Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 18 februari 2020 , kenmerk 20003564 , houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013, Hoofdstuk 8. Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie in het kader van de Provinciale Impuls Wonen .

 

Gedeputeerde staten van Zeeland;

  • overwegende dat voor verstrekking van subsidie in het kader van de Provinciale Impuls Wonen bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • overwegende dat in deze bijzondere bepalingen periodiek wijzigingen worden aangebracht om knelpunten in de uitvoering op te lossen en gewenste beleidswijzigingen te implementeren;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

 

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I  

 

Hoofdstuk 8 van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 komt te luiden:

 

Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie in het kader van de Provinciale Impuls Wonen

Artikel 8.1  

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    woning: een pand met een individueel adres, een eigen nutsaansluiting, al dan niet grondgebonden, bedoeld en geschikt om in te wonen, waarop de planologische bestemming Wonen rust, niet zijnde een bedrijfs- of dienstwoning of een 1- of 2- kamerappartement;

  • b.

    particuliere woning: een woning in eigendom van een particulier die niet wordt verhuurd;

  • c.

    sociale huurwoning: een woning, meestal in eigendom van een woningcorporatie, die wordt verhuurd in de gereguleerde sector, met een huurprijs van maximaal € 737,14;

  • d.

    vrije sector huurwoning: een woning in eigendom van een particulier of onderneming die wordt verhuurd in de vrije sector;

  • e.

    ongewenste particuliere woning: een verouderde, voor 1975 gebouwde, particuliere woning met een meest recente WOZ-waarde of een maximaal twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag door een beëdigd taxateur bepaalde taxatiewaarde (inclusief bijbehorende grond) gelijk aan of lager dan € 170.000;

  • f.

    ongewenste sociale huurwoning: een verouderde, voor 1975 gebouwde, sociale huurwoning met een meest recente WOZ-waarde of een maximaal twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag door een beëdigd taxateur bepaalde taxatiewaarde (inclusief bijbehorende grond) gelijk aan of lager dan € 170.000;

  • g.

    ongewenste vrije sector huurwoning: een verouderde, voor 1975 gebouwde, vrije sector huurwoning met een meest recente WOZ-waarde of een maximaal twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag door een beëdigd taxateur bepaalde taxatiewaarde (inclusief bijbehorende grond) gelijk aan of lager dan € 170.000;

  • h.

    sloop van een woning: het geheel verwijderen van een woning, met inbegrip van de fundering;

  • i.

    terugbouwen van een woning: het nieuw bouwen van een woning waarbij de regels van toepassing zijn inzake nieuwbouw conform het Bouwbesluit 2012;

  • j.

    toekomstbestendig maken van een woning: het aanpassen van een woning zodanig dat deze voldoet aan de huidige en toekomstige eisen van gebruikers en verandert in minimaal een levensloopbestendige en/of energieneutrale woning;

  • k.

    levensloopbestendige woning: een woning die geschikt is of eenvoudig geschikt is te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoners. Vereiste daarbij is dat de woning zonder trappen van buiten af bereikbaar en rolstoeltoegankelijk is, waarbij de zogenaamde 'primaire ruimtes' (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden;

  • l.

    energieneutrale woning: een woning die op jaarbasis zelf voldoende energie opwekt om te voorzien in het huishoudelijk verbruik (elektra, warm water, koken, verwarming) bij een normaal leefpatroon en een hoog comfortniveau;

  • m.

    onttrokken woning: een woning die is gesloopt en niet meer wordt teruggebouwd waarbij de bestemming 'Wonen' niet meer van toepassing is, waarbij het adres/huisnummer is komen te vervallen, zichtbaar via Basisregistratie adressen en gebouwen (BAG);

  • n.

    regionale woningmarktafspraken: afspraken die gemeenten binnen een regio met elkaar maken over de omvang en kwaliteit van te bouwen en te herstructureren woningen in de komende tien jaar, zoals omschreven in het Omgevingsplan Zeeland 2018;

  • o.

    bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;

  • p.

    landelijke bebouwingsconcentratie: een concentratie van bebouwing in het landelijk gebied, ook wel buurtschap genoemd, met overwegend een woonfunctie. De grens van de landelijke bebouwingsconcentratie eindigt daar waar de bebouwing zijn aaneengesloten karakter verliest;

  • q.

    innovatie: de mate waarin binnen een activiteit onderdelen zijn opgenomen die nog nooit op deze wijze in Zeeland of daarbuiten zijn uitgeprobeerd;

  • r.

    cultuurhistorie: een door het Rijk op grond van de Monumentenwet 1988 aangewezen stads- of dorpsgezicht, een door het Rijk geselecteerd wederopbouwgebied dat van nationaal belang is of een ander waardevol cultuurhistorisch erfgoed dat is opgenomen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van Zeeland;

  • s.

    duurzaamheid: de mate waarin binnen een activiteit maatregelen worden genomen in het kader van het zuinig omgaan met energie, water, grondstoffen en het terugdringen of vermijden van vervuiling;

  • t.

    Z4: de gebieden gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied van de steden Goes, Middelburg, Terneuzen en Vlissingen;

  • u.

    krimpgebied: de gebieden behorend tot de gemeenten Hulst, Terneuzen, Schouwen-Duiveland, Sluis en Vlissingen.

Artikel 8.2  

Subsidie kan worden verstrekt voor een activiteit die tot doel heeft:

  • a.

    het slopen van ongewenste particuliere woningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen of het samenvoegen van twee of meer woningen waaronder ten minste één ongewenste particuliere woning;

  • b.

    het slopen van ongewenste particuliere woningen en het terugbouwen van evenveel woningen;

  • c.

    het toekomstbestendig maken van minimaal drie aaneengesloten ongewenste particuliere woningen waarbij de minimale investering € 40.000 per woning bedraagt;

  • d.

    het slopen van ongewenste sociale huurwoningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen;

  • e.

    het slopen van ongewenste vrije sector huurwoningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen.

Artikel 8.3  

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.1, eerste lid, kan aan een natuurlijk persoon subsidie worden verstrekt voor een activiteit als bedoeld in artikel 8.2.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onderdeel a en b, wordt subsidie niet verstrekt indien:

    • a.

      de activiteit is aangevangen eerder dan vier weken na beëindiging van de openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 8.5, eerste lid;

    • b.

      de activiteit niet aanvangt binnen één jaar na beëindiging van de openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie, bedoeld in artikel 8.5, eerste lid;

    • c.

      de activiteit niet is gerealiseerd binnen drie jaar na beëindiging van de openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie bedoeld in artikel 8.5, eerste lid;

    • d.

      de activiteit een bezwaar vormt voor het gemeentelijk beleid of geldende regelgeving van de gemeente waarbinnen de activiteit wordt uitgevoerd;

    • e.

      de activiteit plaatsvindt in een regio waarvoor geen geldende en door de provincie onderschreven regionale woningmarktafspraken beschikbaar zijn;

    • f.

      de activiteit geen punten scoort op basis van artikel 8.9, tweede lid, aanhef en onderdeel a;

    • g.

      de activiteit plaatsvindt buiten het bestaand stedelijk gebied en de landelijke bebouwingsconcentratie.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen op schriftelijk gemotiveerd verzoek gedurende de looptijd van een verleende subsidie in een individueel geval afwijken van het in het tweede lid, aanhef en onderdeel b bepaalde.

  • 4.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onderdeel c, wordt een subsidie niet verstrekt indien de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 10.000.

Artikel 8.4  

De artikelen 1.3.1 en 1.3.2 zijn niet van toepassing op een subsidie in het kader van de Provinciale Impuls Wonen.

 

Artikel 8.5  

  • 1.

    Een subsidie in het kader van de Provinciale Impuls Wonen kan uitsluitend worden verstrekt als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op de aanvraag binnen twaalf weken na afloop van de openstellingsperiode, bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 8.6  

In aanvulling op artikel 1.4.2, eerste lid, bevat een aanvraag voor een subsidie in het kader van de Provinciale Impuls Wonen:

  • a.

    een volledig ingevuld aanvraagformulier Provinciale Impuls Wonen, zoals beschikbaar gesteld op de website van de provincie Zeeland;

  • b.

    een beschrijving van de tijdplanning van het project.

Artikel 8.7  

Voor de beoordeling van de subsidieaanvraag kan een beroep worden gedaan op een externe deskundige.

 

Artikel 8.8  

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.
    • 1°.

      bij het slopen van ongewenste particuliere woningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen: maximaal € 40.000 per onttrokken woning;

    • 2°.

      bij het samenvoegen van twee of meer woningen waaronder ten minste één ongewenste particuliere woning: maximaal € 25.000 per samenvoeging;

  • b.

    bij het slopen van ongewenste particuliere woningen en het terugbouwen van evenveel woningen:

    • 1°.

      maximaal € 10.000 per gesloopte woning; en

    • 2°.

      maximaal € 10.000 ten behoeve van de kosten van het saneren van ernstige vormen van verontreiniging per gesloopte woning;

  • c.

    bij het toekomstbestendig maken van minimaal drie aaneengesloten ongewenste particuliere woningen waarbij de minimale investering € 40.000 per woning bedraagt: maximaal € 10.000 per toekomstbestendig gemaakte woning;

  • d.

    bij het slopen van ongewenste sociale huurwoningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen: maximaal € 15.000 per onttrokken woning;

  • e.

    bij het slopen van ongewenste vrije sector huurwoningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen: maximaal € 15.000 per onttrokken woning.

Artikel 8.9  

  • 1.

    Als de subsidieaanvragen, die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken gedeputeerde staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling een rangschikking van de aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      soort fysieke ingreep;

    • b.

      locatie;

    • c.

      innovatie;

    • d.

      cultuurhistorie;

    • e.

      duurzaamheid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kennen voor de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, de volgende punten toe:

    • a.

      criterium soort fysieke ingreep:

      • 1°.

        het slopen van ongewenste particuliere woningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen of het samenvoegen van twee of meer woningen waaronder ten minste één ongewenste particuliere woning: ten hoogste vijfhonderd punten;

      • 2°.

        het slopen van ongewenste particuliere woningen en het terugbouwen van evenveel woningen: ten hoogste tweehonderdvijftig punten;

      • 3°.

        het toekomstbestendig maken van minimaal drie aaneengesloten ongewenste particuliere woningen: ten hoogste honderdvijftig punten, waarbij geldt voor alleen levensloopbestendige woningen: 75 punten en voor alleen energieneutrale woningen: 75 punten;

      • 4°.

        het slopen van ongewenste sociale huurwoningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen: ten hoogste honderd punten;

      • 5°.

        het slopen van ongewenste vrije sector huurwoningen en het niet of minder in aantal terugbouwen van woningen: ten hoogste honderd punten.

    • b.

      criterium locatie:

      • 1°.

        Z4: vijftig punten;

      • 2°.

        krimpgebied: vijftig punten;

    • c.

      criterium innovatie: ten hoogste tweehonderd punten;

    • d.

      criterium cultuurhistorie: ten hoogste vijftig punten;

    • e.

      criterium duurzaamheid:

      • 1°.

        particuliere woningen: ten hoogste honderd punten;

      • sociale huurwoningen en vrije sector huurwoningen: ten hoogste tachtig punten;

  • 3.

    Gedeputeerde staten rangschikken de aanvragen op volgorde van het aantal toegekende punten.

  • 4.

    Gedeputeerde staten verdelen het bedrag van het subsidieplafond op volgorde van de rangschikking.

  • 5.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend aan de aanvraag met het hoogste aantal punten behaald op basis van het criterium bedoeld in het tweede lid, onderdeel a. Indien ook hierbij sprake is van een gelijk puntenaantal, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend aan de aanvraag met het hoogste aantal punten behaald op basis van het criterium, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

  • 6.

    In het geval een subsidie niet volledig verleend kan worden als gevolg van het bereiken van het subsidieplafond, vindt verlening plaats ter hoogte van het nog beschikbare bedrag.

  • 7.

    Indien naar het oordeel van gedeputeerde staten niet aannemelijk is dat de subsidieaanvrager na gedeeltelijke verlening van de subsidie de activiteiten zal uitvoeren, zijn gedeputeerde staten bevoegd de subsidie te weigeren en de subsidie aan de eerstvolgende in de rangschikking te verlenen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 18 februari 2020.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 20 februari 2020

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven