Zesde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

 

Gelet op artikel 1.5 van de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 16 december 2016 de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant hebben vastgesteld, waarin onder meer regels zijn vastgesteld ten aanzien van Natura 2000-gebieden;

 

Overwegende dat in die verordening regels zijn opgenomen om de stikstofdepositie te beperken;

 

Overwegende dat initiatiefnemer bij het realiseren van een of meer nieuwe stallen dient te voldoen aan de vereisten die zijn opgenomen in bijlage 2 behorende bij die verordening;

 

Overwegende dat in die verordening is bepaald dat bijlage 2 door Gedeputeerde Staten wordt gewijzigd indien ontwikkelingen in emissie reducerende technieken of het regionale stikstofdepositieniveau daartoe aanleiding geven;

 

Overwegende dat per 1 januari 2019 de Regeling ammoniak en veehouderij is gewijzigd hetgeen Gedeputeerde Staten aanleiding geeft bijlage 2 te wijzigen doorde verordening op dit punt aan te passen en daarbij tevens op een aantal punten verduidelijking aan te brengen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

Artikel I Wijzigingen

De Verordening natuurbescherming Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Bijlage 2 komt te luiden:

 

Bijlage 2 behorende bij de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

 

Lijst met technische staleisen als bedoeld in artikel 1.4

Emissiefactoren voor de emissie vanuit het dierenverblijf, inclusief de emissie van de mest die in het dierenverblijf is opgeslagen, die van toepassing zijn op nieuwe of bestaande huisvestingssystemen die op grond van artikel 1.4 aan deze bijlage moeten worden getoetst. De in deze bijlage opgenomen reducties zijn percentages die gelden ten opzichte van de traditionele emissies, zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij. De bijbehorende emissiefactor is de emissie uitgedrukt in het aantal kilogrammen ammoniak per dierplaats per jaar dat maximaal is toegestaan.

 

Code in RAV-lijst

 

Diercategorie

Streefreductie/ emissie in kg NH3/dp/jr traditioneel systeem volgens Rav

Eisen t/m 31-12-2019

Eisen in de periode 1-1-2020 t/m 31-12-2023

Eisen in de periode 1-1-2024 t/m 31-12-2027

Eisen vanaf 1-1-2028

 

 

 

Reductie

Emissie-factor

Reductie

Emissie-factor

 

Reductie

Emissie-factor

 

Reductie

Emissie-factor

 

Runderen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

A1

melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-beweiden2

40-55%

12,3

43%

7,0

43%

7,0

51%

6,0

51%

6,0

 

-permanent opstallen in open stal

70%

13,0

46%

7,0

54%

6,0

62%

5,0

70%

4,0

 

-permanent opstallen in mechanisch geventileerde stal

85%

13,0

61%

5,1

61%

5,1

70%

4,0

70%

4,0

A2

zoogkoeien ouder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- 100 of meer zoogkoeien in ligboxen incl. kalveren

0%

4,1

46%

2,2

 

54%

1,9

61%

1,6

71%

1,2

 

- zoogkoeien ouder dan 2 jaar overige huisvesting

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

0%

4,1

A31

vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- in ligboxen

40-85%

4,4

43%

2,5

43%

2,5

50%

2,2

50%

2,2

 

- overige huisvesting

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

0%

4,4

1 Biologisch gehouden jongvee valt niet onder deze categorie zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

2 Indien in een huisvestingssysteem weidegang als managementmaatregel zoals opgenomen in bijlage 2 van de Regeling ammoniak en veehouderij wordt toegepast wordt de emissiefactor van dat huisvestingssysteem verlaagd met het bij weidegang vermelde reductiepercentage.

A43

vleeskalveren tot circa 8 maanden

85%

3,5

50%

1,8

50%

1,8

70%

1,1

85%

0,5

A63

vleesstieren en overig vleesvee van circa 8 tot 24 maanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- minder dan 100 dieren A6+A7

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

0%

5,3

 

-100 of meer dieren A6+A7

70%

5,3

46%

2,9

54%

2,4

62%

2,0

70%

1,6

A73

fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- minder dan 100 dieren A6+A7

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

0%

6,2

 

-100 of meer dieren A6+A7

70%

6,2

46%

3,3

54%

2,9

62%

2,4

70%

1,9

3Biologisch gehouden vleesrundvee valt niet onder deze categorie zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

Schapen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

B1

schapen ouder dan 1 jaar, inclusief lammeren tot 45 kg

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

0%

0,7

Geiten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

C14

geiten ouder dan 1 jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

 

1,9

0%

1,9

0%

 

1,9

0%

1,9

0%

1,9

 

-500 of meer dieren C1+C2+C3

 

 

85%

1,9

70%

0,6

70%

0,6

85%

0,29

85%

0,29

C24

opfokgeiten van 61 dagen tot en met één jaar

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

0,8

0%

0,8

0%

0.8

0%

0,8

0%

0,8

 

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

0,8

70%

0,24

70%

0,24

85%

0,12

85%

0,12

C34

opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

-minder dan 500 dieren C1+C2+C3

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

0%

0,2

 

-500 of meer dieren C1+C2+C3

85%

0,2

70%

0,06

70%

0,06

85%

0,03

85%

0,03

4  Biologische geitenhouderijen vallen niet onder deze categorieën zodat voor hen geen reductie-eis geldt. Gelet op de verplichting dat de dieren altijd naar buiten moeten kunnen en de stallen natuurlijk geventileerd moeten worden is toepassing van luchtwassers niet mogelijk. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

 

 

 

Varkens5

 

 

 

 

 

 

 

 

 

D1.1

biggenopfok (gespeende biggen)

85%

0,69

85%

0,1

85%

0,1

85%

0,1

85%

0,1

D1.2

kraamzeugen (incl. biggen tot spenen)

85%

8,3

85%

1,3

85%

1,3

85%

1,3

85%

1,3

D1.3

guste en dragende zeugen

85%

4,2

85%

0,63

85%

0,63

85%

0,63

85%

0,63

D2

dekberen, 7 maanden en ouder

85%

5,5

85%

0,83

85%

0,83

85%

0,83

85%

0,83

D3

vleesvarkens, opfokberen van circa 25 kg tot 7 maanden, opfokzeugen van circa 25 kg tot eerste dekking

85%

3,0

85%

0,45

85%

0,45

85%

0,45

85%

0,45

5 Voor de biologische varkenshouderij (categorie D) geldt een streefreductie van 40%. Gelet op de verplichte uitloop en dat de stallen natuurlijk geventileerd moeten worden is toepassing van luchtwassers niet mogelijk. Er zijn diverse systemen toepasbaar en beschikbaar, daarnaast zijn maatregelen toepasbaar die een reductie geven op basis van bewezen werkingsprincipes zoals scheiden, koelen, verdunnen en aanzuren. Per geval worden emissiereducerende maatregelen beoordeeld. Deze bedrijven dienen een bewijs van aanmelding of certificaat van Skal te overhandigen om te kunnen vaststellen dat het gaat om (omschakeling naar) een biologisch veehouderijbedrijf.

 

 

Kippen

 

 

K= Kolonie

S= Scharrel

V= Volière

 

 

 

 

 

 

 

E1

opfokhennen en hanen van legrassen; jonger dan 18 weken

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- niet-batterijhuisvesting

85%

0,170

K 90%

0,017

90%

0,017

90%

0,017

90%

0,017

 

 

 

 

S 40%

0,102

60%

0,068

70%

0,051

85%

0,026

 

 

 

 

V 82%

0,030

85%

0,026

85%

0,026

85%

0,026

 

- batterijhuisvesting

85%

0,045

87%

0,007

87%

0,007

87%

0,007

87%

0,007

E2

legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

niet-batterijhuisvesting

85%

0,315

K 90%

0,032

90%

0,032

90%

0,032

90%

0,032

 

 

 

 

S 78%

0,069

85%

0,047

85%

0,047

85%

0,047

 

 

 

 

V 83%

0,056

85%

0,047

85%

0,047

85%

0,047

 

- subcategorie leg(groot)ouderdieren

85%

0,315

72%

0,088

78%

0,069

85%

0,047

85%

0,047

E3

(groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken

85%

 

0,250

40%

0,150

60%

0,100

70%

0,075

85%

0,038

E4

(groot-)ouderdieren van vleeskuikens

85%

0,58

25%

0,435

40%

0,348

60%

0,232

85%

0,087

E5

Vleeskuikens

 

85%

0,068

70%

0,020

74%

0,018

82%

0,012

85%

0,010

E6

additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag i.c.m.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

- opfokleghennen (E1) en vleeskuikens (E5)

85%

0,03

67-70%

 

0,010-

0,009

85%

0,005

85%

0,005

85%

0,005

 

- leghennen (E2) en

–vleeskuiken(groot)

ouderdieren (E3 en E4)

 

85%

0,05

67-70%

0,017- 0,015

85%

0,008

85%

0,008

85%

0,008

Kalkoe-nen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

F1

ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; tot 6 weken

85%

0,15

0%

0,15

0%

0,15

0%

0,15

85%

0,02

F2

ouderdieren van vleeskalkoenen in opfok; van 6 tot 30 weken

85%

0,47

0%

0,47

0%

0,47

0%

0,47

85%

0,05

F3

ouderdieren van vleeskalkoenen van 30 weken en ouder

85%

0,59

0%

0,59

0%

0,59

0%

0,59

85%

0,09

F46

vleeskalkoenen

85%

0,68

40%

0,41

60%

0,27

70%

0,20

85%

0,10

6 Bij deze diercategorie kunnen dezelfde huisvestingssystemen en de bijbehorende reductiepercentages worden toegepast als die welke zijn opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens (E5).

Eenden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

G1

ouderdieren van vleeseenden tot 24 maanden

85%

0,32

0%

0,32

0%

0,32

0%

0,32

85%

0,048

G2

vleeseenden

85%

0,21

0%

0,21

0%

0,21

0%

0,21

85%

0,032

Nertsen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

H1

nertsen, per fokteef

85%

0,58

57%

0,25

-

-

Verbod

 

Verbod

 

Konijnen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

I1

voedster inclusief 0,15 ram en bijbehorende jongen tot speenleeftijd

85%

1,2

40%

0,72

50%

0,6

70%

0,36

85%

0,18

I2

vlees- en opfokkonijnen tot dekleeftijd

85%

0,2

40%

0,12

50%

0,10

70%

0,06

85%

0,03

Parelhoenders

 

 

 

 

 

 

 

 

 

J16

parelhoenders voor de vleesproductie

85%

0,080

70%

0,024

74%

0,021

85%

0,012

85%

0,012

6   Bij deze diercategorie kunnen dezelfde huisvestingssystemen en de bijbehorende reductiepercentages worden toegepast als die welke zijn opgenomen bij de diercategorie vleeskuikens (E5).

Paarden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

K1

volwassen paarden (3 jaar en ouder)

 

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

0%

5,0

K2

paarden in opfok (jonger dan 3 jaar)

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

0%

2,1

K3

volwassen pony's (3 jaar en ouder)

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

0%

3,1

K4

pony's in opfok (jonger dan 3 jaar)

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

0%

1,3

Struisvo-gels

 

 

 

 

 

 

 

 

 

L1

struisvogelouderdieren

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

0%

2,5

L2

opfokstruisvogels (tot 4 maanden)

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

0%

0,3

L3

vleesstruisvogels (4 tot 12 maanden)

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

0%

1,8

 

Toepassing specifieke systemen

 

A1 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar – BWL 2018.06

Toepassing van het huisvestingssysteem met BWL 2018.06 is mogelijk. In de Regeling ammoniak en veehouderij is dit systeem opgenomen met een voorlopige emissiefactor van 7,1 kilogram per dierplaats per jaar. De waarde van de voorlopige emissiefactor wordt berekend door bij de waarde van de bijzondere emissiefactor 15% van de maximale emissiewaarde uit het Besluit emissiearme huisvesting op te tellen. De bijzondere

emissiefactor voor dit huisvestingssysteem bedraagt minder dan de geëiste 7 kilogram per dierplaats per jaar. Definitieve emissiefactoren voor deze diercategorie worden daarnaast afgerond op hele kilogrammen. Mede door de 15% extra marge is de verwachting dat uiteindelijk voldaan kan worden aan de in de tabel opgenomen eis van 7 kg. Ammoniakemissiemetingen worden nog uitgevoerd. Dit stalsysteem is eveneens zeer goed

 

toepasbaar in bestaande stallen en om toepassing van dit systeem en andere innovaties te stimuleren wil de provincie toepassing mogelijk maken. Het betreft een voorlopige uitzondering tot het moment dat hiervoor definitieve emissiefactor wordt vastgesteld. Indien uit metingen en de daaruit volgende definitieve emissiefactor blijkt dat niet voldaan wordt aan de gestelde eisen is nieuwe toepassing niet mogelijk en geldt voor de reeds aangevraagde en vergunde toepassingen de in deze verordening opgenomen vervangingstermijn van 20 jaar.

 

Toelichting toepassing huisvestingssystemen voor diercategorieën waarin de Regeling ammoniak en veehouderij niet voorziet.

 

A2 Zoogkoeien ouder dan 2 jaar en A3 vrouwelijk jongvee tot 2 jaar

Indien zoogkoeien en/of vrouwelijk jongvee gehouden worden in een huisvestingssysteem met ligboxen zoals dat wordt toegepast in de categorie A1 melkveehouderij, wordt voor deze categorieën aangesloten bij de huisvestingssystemen opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij bij de categorie A1. Er wordt dan vergelijkbaar reductiepercentage als bij categorie A1 gehanteerd. Een huisvestingsysteem uit de categorie A1

met een emissie van 7,0 kg ammoniak per dierplaats per jaar en een reductie van 46% geeft bij toepassing in de categorieën A2 en A3 een gelijk reductiepercentage ten opzichte van de factor van traditionele huisvesting in de categorieën A2 en A3.

 

A6 vleesstieren en overig vleesvee van 8 tot 24 maanden en A7 fokstieren en overig rundvee ouder dan 2 jaar.

Vleesstieren worden tegenwoordig veelal in strostallen gehouden, hebben vaak een open karakter en worden veelal natuurlijk geventileerd en lenen zich daarom minder goed voor luchtwassystemen. De effectiviteit van een luchtwasser zal onder zulke omstandigheden lager zijn en meer in lijn liggen met die van de melkveehouderij. Aan bedrijven met weinig dieren (minder dan 100 dieren als som categorie A6 en A7) wordt daarom

 

vooralsnog geen emissiereductieverplichting opgelegd. Voor de grotere gespecialiseerde bedrijven met meer dan 100 dieren uit de categorieën A6 en A7 wordt aangesloten bij de reductieeisen voor de melkveehouderij.

 

C1 geiten ouder dan 1 jaar, C2 opfokgeiten van 61 dagen t/m 1 jaar en C3

Voor deze categorieën is toepassing van luchtwassers uit de categorie D (varkens) mogelijk. In verband met de bedrijfsvoering wordt rekening gehouden met lekverliezen waardoor 5% van de lucht ongezuiverd naar buiten gaat. Voor toepassing in de geitenhouderij wordt daarom 5% van het verwijderingsrendement dat is toegekend aan het systeem in mindering gebracht. Een luchtwasser met een verwijderingsrendement van 85% voor de varkenshouderij heeft een rendement van 80% bij toepassing in de geitenhouderij. Een luchtwasser met een rendement van 70% voor de varkenshouderij voldoet hiermee niet aan de reductiedoelen voor de geitenhouderij. De verwachting is dat deze systemen in oktober 2017 opgenomen worden in de Regeling ammoniak en veehouderij.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel III Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Zesde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 22 januari 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Zesde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

Algemeen

 

Gedeputeerde Staten kunnen bijlage 2 wijzigen wanneer ontwikkelingen in emissiereducerende technieken of het regionale N-depositieniveau daartoe aanleiding geven. Aanleiding om bijlage 2 te wijzigen wordt gevonden in wijziging van de Rav door toevoeging van een nieuw systeem (BWL 2018.06) voor categorie A1 (melkvee) en de wijziging van de factor voor E5 (vleeskuikens) van 0,080 naar 0,068.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

 

Onderdeel A

In artikel 1.1, tweede lid, onderdeel a, onder 2°en artikel 1.4, eerste lid, aanhef, wordt verwezen naar de Verordening natuurbescherming Noord-Brabant, de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant 2013 en de Verordening stikstof en Natura 2000 Noord-Brabant zoals die op een bepaald moment geldt of gold.

Teneinde inzichtelijk te maken waartoe een ieder verplicht is, is in de toelichting van de Vijfde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant een overzicht opgenomen (welke versie van) welke verordening in welke periode van kracht was.

Dit overzicht dient als gevolg van de Zesde wijzigingsverordening Verordening natuurbescherming Noord-Brabant als volgt te worden aangevuld.

 

Verordening natuurbescherming Noord-Brabant

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

 

Datum inwerking-treding

Terugwer-kende kracht tot en met

Datum uitwerking-treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

05-12-2018

artikel 1.1, 1.4, 2.2, 2.3

23-11-2018

Provinciaal Blad, 2018, 8893

27-09-2017

05-12-2018

bijlage 1

25-09-2017

Provinciaal Blad, 2017, 4283

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven