Actualisatie van de Belastingverordening Overijssel en tarieventabel voor het jaar 2020

Provinciale Staten van Overijssel,

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten d.d. 26-08-2019 kenmerk 2019/0198085

besluiten:

  • I.

    De Belastingverordening Overijssel op de volgende punten te wijzigen:

    • a.

      De tarieven conform het in de Begroting 2020 gehanteerde indexpercentage, te verhogen met 2,6%. De tarieven gelden met ingang van 1 januari 2020, conform de Tarieventabel behorend bij de Belastingverordening Overijssel 2020 (bijlage II);

    • b.

      De opcenten voor de Motorrijtuigenbelasting blijven conform het coalitieakkoord 2019-2023 bevroren, waarmee deze per 1 januari 2020 79,90 bedragen;

    • c.

      Actualisatie van de verordening vast te stellen conform bijlage;

  • II.

    De wijzigingen in werking te laten treden op 1 januari 2020.

Zwolle, 13 november 2019

Provinciale Staten voornoemd,

voorzitter,

griffier,

Bijlage Gewijzigde Belastingverordening Overijssel

 

(De wijzigingen zijn onderlijnd aangegeven.)

 

Algemene toelichting

 

Algemeen

Op grond van artikel 220a Provinciewet dienen in de belastingverordening een aantal onderwerpen te worden geregeld, zoals de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief en het tijdstip van ingang van de heffing en van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is.

 

Verder zijn er een aantal onderwerpen, zoals hardheidsclausule, oninbaarverklaring, dwanginvordering, die al in de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Algemene wet) en de Invorderingswet 1990 (Invorderingswet) in samenhang met de Provinciewet zijn vastgelegd.

 

De heffing en invordering geschieden met toepassing van de Algemene wet en de Invorderingswet in samenhang met de Provinciewet.

 

Hardheidsclausule

Op grond van artikel 63 van de Algemene wet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd voor bepaalde gevallen of groepen van gevallen tegemoet te komen aan onbillijkheden van overwegende aard, die zich bij de toepassing van de belastingverordening mochten voordoen.

 

Kwijtschelding

Indien een belastingschuldige niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar een belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen, kan de met de invordering belaste ambtenaar op grond van artikel 26 van de Invorderingswet gehele of gedeeltelijke kwijtschelding verlenen. Hoofdstuk II ‘Kwijtschelding in andere gevallen en ontslag van betalingsverplichting' van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is van overeenkomstige toepassing.

 

In artikel 4.4. van deze verordening is in afwijking daarvan bepaald dat geen kwijtschelding wordt verleend bij de invordering van de nazorgheffing stortplaatsen.

 

Oninbaarverklaring

Gedeputeerde Staten kunnen met toepassing van artikel 232 e, vijfde lid van de Provinciewet de belasting geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren. Het daartoe strekkende besluit ontheft de provincieambtenaar belast met de invordering van provinciale belastingen van de verplichting ervan om verdere pogingen tot invordering te doen.

 

Ambtshalve vermindering

Een onjuiste belastingaanslag kan met toepassing van artikel 65, eerste lid van de Algemene wet door de met de heffing belaste ambtenaar ambtshalve worden verminderd.

 

Aangifte

  • Uitreiking aangiftebiljet

    Voor het bepalen van de hoogte van de aanslag kan de met de heffing belaste ambtenaar met toepassing van artikel 6 van de Algemene wet juncto de artikelen 227a en 228a van de Provinciewet aan de belastingplichtige een aangiftebiljet uitreiken.

  • Ontvangstbevestiging

    Op grond van artikel 8, derde lid van de Algemene wet wordt bij ontvangst van de aangifte desgewenst een ontvangstbevestiging afgegeven.

  • Opgaveplicht

    Op grond van artikel 8, eerste lid van de Algemene wet is degene die een aangiftebiljet heeft ontvangen verplicht tot verstrekking van de gevraagde gegevens.

  • Termijn van aangifte

    Op grond van artikel 9, eerste lid van de Algemene wet juncto artikel 227a van de Provinciewet, stelt de met de heffing belaste ambtenaar de termijn van aangifte op tenminste een maand na het uitnodigen tot het doen van aangifte. Op grond van het tweede lid van artikel 9 van de Algemene wet kan deze de aangiftetermijn verlengen.

Ambtshalve vaststelling aanslag

Indien de belastingplichtige geen aangifte doet, kan de met de heffing belaste ambtenaar op grond van artikel 11, tweede lid van de Algemene wet de aanslag ambtshalve vaststellen.

 

Bestuurlijke boete

De met de heffing belaste ambtenaar kan, indien geen aangifte (binnen de termijn) wordt gedaan of onjuiste gegevens worden verstrekt, met toepassing van het bepaalde in hoofdstuk VIIIa van de Algemene wet een bestuurlijke boete opleggen. Ook bij navorderen kan hij een bestuurlijke boete opleggen.

 

Verstrekking inlichtingen

Op grond van artikel 47, eerste lid van de Algemene wet is de belastingplichtige verplicht gegevens te verstrekken aan de met de heffing belaste ambtenaar.

 

Navordering

De met de heffing belaste ambtenaar kan met toepassing van artikel 16 van de Algemene wet in bepaalde gevallen belasting navorderen.

 

Dwanginvordering

Bij nalatigheid in de betaling vindt de invordering plaats met toepassing van artikel 11 en volgende van de Invorderingswet.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1. Belastbare feiten

  • 1.

    Onder de naam ‘grondwaterheffing’ als bedoeld in artikel 7.7, eerste lid van de Waterwet, wordt een directe provinciale belasting geheven op het onttrekken van grondwater.

  • 2.

    Onder de naam ‘leges’ wordt overeenkomstig de bepalingen van deze verordening en de bijbehorende tarieventabel:

    • a.

      belasting geheven ter zake van het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten als bedoeld in artikel 223 van de Provinciewet;

    • b.

      vergoeding van kosten gevraagd als bedoeld in artikel 6.2 lid 4 van de Wet Natuurbescherming.

  • 3.

    Onder de naam ‘nazorgheffing’ wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in artikel 15.44 van de Wet milieubeheer ter bestrijding van de kosten gemoeid met:

    • a.

      de in artikel 8.49 van de Wet milieubeheer bedoelde zorg voor de in de provincie Overijssel gelegen stortplaatsen;

    • b.

      de door de provincie Overijssel uitgevoerde inventarisatie van plaatsen waar in de provincie Overijssel afvalstoffen zijn gestort en waar dat storten vóór 1 september 1996 is beëindigd en het onderzoek naar en systematische controle van de aanwezigheid, aard en omvang van eventuele verontreiniging aldaar;

    • c.

      de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 4.

    Onder de naam ‘precariobelasting’ als bedoeld in artikel 222c Provinciewet wordt, overeenkomstig de tot deze verordening behorende tarieventabel, een directe provinciale belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van de provincie.

  • 5.

    Onder de naam ‘heffing Lijst der Geldelijke Regelingen' wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in artikel 91, lid 1, van de Wet inrichting landelijk gebied ter afrekening van de omgeslagen kosten van landinrichting uit hoofde van de Wet inrichting landelijk gebied.

Artikel 1.2. Wijze van heffing

  • 1.

    De belastingen genoemd in artikel 1.1., eerste, derde en vierde lid, worden geheven door uitreiking of toezending van een aanslag.

  • 2.

    De leges, genoemd in artikel 1.1., tweede lid, worden geheven door uitreiking of toezending van een schriftelijke of digitale kennisgeving waaronder mede worden verstaan een nota.

Artikel 1.3. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 1.4. Tijdstip betaling

De verschuldigde grondwaterheffing, nazorgheffing, precariobelasting en heffing Lijst der Geldelijke Regelingen moet worden betaald binnen vier weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

 

Artikel 1.5. Nadere regels

Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de belastingen die op grond van deze verordening worden geheven.

 

Hoofdstuk 2. Grondwaterheffing

 

Artikel 2.1. Belastingplichtige

Belastingplichtig is de houder van de door Gedeputeerde Staten of een waterschap verleende vergunning, dan wel degene die de opdrachtgever is van een meldingsplichtige onttrekking, die op grond van artikel 4.6.1 dan wel artikel 4.6.3 van de Omgevingsverordening Overijssel gedurende het belastingjaar of een gedeelte daarvan ingeschreven is in het register als bedoeld in artikel 4.6.1, eerste lid van de Omgevingsverordening Overijssel 2017.

 

Artikel 2.2. Grondslag

  • 1.

    De grondwaterheffing wordt opgelegd naar de in het belastingjaar onttrokken hoeveelheid grondwater, gemeten in kubieke meters per jaar.

  • 2.

    Indien op grond van de vergunningsvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt de helft van het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater.

Artikel 2.3. Tarief

Het tarief van degrondwaterheffing is € 0,016 per m3 onttrokken grondwater en geldt tot en met 2021.

 

Artikel 2.4. Vrijstellingen

  • 1.

    Naast de in artikel 7.1 van het Waterbesluit genoemde vrijgestelde onttrekkingen zijn de onttrekkingen van minder dan 100.000 m³ grondwater per belastingsjaar van de grondwaterheffing vrijgesteld.

  • 2.

    Indien op grond van de vergunningsvoorschriften water wordt geïnfiltreerd, wordt bij de toepassing van de vrijstelling in het eerste lid het aantal kubieke meters geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de onttrokken hoeveelheid grondwater.

  • 3.

    Vrijgesteld van grondwaterheffing zijn inrichtingen waarbij grondwater wordt onttrokken en vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt teruggevoerd in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken en terugvoeren van grondwater is verleend bij of krachtens de Waterwet.

Hoofdstuk 3. Leges

 

Artikel 3.1. Belastingplichtige

De leges worden geheven van de aanvrager van de dienst dan wel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verleend.

 

Artikel 3.2. Tarieven

  • 1.

    De leges worden geheven naar de grondslagen en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

Artikel 3.3. Tijdstip van betaling

  • 1.

    De leges moeten worden voldaan bij het uitreiken van de kennisgeving dan wel, in geval van toezending, binnen vier weken na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    De leges als bedoeld in artikel 7.6.1 tm 7.6.9 van de tarieventabel worden vooraf geheven en dienen per direct te worden voldaan.

Artikel 3.4. Vermindering van leges

  • 1.

    Indien aanvrager een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling binnen 4 weken na het indienen daarvan, maar voordat op het verzoek is beschikt, geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) intrekt, dan worden de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 50% verminderd.

  • 2.

    Indien aanvrager binnen drie maanden na een geheel of gedeeltelijke intrekking van een aanvraag voor bepaalde activiteiten als bedoeld in het eerste lid een nieuwe aanvraag voor dezelfde activiteiten indient, worden de ter zake van de eerste aanvraag geheven leges in mindering gebracht op de leges voor het in behandeling nemen van de nieuwe aanvraag. De leges worden eenmalig in mindering gebracht.

  • 3.

    Indien ingevolge artikel 4:5 van de Algemene Wet Bestuursrecht wordt besloten om een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) niet verder te behandelen, dan worden de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 50% verminderd.

  • 4.

    Indien de verlening van een vergunning, ontheffing geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) wordt geweigerd, dan worden de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 50% verminderd.

  • 5.

    Indien een aanvraag op verzoek van het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) wordt ingetrokken, dan worden de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten met 100% verminderd.

Artikel 3.5. Gevallen waarin geen vermindering van leges wordt toegestaan

De in artikel 3.4 bedoelde vermindering van leges vindt niet plaats:

  • a.

    indien de leges minder bedragen dan € 150 en / of;

  • b.

    het kosten van publicatie betreft die reeds zijn gemaakt, of;

  • c.

    de provincie binnen het kader van de procedure reeds kosten aan derden verschuldigd is bij voorbeeld voor kadastrale rechten en advieskosten.

Artikel 3.6. Kwijtschelding

Bij de invordering van WABO leges wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 3.7 Teruggave retributie faunaschade

  • a.

    Gedeputeerde staten kunnen in bijzondere gevallen bepalen dat de leges als bedoeld in artikel 7.7 van de tarieventabel wordt gerestitueerd.

  • b.

    Leges als bedoeld in artikel 7.7 van de tarieventabel worden ambtshalve gerestitueerd als de aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade als bedoeld in artikel 6.1 Wet natuurbescherming wordt gehonoreerd door het verlenen van een tegemoetkoming.

  • c.

    In afwijking van artikel 3.7 sub a vindt geen restitutie plaats als de aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade als bedoeld in artikel 6.1 Wet natuurbescherming wordt ingetrokken en er al een taxatie van de schade heeft plaatsgevonden.

  • d.

    In afwijking van artikel 3.7 sub a vindt geen restitutie plaats indien de aanvraag om een tegemoetkoming in faunaschade als bedoeld in artikel 6.1 Wet natuurbescherming wordt afgewezen of geweigerd.

Hoofdstuk 4. Nazorgheffing stortplaatsen

 

Artikel 4.1. Begripsomschrijving

  • a.

    storten van afvalstoffen: op of in de bodem brengen van afvalstoffen, al dan niet in verpakking, om deze stoffen daar te laten;

  • b.

    stortplaats: inrichting waar na 1 september 1996 afvalstoffen worden gestort, danwel het gedeelte van een inrichting, waar afvalstoffen worden gestort, indien in de inrichting niet uitsluitend afvalstoffen worden gestort;

  • c.

    gesloten stortplaats: stortplaats ten aanzien waarvan de in artikel 8.47, derde lid van de Wet milieubeheer, bedoelde verklaring is afgegeven;

  • d.

    ton: gewichtseenheid van 1.000 kg;

  • e.

    doelvermogen: het voor de altijddurende nazorg benodigde vermogen dat op het moment van aanvang van de nazorg aanwezig moet zijn.

Artikel 4.2. Belastingplichtige

De nazorgheffing wordt geheven van degene die een stortplaats drijft.

 

Artikel 4.3. Grondslag

De nazorgheffing wordt opgelegd op basis van het berekende doelvermogen voor de eeuwigdurende nazorg per stortlocatie overeenkomstig de tarieventabel.

 

Artikel 4.4. Kwijtschelding

Bij de invordering van de nazorgheffing stortplaatsen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Hoofdstuk 5. Ontgrondingenheffing

[Vervallen]

 

Hoofdstuk 6. Precariobelasting

 

Artikel 6.1. Belastingplichtige

De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond heeft, danwel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde provinciale grond aanwezig zijn.

 

Artikel 6.2. Grondslag en tarief

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven naar de grondslag en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de precariobelasting voor de installaties voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen vermeld in de tarieventabel wordt uitgegaan van het aantal liters voor de omzet afgeleverde motorbrandstoffen in het kalenderjaar voorafgaande aan het belastingjaar.

  • 3.

    [vervallen]

Artikel 6.3. Vrijstellingen

Geen precariobelasting wordt geheven voor:

  • a.

    het hebben van voorwerpen die rechtens moeten worden gedoogd;

  • b.

    het hebben van voorwerpen waarvoor een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen.

Artikel 6.4. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar, of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Hoofdstuk 7. Heffing Lijst der Geldelijke Regelingen

 

Artikel 7.1. Begripsomschrijving

  • a.

    blok: geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken;

  • b.

    eigenaar: degene die eigenaar is van een tot het blok behorende onroerende zaak en degene aan wie een recht van opstal, erfpacht, beklemming, vruchtgebruik, gebruik of bewoning toebehoort waaraan een in het blok begrepen onroerende zaak is onderworpen;

  • c.

    Lijst der Geldelijke Regelingen: lijst als bedoeld in artikel 62 van de Wet inrichting landelijk gebied waaruit per eigenaar volgt welke kosten van de landinrichting over hem worden omgeslagen.

Artikel 7.2. Belastingplichtige

De heffing Lijst der Geldelijke Regelingen wordt geheven van iedere eigenaar die schuldplichtig is voor de over hem omgeslagen kosten zoals bepaald in de Lijst der Geldelijke Regelingen.

 

Artikel 7.3. Grondslag

De hoogte van de schuldplichtigheid van de eigenaren volgt uit de Lijst der Geldelijke Regelingen waarop door Gedeputeerde Staten een correctiefactor is toegepast als bedoeld in artikel 90, lid 4, van de Wet inrichting landelijk gebied.

 

Artikel 7.4. Uitbetaling

Indien uit de Lijst der Geldelijke Regelingen volgt dat een eigenaar niet schuldplichtig is, maar een vordering uit de landinrichting heeft, dan wordt dit bedrag door Gedeputeerde Staten aan deze eigenaar uitbetaald binnen vier weken nadat Gedeputeerde Staten de correctiefactor als bedoeld in artikel 90, lid 4, van de Wet inrichting landelijk gebied heeft vastgesteld.

 

Artikel 7.5. Minimumbedrag

Indien de over een eigenaar omgeslagen kosten geringer/lager zijn dan € 10,-, dan worden deze kosten niet geheven.

 

Artikel 7.6. Termijn

In afwijking van artikel 1.4 moet de heffing, indien deze meer bedraagt dan € 25.000,-, binnen twaalf weken na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.

 

Hoofdstuk 8. Slotbepaling

 

Artikel 8.1. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De navolgende verordeningen worden ingetrokken:

    • a.

      Grondwaterheffingsverordening Overijssel 1998, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 17 december 1997, nr. 65-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 7 december 2005, nr. PS/2005/1108;

    • b.

      Heffingsverordening ontgrondingen Overijssel, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 29 januari 1997, nr. 2-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 29 oktober 2003, nr. 47-I;

    • c.

      Legesverordening Overijssel 1996, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 13 december 1995, nr. 57-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 9 november 2005, nr. PS/2005/1041;

    • d.

      Precarioverordening Overijssel 1998, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 17 december 1997, nr. 63-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 9 november 2005, nr. PS/2005/1041;

    • e.

      Verordening Nazorgheffing Stortplaatsen provincie Overijssel 1999, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 30 maart 1999, nr. 17-I, laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 4 juli 2001, nr. 16-I.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde verordeningen blijven van toepassing op de belastbare feiten die zich voor de inwerkingtreding van deze verordening hebben voorgedaan.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Belastingverordening Overijssel.

Bijlage Tarieventabel 2020

 

1.

Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO)

 

 

 

 

Tarief 2019 in €

Tarief 2020 in €

1.1

Onder ‘bouwkosten’ wordt in dit hoofdstuk verstaan de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, Besluit vaststelling Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), (zijnde het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen) voor het uit te voeren werk. Dit Besluit is ook bekendgemaakt in de Staatscourant 2012, 1567.

 

Of voor zover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.

 

 

 

Vooroverleg

 

 

1.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het beoordelen van een schetsplan voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een bouwwerk omgevingsvergunning, ongeacht de uitkomst daarvan:

€ 184

€ 189

 

Bouwen van een bouwwerk

 

 

1.3

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verstrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo voor het bouwen van een bouwwerk, is opgebouwd volgens onderstaande staffel percentages. Het tarief wordt bepaald door het totaal van de respectievelijke schijven:

 

 

1.3.1

indien de bouwkosten € 20.000 of minder bedragen:

2,8% van de bouwkosten met een minimum van € 280

2,9% van de bouwkosten met een minimum van € 280

1.3.2

indien de bouwkosten meer bedragen dan € 20.000, maar niet meer dan € 50.000:

voor het meerdere boven € 20.000; 2,6%

voor het meerdere boven € 20.000; 2,7%

1.3.3

indien de bouwkosten meer bedragen dan € 50.000, maar niet meer dan € 100.000:

voor het meerdere boven € 50.000; 2,5%

voor het meerdere boven € 50.000; 2,6%

1.3.4

indien de bouwkosten meer bedragen dan € 100.000, maar niet meer dan € 400.000:

voor het meerdere boven € 100.000; 2,4%

voor het meerdere boven € 100.000; 2,5%

1.3.5

indien de bouwkosten meer bedragen dan € 400.000, maar niet meer dan € 1.000.000:

voor het meerdere boven € 400.000; 2,3%

voor het meerdere boven € 400.000; 2,4%

1.3.6

indien de bouwkosten meer bedragen dan

€ 1.000.000, maar niet meer dan € 5.000.000:

voor het meerdere boven € 1.000.000; 2,2%

voor het meerdere boven € 1.000.000; 2,3%

1.3.7

indien de bouwkosten meer bedragen dan

€ 5.000.000:

voor het meerdere boven € 5.000.000; 2,0% met een maximum van € 516.1368

voor het meerdere boven € 5.000.000; 2,0% met een maximum van € 529.556

1.3.8

(gereserveerd)

 

 

1.3.9

Onverminderd het bepaalde in dit onderdeel (1.3) wordt het tarief verhoogd met 10%, indien de in dat onderdeel bedoelde aanvraag wordt ingediend na aanvang of gereedkomen van de bouwactiviteit, dan wel in afwijking van een vergunning is gebouwd.

 

 

 

Beoordeling Bodemrapport

 

 

1.4

Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een vergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wabo wordt verhoogd indien de aanvraag tot het verstrekken van een vergunning krachtens wettelijk voorschrift slechts kan worden afgehandeld wanneer:

 

 

1.4.1

een milieukundig bodemrapport wordt beoordeeld, met

€ 227

€ 233

1.4.2

een archeologisch bodemrapport wordt beoordeeld, met

€ 227

€ 233

 

Afwijkingsbesluiten bij planologisch strijdig gebruik

 

 

1.5

Indien een aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder c, Wabo, bedraagt het tarief:

 

 

1.5.1

in het geval dat artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3, Wabo, wordt toegepast (buitenplanse afwijking)

€ 10.271

€ 10.538

1.5.2

in het geval dat artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2, Wabo, wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking)

€ 310

€ 318

1.5.3

in het geval dat artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, Wabo, wordt toegepast (binnenplanse afwijking)

€ 310

€ 318

1.5.4

in het geval dat artikel 2.12, eerste lid, onder b, Wabo wordt toegepast (afwijking exploitatieplan)

€ 310

€ 318

1.5.5

in het geval dat de activiteit in strijd is met regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, Wro en artikel 2.12, eerste lid, onder c, Wabo wordt toegepast (afwijking van provinciale verordening)

€ 310

€ 318

1.5.6

in het geval dat de activiteit in strijd is met regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.3, derde lid, Wro en artikel 2.12, eerste lid, onder c, Wabo wordt toegepast (afwijking van nationale regelgeving)

€ 310

€ 318

1.5.7

in het geval dat artikel 2.12, eerste lid, onder d,Wabo wordt toegepast (afwijking van een voorbereidingsbesluit)

€ 310

€ 318

1.5.8

in het geval dat artikel 2.12, tweede lid, Wabo wordt toegepast (tijdelijke afwijking)

€ 310

€ 318

 

Uitvoering werk of werkzaamheden

 

 

1.6

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van aanvraag tot het verlenen van een vergunningals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder b, Wabo voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald:

€ 335

€ 344

 

Monumenten/beschermd stads-/dorpsgezicht

 

 

1.7.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het slopen, verstoren, verplaatsen, wijzigen of herstellen van een beschermd monument, waarvoor krachtens provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist:

€ 306

€ 314

1.7.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- en dorpsgezicht, waarvoor krachtens provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist:

€ 228

€ 234

 

Slopen

 

 

1.8

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder g of h, Wabo voor het slopen van een bouwwerk in gevallen waarin dat in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is bepaald:

€ 177

€ 182

 

Uitweg/inrit

 

 

1.9

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder e, Wabo voor het maken, hebben, veranderen of veranderen van het gebruik van een uitweg:

€ 159

€ 163

 

Kappen

 

 

1.10

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder g, Wabo voor het vellen of doen vellen van houtopstand:

 

 

1.10.1

voor tot en met 2 bomen;

€ 76

€ 78

1.10.2

voor elke volgende boom;

€ 27

€ 28

1.10.3

met een maximum van

€ 271

€ 278

 

Handelsreclame

 

 

1.11

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een vergunning als bedoeld in:

 

 

1.11.1

artikel 2.2, eerste lid onder h, Wabo, voor het op of aan een onroerende zaak maken of voeren van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats:

€ 112

€ 115

1.11.2

artikel 2.2, eerste lid onder i, Wabo, voor het als eigenaar, beperkt zakelijk gerechtigder of gebruiker van een onroerende zaak toestaan of gedogen dat op of aan die onroerende zaak handelsreclame wordt gemaakt of gevoerd met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor het publiek toegankelijke plaats:

€ 112

€ 115

 

Extra welstandstoets

 

 

1.12

(gereserveerd)

 

 

 

Beoordeling advies agrarische adviescommissie

 

 

1.13

(gereserveerd)

 

 

 

Aanleggen of verandering brengen in een weg

 

 

1.14

(gereserveerd)

 

 

 

Alarminstallatie

 

 

1.15

(gereserveerd)

 

 

 

Opslag van roerende zaken

 

 

1.16

(gereserveerd)

 

 

 

Toestellen die bij amvb zijn bepaald

 

 

1.17

(gereserveerd)

 

 

 

Andere activiteiten

 

 

1.18

(gereserveerd)

 

 

 

 

 

 

 

Toestemming die wordt aangehaakt bij de omgevingsvergunning voor een WABO-bedrijf waarvoor de provincie Overijssel bevoegd gezag is.

 

 

 

 

 

 

 

Gebiedsbescherming

 

 

 

Wanneer een vergunning aangevraagd wordt in het kader van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en er tevens sprake is van en onderdeel dat betrekking heeft op de Wet Natuurbescherming onderdeel gebiedsbescherming, zijn de leges vermeld onder 7.1 t/m 7.4 voor die andere onderdelen van toepassing

 

 

1.19

vervallen

 

 

1.20

vervallen

 

 

 

Soortenbescherming

 

 

 

Wanneer een vergunning aangevraagd wordt in het kader van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en er tevens sprake is van en onderdeel dat betrekking heeft op de Wet Natuurbescherming onderdeel soortenbescherming, zijn de leges vermeld onder 7.5 t/m 7.6.9 voor die andere onderdelen van toepassing

 

 

1.21

Vervallen

 

 

1.22

vervallen

 

 

 

Houtopstanden

 

 

 

Wanneer een vergunning aangevraagd wordt in het kader van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en er tevens sprake is van en onderdeel dat betrekking heeft op de Wet Natuurbescherming onderdeel houtopstanden, zijn de leges vermeld onder 7.8 t/m 7.8.4 voor die andere onderdelen van toepassing

 

 

1.23

vervallen

 

 

1.23.1

 

 

 

1.23.2

 

 

 

1.23.3

 

 

 

1.23.4

 

 

 

 

Toestemmingen uit gemeentelijke, provinciale en waterschapsverordeningen

 

 

1.24

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, Wabo voor het verrichten van een activiteit die behoort tot een bij amvb aangewezen categorie activiteiten die van invloed kunnen zijn op de fysieke leefomgeving:

€ 114

€ 117

 

Omgevingsvergunning

 

 

1.25

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo voor zover daar niet elders in dit hoofdstuk een tarief is opgenomen: het bedrag van de voorafgaand aan de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning aan aanvrager medegedeelde kosten, blijkend uit een begroting die door of vanwege het College van Gedeputeerde Staten is opgesteld. Indien een begroting als bedoeld in de vorige volzin is uitgebracht, wordt een aanvraag in behandeling genomen op de vijfde werkdag, na de dag waarop de begroting aan de aanvrager ter kennis is gebracht, tenzij de aanvraag voor deze vijfde werkdag schriftelijk is ingetrokken.

 

 

 

Omgevingsvergunning in twee fasen

 

 

1.26

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verstrekken van een omgevingsvergunning in twee fasen als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, Wabo ter zake van de:

 

 

1.26.1

eerste fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in deze tarieventabel voor de vergunningen(en) waarvoor de aanvraag voor de eerste fase wordt gedaan;

 

 

1.26.2

tweede fase: het bedrag dat voortvloeit uit toepassing van de tarieven in deze tarieventabel voor de vergunningen(en) waarvoor de aanvraag voor de tweede fase wordt gedaan;

 

 

 

Gewijzigde uitvoering verleende Omgevingsvergunning

 

 

 

1.27

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een vergunning die al is verleend maar waarvan nog geen gebruik is gemaakt, voor een naar de omstandigheden beoordeeld, geringe wijziging: 5% van de leges die verschuldigd is voor de behandeling van de aanvraag, op grond waarvan de reeds verleende vergunning is vastgesteld met een minimum van:

€ 288

€ 295

 

 

 

 

2.

Waterwet

 

 

2.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 6.4 of een wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 6.22, eerste lid van de Waterwet:

 

 

2.1.1

(gereserveerd)

 

 

2.1.2

voor onttrekkingen ten behoeve van een bodemenergiesysteem tot 50 m3/uur en 250.000 m3/jaar en dieper dan 20 m-mv, waarbij de beoordeling plaatsvindt volgens het sjabloon verkorte effectenstudie uit de Handreiking provinciale besluiten bodemenergiesystemen (BUM BE deel 1) voor het toetsen en beschikken in het kader van de Waterwet en andere wetten

€ 3.320

€ 3.406

2.1.3

voor onttrekkingen ten behoeve van overige bodemenergiesystemen, waarbij de beoordeling niet plaatsvindt volgens het sjabloon verkorte effectenstudie uit de Handreiking provinciale besluiten bodemenergiesystemen (BUM BE deel 1) voor het toetsen en beschikken in het kader van de Waterwet en andere wetten

€ 4.994

€ 5.124

2.1.4

voor permanente en tijdelijke onttrekkingen en/of infiltratie ten behoeve van industriële toepassingen groter dan 150.000 m3 per jaar

€ 9.642

€ 9893

2.1.5

voor permanente en tijdelijke onttrekkingen en/of infiltratie ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening

€ 28.235

€ 28.969

 

Wijziging vergunning

 

 

2.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van de aan de vergunning verbonden voorschriften als bedoeld in artikel 6.22, eerste lid van de Waterwet:

€ 2.205

€ 2.262

 

Toeslagen

 

 

2.3.1

In geval van een mer-beoordelingsplicht op grond van artikel 7.2, eerste lid, onder b Wet milieubeheer geldt een toeslag van 25% over de verschuldigde leges voor de te behandelen aanvraag.

 

 

2.3.2

In geval van mer-plicht op grond van artikel 7.2, eerste lid, onder a Wet milieubeheer geldt een toeslag van 50% over de verschuldigde leges voor de te behandelen aanvraag.

 

 

 

 

 

 

3.

Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemgelegenheden

 

 

 

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor ontheffingen op basis van de Wet Hygiëne en Veiligheid Badinrichtingen en Zwemaangelegenhede

€ 173

€ 177

 

 

 

 

4.

Ontgrondingenwet

 

 

4.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor (uitbreiding van de  winningsmogelijkheden) een vergunning of wijziging ervan als bedoeld in artikel 8, tweede lid, juncto artikel 3 van de Ontgrondingenwet voor:

 

 

4.1.1

ontgrondingen tot en met 1.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie

€ 337

€ 346

4.1.2

ontgrondingen met 1001 m3 tot en met 10.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie

€ 1.690

€ 1.734

4.1.3

ontgrondingen met 10.001 m3 tot en met 50.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie

€ 2.775

€ 2.847

4.1.4

ontgrondingen met 50.001 m3 tot en met 250.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie

€ 5.766

€ 5.916

4.1.5

ontgrondingen met 250.001 m3 tot en met 1.000.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie

€ 24.361

€ 24.995

4.1.6

ontgrondingen met meer dan 1.000.000 m3 berekende winbare hoeveelheid bodemspecie

€ 52.600

€ 53.968

 

Toeslagen

 

 

4.2.1

Indien tevens een machtiging ex artikel 12 van de Ontgrondingenwet wordt aangevraagd, geldt een toeslag van 10% over de verschuldigde leges over een aanvraag om ontgrondingsvergunning.

 

 

4.2.2

In geval van een mer-beoordelingsplicht op grond van artikel 7.2, eerste lid, onder b Wet milieubeheer geldt een toeslag van 25% over de verschuldigde leges voor de te behandelen aanvraag.

 

 

4.2.3

In geval van een mer-beoordelingsplicht op grond van artikel 7.2, eerste lid, onder b Wet milieubeheer, maar er sprake is van een vrijstelling voor de betreffende activiteit, bedragen de leges voor het m.e.r.-beoordelingsbesluit 25% van de verschuldigde leges op basis van de berekende tarieven in artikel 4.1 voor de te behandelen aanvraag.

 

 

4.2.4

In geval van mer-plicht op grond van artikel 7.2, eerste lid, onder a Wet milieubeheer geldt een toeslag van 50% over de verschuldigde leges voor de te behandelen aanvraag.

 

 

 

Wijziging vergunning

 

 

4.3.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor wijziging van eenvoudige aard van een vergunning waarbij andere belangen dan die van aanvrager niet of nauwelijks zijn betrokken (met name verlenging geldigheidstermijn, wijziging tenaamstelling) en aanvragen voor intrekking van een vergunning door de vergunninghouder:

€ 458

470

4.3.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor wijziging van een vergunning, waarbij andere belangen dan die van aanvrager expliciet zijn betrokken, zonder dat sprake is van een uitbreiding van winningsmogelijkheden:

€ 2.082

€ 2.136

 

Goedkeuring plannen

 

 

4.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een inrichtingsplan, beheerplan, werkplan of ander op grond van een voorschrift in de verleende vergunning op te stellen plan:

€ 1.788

€ 1.834

 

 

 

 

5.

Wet Luchtvaart

 

 

 

Luchthavenregelingen en luchthavenbesluiten

 

 

5.1.1

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een luchthavenregeling als bedoeld in artikel 8.64 van de Wet Luchtvaart:

€ 16.696

€ 17.130

5.1.2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een luchthavenregeling als bedoeld in artikel 8.64 vande Wet Luchtvaart:

€ 6.596

€ 6.767

5.1.3

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een luchthavenbesluit als bedoeld in artikel 8.43 van de Wet Luchtvaart:

€ 27.488

€ 28.203

5.1.4

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit als bedoeld in artikel 8.43 van de Wet Luchtvaart:

€ 11.141

€ 11.431

 

Ontheffing tijdelijk en uitzonderlijk gebruik

 

 

5. 2

Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 8a.51 van de Wet Luchtvaart:

 

 

5.2.1

voor opstijgen en landen van luchtvaartuigen (looptijd maximaal 1 jaar)

€ 264

€ 271

5.2.2

voor opstijgen en landen van luchtvaartuigen (looptijd maximaal 3 jaar)

€ 630

€ 646

 

 

 

 

6.

Vervallen

 

 

 

 

 

 

7.

Wet Natuurbescherming

 

 

 

Gebiedsbescherming

 

 

7.1

In behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, Wnb in samenhang met het PAS op grond van artikel 1.13 Wnb vastgesteld, waarbij een beroep wordt gedaan op ontwikkelruimte uit segment 2:

 

 

7.1.1

wanneer het gaat om agrarische activiteiten

€ 821

€ 842

7.1.2

wanneer het gaat om het in werking hebben of brengen van een industriële activiteit of wanneer het gaat om overige activiteiten

€ 2.124

€ 2.179

7.2

In behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, derde lid, Wnb waarbij alleen stikstofdepositie van belang is:

 

 

7.2.1

wanneer het gaat om agrarische activiteiten

€ 821

€ 842

7.2.2

wanneer het gaat om het in werking hebben of brengen van een industriële activiteit of wanneer het gaat om overige activiteiten

€ 2.124

€ 2.179

7.2.3

wanneer het gaat om prioritaire projecten

€ 2.660

€ 2.729

7.3

In behandeling nemen van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede en derde lid Wnb, onder b, in samenhang met artikel 2.8, lid 9 Wnb voor het realiseren van projecten of andere handelingen met gevolgen voor habitats en soorten in of nabij een Natura 2000-gebied (ecologische beoordeling van effecten waarvoor al dan niet een passende beoordeling vereist is)

€ 2.660

€ 2.729

7.4

In behandeling nemen van een aanvraag voor een wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede en derde lid Wnb, onder b, in samenhang met artikel 2.8, lid 9 Wnb

€ 580

€ 595

 

Soortenbescherming

 

 

7.5

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.8 en 3.34 van de Wnb voor het (opzettelijk) verstoren, doden, vangen, plukken etc. van beschermde soorten en voor een ontheffing voor het uitzetten van dieren of eieren

€ 2.948

€ 3.025

7.6.1

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld 3.3, 3.8 en 3.10 Wnb, die uitsluitend ziet op het belang van één particuliere aanvrager en niet ziet op het realiseren van een infrastructureel werk, ruimtelijke inrichting of projectontwikkeling

€ 637

€ 654

7.6.2

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld 3.3, 3.8 en 3.10 Wnb, die al dan niet ziet op het realiseren van een infrastructureel werk, ruimtelijke inrichting of projectontwikkeling

€ 2.948

€ 3.025

7.6.3

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8, 3.10 en 3.34 Wnb, voor niet-commerciële dierenopvangorganisaties.

€ 0

€ 0

7.6.4

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en 3.10 Wnb, voor Particulier Gegevensverzamelende Organisaties.

€ 0

€ 0

7.6.5

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.3, 3.4, 3.8, 3.10 en 3.34 van de Wnb, in verband met handelingenin het kader van wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en re-populatie voor niet-commerciële doeleinden.

€ 0

€ 0

7.6.6

In behandeling nemen van een aanvraag voor een ontheffing op grond van artikel 3.17 Wnb aan de Stichting Faunabeheer Overijssel, voor beheer en schadebestrijding op grond van het Faunabeheerplan.

€ 0

€ 3.025

7.6.7

In behandeling nemen van een aanvraag om een ontheffing voor het gebruik van middelen in het kader van bestrijding van schade, overlast en (voedsel-)veiligheid op grond artikel 3.15 en artikel 3.16 Wnb voor zwarte rat en bruine rat en mol en verwilderde dieren en exoten

 

€ 3.025

7.6.8

In behandeling nemen van een aanvraag om een ontheffing voor het bestrijden van beschermde soorten in het kader van bestrijding van schade, overlast en (voedsel-)veiligheid op grond artikel 3.3, 3.8 en 3.10 Wnb en opdracht op grond van artikel 3.18 Wnb

 

€ 3.025

7.6.9

In behandeling nemen van een aanvraag voor een wijziging van een verleende ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, 3.8, 3.10 en 3.34 Wnb.

€ 580

€ 595

 

Afhandelen faunaschade

 

 

7.7

In behandeling nemen van een aanvraag voor een aanvraag als bedoeld in art 6.1 Wnb voor tegemoetkoming in geleden schade aangericht door in het wild levende beschermde dieren

€ 300

€ 308

 

Houtopstanden

 

 

7.8

In behandeling nemen van een aanvraag voor een aanvraag van ontheffing van de herplantplicht als bedoeld in art 4.5 Wnb:

 

 

7.8.1

wanneer het gaat om een ontheffing van de wachttermijn van 6 weken, uitgezonderd de gevallen van gevaarzetting of fytosanitaire maatregelen

€ 421

€ 432

7.8.2

wanneer het gaat om een ontheffing van de herplantplicht binnen 3 jaren

€ 421

€ 432

7.8.3

wanneer het gaat om een ontheffing van de herplantplicht op dezelfde gronden

€ 421

€ 432

7.8.4

wanneer het gaat om een ontheffing van de herplantplicht

€ 421

€ 432

 

 

 

 

8.

Provinciaal Inpassingsplan

 

 

 

Voor het in behandeling nemen van het verzoek tot het opstellen van een provinciaal inpassingsplan.

€ 25.045

€ 25.696

 

 

 

 

9.

Nazorgheffing stortplaatsen

 

 

 

Locatie

Doelvermogen

Jaarlijkse heffing

 

Boeldershoek

€ 33.486.695

n.v.t.

 

Elhorst-Vloedbelt

€ 20.767.453

€ 40.000

 

Bovenveld

€ 4.397.193

n.v.t.

 

 

 

 

10.

Precario

 

 

 

Benzinepompinstallaties, enz. (rubriek 1)

 

Een installatie voor het al dan niet automatisch aftappen van motorbrandstoffen per 1.000 liter voor de omzet afgeleverde motorbrandstoffen.

€ 5,85

€ 6

 

 

 

 

11.

Opcenten Motorrijtuigenbelasting

 

 

 

Het aantal opcenten bedraagt:

€ 79,90

€ 79,90

 

 

 

 

12.

Besluit geluidproductie sportmotoren

 

 

 

Afhandelen en besluitvorming van een aanvraag tot ontheffing als bedoeld in artikel 3, lid 2 van het Besluit geluidproduktie sportmotoren

€ 670

€ 687

 

Bijlage Indicatief bestedingsoverzicht Grondwaterheffing 2019-2021

 

Bedrag in €

2019

2020

2021

Totaal

Programma ZON 1

266.667

266.667

266.667

800.000

POP3 bijdrage ZON

250.000

250.000

250.000

750.000

Extra investering in POP3 ZON

116.667

116.667

116.667

350.000

Besteding rijksmiddelen ZON

184.000

-

-

184.000

Integrale Overeenkomst Vitens

200.000

200.000

200.000

600.000

ACSG 2 : bijdrage BIJ12

35.000

35.000

35.000

105.000

ACSG: onderzoeken

230.000

30.000

50.000

310.000

Personeelskosten grondwaterbeheer

90.000

90.000

90.000

270.000

Meetnet grondwaterbeheer

37.000

37.000

37.000

111.000

Beleidsinfo grondwaterbeheer

182.000

124.500

229.500

536.000

Algemeen onderzoek grondwater

220.000

220.000

220.000

660.000

Onvoorziene kosten

64.000

64.000

64.000

192.000

TOTAAL

1.875.334

1.433.834

1.558.832

4.868.000

 

Toelichting

 

Artikel 1.1 Belastbare feiten

 

Lid 1

De grondwaterheffing is als directe provinciale belasting ingesteld op grond van artikel 7.7, eerste lid van de Waterwet, dat het grondwater als voorwerp van belasting en het onttrekken van grondwater als belastbaar feit aanmerkt.

 

Lid 4

De precariobelasting is als directe belasting ingesteld op grond van artikel 222c van de Provinciewet voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van de provincie. De belastbare voorwerpen in de verordening (tarieventabel) betreffen tankstations

(installaties voor het al dan niet aftappen van motorbrandstoffen).

 

Artikel 1.2 Wijze van heffing

Bij leges kan worden volstaan met een eenvoudige vorm van heffing, zoals een nota of andere schriftuur.

 

Artikel 1.4 Tijdstip betaling

Voor de legesheffing geldt een afwijkende regeling, zoals opgenomen in artikel 3.3.

 

Artikel 1.5 Nadere regels

Nadere regels kunnen door Gedeputeerde Staten worden gesteld met betrekking tot de verplichting te verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet, de mogelijkheid om een voorlopige aanslag op te leggen en het berekenen van invorderingsrente.

 

Artikel 2.1 Belastingplichtige

De omschrijving van belastingplichtige volgt uit artikel 7.7, eerste lid van de Waterwet. Met de woorden “gedurende het heffingsjaar of een gedeelte daarvan” wordt tot uitdrukking gebracht, dat de eis van inschrijving in het register betrekking heeft op het heffingsjaar of een gedeelte daarvan. Zonder deze tussenvoeging zou een houder van een inrichting die niet meer is ingeschreven, kunnen menen dat hij niet belastingplichtig is over de onttrekkingen in het heffingsjaar of gedeelte daarvan waarin de inrichting wel ingeschreven stond. Het is uiteraard de bedoeling om een zodanige belastingplichtige wel voor zijn grondwateronttrekkingen aan te slaan. Om een belasting te kunnen opleggen moet aan twee voorwaarden zijn voldaan. De inrichting moet zijn ingeschreven in het register en de onttrokken hoeveelheid moet worden gemeten. In artikel 4.6.5 van de Omgevingsverordening Overijssel 2017 is bepaald dat kleine onttrekkingen (< 10 m³/uur en < 5.000 m³/ kwartaal) zijn vrijgesteld van de meetplicht. In de keuren van de waterschappen is geregeld dat onttrekkingen voor noodvoorzieningen en onttrekkingen voor beregening en bevloeiing niet meetplichtig zijn. Derhalve kan aan deze groepen onttrekkingen geen provinciale grondwaterheffing worden opgelegd.

 

Artikel 2.2 Grondslag

De grondslag is de maatstaf waarnaar het tarief wordt berekend. Op basis van de grondslag en de werkelijke hoeveelheid onttrokken water is het mogelijk de omvang van de heffing te bepalen. Indien tevens infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de heffing de helft van de hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater.

 

Artikel 2.3 Tarief

De kosten die uit de heffing mogen worden betaald, zijn limitatief opgenomen in artikel 7.7, eerste lid van de Waterwet.

 

Artikel 2.4 Vrijstellingen

Op grond van artikel 7.1 van het Waterbesluit is van grondwaterheffing vrijgesteld onttrekkingen van grondwater:

  • a.

    door of vanwege overheidslichamen ten behoeve van de vervulling van taken op grond van de wet;

  • b.

    ten behoeve van een bodemenergiesysteem door middel van een inrichting waarbij grondwater wordt onttrokken en het water vervolgens in een gesloten systeem weer volledig wordt teruggebracht in hetzelfde watervoerende pakket als waaraan het is onttrokken, in overeenstemming met de voorwaarden welke daartoe zijn gesteld in de vergunning die voor het onttrekken van grondwater ingevolge de wet is verleend;

  • c.

    ten behoeve van een bodem- of grondwatersaneringsproject;

  • d.

    ten behoeve van landijsbanen;

  • e.

    ten behoeve van de ontwatering of afwatering van gronden;

  • f.

    door middel van een oevergrondwaterwinning.

In dit artikel is een vrijstelling opgenomen ten aanzien van onttrekkingen van minder dan 100.000 m³. Indien naast het onttrekken van grondwater, infiltratie op grond van de vergunningsvoorschriften plaatsvindt, wordt voor de toepassing van deze vrijstellingsbepaling de totale hoeveelheid geïnfiltreerd water in mindering gebracht op de hoeveelheid onttrokken grondwater.

 

Het derde lid regelt de vrijstelling voor onttrekkingen voor bouwputbemaling waarbij via retourbemaling de onttrokken hoeveelheid geheel of gedeeltelijk in hetzelfde watervoerende pakket wordt teruggebracht.

 

Hoofdstuk 3 Leges

Artikel 223 van de Provinciewet geeft de provincie de mogelijkheid om rechten te heffen ter zake van het genot van door of vanwege het provinciebestuur verstrekte diensten. Dit worden leges genoemd. De provincie Overijssel bepaalt in de Belastingverordening Overijssel en de bijbehorende tabel dat leges worden geheven voor bepaalde vergunningaanvragen die zeer bewerkelijk zijn en waarbij de ontvanger duidelijk een voordeel heeft.

 

De tarieven zijn ten hoogste kostendekkend. De basis voor de tarieven zijn de kosten voor provinciale organisatie, die gemoeid zijn met het verstrekken van de dienst. Het kan daarbij gaan om personele kosten van de provincie zelf en/of kosten van leveringen of diensten die de provincie zelf heeft moeten inkopen.

 

De tarieven worden jaarlijks aangepast voor inflatie, gebruikmakend van het indexpercentage voor programmalasten dat in de begroting wordt toegepast.

 

Artikel 3.4 Vermindering van leges

 

Lid 2

Leges worden eenmalig in mindering gebracht om herhaling van intrekken en indienen van een aanvraag te voorkomen.

 

Artikel 4.1 Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in deze verordening voorkomende begrippen is daarvan in dit artikel een omschrijving opgenomen.

 

De tekst van de leden a tot en met c komt grotendeels overeen met de tekst als opgenomen in artikel 8.47 van de Wet milieubeheer. Onder doelvermogen - lid e - wordt verstaan het vermogen dat op het moment dat de nazorg aanvangt aanwezig moet zijn om de altijddurende nazorg te kunnen blijven financieren.

 

Artikel 4.2 Belastingplichtige

Dit artikel geeft een aanduiding van degenen, die in beginsel in de heffing worden betrokken. De tekst is overgenomen van artikel 15.45 van de Wet milieubeheer.

 

Artikel 4.3 Grondslag

Voor wat betreft de te hanteren tarieven is ervoor gekozen om te werken met een tarieventabel. De tarieventabel wordt iedere vier jaar door Provinciale Staten vastgesteld. Provinciale Staten gaan daarbij uit van een jaarlijkse heffing. Het bedrag van de jaarlijkse aanslag wordt in principe zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van de jaarlijkse aanslagen gedurende de verwachte exploitatieperiode en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsopbrengsten over die periode de ‘basis voor het doelvermogen’ wordt gegenereerd.

 

Artikel 4.4 Kwijtschelding

Op grond van artikel 232e Provinciewet volgen provincies het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid. Dit is vastgelegd in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Artikel 232e Provinciewet biedt echter de mogelijkheid om van de ministeriële regeling af te wijken. Het hierover door Provinciale Staten te nemen besluit is vormvrij.

 

Artikel 6.1 Belastingplichtige

Bij de heffing van precario zal worden aangekoppeld bij het ontheffingenbestand.

 

Artikel 6.2 Grondslag en tarief

De precariobelasting voor tankstations wordt bepaald aan de hand van voor de omzet afgeleverde motorbrandstoffen in het kalenderjaar voorafgaande aan het belastingjaar. Voor de vaststelling van de hoogte van de aanslag dient de belastingplichtige aangifte te doen van de omzet.

 

Artikel 6.3 Vrijstellingen

  • a.

    Geen precario kan worden geheven van kabels ten dienste van een openbaar telecommunicatienetwerk of omroepnetwerk op grond van artikel 5.1, eerste lid van de Telecommunicatiewet.

  • b.

    Verder wordt geen precario geheven van tankstations waarmee een huurovereenkomst is gesloten.

Artikel 7.2 Belastingplichtige

Met de Lijst der Geldelijke Regelingen wordt de herverkaveling in financiële zin afgewikkeld. Hierin wordt, op basis van het inrichtingsplan, de bijdrage van de gezamenlijke eigenaren (als bedoeld in artikel 17, lid 2, sub f, van de Wet inrichting landelijk gebied) verdeeld over de individuele eigenaren. Daarnaast worden in de Lijst der Geldelijke Regelingen ook de verrekenposten over en weer tussen de verschillende bij de herverkaveling betrokken eigenaren opgenomen, zoals de verrekening van waardeveranderingen tussen ingebrachte en toegedeelde percelen, de financiële gevolgen van kortingen, onder- en overbedelingen en van de vestiging of opheffing van beperkte rechten (het recht van huur en dergelijke).

 

Artikel 7.3 Grondslag

In artikel 90, lid 4, van de Wet inrichting landelijk gebied, is bepaald dat nadat het besluit tot vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen is genomen en de beroepstermijn is verstreken, dan wel, indien beroep is ingesteld, door de rechtbank op het beroep is beslist, de kosten die over de eigenaren worden omgeslagen gecorrigeerd worden met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde correctiefactor. Deze correctiefactor is het quotiënt van de definitieve kosten en de kosten zoals deze in de Lijst der Geldelijke Regelingen zijn opgenomen. De hoogte van de schuldplichtigheid wordt dus bepaald nadat de correctiefactor op de over de eigenaren omgeslagen kosten is toegepast. Tegen het besluit tot vaststelling van de correctiefactor staat bezwaar en beroep open.

 

Iedere eigenaar is schuldplichtig over de over hem omgeslagen kosten, zoals bepaald in de Lijst der Geldelijke Regelingen. Op de voorbereiding van het besluit tot vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Tegen besluit tot vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen staat op grond van artikel 69 Wilg beroep bij de rechtbank open. Na het besluit tot vaststelling van de Lijst der Geldelijke Regelingen is genomen en de beroepstermijn is verstreken, dan wel, indien beroep is ingesteld, door de rechtbank op het beroep is beslist, stellen Gedeputeerde Staten de correctiefactor vast. Deze correctiefactor is het quotiënt van de definitieve kosten en de kosten zoals deze in de Lijst der Geldelijke Regelingen zijn opgenomen. De hoogte van het verschuldigde kosten staat vast als de correctiefactor op de over de eigenaren omgeslagen kosten is toegepast. Tegen het besluit tot vaststelling van de correctiefactor staat bezwaar en beroep open. Tegen de hoogte van de omgeslagen kosten kan bij de heffing en invordering geen bewaar worden gemaakt.

 

Artikel 7.4 Uitbetaling

Het is mogelijk dat, bijvoorbeeld als gevolg van een onderbedeling bij de herverkaveling, uit de Lijst der Geldelijke Regelingen volgt dat een eigenaar recht heeft op een som geld. In dit artikel worden regels gegeven met betrekking tot de uitbetaling van dergelijke bedragen.

 

Artikel 7.5 Minimumbedrag

In artikel 91, lid 3, van de Wet inrichting landelijk gebied is geregeld dat wanneer de omgeslagen kosten lager zijn dan bij een provinciale verordening bepaald bedrag, deze kosten niet worden geheven. De gedachte achter deze bepaling is dat inning van kosten beneden dit minimumbedrag hogere kosten met zich mee zou brengen dan de opbrengst van de inning zou opleveren. In dit artikel wordt dit minimumbedrag bepaald.

 

Artikel 7.6 Termijn

Het is mogelijk dat uit een Lijst der Geldelijke Regelingen een aanzienlijke schuldplichtigheid voor bepaalde eigenaren volgt (bijvoorbeeld vanwege overbedeling van landbouwgrond). Deze eigenaren zullen zo nodig aanvullende financiering moeten regelen om de aanslag te kunnen betalen. De standaard betalingstermijn van vier weken zal hiervoor in de regel onvoldoende zijn. Om die reden geldt voor een schuldplichtigheid van meer dan € 25.000,- een afwijkende betalingstermijn van twaalf weken. Voor aanslagen tot en met € 25.000,- geldt de standaard betalingstermijn van vier weken.

 

Artikel 8.1 Inwerkingtreding en citeertitel

 

Lid 1

Conform de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving wordt de datum waarop de in dit lid genoemde verordeningen vervallen niet afzonderlijk geregeld. Die datum is namelijk gelijk aan de datum waarop deze verordening in werking treedt.

 

Lid 3

De datum van inwerkingtreding houdt in dat belastingaanslagen na die datum kunnen worden opgelegd. Deze verordening dient dan wel voor dat tijdstip bekend te zijn gemaakt.

 

De datum van ingang van de heffing geeft aan dat de aanslagen betrekking kunnen hebben op de periode vanaf die datum.

 

Naar boven