Gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Limburg 2020

Provinciale Staten van Limburg,

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet bekend de nieuwe integrale tekst van:

 

GEDRAGSCODE BESTUURLIJKE INTEGRITEIT LEDEN VAN PROVINCIALE STATEN VAN LIMBURG 2020

 

DEEL I, ALGEMEEN KADER VOOR BESTUURLIJKE INTEGRITEIT

 

Inleiding

De gedragscode is een instrument aanvullend aan de vigerende wet- en regelgeving met bijbehorende jurisprudentie om de integriteit en de belangen van een integer bestuur te waarborgen.

De gedragscode bestaat naast de hieronder opgenomen artikelen tevens uit de bijbehorende toelichting inclusief moresprudentie ( interpretatie van de normen) en de bijbehorende verordeningen.

 

De vigerende wet- en regelgeving betreft o.a.:

  • -

    de vigerende verordening rechtspositie Gedeputeerden, Staten- en Commissieleden Provincie Limburg;

  • -

    de vigerende verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning;

  • -

    het vigerende reglement van orde voor Provinciale Staten van Limburg;

  • -

    de vigerende toelichting op de gedragscode Provinciale Staten van Limburg inclusief moresprudentie.

Tevens zijn relevant:

  • -

    de vigerende Provinciewet;

  • -

    de vigerende Algemene Wet Bestuursrecht.

De moresprudentie wordt op basis van casuïstiek gaandeweg verder uitgebreid en dient ter invulling van de beoordelingskaders voor integriteitskwesties. In deze kan men de moresprudentie vergelijken met jurisprudentie in de rechtspraak.

 

Integriteit:

In het bestuursrecht staat integriteit voor rechtschapenheid ofwel de omstandigheid dat een volksvertegenwoordiger zijn functie adequaat en zorgvuldig uitoefent in het licht van zijn positie en alle in het geding zijnde verantwoordelijkheden1. Dit vormt een van de belangrijkste voorwaarden voor het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur.

 

Rechtskarakter gedragscode:

De gedragscode is een interne regeling. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen, maar kan wel mogelijke politieke gevolgen hebben. Derhalve is de gedragscode niet vrijblijvend en kunnen volksvertegenwoordigers daarop worden aangesproken en (politiek) ter verantwoording worden geroepen.

 

Leden van Provinciale Staten horen bij hun handelen de kwaliteit van het provinciale openbaar bestuur centraal te stellen. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. Bestuurlijke Integriteit houdt in dat leden van Provinciale Staten de verantwoordelijkheid, die met het lidmaatschap van Provinciale Staten samenhangt, aanvaarden en dat de bereidheid bestaat daarover verantwoording af te leggen.

 

De volgende waarden zijn daarbij leidend en plaatsen bestuurlijke integriteit in een breder perspectief.

Dienstbaarheid

Het handelen van leden van Provinciale Staten is primair gericht op het algemene belang van de provincie en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uitmaken.

Functionaliteit

Het handelen van leden van Provinciale Staten heeft een herkenbaar verband met de functie die Statenleden in het bestuur vervullen.

Openheid

Het handelen van leden van Provinciale Staten is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en burgers en organisaties inzicht hebben in het handelen van de volksvertegenwoordiger en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op leden van Provinciale Staten moet men kunnen rekenen. Die houden zich aan hun afspraken. Kennis en informatie waarover zij uit hoofde van hun lidmaatschap van Provinciale Staten beschikken, wenden zij enkel aan voor het doel waarvoor die kennis en informatie zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van leden van Provinciale Staten is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van alle partijen op nauwgezette wijze worden afgewogen.

De leden van Provinciale Staten doen dit zonder last.

 

Deze waarden zijn de toetssteen voor de volgende gedragsafspraken.

DEEL II, GEDRAGSCODE INTEGRITEIT LEDEN PROVINCIALE STATEN PROVINCIE LIMBURG 2020

 

1. Algemene bepalingen

  • 1.1.

    Deze gedragscode geldt voor alle leden van Provinciale Staten, het bestuursorgaan Provinciale Staten en de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 1.2.

    De code is openbaar en via internet voor iedereen toegankelijk.

  • 1.3.

    Een lid van Provinciale Staten tekent na zijn installatie een verklaring dat hij de gedragscode zal naleven.

  • 1.4.

    Leden van Provinciale Staten zoeken actief een klankbord op bij de CdK of griffier als zij integriteitsvraagstukken hebben.

  • 1.5.

    De klankbordfunctie behelst eveneens de mogelijkheid om bij vraagstukken betreffende een mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling, de Statengriffier en/of de extern adviseur integriteit te laten toetsen waar eventueel spanningsvelden inzake het voorgelegde vraagstuk kunnen ontstaan en hierover een advies uit te laten brengen. Dit advies biedt handvatten voor leden van Provinciale Staten om transparant en zorgvuldig handelen te kunnen waarborgen en zo (een schijn van) belangenverstrengeling zoveel mogelijk te voorkomen.

  • 1.6.

    Leden van Provinciale Staten, die een (mogelijke) schending van bestuurlijke integriteit vermoeden, handelen volgens het vigerende protocol voor integriteitsschendingen Provincie Limburg.

2. Belangenverstrengeling

  • 2.1.

    Leden van Provinciale Staten doen opgave van hun belangen in ondernemingen en organisaties. De opgave is openbaar. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het adequaat melden van wijzigingen in deze gegevens.

3. Informatie

  • 3.1.

    Leden van Provinciale Staten gaan zorgvuldig en nauwgezet om met (niet openbare) mondelinge en schriftelijke informatie waarover zij uit hoofde van hun lidmaatschap van Provinciale Staten beschikken.

  • 3.2.

    Leden van Provinciale Staten maken niet ten eigen bate of ten bate van directe familie- of anderszins persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het lidmaatschap van Provinciale Staten verkregen (niet openbare) informatie.

4. Aannemen van geschenken

Leden van Provinciale Staten accepteren of geven geen geschenken die hun onafhankelijke positie in het gedrang brengt.

 

5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 5.1.

    Deze regeling treedt in werking bij de vaststelling.

  • 5.2.

    De gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Provincie Limburg 2017, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 6 juli 2017, vervalt bij de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 5.3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als “De Gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Limburg 2020”.

Behoort bij besluit P-20-022 van Provinciale Staten van Limburg d.d. 11 december 2020.

Provinciale Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

de griffier,

de heer mr. A.O.J. Pregled

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Limburg,

De heer drs. G.H.E. Derks MPA

Toelichting en moresprudentie bij deel II van de gedragscode integriteit leden Provinciale Staten Provincie Limburg 2020

1. Algemene bepalingen

1.1. Deze gedragscode geldt voor alle leden van Provinciale Staten, het bestuursorgaan Provinciale Staten en de voorzitter van Provinciale Staten.

Toelichting

Deze gedragscode geldt voor alle leden van Provinciale Staten, het bestuursorgaan Provinciale Staten en de voorzitter van Provinciale Staten.

 

Fractievolgers: De gedragscode is niet van toepassing verklaard op fractievolgers omdat zij geen deel uitmaken van het besluitvormende orgaan PS en niet de beschikking hebben over vertrouwelijke informatie. Fractievolgers tekenen een verklaring dat zij er alles aan doen om te voorkomen dat geheime informatie hen kan bereiken en dat indien zich deze situatie toch voordoet zij deze informatie niet met derden delen. Daarnaast verklaren zij te voldoen aan de eisen, die het Presidium aan fractievolgers heeft gesteld te weten:

  • artikel 10 Provinciewet (Nederlander en ingezetene Provincie, minimaal 18 jaar en niet uitgesloten van kiesrecht);

  • artikel 11 Provinciewet (openbaar maken nevenfuncties);

  • artikel 12 Provinciewet (niet benoembaar wegens handelen in strijd met artikel 15);

  • artikel 13 Provinciewet (geen onverenigbare functies).

Ook dienen fractievolgers op de kandidatenlijst te hebben gestaan en/of lid van de partij zijn.

 

Fractiemedewerkers zijn in dienst van de fracties. T.a.v. fractiemedewerkers zijn daarom geen eisen opgesteld door het Presidium.

 

Griffie: de gedragscode is niet van toepassing op medewerkers van de Griffie. Zij leggen de eed (of verklaring en belofte) af.

1.2. De code is openbaar en via internet voor iedereen toegankelijk.

1.3. Een lid van Provinciale Staten tekent na zijn installatie een verklaring dat hij de gedragscode zal naleven.

1.4. Leden van Provinciale Staten zoeken actief een klankbord op bij de CdK of griffier als zij integriteitsvraagstukken hebben.

Toelichting

Het is van belang dat integriteitsvraagstukken bespreekbaar worden gemaakt. Ook en juist voordat een officiële melding van een schending bij de extern adviseur Integriteit plaatsvindt en/of indien er (nog) geen sprake is van een schending (zie stappenplan Protocol (mogelijke) integriteitsschendingen). Het PS lid staat het altijd vrij om in integriteitssessies, privé of fractiekring een klankbord op te zoeken. De CdK en de griffier zijn in ieder geval beschikbaar als klankbord.

1.5. Leden van Provinciale Staten, die een (mogelijke) schending van bestuurlijke integriteit vermoeden, handelen volgens het vigerende protocol voor integriteitsschendingen Provincie Limburg.

2. Belangenverstrengeling

2.1. Leden van Provinciale Staten doen opgave van hun belangen in ondernemingen en organisaties. De opgave is openbaar. Zij zijn tevens verantwoordelijk voor het adequaat melden van wijzigingen in deze gegevens.

Toelichting

Het gaat hier om belangen in ondernemingen en organisaties waarmee een Statenlid (niet in zijn hoedanigheid als Statenlid maar als privé-persoon) zakelijke betrekkingen onderhoudt, zowel in publiekrechtelijke als privaatrechtelijke zin. Het kan daarbij gaan om het bezit van effecten, vorderingsrechten, onroerend goed, bouwgrond alsook om financiële deelnemingen in ondernemingen e.d. Zelfs negatieve financiële belangen, zoals schulden uit hypothecaire vorderingen (niet zijnde de hypotheek van de privéwoning), kunnen in verband met mogelijke belangenverstrengeling relevant zijn. Er wordt niet bedoeld om opgave te doen van bedragen.

3. Informatie

3.1. Leden van Provinciale Staten gaan zorgvuldig en nauwgezet om met (niet openbare) mondelinge en schriftelijke informatie waarover zij uit hoofde van hun lidmaatschap van Provinciale Staten beschikken.

Toelichting

Onder zorgvuldigheid wordt ook verstaan het zorgvuldig opbergen en beveiligen (via PINcode iPad) van digitale bestanden, die onder verantwoordelijkheid van het lid van Provinciale Staten vallen.

3.2. Leden van Provinciale Staten maken niet ten eigen bate of ten bate van directe familie- of anderszins persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het lidmaatschap van Provinciale Staten verkregen (niet openbare) informatie.

Toelichting

Zakelijke belangen worden ook gezien als anderszins persoonlijke betrekkingen.

4. Aannemen van geschenken

Leden van Provinciale Staten accepteren of geven geen geschenken die hun onafhankelijke positie in het gedrang brengt.

Toelichting

Onder geschenken en giften worden ook verstaan verkregen zaken in natura zoals (jaar)abonnementen, etentjes, toegang tot (culturele) activiteiten e.d. aangeboden aan Provinciale Statenleden, waarvoor overige inwoners (van Limburg) dienen te betalen.

Met onafhankelijke positie wordt bedoeld dat met het aannemen of geven van de geschenken geen (schijn van) aanspraak op een tegenprestatie kan / mag worden verwacht.

Alertheid is vooral op zijn plaats bij geschenken met een geschatte waarde van meer dan €50.

5. Inwerkingtreding en citeertitel

5.1. Deze regeling treedt in werking bij de vaststelling.

5.2. De gedragscode bestuurlijke integriteit leden van Provinciale Staten Provincie Limburg 2017, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 6 juli 2017, vervalt bij de inwerkingtreding van deze regeling.

5.3. Deze regeling kan worden aangehaald als “De Gedragscode integriteit Provinciale Staten Provincie Limburg 2020’’.

MORESPRUDENTIE

Leden van Provinciale Staten doen adequaat en zorgvuldig hun werk met inachtneming van de geldende regels en waarden. Bij het ontbreken hiervan oordelen en handelen de leden van Provinciale Staten op moreel verantwoorde wijze, op basis van breed gedragen sociale en ethische normen en nemen vervolgens verantwoording voor het eigen handelen, ze zijn hierop aanspreekbaar, maar spreken ook anderen aan op hun gedrag.

 

Wettelijk kader integriteit

Afleggen eed of belofte

Provinciewet Artikel 14 lid 1:

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van Provinciale Staten in de vergadering, in handen van de voorzitter de eed (verklaring en belofte) af.

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van provinciale staten naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(Dat verklaar en beloof ik!)

Gedragscode

Provinciewet Artikel 15, lid 3:

Provinciale Staten stellen voor hun leden een gedragscode vast.

Persoonlijke belangen

Provinciewet Artikel 28, lid 1:

  • 1.

    Een lid van provinciale staten neemt niet deel aan de stemming over:

    • a.

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • b.

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

Algemene Wet Bestuursrecht Artikel 2:4, lid 2:

Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

Provinciewet Artikel 15 lid 1 en 2:

  • 1.

    Een lid van provinciale staten mag niet:

    • a.

      als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de provincie of het provinciebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de provincie of het provinciebestuur;

    • b.

      als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de provincie of het provinciebestuur;

    • c.

      als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de provincie aangaan van:

      • 1e.

        overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

      • 2e.

        overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de provincie;

    • d.

      rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

      • 1e.

        het aannemen van werk ten behoeve van de provincie;

      • 2e.

        het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie;

      • 3e.

        het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de provincie;

      • 4e.

        het verhuren van roerende zaken aan de provincie;

      • 5e.

        het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de provincie;

      • 6e.

        het van de provincie onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

      • 7e.

        het onderhands huren of pachten van de provincie.

  • 2.

    Van het eerste lid, aanhef en onder d, kan Onze Minister ontheffing verlenen.

Kieswet Artikel X7:

  • 1.

    Het lid van provinciale staten dat in strijd met artikel 15 van de Provinciewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de voorzitter van provinciale staten. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het oordeel van provinciale staten in hun eerstvolgende vergadering.

  • 2.

    Provinciale staten kunnen, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren. Indien zij daartoe geen aanleiding vinden, heffen zij de schorsing op.

  • 3.

    Provinciale staten kunnen ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15 van de Provinciewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

  • 4.

    Van de beslissing van provinciale staten, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

  • 5.

    De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve heeft plaatsgevonden, is het lid van provinciale staten gedurende deze periode in zijn betrekking geschorst.

  • 6.

    Indien een lid van provinciale staten op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de commissaris van de Koning daarvan mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Provinciewet Artikel 13:

  • 1.

    Een lid van provinciale staten is niet tevens:

    • a.

      minister;

    • b.

      staatssecretaris;

    • c.

      lid van de Raad van State;

    • d.

      lid van de Algemene Rekenkamer;

    • e.

      Nationale ombudsman;

    • f.

      substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

    • g.

      commissaris van de Koning;

    • h.

      gedeputeerde;

    • i.

      lid van de rekenkamer;

    • j.

      ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 79q, eerste lid;

    • k.

      ambtenaar, door of vanwege het provinciebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder h, kan een lid van provinciale staten tevens gedeputeerde zijn gedurende het tijdvak dat:

    • a.

      aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van provinciale staten en eindigt op het tijdstip waarop de gedeputeerden ingevolge artikel 41, eerste lid, aftreden, of

    • b.

      aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot gedeputeerde en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van provinciale staten onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van provinciale staten met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot gedeputeerde aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder k, kan een lid van provinciale staten tevens zijn vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht.

Kieswet Artikel X1:

  • 1.

    Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult, houdt hij op lid te zijn.

  • 2.

    De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

  • 3.

    Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Provinciewet Artikel 11:

  • 1.

    De leden van provinciale staten maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van provinciale staten zij vervullen.

  • 2.

    Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het provinciehuis.

Informatieplicht

Provinciewet Artikel 167:

  • 1.

    Gedeputeerde staten en elk van hun leden afzonderlijk zijn aan provinciale staten verantwoording schuldig over het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven provinciale staten alle inlichtingen die provinciale staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben.

  • 3.

    Zij geven provinciale staten mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

  • 4.

    Zij geven provinciale staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder e, f en h, indien provinciale staten daarom verzoeken of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de provincie. In het laatste geval nemen gedeputeerde staten geen besluit dan nadat provinciale staten hun wensen en bedenkingen terzake ter kennis van gedeputeerde staten hebben kunnen brengen.

  • 5.

    Indien de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 158, eerste lid, onder f, geen uitstel kan lijden, geven zij in afwijking van het vierde lid provinciale staten zo spoedig mogelijk inlichtingen over de uitoefening van deze bevoegdheid en het terzake genomen besluit.

Geheimhouding

Algemene Wet Bestuursrecht Artikel 2:5:

  • 1.

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.

Provinciewet Artikel 22:

De leden van het provinciebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van provinciale staten hebben gezegd of aan provinciale staten schriftelijk hebben overgelegd.

 

Provinciewet Artikel 55:

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan hen worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat gedeputeerde staten haar opheffen.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de commissaris van de Koning of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan gedeputeerde staten overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel provinciale staten, haar opheffen.

  • 3.

    Indien gedeputeerde staten zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot provinciale staten hebben gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat provinciale staten haar opheffen.

Provinciewet Artikel 91:

  • 1.

    Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.

  • 2.

    Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel provinciale staten haar opheffen.

  • 3.

    Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot provinciale staten heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat provinciale staten haar opheffen.

Wetboek van Strafrecht Artikel 272:

  • 1.

    Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.

  • 2.

    Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.

Naar boven