Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant te wijzigen in verband met de openstelling van het vierde aanvraagtijdvak voor subsidie op grond van paragraaf 2 van die regeling, te weten projecten gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening in het beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden, alsmede de openstelling van het derde aanvraagtijdvak voor subsidie op grond van paragraaf 5 van die regeling, te weten projecten gericht op het zichtbaar maken van het breukenstelsel van de Peelrandbreuk of wijst dan wel het vergroten van de bekendheid en herkenbaarheid van wijst, de Peelrandbreuk of het Geopark Peelhorst in oprichting;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

 

De Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 2.1 komt te luiden:

 

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

beheergebied DHZ: beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden als opgenomen op de kaart in bijlage 1;

BrUG: door Provinciale Staten op 21 september 2012 vastgestelde integrale natuur en landschapsvisie “Brabant: uitnodigend groen”;

Deltaplan Hoge Zandgronden: regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater;

kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;

kosten derden: kosten als bedoeld in artikel 1, onder r, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017;

KRW: Kaderrichtlijn Water;

Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, met uitzondering van ecologische verbindingszones;

natuurorganisatie: non-profitorganisatie met een statutair doel gericht op natuur- of milieu;

PAS: Programmatische Aanpak Stikstof;

Programmatische Aanpak Stikstof: landelijke beleidsregel Programmatische Aanpak Stikstof als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.

 

B.

 

Aan het slot van artikel 2.2, tweede lid, onder a, wordt “,en;” vervangen door: ; en.

 

C.

 

Artikel 2.4 komt te luiden:

 

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor uitvoeringsprojecten gericht op het verbeteren van de klimaatbestendigheid van de zoetwatervoorziening.

 

D.

 

Artikel 2.5 komt te luiden:

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening openstaat;

  • d.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

E.

 

Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel a komt te luiden:

    • a.

      het project wordt, blijkens een kadastrale of topografische kaart, uitgevoerd in het beheergebied DHZ, opgenomen in bijlage 1;.

  • 2.

    In onderdeel c wordt “Natuurnetwerk Brabant” vervangen door: Natuur Netwerk Brabant.

  • 3.

    In onderdeel d, onder 2° en 3°, wordt “als bedoeld” vervangen door: , bedoeld.

  • 4.

    De onderdelen g, j en k vervallen, onder verlettering van de onderdelen h, i en l tot g, h en i.

  • 5.

    Onderdeel g (nieuw) komt te luiden:

    • g.

      het project kent een redelijke verhouding tussen de mate van doelbereik en de subsidiabele kosten;.

  • 6.

    Onderdeel i, onder 2° (nieuw), komt te luiden:

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

 

F.

 

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef van het eerste lid vervalt: , onder a.

  • 2.

    Het tweede lid vervalt, onder vernummering van het derde tot het tweede lid.

  • 3.

    In het tweede lid (nieuw) vervalt: , en het tweede lid, onder a.

 

G.

 

In artikel 2.8, onder b, vervalt: , en tweede lid, onder a.

 

H.

 

De artikelen 2.9 en 2.10 komen te luiden:

 

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 6 januari 2020 tot en met 31 december 2020.

 

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 1.000.000.

 

I.

 

Artikel 2.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “€ 500.000” vervangen door: € 200.000.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “MKB-onderneming” vervangen door: kleine of middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

J.

 

Artikel 2.12 komt te luiden:

 

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    Subsidie wordt verdeeld in volgorde van de rangschikking.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

K.

 

Artikel 2.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt “de subsidieontvanger” vervangen door: hij.

  • 2.

    Onderdeel b komt te luiden:

    • b.

      hij houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;.

  • 3.

    Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d en e tot c en d.

  • 4.

    In onderdeel c (nieuw) wordt “De subsidieaanvrager” vervangen door: hij.

  • 5.

    Onderdeel d (nieuw) komt te luiden:

    • d.

      hij rondt het project uiterlijk 31 december 2021 af.

 

L.

 

Artikel 2.14 komt te luiden:

 

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

      • 2°.

        het resultaat;

      • 3°.

        kengetallen met betrekking tot het effect;

      • 4°.

        de kennisdeling en het leereffect;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een korte beschrijving van de uitgevoerde maatregelen;

      • 2°.

        het resultaat;

      • 3°.

        kengetallen met betrekking tot het effect;

      • 4°.

        de kennisdeling en het leereffect;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2°, van de Asv.

 

M.

 

Na artikel 2.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, van de Asv.

 

N.

 

Artikel 5.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel b vervalt, onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot b tot en met e.

  • 2.

    Aan het slot van onderdeel e (nieuw) wordt de puntkomma vervangen door een punt.

 

O.

 

In artikel 5.5, onder c, wordt “1 januari 2019” vervangen door: 1 januari 2018.

 

P.

 

In artikel 5.7, tweede lid, wordt “€50” vervangen door: € 50.

 

Q.

 

In artikel 5.8 wordt aan het slot van onderdeel b een puntkomma geplaatst.

 

R.

 

De artikelen 5.9 en 5.10 komen te luiden:

 

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    4 april 2019 tot en met 11 december 2019;

  • b.

    2 januari 2020 tot en met 30 september 2021.

 

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4 vast op:

  • a.

    € 200.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder a;

  • b.

    € 300.000 voor de periode, genoemd in artikel 5.9, onder b.

 

S.

 

Artikel 5.12, vijfde en zesde lid, komen te luiden:

  • 5.

    Subsidie wordt verdeeld in volgorde van de rangschikking.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

T.

 

Artikel 5.13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid, onder a, komt te luiden:

    • a.

      het project wordt uiterlijk binnen een jaar na verlening van de subsidie gerealiseerd;.

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt “tenminste” vervangen door: ten minste.

  • 3.

    Het tweede en derde lid vervallen, onder vernummering van het vierde tot het tweede lid.

  • 4.

    In het tweede lid (nieuw) wordt “€25.000 tot €50.000” vervangen door: € 25.000 tot € 50.000.

 

U.

 

In artikel 5.15, derde lid, wordt “80 %” vervangen door: 80%.

 

Artikel II Overgangsrecht

Op subsidieaanvragen als bedoeld in de paragrafen 2 en 5 van de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijven de paragrafen 2 en 5 van de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant, zoals die luidden de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

 

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel IV Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, 10 december 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Dertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant

 

I. Algemeen

 

1. Wijziging paragraaf 2: Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen

 

1.1. Inleiding

 

In het op 18 december 2015 vastgestelde Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 (PMWP) is het streven vastgelegd voor verbetering van het leef- en vestigingsklimaat op de Brabantse zandgronden. In dit kader is een van de doelen om de zoetwatervoorziening in het beheergebied van het Deltaplan Hoge Zandgronden klimaatbestendig te maken. Gedeputeerde Staten willen in dit gebied de vraag naar water vanuit de verschillende gebruiksfuncties in balans brengen met het beschikbare water. Daartoe achten zij maatregelen wenselijk die zich richten op vermindering van de watervraag, het voorkomen of beperken van extra watervraag door een veranderend klimaat, waterconservering door verbetering van sponswerking, het optimaliseren van wateraanvoer en het adapteren aan de effecten van droogte. Door middel van subsidies willen Gedeputeerde Staten partijen stimuleren om projecten op dit terrein te initiëren. Daartoe is op 2 februari 2016 de Subsidieregeling provinciaal milieu- en waterplan Noord-Brabant (hierna: Subsidieregeling PMWP) vastgesteld. Paragraaf 2 van genoemde subsidieregeling draagt de titel “Klimaatrobuuste zoetwatervoorziening Deltaplan Hoge Zandgronden overige doelgroepen” en staat open voor alle rechtspersonen, met uitzondering van waterschappen (daarvoor geldt paragraaf 1 van de Subsidieregeling PMWP). Tot dusver zijn er drie aanvraagtijdvakken geweest voor paragraaf 2. Met deze wijzigingsregeling wordt de openstelling van een vierde aanvraagtijdvak geregeld.

 

2. Hoofdlijnen wijziging

 

De aanwending van deze extra middelen voor de Hoge Zandgronden in de provincie Noord-Brabant wordt gecoördineerd door de provincie. Realisatie van de maatregelen dient plaats te vinden binnen de resterende looptijd van het huidige Deltaprogramma Zoetwater en het lopende Deltaplan Hoge Zandgronden werkprogramma. Dit betekent een uitvoering van maatregelen in de periode 2020 tot en met 2021.

 

Hiertoe wordt paragraaf 2 van de Subsidieregeling PMWP opnieuw opengesteld (voor een vierde tijdvak). Het gaat daarbij om fysieke uitvoeringsprojecten, die bijdragen aan een duurzame waterbeschikbaarheid. Als projecten aan een aantal kwaliteitsvereisten voldoen, zal worden beschikt op volgorde van binnenkomst (in plaats van door middel van een tender zoals dat bij de eerdere aanvraagtijdvakken is gebeurd). Reden hiervoor is dat projecten dan tijd hebben om uiterlijk eind 2021 tot afronding te komen. Er is gekozen voor de focus op uitvoeringsprojecten. Deze hoeven niet per se innovatief te zijn om een goede bijdrage te leveren aan de waterbeschikbaarheid in de provincie Noord-Brabant. Daarom is dit criterium komen te vervallen. Daarnaast zijn criteria die niet voldoende onderscheidend bleken geschrapt en is een aantal regeltechnische wijzigingen doorgevoerd. Het subsidieplafond is gesteld op € 1.000.000. Dit bestaat voor het overgrote deel uit extra beschikbaar gekomen Deltafondsmiddelen, aangevuld met vrijgevallen middelen die beschikbaar kwamen doordat afgeronde projecten op basis van paragraaf 2 lager zijn vastgesteld.

 

2. Wijziging paragraaf 5: Zicht op wijst

 

Met deze regeling wordt de openstelling van een derde aanvraagtijdvak voor paragraaf 5 “Zicht op wijst” van de Subsidieregeling PMWP geregeld. Op grond van genoemde paragraaf wordt subsidie verstrekt voor projecten gericht op het zichtbaar maken van het breukenstelsel van de Peelrandbreuk, het zichtbaar maken van wijst en het vergroten van de bekendheid en herkenbaarheid van wijst, de Peelrandbreuk en het Geopark Peelhorst in oprichting. Het derde aanvraagtijdvak loopt van 2 januari 2020 tot en met 30 september 2021. Voor de periode geldt een subsidieplafond van € 300.000.

 

II. Artikelsgewijs

 

In het onderstaande wordt, voor zover noodzakelijk, per artikel een toelichting gegeven.

 

Artikel I

 

Onderdeel A (artikel 2.1)

Met dit onderdeel is artikel 2.1 opnieuw vastgesteld, gelet op het aantal wijzigingen in de begripsbepalingen. Het begrip “Awb” is geschrapt uit de begripsbepalingen, aangezien dit begrip op grond van artikel 1, onder a, Asv reeds geldt voor de Subsidieregeling PMWP. Ook het begrip “MKB-onderneming” is uit de begrippenlijst gehaald. In artikel 2.11, waar dit begrip wordt gehanteerd, is nader gespecificeerd wat in het kader van dat artikel onder “MKB-onderneming” wordt verstaan. Voorts zijn de begrippen “arm’s length beginsel” en “Projectgroep DHZ” geschrapt, aangezien deze begrippen niet langer in paragraaf 2 van de Subsidieregeling PMWP voorkomen. Het begrip “kosten derden” is gewijzigd zodat verwezen wordt naar het juiste artikel uit de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017. Ook de begrippen “Natuur Netwerk Brabant”, en “algemene groepsvrijstellingsverordening” zijn geactualiseerd.

 

Onderdelen C, F en G (artikelen 2.4, 2.7 en 2.8)

Zoals toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting wordt in het kader van de vierde openstelling van paragraaf 2 enkel subsidie verstrekt voor fysieke uitvoeringsprojecten en niet voor onderzoek- en ontwikkelingsprojecten. De wijzigingen in deze onderdelen houden hiermee verband.

 

Onderdeel D (artikel 2.5)

Met dit onderdeel wordt artikel 2.5 opnieuw vastgesteld vanwege een aantal technische wijzigingen.

 

Onderdeel E (artikel 2.6)

De subsidievereisten in artikel 2.6, onderdelen g, j en k zijn geschrapt naar aanleiding van de ervaringen uit de eerdere aanvraagtijdvakken, met name omdat zij onvoldoende onderscheidend werden geacht. Daarnaast is in onderdeel a tot uiting gebracht dat uit een topografische of kadastrale kaart dient te blijken dat het project wordt uitgevoerd in het beheergebied DHZ. Deze kaart dient als bijlage bij het aanvraagformulier te worden gevoegd. In onderdeel g (nieuw) is het criterium omtrent de kosteneffectiviteit aangescherpt en tot uiting gebracht dat er een redelijke verhouding dient te zijn tussen de mate van doelbereik en de subsidiabele kosten. In combinatie met onderdeel b en h (nieuw) wordt daarmee bewerkstelligd dat enkel subsidie wordt verstrekt ten behoeve van projecten met een zekere mate van effectiviteit. Artikel 2.6, onder b, bepaalt daarbij dat het project door middel van een van de genoemde maatregeltypen dient bij te dragen aan de zoetwaterdoelen. Op grond van artikel 2.6, onder h (nieuw), dient het project een zo groot mogelijk effect te hebben in termen van omvang van het project in hectares, aantal m3 waterbesparing, aantal m3 waterconservering of aantal projectdeelnemers. Een subsidieaanvrager zal in het projectplan moeten aantonen hoe groot het te verwachten effect is en dit moeten onderbouwen.

 

Onderdeel J (artikel 2.12)

Zoals toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting wordt de subsidie in het kader van de vierde openstelling van paragraaf 2 niet verdeeld door middel van een tender, maar op volgorde van binnenkomst. De verdeelcriteria zijn hierop aangepast.

 

Onderdelen K, L en M (artikelen 2.13, 2.14 en 2.15a)

Gelet op artikel 7, eerste lid, van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187) (hierna: algemene groepsvrijstellingsverordening) worden subsidies verstrekt op basis van prestaties en gerealiseerde kosten, ook indien het gaat om subsidies tot € 125.000. Dit laatste wijkt af van de artikelen 13, eerste en tweede lid, 20 en 21, vijfde lid, onder a en b, Asv. De artikelen 2.13 (verplichtingen van de subsidieontvanger) en 2.14 (prestatieverantwoording) zijn hierop aangepast. De subsidieontvanger dient in alle gevallen een administratie bij te houden van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, Awb en dient deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten te overleggen. De subsidieontvanger dient bij subsidies tot € 125.000 bij de aanvraag tot subsidievaststelling bewijsstukken te overleggen waaruit de gerealiseerde kosten blijken. Ook is een artikel 2.15a ingevoegd, dat ziet op de vaststelling van subsidies tot € 125.000. De vaststelling geschiedt in dat geval overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vierde en achtste lid, Asv.

 

Onderdeel N (artikel 5.1)

Het begrip “Awb” is geschrapt uit de begripsbepalingen, aangezien dit begrip op grond van artikel 1, onder a, Asv reeds geldt voor de Subsidieregeling PMWP.

 

Onderdeel T (artikel 5.13)

Geregeld is dat de subsidieontvanger die in het kader van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5.9, onder b, subsidie ontvangt, de verplichting heeft ervoor te zorgen dat het project uiterlijk binnen een jaar na verlening van de subsidie wordt gerealiseerd.

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven