Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 3 maart 2020, kenmerk 20005527, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013, Hoofdstuk 16.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat voor verstrekking van subsidie voor kennis- en innovatienetwerken bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • overwegende dat in deze bijzondere bepalingen periodiek wijzigingen worden aangebracht om knelpunten in de uitvoering op te lossen en gewenste beleidswijzigingen te implementeren;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I  

 

Hoofdstuk 16 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 komt te luiden:

 

Hoofdstuk 16 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie voor versterking van kennis- en innovatienetwerken

Artikel 16.1  

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    triple helix netwerk: een netwerk waar minimaal tien bedrijven, minimaal twee onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen en minimaal één overheidsinstelling deel van uitmaken;

  • b.

    kennis- en innovatienetwerk: een georganiseerd triple helix netwerk gevormd door meerdere partijen binnen een economische sector met de intentie om kennis en ervaring te delen met als doel de sector te versterken en innovatie binnen de sector te stimuleren;

  • c.

    innovatieve projecten of programma’s: projecten of programma’s gericht op de ontwikkeling van:

    • 1.

      nieuwe producten, processen of diensten;

    • 2.

      wezenlijk nieuwe toepassingen van bestaande producten, processen of diensten;

  • d.

    meerjaren agenda: gezamenlijke strategische meerjaren visie inclusief jaarlijks uitvoeringsprogramma;

  • e.

    uitvoeringsprogramma: programma bestaand uit innovatieve projecten of programma’s die door deelnemende partijen binnen het netwerk worden gedefinieerd, georganiseerd en opgevolgd en waarbij de vraag vanuit de ondernemers leidend is.

Artikel 16.2  

Subsidie kan worden verleend voor de versterking van het organiserend vermogen van een bestaand kennis- en innovatienetwerk:

  • a.

    dat bijdraagt aan de versterking van de Zeeuwse concurrentiekracht;

  • b.

    dat actief is binnen een van de volgende Zeeuwse economische sectoren:

    • 1.

      industrie en maintenance;

    • 2.

      havens en logistiek;

    • 3.

      agrofood en seafood;

    • 4.

      water en energie;

    • 5.

      vrijetijdseconomie;

    • 6.

      zorg;

  • c.

    dat van toegevoegde waarde is binnen de betreffende economische sector in Zeeland, in die zin dat er geen of beperkte inhoudelijke overlap is met andere netwerken;

  • d.

    dat de vraag vanuit de ondernemers als belangrijkste uitgangspunt neemt;

  • e.

    dat ten minste Zeeland breed acteert;

  • f.

    dat beschikt over een meerjaren agenda;

  • g.

    waarbij de resultaten van de activiteiten van het netwerk overwegend ten goede komen aan Zeeland;

  • h.

    dat connecties of samenwerkingen heeft met programma’s en clusters elders in of buiten Zeeland en bijdraagt aan provinciale beleidsdoelstellingen en zo mogelijk het nationale en Europese beleid in de betreffende sector;

  • i.

    dat in het betreffende kalenderjaar niet eerder provinciale subsidie heeft ontvangen voor de versterking van het organiserend vermogen.

Artikel 16.3  

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.1, eerste lid, wordt subsidie slechts verstrekt aan een kennis- en innovatienetwerk dan wel aan één van de deelnemende partijen binnen het netwerk.

 

Artikel 16.4  

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in paragraaf 1.3, zijn de subsidiabele kosten de kosten voor:

    • a.

      het initiëren en organiseren van activiteiten en bijeenkomsten voor de leden of partners van het netwerk;

    • b.

      het initiëren en organiseren van activiteiten met als doel het werven van nieuwe leden of partners van het netwerk;

    • c.

      het onderhouden van contacten met leden of partners;

    • d.

      de ondersteuning bij het ontwikkelen en updaten van de meerjaren agenda;

    • e.

      het initiëren en organiseren van samenwerking met andere regionale, landelijke en Europese netwerken;

    • f.

      public relations en communicatie omtrent de activiteiten van het netwerk;

    • g.

      vertegenwoordiging van het netwerk op regionaal, nationaal en internationaal niveau.

  • 2.

    Niet subsidiabel zijn de kosten voor het uitvoeren of managen van projecten die voortkomen uit het uitvoeringsprogramma van het netwerk.

Artikel 16.5  

  • 1.

    Een subsidie kan uitsluitend worden verstrekt als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van een aanvraag voor subsidie.

  • 2.

    Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

  • 3.

    Indien een aanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de aanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 4.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige aanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 16.6  

In aanvulling op artikel 1.4.2 bevat de aanvraag voor de subsidie:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier Kennis- en Innovatienetwerken;

  • b.

    een schriftelijk vastgestelde meerjaren agenda, inclusief het uitvoeringsprogramma voor het komende kalenderjaar;

  • c.

    een beschrijving van de connecties of samenwerkingen die het netwerk heeft of zal aangaan met programma’s en clusters elders in of buiten Zeeland en op welke wijze het netwerk bijdraagt aan provinciale beleidsdoelstellingen en zo mogelijk het nationale en Europese beleid in de betreffende sector;

  • d.

    een beschrijving op welke wijze bedrijven, onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen en overheidsinstellingen betrokken zijn bij het netwerk en op welke op welke wijze en hoeveel overige bedrijven, onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen en overheidsinstellingen het netwerk gaat betrekken bij de uitvoering van projecten en andere activiteiten.

Artikel 16.7  

Voor de beoordeling van de aanvraag kan advies worden gevraagd aan een extern deskundige.

 

Artikel 16.8  

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,-.

 

Artikel II  

Toelichting op hoofdstuk 16 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie voor versterking van kennis- en innovatienetwerken

Algemene toelichting

 

Campus Zeeland

De subsidieregeling voor kennis- en innovatienetwerken vloeit voort uit Campus Zeeland. Campus Zeeland is een samenwerkingsverband van ondernemers, onderwijs- en onderzoeksinstellingen en overheden in Zeeland. Zij bundelen de krachten om te zorgen voor een sterke koppeling tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dat moet de innovatiekracht van Zeeland vergroten en zorgen voor een toekomstbestendige economie.

Campus Zeeland richt zich vooral op die sectoren die hun oorsprong en voorsprong te danken hebben aan het water dat Zeeland omringt: industrie & maintenance, havens & logistiek, agrofood & seafood, water & energie, vrijetijdseconomie en zorg.

Concreet werkt Campus Zeeland aan drie hoofdthema’s: Onderwijs & Onderzoek, Bèta Campus en Kennis & Innovatienetwerken.

 

Economische structuurversterking

Met de komst van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling is het belang van de Zeeuwse kennis- en innovatienetwerken als belangrijke structuur voor de Zeeuwse economie en concurrentiekracht nogmaals benadrukt. Vanwege de complementariteit tussen de doelstellingen van enerzijds de subsidie voor kennis- en innovatienetwerken en anderzijds de subsidie (voor haalbaarheidsonderzoeken en demonstratieprojecten) in het kader van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling, is er gezocht naar een optimale koppeling tussen deze beide regelingen. Zowel op inhoud als ook op het gebied van governance en beoordeling. Waar de subsidie voor kennis- en innovatienetwerken zich richt op het ondersteunen van het organiserend vermogen van de netwerken, richt de subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken en demonstratieprojecten zich op de inhoudelijke projecten die onder andere voortkomen uit de kennis- en innovatienetwerken. Zo dragen deze twee subsidies in samenhang bij aan de economische structuurversterking en het opwerken van projecten richting Europese subsidieprogramma’s. Zo wordt de versterking van de kennis- en innovatienetwerken in samenspel tussen Economic Board en Stuurgroep Campus Zeeland gerealiseerd.

 

De subsidieregeling versterking van kennis- en innovatienetwerken

Bij de kennis- en innovatienetwerken is in de afgelopen jaren vooral aandacht besteed aan het opbouwen van nieuwe netwerken. In de komende jaren gaat het vooral om het continueren en versterken van bestaande netwerken. Ze krijgen een stevige positie in de uitwerking van innovatieprogramma’s en -projecten, leveren input voor opleidingen van (V)MBO tot en met WO, ze leggen verbindingen met programma’s elders (buurregio’s, nationaal en Europees), ze betrekken meer bedrijven (uit Zeeland en met name MKB) bij innovatieprogramma’s en hebben een reikwijdte en impact voor alle deelgebieden van Zeeland.

De regeling is daarom bedoeld om het organiserend vermogen van bestaande kennis- en innovatienetwerken verder te versterken. De ambitie is dat er in de nabije toekomst één à twee volwassen netwerken per economisch sector in Zeeland actief zullen zijn.

Kennis- en innovatienetwerken die reeds provinciale subsidie ontvangen voor het organiserend vermogen komen niet voor de subsidie versterking van kennis- en innovatienetwerken in aanmerking.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 16.1  

In dit artikel zijn de definities opgenomen van enkele begrippen die worden gebruikt in dit hoofdstuk.

 

Onderdeel a

Binnen een triple helix netwerk zijn zowel ondernemers, onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen alsook overheden betrokken. De vraag vanuit de ondernemers dient leidend te zijn in het kennis- en innovatienetwerk. Daarom moet een minimum aantal van tien bedrijven onderdeel uitmaken van het kennis- en innovatienetwerk. Daarnaast moeten minimaal twee onderwijs- en/of onderzoeksinstellingen en één overheidspartij deel uit maken van het kennis- en innovatienetwerk.

 

Onderdeel d en e

Een kennis- en innovatienetwerk werkt aan het delen van kennis en het bevorderen van innovatie binnen de betreffende economische sector. Daarom dient het kennis- en innovatienetwerk te beschikken over een meerjarenagenda, dat wil zeggen een strategische meerjaren visie en een jaarlijks uitvoeringsprogramma met daarop innovatieve projecten en programma’s. De vraag vanuit de ondernemers dient leidend te zijn bij de totstandkoming van deze agenda en het uitvoeringsprogramma.

 

Artikel 16.2  

Onderdeel c

De subsidieregeling is bedoeld voor de versterking van het organiserend vermogen van de bestaande kennis- en innovatienetwerken.

 

Onderdeel d

De vraag van ondernemers dient het centraal uitgangspunt te vormen van het kennis- en innovatienetwerk, dat wil zeggen dat deze ondernemersvraag een belangrijke aanleiding is voor de opzet en invulling van het netwerk.

 

Onderdeel f

Bij de aanvraag moet een meerjaren agenda worden toegevoegd waarin de gezamenlijke strategische visie is beschreven, inclusief het uitvoeringsprogramma voor het komende kalenderjaar, bestaand uit innovatieve projecten of programma’s en activiteiten. Deze projecten of programma’s worden door de partners in het kennis- en innovatienetwerk gedefinieerd, georganiseerd en opgevolgd, waarbij de vraag vanuit de ondernemers leidend is.

 

Onderdeel h

Bij de aanvraag dient beschreven te worden welke connecties of samenwerkingen het kennis- en innovatienetwerk heeft met soortgelijke sectorale netwerken in Zeeland, Nederland of internationaal. Ook moet worden aangegeven op welke wijze het kennis- en innovatienetwerk een bijdrage levert aan het regionale en zo mogelijk nationale en Europese beleid. In de aanvraag moet daarom beschreven worden op welke wijze het kennis- en innovatienetwerk bijdraagt aan de economische en maatschappelijke vraagstukken in de betreffende economische sector.

 

Artikel 16.4  

De subsidie voor kennis- en innovatienetwerken is uitsluitend bedoeld voor de versterking van het organiserend vermogen van het netwerk. De kosten voor het uitvoeren of managen van projecten, voortkomend uit het uitvoeringsprogramma van het kennis- en innovatienetwerk, komen niet voor subsidie in aanmerking. Hiervoor zijn andere subsidieregelingen bedoeld, zoals onder andere de subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken en demonstratieprojecten in het kader van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling.

 

Artikel 16.6  

Dockwize is door de provincie Zeeland aangewezen om begeleiding te bieden aan kennis- en innovatienetwerken met een voorgenomen subsidieaanvraag. De geboden begeleiding is op vrijwillige basis.

 

Onderdeel d

In de aanvraag moet worden omschreven welke partijen deelnemen in het netwerk en wat hun inbreng is in het netwerk. Zo moet beschreven worden welke partijen deel uitmaken van de governance structuur (bijvoorbeeld het bestuur of de stuurgroep) van het kennis- en innovatienetwerk en welke partijen betrokken zijn bij de totstandkoming van de meerjaren agenda. Ook moet in de aanvraag beschreven worden op welke wijze en hoeveel overige bedrijven, onderwijs- en/of onderzoeksinstelling(en) en overheden betrokken worden bij de uitvoering van projecten en andere activiteiten.

 

Artikel 16.7  

Voor de beoordeling van de subsidieaanvraag kan advies gevraagd worden aan een extern deskundige. In de praktijk zal, vanwege de samenhang tussen de doelstellingen van enerzijds de subsidie voor kennis- en innovatienetwerken en anderzijds de subsidie voor haalbaarheidsonderzoeken en demonstratieprojecten in het kader van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling, voor dit advies doorgaans een beroep worden gedaan op de Deskundigencommissie Zeeland in Stroomversnelling. Op die manier is een integrale beoordeling geborgd. Aan de Deskundigencommissie zal gevraagd worden met name te beoordelen of het netwerk bijdraagt aan de versterking van de Zeeuwse concurrentiekracht.

 

Artikel III  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 3 maart 2020.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven [datum]

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven