Wijziging Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe)

 

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 10 oktober 2019, kenmerk PO/2019002208, team Plattelandsontwikkeling, tot bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten tot wijziging van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe)

 

Gedeputeerde Staten maken bekend dat door Provinciale Staten in hun vergadering van 9 oktober 2019 is vastgesteld hetgeen volgt.

 

Besluit G-2

 

Provinciale Staten van Drenthe;

 

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 4 juni 2019, kenmerk 23/5.3/2019001405;

 

gelet op artikel 1.2 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe);

 

 

 

BESLUITEN:

 

de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe) te wijzigen door paragraaf 10 toe te voegen aan hoofdstuk 2 en door de mogelijkheid op te nemen ook in een openstellingsbesluit af te kunnen wijken van de gestelde realisatietermijn.

 

Artikel 1.27, lid 1, komt te luiden:

Subsidieontvanger is verplicht de aanvraag tot subsidievaststelling binnen drie jaar na datum subsidiebeschikking of, indien dat eerder is, uiterlijk op 1 april 2023 in te dienen, tenzij in het openstellingsbesluit en/of de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

 

 

 

Aan hoofdstuk 2 wordt na paragraaf 9 een nieuwe paragraaf toegevoegd:

 

Paragraaf 10 Samenwerking voor innovatie biodiversiteit

 

Artikel 2.10.1 Subsidiabele activiteit

 

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het formuleren van een regionaal of sectoraal plan voor het bereiken van toekomstgerichte landbouw;

  • b.

    de uitvoering van proefprojecten ter uitvoering van het regionale of sectorale plan;

  • c.

    monitoring van en gegevensverzameling over de uitvoering en opbrengsten van de proefprojecten.

  • 2.

    De activiteiten zijn gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie alsmede één of meerdere van de volgende thema’s:

  • a.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • b.

    klimaatmitigatie;

  • c.

    klimaatadaptatie;

  • d.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

  • 3.

    De activiteiten dragen bij aan:

  • a.

    het streven dat de GLB-steun eenvoudiger wordt en prestaties levert;

  • b.

    het vergroten van draagvlak in het gebied of de sector waar het project op is gericht, of

  • c.

    het uitproberen van nieuwe samenwerkingsvormen tussen de partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van het project.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6, tweede lid, en artikel 2.10.2, kunnen Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit nadere regels stellen omtrent:

  • a.

    de deelnemende partijen in het samenwerkingsverband;

  • b.

    het minimale aantal bij het samenwerkingsverband betrokken partijen;

  • c.

    het thema waarop de activiteit betrekking heeft.

 

Artikel 2.10.2 Aanvrager

 

  • 1.

    De subsidie wordt verleend aan:

  • a.

    een gecertificeerd agrarisch collectief;

  • b.

    een samenwerkingsverband van twee of meer gecertificeerde agrarische collectieven; of

  • c.

    een samenwerkingsverband dat bestaat uit een of meer gecertificeerde agrarische collectieven samen met landbouwers, producentengroeperingen, coöperaties of brancheorganisaties.

  • 2.

    Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, komen slechts voor subsidie in aanmerking indien:

  • a.

    een deelnemende natuurlijke persoon geen eigenaar is van of zeggenschap heeft over een deelnemende rechtspersoon, en

  • b.

    een deelnemende rechtspersoon niet dezelfde eigenaar heeft als een andere deelnemende rechtspersoon.

  • 3.

    Indien de subsidie wordt aangevraagd door een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is een gecertificeerd agrarisch collectief dat deelneemt aan het samenwerkingsverband penvoerder.

 

Artikel 2.10.3 Aanvraag

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7, bevat de aanvraag:

  • a.

    een beschrijving van het uit te voeren innovatieve project, inclusief een beschrijving van het te ontwikkelen, te testen of aan te passen product, proces of procedé;

  • b.

    een beschrijving van de verwachte resultaten en van de bijdrage aan de doelstelling om de productiviteit en het duurzame beheer van hulpbronnen te verbeteren;

  • c.

    een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding van de resultaten met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken;

  • d.

    een beschrijving van de interne procedures van het samenwerkingsverband waarmee transparante werking en besluitvorming gegarandeerd wordt en waarmee belangenconflicten worden voorkomen.

 

Artikel 2.10.4 Weigeringsgronden

 

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8, wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    indien er voor dezelfde activiteit en dezelfde subsidiabele kosten reeds op grond van hoofdstuk 3 van deze verordening (LEADER) subsidie is verstrekt;

  • b.

    voor kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten;

  • c.

    indien steun niet wordt aangevraagd voor een proefproject of de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen of technieken in de landbouw-, de voedingsmiddelen- of de bosbouwsector;

  • d.

    indien de aanvraag niet wordt gedaan door een pas opgericht samenwerkingsverband of netwerk of het niet gaat om een activiteit die nieuw is voor een reeds bestaand samenwerkingsverband of netwerk.

 

Artikel 2.10.5 Subsidiabele kosten

 

  • 1.

    Voor het formuleren van een regionaal of sectoraal plan wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten voor het werven van deelnemers;

  • b.

    kosten voor het netwerken om het project goed te definiëren;

  • c.

    kosten voor het opstellen van een regionaal of sectoraal plan en de samenwerkingsovereenkomst;

  • d.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 2.

    Voor de uitvoering van proefprojecten wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    coördinatiekosten van het samenwerkingsverband;

  • b.

    kosten voor het verspreiden van resultaten van de proefprojecten;

  • c.

    operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van de proefprojecten;

  • d.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 3.

    Indien voor de uitvoering van de proefprojecten een fysieke investering wordt gedaan, wordt subsidie verstrekt voor:

  • a.

    kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • c.

    kosten voor aankoop van grond;

  • d.

    kosten van de koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • e.

    algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a.

 

Artikel 2.10.6 Hoogte subsidie

 

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 2.10.7 Rangschikking

 

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

  • a.

    effectiviteit

  • b.

    haalbaarheid/kans op succes

  • c.

    innovativiteit

  • d.

    efficiëntie

 

Artikel 2.10.8 Verplichtingen aanvrager

 

De subsidieontvanger is verplicht om de resultaten van de activiteit openbaar te maken via het EIP-netwerk als bedoeld in artikel 57, derde lid, van de Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en andere geëigende netwerken.

 

 

 

 

Assen, 9 oktober 2019

 

 

Provinciale Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier

 

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad met terugwerkende kracht tot en met 10 oktober 2019.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

namens dezen,

 

mevrouw drs. J.R.M. Tolsma,

teammanager Plattelandsontwikkeling

 

 

Uitgegeven 4 november 2019

Naar boven