Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2020, 10041 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2020, 10041 | Verordeningen |
Besluit van Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland van 16 december 2020, PZH-2020-761184113, houdende regels omtrent de vaststelling van de Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2021 (Financiële verordening provincie Zuid-Holland 2021)
Artikel 4.2 Beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening
De beleidsnota kostprijsberekening en rentetoerekening verschaft in ieder geval de uitgangspunten voor:
Artikel 4.4 Beleidsnota verbonden partijen en overige deelnemingen
De beleidsnota verbonden partijen en overige deelnemingen bevat ten minste:
Paragraaf 4.2 Reserves en voorzieningen
Artikel 4.8 Budgetoverheveling tussen begrotingsjaren
Provinciale staten kunnen jaarlijks in de kadernota de bestemmingsreserves aanwijzen waarop mutaties per ultimo jaar plaats kunnen vinden, afhankelijk van de realisatie van lasten en baten voor het bijbehorende onderwerp.
Artikel 4.11 Looptijd bestemmingsreserves
Een bestemmingsreserve, niet zijnde een bestemmingsreserve met de functie egalisatie of buffer, heeft een maximale looptijd van 3 jaar, tenzij uit het plan als bedoeld in artikel 4.6, tweede lid, volgt dat een langere looptijd gerechtvaardigd is.
Paragraaf 4.4 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Artikel 4.20 Volgorde van risicoafdekking
Als een risico met financiële gevolgen zich voordoet, geldt de onderstaande volgorde van afdekking:
Artikel 4.23 Structurele weerstandscapaciteit
De structurele weerstandscapaciteit bestaat uit:
Paragraaf 4.5 Schuldbeheersing
Artikel 4.27 Garant- en borgstellingen
Onder garant- en borgstelling wordt verstaan een schriftelijke verklaring van de provincie aan een geldverstrekker dat de geldnemer aan zijn verplichtingen zal voldoen, waarbij wordt geregeld dat wanneer de geldnemer in betalingsproblemen komt, de provincie zorgt dat de financiële verplichtingen waarvoor zij garant staat, worden nagekomen, als bedoeld in artikel 50 van het Bbv.
Hoofdstuk 5 Financiële organisatie en administratie
Gedeputeerde staten dragen zorg voor een deugdelijke administratie die erop gericht is adequate sturingsinformatie te leveren. De administratie is zodanig van opzet en werking dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Toelichting op het besluit van provinciale staten van Zuid-Holland van 16 december 2020, PZH-2020-761184113, tot vaststelling van de Financiële verordening Zuid-Holland 2021
Artikel 216 van de Provinciewet schrijft voor dat Provinciale staten bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vaststellen. De verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle kan worden voldaan.
Met deze financiële verordening wordt aan dit voorschrift tegemoet gekomen. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: zaken die al geregeld worden in de Provinciewet of in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (Bbv) worden niet nogmaals in deze verordening geregeld. Dit betekent ook dat begrippen die in Provinciewet of Bbv worden gedefinieerd niet in de begripsbepaling zijn opgenomen.
Het Bbv biedt op een aantal onderdelen ruimte om beleid te voeren, maar vereist wel dat in interne regelgeving voorschriften worden gesteld hoe met deze beleidsvrijheid omgegaan wordt. Het uitgangspunt bij het opstellen van deze verordening is om te komen tot een integraal, consistent financieel beleid. Dit heeft geresulteerd in een aanpassing van de opzet van de financiële verordening, waarbij de drie beleidsnota’s Weerstandsvermogen & risicobeheersing, Reserves en voorzieningen en Investeringen, waarderingen en afschrijvingen integraal zijn opgenomen in de financiële verordening als aparte paragrafen. Voor de overige - deels verplicht voorgeschreven – onderwerpen waarin de kaders van het te voeren beleid worden omschreven blijven de huidige beleidsnota’s van kracht. Het eindbeeld is dat op het moment dat een beleidsnota dient te worden geactualiseerd, deze onderdeel gaat vormen van de financiële verordening. Hier kan van worden afgeweken als daar moverende redenen toe zijn. Uitgangspunt blijft dat de integraliteit en onderlinge consistentie geborgd blijft.
Paragraaf 4.2 Reserves en voorzieningen
Deze paragraaf in de financiële verordening vervangt de Beleidsnota reserves en voorzieningen 2015.
Artikel 4.6 Instellen bestemmingsreserves
Artikel 4.6 lid 1 is conform het Bbv. De rest van dit artikel geeft aan welke eisen een bestemmingsreserve bij de instelling moet voldoen en welke keuzes er zijn ten aanzien van de functie van een bestemmingsreserve. Ten aanzien van de omvang is, ter verduidelijking, toegevoegd dat het moet gaan om de benodigde omvang voor het doel. Een bestemmingsreserve dient dus niet groter of kleiner te zijn dan voor het doel waarvoor de bestemmingsreserve is ingesteld wordt beoogd.
Artikel 4.7 Wijzigingen en opheffen van bestemmingsreserves
Dit artikel zorgt ervoor dat duidelijk is wat er met bestemmingsreserves moet gebeuren indien het doel waarvoor de bestemmingsreserve is ingericht is bereikt of de looptijd verstreken. Een dergelijk artikel ontbrak in de voorgaande Beleidsnota reserves en voorzieningen.
Artikel 4.8 Budgetoverheveling tussen begrotingsjaren
Stortingen en onttrekkingen zijn alleen dan toegestaan wanneer deze gedekt zijn door een besluit van provinciale staten dat voor 31 december van het betreffende verslagjaar genomen is. Uitzondering hierop zijn de bestemmingsreserves waarvoor hogere stortingen en onttrekkingen bij jaarrekening mogen worden verwerkt en dat wordt in dit artikel geregeld. Provinciale staten kunnen jaarlijks bij kadernota bepalen op welke bestemmingsreserves dit artikel van toepassing is. Dit artikel is nieuw om te voldoen aan artikel 4.2.5. uit de nota rechtmatigheid van het Bbv.
Artikel 4.9 Beoordeling bestemmingsreserves
Dit artikel zorgt ervoor dat 2 maal per jaar een beoordeling van de bestemmingsreserves zal plaatsvinden en er een keuze gemaakt wordt ten aanzien van het in stand houden, wijzigen of opheffen van deze reserves.
Artikel 4.10 Omvang bestemmingsreserves
Met de minimale omvang wordt voorkomen dat kleine bedragen, die zonder veel impact in de exploitatie kunnen worden verwerkt, in een bestemmingsreserve worden geplaatst. Artikel 4.10, lid 2, beoogt te voorkomen dat kleine bestemmingsreserves in stand worden gehouden.
De term “structureel” heeft de intentie te voorkomen dat een bestemmingsreserve die incidenteel (maximaal eens per 3 jaar) onder de grens valt direct opgeheven dient te worden.
Artikel 4.11 Looptijd bestemmingsreserve
Dit artikel zorgt ervoor dat er een bewuste keuze gemaakt wordt ten aanzien van de looptijd van een bestemmingsreserve. Doel is te voorkomen dat er onnodig bestemmingsreserves worden gevormd met een structureel karakter.
Artikel 4.12 Voorziening groot onderhoud
Voor het instellen van voorzieningen is geen besluit van provinciale staten nodig. De storting in de voorziening is resultaat bepalend en wel een bevoegdheid van provinciale staten. Dit artikel geeft nadere aanwijzingen voor een voorziening groot onderhoud indien deze gevormd zou worden.
Artikel 4.13 Voorziening dubieuze debiteuren
Voor het instellen van voorzieningen is geen besluit van provinciale staten nodig. De storting in de voorziening is resultaat bepalend en wel een bevoegdheid van provinciale staten. Dit artikel geeft nadere aanwijzingen voor een voorziening dubieuze debiteuren.
Paragraaf 4.3 Investeringen, waarderingen en afschrijvingen
Deze paragraaf in de financiële verordening vervangt de Beleidsnota investeringen, waarderingen en afschrijvingen 2017.
Bij de realisatie van een project worden de kosten gedurende de voorbereidings- en uitvoeringsfase beschouwd als onderhanden werk. Pas na technisch gereedkomen van een project wordt begonnen met afschrijven.
Artikel 4.15 Afschrijvingstermijnen
De afschrijvingen op vaste activa worden afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Voor investeringen in gebouwen wordt uitgegaan van de zogenaamde componentenmethode. Deze methode houdt in dat de verschillende onderdelen van een actief afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van de individuele levensduur van die delen. Bij het toepassen van deze methode kunnen afzonderlijke vervangingen opnieuw worden geactiveerd.
Grond is een economisch goed zonder duurzame waardevermindering; de economische levensduur is oneindig. Op grond die samenhangen met activa met een economisch nut, en dus in de toekomst eventueel verkocht kan worden, wordt niet afgeschreven, tenzij aanwijsbaar sprake is van structurele waardevermindering.
Omdat de afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de verwachte levensduur van de activa is een eventuele restwaarde niet aan de orde.
Artikel 4.16 Financiële vaste activa
Kosten en eventuele opbrengsten in verband met de financieringsfunctie worden direct verantwoord in de exploitatie.
Artikel 4.17 Immateriële vaste activa
Bijdragen aan activa van derden worden geactiveerd binnen de richtlijnen van het Bbv. Hiervoor worden de afschrijvingstermijnen van de provincie Zuid-Holland gehanteerd. De afschrijvingstermijn mag daarbij, conform de Bbv, maximaal gelijk zijn aan de afschrijvingstermijn van de activa die door de betreffende derden worden gehanteerd. De afschrijvingstermijn van de provincie Zuid-Holland mag dus wel korter zijn dan de afschijvingsduur door de derden gehanteerd maar niet langer.
Paragraaf 4.4 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Deze paragraaf in de financiële verordening vervangt de beleidsnota Weerstandsvermogen en risicobeheersing 2017.
Risicomanagement ondersteunt het proces van sturing en beheersing van de organisatie. Provinciale staten stellen eisen aan wat dit systeem van risicomanagement moet opleveren. De nadere uitwerking van dit systeem is een verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Het dynamisch afwegingskader voor risicobereidheid is komen te vervallen. Voor het afwegingskader wordt het weerstandsvermogen gehanteerd (zie artikel 4.21).
Artikel 4.20 Volgorde van risicoafdekking
Het artikel voor het afdekken/opvangen van risico’s is beperkt tot risico’s die daadwerkelijk financiële gevolgen hebben. Inherent aan het (risico)management is dat gestuurd wordt op het voorkomen en vervolgens beperken van het optreden van risico’s. Indien een risico toch optreedt zal worden gezocht naar maatregelen die de financiële gevolgen zoveel mogelijk beperken.
De niveaus van afdekking zijn aangepast op de indeling in de ambitiebegroting en de niveaus waar Provinciale Staten op sturen, namelijk beleidsdoelen, ambities en algemene middelen. De onderliggende systematiek van afdekking van risico’s op het niveau van beleidsdoelen en de daaronder liggende beleidsprestaties maakt onderdeel uit van het risicomanagementsysteem, zoals bedoeld in artikel 4.19.
Indien voor een risico andere middelen nodig zijn dan reeds toegekend aan het desbetreffende beleidsdoel, ofwel vanuit een ander beleidsdoel dan wel vanuit de algemene middelen, dan moet een voorstel bij Provinciale staten worden ingediend conform de begrotingsregels.
Artikel 4.21 Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is een verplichte ratio conform het Bbv. In het Bbv wordt onderscheid gemaakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. Er bestaat keuzevrijheid om deze samen te voegen om het weerstandsvermogen te bepalen. Uitgangspunt in het coalitieakkoord 2019-2023 is dat inkomsten en uitgaven meerjarig structureel in evenwicht zijn. Dit kan worden vertaald naar het uitgangspunt dat structurele activiteiten met structurele middelen worden gedekt. In dit artikel wordt het onderscheid gehandhaafd tussen incidenteel en structureel weerstandsvermogen.
Voor de norm voor het weerstandsvermogen wordt gebruik gemaakt van een landelijke normeringstabel (zie Tabel 1). Het weerstandsvermogen van minimaal twee staat gelijk aan ‘uitstekend’. Deze norm wordt als richtinggevend gehandhaafd. De ratio dient altijd te worden bezien in relatie tot de andere kengetallen die in de paragraaf weerstandsvermogen worden gerapporteerd en zoals beschreven in artikel 4.28.
Tabel 1: Waarderingstabel weerstandsvermogen
Deze normeringssystematiek voor het weerstandsvermogen is ontwikkeld door het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement in samenwerking met de Universiteit Twente.
Artikel 4.22 Incidentele weerstandscapaciteit
Dit artikel is aangepast, waarbij de incidentele weerstandscapaciteit slechts bestaat uit de algemene middelen. Uitgangspunten bij de aanpassing van het artikel voor de incidentele weerstandscapaciteit zijn:
De incidentele middelen zijn de bestemmingsreserves en de algemene reserve. Bij de bestemmingsreserves wordt onderscheid gemaakt tussen niet beklemde, beleidsmatig beklemde en juridisch beklemde reserves. Beklemde bestemmingsreserves zijn bedoeld om beleidsdoelen te realiseren en dus niet vrij beschikbaar en worden daarom niet meer toegerekend aan de incidentele weerstandscapaciteit.
De reserves worden ook ingedeeld naar functie: spaar-, buffer- en egalisatiereserves. Bufferreserves zijn bedoeld om risico’s op te vangen. De algemene reserve is een bufferreserve, maar daarnaast kennen we een aantal bufferreserves binnen de ambities. Deze zijn ingesteld ter afdekking van risico’s die samenhangen met een specifiek doel en niet binnen de daarvoor beschikbaar gestelde middelen kunnen worden opgevangen. Het betreft met name de fondsen. Door deze in een aparte reserve te alloceren, blijven de risico’s expliciet in beeld. Zowel de bufferreserve als het risico dat hierbij hoort zijn uitgesloten bij de berekening van het weerstandsvermogen.
Er wordt een minimum gesteld aan de omvang van de algemene reserve op basis van voorzichtigheid. Dit betekent dat er slechts een deel van de algemene reserve beschikbaar is om voor (nieuw) beleid in te zetten. De minimale omvang van € 30 mln wordt gehandhaafd. Bij een gewenste ratio van 2 zou dat bij € 16 mln aan risico’s betekenen dat de benodigde incidentele weerstandscapaciteit € 32 mln dient te zijn, ofwel dat er al meer in de algemene reserve beschikbaar moet zijn dan de minimale omvang.
De toevoeging van ‘minimaal 30% van de financiële omvang van alle in de paragraaf weerstandsvermogen opgenomen incidentele risico’s’ is komen te vervallen. Dit criterium heeft slechts een toegevoegde waarde als de incidentele risico’s groter zijn dan € 100 mln.
Artikel 4.23 Structurele weerstandscapaciteit
De post ‘structurele risicoposten binnen begrotingsprogramma’s’ komt te vervallen ten opzichte van de beleidsnota uit 2017, aangezien deze ter afdekking zijn van risico’s op een lager niveau. Op die manier zouden deze risicoposten dubbel worden meegeteld, terwijl de bijbehorende risico’s niet worden meegenomen in de berekening van het weerstandsvermogen.
Artikel 4.24 Materiële incidentele en structurele risico’s
Dit artikel is nieuw ten opzichte van de beleidsnota uit 2017. In lijn met artikel 4.20 is opgenomen dat risico’s in de paragraaf weerstandsvermogen worden opgenomen die niet al op het niveau van een beleidsdoel of ambitie zijn afgedekt. Tevens is opgenomen wat een materieel risico is. Als ondergrens is € 1 mln gehanteerd. Hierbij wordt ervan uit gegaan dat risico’s die kleiner zijn dan € 1 mln kunnen worden opgevangen in de exploitatie.
Het doel van dit artikel is om provinciale staten inzicht te verschaffen in het integrale risicoprofiel van de provincie – zowel de risico’s als de mate van afdekking – , zonder inzicht te geven in alle afzonderlijke risico’s die bij de uitvoering van de beleidsdoelen worden gelopen.
Paragraaf 4.5 Schuldbeheersing
Deze paragraaf is een nieuw onderdeel in de financiële verordening. Al enige jaren wordt in de meerjarenbegroting van de provincie Zuid-Holland, onder andere via de verplichte kengetallen, de begrote ontwikkeling van de schuldpositie weergegeven. In deze paragraaf wordt op basis van, door provinciale staten nog nader vast te stellen, signaleringswaarden van een vijftal kengetallen extra aandacht op dit onderdeel gevraagd. Naast de verplichte kengetallen solvabiliteit en schuldquote wordt een signaleringswaarde in de kadernota opgenomen voor weerstandsvermogen, structurele lasten investeringen en garant -en borgstellingen. Door de mix van kengetallen wordt in samenhang gekeken naar de hoogte van de schuld, het eigen vermogen, de structurele lasten van de investeringen, off-balance verplichtingen en de risico’s.
Artikel 4.26. Structurele lasten investeringen
Dit artikel geeft de ratio weer tussen de structurele lasten van meerjarige investeringen en de baten in een begrotingsjaar. Deze lasten bestaan uit de totale som van de afschrijvingslasten en rentelasten van geactiveerde investeringen en uit de lasten van meerjarige (lease)verplichtingen.
Door naast de kapitaallasten ook rekening te houden met o.a. leaseconstructies wordt niet alleen rekening gehouden met de lasten van investeringen die geactiveerd zijn maar met de totale jaarlijkse kosten van alle meerjarige investeringen. Dit ongeacht de manier waarop deze gefinancierd zijn.
Deze lasten zijn niet meer beïnvloedbaar door Provinciale staten en het is daarom van belang om de verhouding tussen de totale baten en deze posten inzichtelijk te maken.
Artikel 4.27. Garant -en borgstellingen
Posten zoals leningen, investeringen en kapitaallasten worden op de balans en exploitatie van de begroting en jaarrekening opgenomen. Daarnaast zijn er verplichtingen die (behalve in de risicoparagraaf) niet cijfermatig op de balans worden meegeteld. Het gaat hierbij om de garant -en borgstellingen. Conform artikel 50 van het Bbv moet het bedrag waartoe aan natuurlijke en rechtspersonen borgstellingen of garantstellingen zijn verstrekt, worden vermeld.
Doordat de totale hoogte van deze garant -en borgstellingen potentiële toekomstige verplichtingen zijn en de (uitkomsten) van het benodigd weerstandsvermogen beïnvloeden is de verhouding tussen de het totaal van deze posten en de totalen baten van belang.
Door voor de schuldquote, solvabiliteit, weerstandsvermogen, structurele lasten investeringen en garant- en borgstellingen door Provinciale staten signaleringswaarden toe te kennen en deze bij de begroting en jaarrekening te monitoren kan gedurende een (coalitie-)periode de stand van zaken met betrekking tot de schuldpositie in de gaten worden gehouden. Doordat deze waarden niet alleen bij de begroting maar ook bij jaarrekening te presenteren worden situaties zoals onderuitputting van budgetten zichtbaarder en deze hebben een direct effect op de signaleringswaarden.
Bij overschrijding van één of meer van de signaleringswaarden bij begroting en/of jaarrekening kunnen Provinciale staten op basis van een analyse maatregelen nemen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2020-10041.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.