoge naar het midden risicoprofiel, vindt plaats op één moment.

  • 8.

    De transitie naar de portefeuille met deposito’s, bij het overstappen naar het lage risicoprofiel, vindt plaats op één moment. De portefeuille wordt samengesteld in overleg met de partij die feitelijk het beleggingsrisico loopt.

  • 9.

    De transitiekosten bij overgang naar een andere beleggingsmix zijn voor rekening van de desbetreffende stortplaatsexploitant.

  • 10.

    Een aanpassing van het beleggingsprofiel, in het kader van gedifferentieerd beleggen, dient vooraf te worden goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur.

3.3 Beleggingsstrategie na sluiting: het in stand houden van het doelvermogen

  • 1.

    De strategische beleggingsmix bevat de volgende beleggingscategorieën: vastrentende waarden (staatsobligaties en obligaties uitgegeven door financiële ondernemingen) en zakelijke waarden (aandelenfondsen, indirecte vastgoedfondsen en alternatieve beleggingsfondsen).

  • 2.

    De beleggingsmix is als volgt:

    • 70% vastrentende waarden

    • 30% zakelijke waarden

  • Er wordt een bandbreedte van 5% gehanteerd

  • 3.

    Jaarlijks wordt een update van de liquiditeitsprognose voor de nazorg aangeleverd. De jaarlijks benodigde liquiditeiten dienen binnen het Nazorgfonds beschikbaar te blijven.  

4 Beheermodel

 

Het beheermodel omvat de inrichting van de organisatie en processen van het Nazorgfonds. De organisatiestructuur en de processen met betrekking tot het beleggen van de middelen van het Nazorgfonds, worden beschreven in respectievelijk paragraaf 4.1 en 4.2.

4.1 Organisatie

Het Nazorgfonds van de provincie Noord-Holland is een bij wet vastgestelde zelfstandige rechtspersoon. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste taken en verantwoordelijkheden van de direct belanghebbenden van het Nazorgfonds tot het moment van sluiting van een stortplaats. Onderstaande tabel geeft een minimum aan wat betreft de taken en verantwoordelijkheden die elk orgaan of functionaris heeft. Dit overzicht van taken en verantwoordelijkheden zal regelmatig worden gereviewed en desgewenst worden aangepast. Beheer en vertegenwoordiging van het Nazorgfonds is tevens vastgelegd in het Reglement Fonds nazorg gesloten stortplaatsen provincie Noord-Holland.

Tabel 1: taken en verantwoordelijkheden belanghebbenden Nazorgfonds

Orgaan

Taken en verantwoordelijkheden

Algemeen Bestuur

(Gedeputeerde Staten)

Bestuurders van het Nazorgfonds. Hieronder vallen onder andere de volgende taken:

  • Vaststelling van het beleggingsstatuut.

  • Vaststelling begroting, jaarrekening en jaarverslag.

Dagelijks Bestuur7

Belast met de dagelijkse gang van zaken van het Nazorgfonds. Hieronder vallen onder andere de volgende taken:

  • Het nemen van beslissingen aangaande het te kiezen risicoprofiel voor stortplaatsen.

  • Initiëren van aanpassingen van het beleggingsstatuut.

  • Opstellen van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag.

  • In geval van calamiteiten het nemen van beslissingen die afwijken van het beleggingsstatuut. Het DB legt in dat geval achteraf verantwoording af aan het AB.

  • Het jaarlijks toezenden van het jaarverslag en eventuele updates van het beleggingsstatuut aan BZK.

 

Orgaan

Taken en verantwoordelijkheden

Directeur Concernzaken van de provincie Noord-

Holland

Is namens het Dagelijks Bestuur belast met de toetsing van en het besluiten over voorstellen van de treasurer van de provincie voor het beleggen van de middelen van het Nazorgfonds. De andere directeuren van de provincie Noord-Holland vervangen de directeur Concernzaken bij zijn/haar afwezigheid.

Beleggingscommissie8

Informeert en adviseert ongevraagd en op verzoek het Dagelijks en het Algemeen Bestuur over:

  • De strategie en doelen van het beleggingsbeleid.

  • Het beleggingsstatuut.

  • Het beleggingsbeleid en de samenstelling en wijziging van de portefeuille.

Treasurer

Doet naar aanleiding van het overleg in de

Beleggingscommissie voorstellen voor het beleggen van de middelen van het Nazorgfonds.

Werkgroep

Verricht de operationele taken van het Nazorgfonds.

Hieronder vallen onder andere:

  • Het opstellen van periodieke rapportages inzake beleggingen, verplichtingen en liquiditeitsplanning van het Nazorgfonds.

  • Voeren van de beleggingsadministratie.

  • Uitwerken van taken volgend uit besluiten van of namens het Dagelijks Bestuur.

Provinciale Staten

Algemeen Bestuur van de provincie. Heeft een controlerende functie ten aanzien van Gedeputeerde Staten met betrekking tot de volgende zaken:

  • Begroting, jaarrekening en jaarverslag van het Nazorgfonds.

  • Vaststelling en wijziging van de verordening nazorgheffing stortplaatsen provincie NoordHolland.

Stortplaatsexploitanten

Zijn verantwoordelijk voor:

  • o

    Het opleveren van een nazorgplan inclusief onderbouwing en uitwerking van het gewenste risicoprofiel in de periode voor sluiting van de stortplaats. De provincie Noord- Holland dient in het bezit te zijn van een geaccordeerd recent nazorgplan dat niet ouder is dan 5 jaar, tenzij anders wordt overeengekomen tussen de

Orgaan

Taken en verantwoordelijkheden

 

provincie Noord-Holland en de exploitant.

  • o

    Het betalen van de nazorgheffing.

Extern

vermogensbeheerder

  • Voert beheer over de portefeuille uit en heeft binnen de mandaatgrenzen de discretionaire bevoegdheid te handelen namens (“voor rekening en risico van”) het nazorgfonds.

  • Is verantwoordelijk voor het uitvoeren transacties en settlement, voor het day-to-day risicomanagement, aanleveren maandelijkse rapportages, ad hoc aanwezigheid bij vergaderingen.

 

4.2 Processen

Met betrekking tot het beleggen van de middelen van het Nazorgfonds wordt een onderscheid gemaakt tussen het vermogensbeheer en de beleggingsadministratie.

4.2.1 Vermogensbeheer

Er is sprake van intern en extern vermogensbeheer.

Het intern vermogensbeheer houdt in dat de organisatie van het Nazorgfonds verantwoordelijk is voor het strategische beleggingsbeleid en voert het beheer over spaarrekeningen en rekeningcourant uit.

Het extern vermogensbeheer heeft betrekking op de gehele portefeuille exclusief de spaarrekeningen / rekening courant. Het extern vermogensbeheer wordt belegd bij een externe vermogensbeheerder. De externe vermogensbeheerder voert het beheer over de portefeuille uit op basis van het verleende mandaat en heeft binnen de mandaatgrenzen de discretionaire bevoegdheid te handelen namens (“voor rekening en risico van”) het nazorgfonds. De externe vermogensbeheerder is verantwoordelijk voor het uitvoeren van transacties en settlement, voor het day-to-day risicomanagement, voor het aanleveren van maandelijkse rapportages.

4.2.2 Beleggingsadministratie

De administratie inzake de beleggingen van het Nazorgfonds wordt uitgevoerd door de werkgroep Nazorgfonds bestaande uit medewerkers van de provincie. De administratie omvat:

  • De boekhouding van de beleggingen.

  • De oplevering van rapportages inzake beleggingsposities, positiemutaties en beleggingsperformance.

Ten aanzien van de beleggingsperformance geldt dat deze minimaal op kwartaalbasis zal worden gemonitord en binnen één maand na kwartaaleinde zal worden gerapporteerd aan de Beleggingscommissie. De administratie wordt uitgevoerd op stortplaatsniveau. Overig beleid

5.1 Risicomanagement beleid

Gelet op het publieke karakter van het Nazorgfonds zijn de uitgangspunten voor het beleggingsbeleid dat de middelen van het Nazorgfonds risicomijdend (defensief) worden belegd met nadruk op risicospreiding en het verkrijgen van een bijbehorend optimaal rendement. Om de risico’s te beperken heeft het Nazorgfonds, binnen de kaders van Wet Fido en de Ruddo, nadere limieten opgesteld met betrekking tot risico op beleggingsinstrument niveau, kredietrisico, concentratierisico en looptijden.

Het dagelijks monitoren van de beleggingsposities en de limietcontrole is uitbesteedt aan een externe vermogensbeheerder. Bij overschrijding van de vastgelegde limieten zal deze terstond (binnen twee werkdagen) contact opnemen met de sectormanager Financiën van de provincie Noord-Holland. De beleggingscommissie blijft de portefeuille op kwartaalbasis monitoren.

5.1.1 Risico beleggingsinstrumenten

Om het risico op beleggingsinstrument niveau te beperken, worden de volgende limieten gehanteerd ten aanzien van beleggingsinstrumenten:

  • Er wordt enkel belegd in beleggingsfondsen en individuele schuldtitels die zijn genoteerd in euro’s. Valutarisico’s binnen een beleggingsfonds zijn wel toegestaan, waarbij de volgende limieten gelden: o Van de totale portefeuille mag maximaal 35% van de onderliggende waarden in vreemde valuta zijn genoteerd.

    • o

      In totaal mag maximaal 25% van de onderliggende waarden in USdollars zijn genoteerd.

    • o

      Voor overige vreemde valuta geldt een limiet van 10% van de totale portefeuille per valuta.

  • Met het oog op de verhandelbaarheid is het in het standaard en midden risicoprofiel enkel toegestaan om te beleggen in individuele schuldtitels die zijn genoteerd aan een officieel erkende effectenbeurs. De aan- en verkoop van deze obligaties mag zowel via de beurs als OTC geschieden.

  • Enkel individuele schuldtitels die worden gekwalificeerd als senior schuld zijn toegestaan. Individuele schuldtitels met een achterstelling zijn niet toegestaan.

  • Er wordt voor individuele schuldtitels geen gebruik gemaakt van securities lending, dat wil zeggen dat het niet is toegestaan om de individuele schuldtitels uit de portefeuille op enige wijze te verpanden of te belenen.

  • Het beleggen met geleend geld (leverage) is niet toegestaan.

5.1.2 Kredietrisico

Op stortplaatsniveau dient de beleggingsportefeuille te voldoen aan wet Fido en de Ruddo. Ten aanzien van individuele beleggingen in vastrentende waarden geldt dat alle tegenpartijen en/of de door hen uitgegeven waardepapieren binnen één van de categorieën als uiteengezet in Tabel 2 van paragraaf 5.1.3 dienen te vallen.

5.1.3 Concentratierisico

Ter beperking van het concentratierisico dient voldoende spreiding aangebracht te worden in de beleggingsportefeuille. Enerzijds wordt dit bewerkstelligd door het beleggen in verschillende beleggingscategorieën als bepaald in de risicoprofielen. Anderzijds zijn limieten ingesteld op basis van tegenpartij en looptijden. Naast de (rating)vereisten als beschreven in paragraaf 5.1.2 gelden voor individuele beleggingen in vastrentende waarden de in onderstaande tabel uiteengezette limieten per tegenpartij en op looptijd.

Tabel 2: tegenpartij en looptijd limitering

Tegenpartij

Limiet per 9 tegenpartij

Maximale looptijd

  • 1.

    EER (de)centrale overheden met een AAA of AAA minus rating10

Maximaal

20%

30 jaar

  • 2.

    EER (de)centrale overheden met een AA plus of AA rating of AA-minus rating

Maximaal

10%

20 jaar

  • 3.

    Financiële ondernemingen, of de door hen uitgegeven vastrentende waarden, met een AAA rating die zijn gevestigd in een EERlidstaat die ten minste beschikt over een AAminus rating

Maximaal

10%

15 jaar

  • 4.

    Financiële ondernemingen, of de door hen uitgegeven vastrentende waarden, met een AA of AA minus rating die zijn gevestigd in een EER-lidstaat die ten minste beschikt over een AA-minus rating

Maximaal 5%

10 jaar

  • 5.

    Financiële ondernemingen, of de door hen uitgegeven vastrentende waarden, met een A rating die zijn gevestigd in een EER-lidstaat die ten minste beschikt over een AA rating (alleen indien het direct opvraagbare spaargelden en uitzettingen betreffen voor een periode < 3 maanden)

Maximaal

10%

3 maanden

 

Met betrekking tot tegenpartij-limieten geldt tevens het volgende:

  • De rating dient door minimaal twee van de volgende ratingbureaus te worden afgegeven: Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch.

  • Voor eurozone landen wordt de local long term currency rating gehanteerd. Voor niet-eurozone landen dient de foreign long term currency rating te worden gehanteerd.

  • Bij een downgrading van een obligatie, financiële onderneming, of een land beneden de limieten zoals vastgelegd in dit statuut treedt de Werkgroep Nazorgfonds in overleg met de Beleggingscommissie, die via de treasurer de directeur Middelen zal adviseren over het al dan niet verkopen van de betreffende beleggingen. De directeur rapporteert hierover aan het dagelijks bestuur.

Voor fondsbeleggingen gelden geen verdere limieten met betrekking tot het concentratierisico en looptijden.

5.2 Selectiebeleid

 

5.2.1 Selectiebeleid beleggingsfondsen

Bij het selecteren van beleggingsfondsen worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Middels een selectieprocedure worden fondsen geselecteerd.

  • In een separate handreiking is de selectieprocedure van beleggingsfondsen uitgewerkt.

  • De lijst met geselecteerde beleggingsfondsen wordt ter goedkeuring aangeboden aan het Dagelijks Bestuur.

  • De beleggingsfondsen in de beleggingsportefeuille worden regelmatig, maar minimaal eens per 5 jaar, geanalyseerd. Wanneer de analyse daar aanleiding toe biedt worden nieuwe fondsen geselecteerd.

  • De initiële deelname in één beleggingsfonds mag niet meer dan 5% zijn van de AuM in het fonds. Indien de deelname op een gegeven moment groter is dan 7,5% dient te worden afgebouwd naar de norm van 5%.

  • Bij grove nalatigheid en bij mogelijke reputatieschade voor de provincie Noord-Holland zal uit het betreffende beleggingsfonds worden gestapt en zal de relatie met de beleggingsfondsbeheerder worden opgezegd.

5.2.2 Selectiebeleid individuele beleggingen in vastrentende waarden

Ten aanzien van de individuele beleggingen in vastrentende waarden geldt het volgende:

  • In het standaard en het midden risicoprofiel worden middels een selectieprocedure individuele beleggingen in vastrentende waarden geselecteerd.

  • In een separate handreiking is de selectieprocedure van individuele beleggingen in vastrentende waarden uitgewerkt.

  • De lijst met geselecteerde individuele beleggingen in vastrentende waarden wordt ter goedkeuring aangeboden aan het Dagelijks Bestuur.

  • Bij het lage risicoprofiel zullen de beleggingen in vastrentende waarden en of deposito’s worden geselecteerd in overleg met de stortplaatsexploitant. Het Dagelijks Bestuur dient vervolgens goedkeuring te geven.

5.3 Duurzaamheidsbeleid

Het Nazorgfonds zal, naast het mogelijke risico en rendement van beleggingen, het effect op maatschappij en leefomgeving mee laten wegen in haar beleggingskeuze. Voor de benadering van duurzaam beleggen hanteert zij de

Principles for Responsible Investment (PRI) als opgesteld onder het United Nations Environment Programme. In het licht van deze uitgangspunten betekent duurzaam beleggen dat bij het beleggingsproces rekening wordt gehouden met milieu, sociale en corporate governance (‘msg’ – of naar Engelse terminologie – ‘ESG’ factoren).

Het Nazorgfonds zal de mate waarin de PRI (of aantoonbaar vergelijkbare uitgangspunten) worden toegepast nadrukkelijk mee laten wegen in de selectie van beleggingsfondsen en partijen die de beleggingsproducten aanbieden. In het mandaat van de externe vermogensbeheerder wordende uitgangspunten en kaders voor de beleggingskeuzes vastgelegd.

Bijlage A: Definities

 

Item

Beschrijving

Aandeel

Een deelneming in het kapitaal van een onderneming. Het betreft hier een financieel instrument dat op een officiële effectenbeurs genoteerd en verhandelbaar is. De beloning voor de kapitaalverschaffer kan bestaan uit een periodieke dividenduitkering (wanneer de onderneming een winstuitkering doet) en een waardestijging (welke afhankelijk is van de vraag naar en aanbod van het betreffende effect op de effectenbeurs).

Actief fondsmanagement

Fondsbeheer waarbij de fondsmanager zelf een portefeuille samenstelt, gebruikmakend van een variëteit aan beleggingsstijlen, -benaderingen en –technieken met als doel om de benchmarkindex te verslaan.

Asset Liability Management

(ALM)

Het managen van de mismatch tussen activa en passiva. Dit gebeurt doorgaans door gebruik te maken van

(markt)risicomanagementtechnieken.

Beleggingsbeleid

Manier van handelen die van tevoren wordt vastgesteld. Hierbij wordt gekeken welk risico de belegger wil lopen bij het nastreven van zijn doel.

Beleggingsfonds

Een beleggingsfonds is een door een beleggingsinstelling beheerd vermogen, bestaand uit een hoeveelheid of een mix van aandelen, obligaties, onroerend goed objecten, derivaten of liquide middelen. De (koers en krediet) risico’s worden gespreid doordat het fonds uit meerdere beleggingen bestaat.

Beleggingsfondsbeheerder

Partij die het geld in een beleggingsfonds beheert. Voor zijn diensten wordt een management fee betaald.

Beleggingsinstelling

Beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds (zie artikel 1:1 Wft).

Beleggingsonderneming

Degene die een beleggingsdienst verleent of een beleggingsactiviteit verricht’ (zie artikel 1:1 Wft).

Beleggingsstrategie

De beleggingsstrategie geeft aan welke beleggingsproducten dienen te worden aangeschaft en/ of verkocht, waarbij rekening wordt gehouden met de rendementen en risico’s en de liquiditeitsplanning van het

 

Item

Beschrijving

 

Nazorgfonds.

Benchmarkindex

Een objectieve maatstaf voor zowel de samenstelling als de performance van het belegde vermogen. Een benchmark-index is een mandje van – bijvoorbeeld – een aantal aandelen. In beginsel bepaalt de totale waarde van alle uitstaande aandelen de waarde van een index; fluctuaties in de waarde van de index worden dus veroorzaakt door koersfluctuaties van de in de index opgenomen aandelen.

Beleggingsmix

De verdeling van beleggingen over de verschillende beleggingscategorieën, zoals zakelijke waarden en vastrentende waarden.

Bewaarbedrijf

Bedrijf dat beursgenoteerde effecten bewaard en zorg draagt voor de financiële afhandeling van deze effecten.

Buy and hold strategie

Een beleggingsstrategie waarbij eenmaal aangekochte beleggingen voor de langere termijn worden aangekocht. Ergo niet tussentijds op basis van marktvisie worden verhandeld.

Cash

Liquiditeiten die worden aangehouden op rekening-courant.

Commodities

Een commodity is een beleggingsklassehttp://nl.wikipedia.org/wiki/Beleggingen heeft betrekking op grondstoffen en bulkgoederen. De commodity's worden voornamelijk verhandeld via termijncontractenhttp://nl.wikipedia.org/wiki/Termijncontractop de beurs. Deze wordt meegenomen in de beleggingsklasse ‘overige’.

Credit rating

Engelse term voor een oordeel over de kredietwaardigheid van een organisatie of land, Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch zijn de bekendste rating agencies.

Deposito’s

Een deposito is een (onderhandse) uitzetting van een som geld bij een financiële instelling voor een van tevoren afgesproken vaste termijn, waarbij de hoofdsom en de opgelopen rente aan het einde van de looptijd worden uitgekeerd. De hoofdsom is tussentijds meestal niet opvraagbaar.

Derivaten

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of

 

Item

Beschrijving

 

obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Doelvermogen

Netto contante waarde benodigd op het moment van start nazorg ter financiering van de reguliere nazorgactiviteiten inclusief het risicobedrag. Het doelvermogen wordt berekend door het kapitaliseren van alle nazorgkosten.

Duration

Duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid van een obligatie of een portefeuille obligaties. Dit wordt veel gebruikt bij het beheer van obligaties binnen een beleggingsportefeuille, maar kan evengoed gebruikt worden voor ieder vaste inkomstenzekerstelling.

Duration matching

Situatie waarbij de rentegevoeligheid (duration) van de beleggingen gelijk is aan de rentegevoeligheid (duration) van de verplichtingen. Er wordt geen renterisico gelopen.

Gematchte belegging

Beleggingsstrategie waarbij de ontvangsten vanuit de belegging exact worden afgestemd op de uitgaven

Hedgen

Door het innemen van een tegengestelde positie immuniseren van het risico.

Nazorgfonds

Het fonds als bedoeld in artikel 15.47 van de Wet Milieubeheer bedoeld voor de nazorg, die aanvangt na sluiting van een stortplaats (artikel

8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer).

Nazorgheffing

Termijnen ter financiering van het doelvermogen.

Nazorgkosten

Kosten voor instandhouding, controlemetingen, inspecties en onderhoud.

Obligatie

Een schuldvordering uitgegeven door een onderneming of een overheid (lang vreemd vermogen). De hoofdsom wordt aan het einde van de looptijd uitgekeerd. De beloning voor de houder bestaat uit een uitkering in de vorm van

(coupon) rente, welke periodiek wordt uitgekeerd. De waarde van het effect kan gedurende de looptijd fluctueren onder andere als gevolg van vraag en aanbod , de rentestand en de kredietwaardigheid van de onderneming.

Passief beheerd beleggingsfonds

Beleggingsfonds dat als doel heeft om een bepaalde index te volgen.

 

Item

Beschrijving

RINAS model

Rekenmodel IPO Nazorg Stortplaatsen. Het RINAS model berekent het doelvermogen van stortplaatsen en baggerdepots.

Securities Lending

Het uitlenen van effecten voor een bepaalde periode tegen liquiditeit of andere effecten. Het doel is extra rendement te halen.

Solvabiliteitsratio

De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen. De ratio is een verhouding in procenten tussen het aansprakelijk vermogen en de naar risicograad gewogen activa, die geldt voor de balans van financiële instellingen en de overheid. Het aansprakelijk vermogen bestaat uit aandelenkapitaal, reserves, voorzieningen en achtergestelde lange leningen. De solvabiliteitsratio wordt voorgeschreven door de bancaire toezichthoudende autoriteit in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (bijvoorbeeld ‘De Nederlandsche Bank’). Een solvabiliteitsweging van 0% (‘solvabiliteitsvrije status’) wordt toegekend aan het schuldpapier van een financiële instelling wanneer deze hiervoor geen reserves (0%) behoeft aan te houden (bijvoorbeeld schatkistpapier uitgegeven door de (centrale) overheden).

Streefportefeuille

De beoogde strategische beleggingsmix (waar naar gestreefd wordt) zoals vastgelegd in de risicoprofielen.

Underperformance

Een negatief verschil tussen het behaalde beleggingsrendement en het rendement van de benchmark.

Vastrentende waarden

Verhandelbare of niet verhandelbare leningen, waarbij aan het eind van de looptijd de hoofdsom vermeerderd met een rentevergoeding – die van te voren is afgesproken – wordt uitgekeerd. Voorbeelden van vastrentende waarden zijn: deposito’s en obligaties uitgegeven door financiële instellingen.

Zakelijke waarden

Verzamelnaam voor diverse beleggingsmogelijkheden die niet de zekerheid bieden dat de nominale waarde niet wordt aangetast. Voorbeelden van zakelijke waarden zijn aandelen, onroerend goed, grondstoffen, afgeleide producten en edele metalen.

 

Artikel II

Het Beleggingsstatuut van het Fonds Nazorg gesloten stortplaatsen provincie Noord-Holland 2013 wordt ingetrokken.

 

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin deze is geplaatst.

 

Haarlem, 5 november 2019

 

Gedeputeerde staten van Noord-Holland,

 

A.Th.H. van Dijk, voorzitter.

 

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.

Naar boven