Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant tot wijziging van de Subsidieregeling energie Noord-Brabant in verband met het stimuleren van het toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden (Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling energie Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat de provincie Noord-Brabant wil inzetten op energiebesparing in kantoorpanden en het derhalve wenselijk is gemeenten door middel van projectsubsidies te stimuleren tot het houden van toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden, met als doel het treffen van die maatregelen te bevorderen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling energie Noord-Brabant

 

De Subsidieregeling energie Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Het opschrift van paragraaf 1 komt te luiden:

 

Paragraaf 1 Brabant geeft energie

 

B

 

In artikel 1.1 vervalt onderdeel b, onder verlettering van de onderdelen c tot en met h tot b tot en met g.

 

C

 

In artikel 2.1 vervalt onderdeel b, onder verlettering van de onderdelen c tot en met i tot b tot en met h.

 

D

 

Onder vernummering van paragraaf 3, inhoudende de artikelen 3.1 en 3.2, tot paragraaf 4, inhoudende de artikelen 4.1 en 4.2, wordt na paragraaf 2 een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

Paragraaf 3 Stimulering toezicht energiebesparende maatregelen kantoorpanden

 

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

 

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

 

Artikel 3.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het houden van toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden.

 

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 1.500; of

  • b.

    aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

 

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het houden van toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden;

  • c.

    het toezicht, bedoeld onder b, betreft zowel de eerste controle als de hercontrole;

  • d.

    het project is gericht op kantoorpanden die jaarlijks ten minste 25.000 m3 aardgasequivalenten aan brandstoffen of ten minste 50.000 kWh aan elektriciteit verbruiken;

  • e.

    de subsidieaanvrager is aan te merken als het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, voor het houden van toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen, bedoeld in artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

  • f.

    de subsidieaanvrager geeft aan of zij het toezicht zelf uitvoert dan wel wie zij gemandateerd heeft voor het uitvoeren van het toezicht;

  • g.

    de subsidieaanvrager overlegt een planning waaruit blijkt welke kantoorpanden op welk moment aan een eerste controle en een hercontrole onderworpen zullen worden, met daarbij per kantoorpand het adres en het verbruik, bedoeld in onderdeel d;

  • h.

    het project kan worden uitgevoerd in de periode die loopt van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022; en

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf.

 

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 gelden lumpsum bedragen.

 

Artikel 3.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 1 oktober 2019 tot en met 20 december 2019.

 

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode, genoemd in artikel 3.8, vast op € 200.000.

 

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt € 750 per kantoorpand, tot een maximum van in totaal € 49.500.

 

Artikel 3.11 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

Artikel 3.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    hij voert het project uit binnen de periode die loopt van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022;

  • b.

    hij voert de eerste controle uit in het jaar 2020 en de hercontrole uiterlijk 30 juni 2022;

  • c.

    hij zorgt voor communicatie over het project; en

  • d.

    hij overlegt een lijst met de gecontroleerde kantoorpanden binnen een maand na afronding van het project.

 

Artikel 3.13 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag; en

    • b.

      een lijst met de gecontroleerde kantoorpanden.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsdieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de actvitieten, waarvoor de subsidie is velreend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag; en

    • b.

      een lijst met de gecontroleerde kantoorpanden.

 

Artikel 3.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer.

 

Artikel 3.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling energie Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, ……(datum)

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling energie Noord-Brabant

 

I. Algemeen

 

1. Inleiding en doelstelling

Het akkoord van Parijs en het Nationale Klimaatakkoord maken duidelijk dat er een grote opgave ligt om klimaatverandering tegen te gaan. De provincie Noord-Brabant deelt deze ambitie en heeft in de Energieagenda 2019-2030 diverse transitiepaden geschetst waarlangs zij dit wil bereiken, waaronder het transitiepad “gebouwde omgeving”. Om het doel van een 100% energieneutrale woon- en werkomgeving in 2050 te halen, wil de provincie specifiek inzetten op energiebesparing in kantoorpanden. Vanuit de Rijksoverheid zijn diverse verplichtingen vastgesteld op grond waarvan in kantoorpanden energiebesparende maatregelen genomen moeten worden (zie paragraaf 2 van deze toelichting). De provincie wil middels deze subsidieregeling gemeenten stimuleren tot het houden van toezicht op en handhaving van die verplichtingen, om op die manier het treffen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden te bevorderen.

 

2. Nationaal kader energiebesparing

Het Activiteitenbesluit milieubeheer bevat milieuregels voor verschillende typen inrichtingen. Afdeling 2.6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer ziet op energiebesparing en is van toepassing op degene die een inrichting type A of een inrichting type B drijft. Inrichtingen type A in de zin van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn inrichtingen die lichte milieubelastende activiteiten uitvoeren, waaronder veel kantoorpanden. Kenmerkend voor inrichtingen type A is dat ze bij de oprichting of een wijziging geen melding hoeven te doen aan het bevoegd gezag en geen omgevingsvergunning nodig hebben. Artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaalt dat degene die een inrichting type A drijft alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van vijf jaar of minder dient te nemen (eerste lid) en uiterlijk op 1 juli 2019 en daarna eenmaal per vier jaar aan het bevoegd gezag dient te rapporteren welke energiebesparende maatregelen zijn getroffen (tweede lid). De verplichting tot het nemen van energiebesparende maatregelen en de informatieplicht zijn van toepassing op inrichtingen waarvan het energieverbruik per kalenderjaar ten minste 50.000 kilowatt uur aan elektriciteit dan wel ten minste 25.000 kubieke meter aardgasequivalenten aan brandstoffen bedraagt. Het bevoegd gezag is gedefinieerd in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en wordt gevormd door het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (te weten het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking of het nemen van een ander besluit). In praktijk kan het toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen door de gemeente bij de omgevingsdienst zijn belegd (door middel van mandatering). Naast bovengeschetste verplichtingen geldt met ingang van 1 januari 2023 op grond van het Bouwbesluit tevens dat elk kantoor groter dan 100 m2 minimaal energielabel C moet hebben.

 

3. Juridisch kader subsidieregeling

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en ook bevat de Asv algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

II. Artikelsgewijs

In het onderstaande wordt, voor zover noodzakelijk, per artikel een toelichting gegeven.

 

Artikel I

 

Onderdeel A (opschrift paragraaf 1)

Dit betreft een technische wijziging, waarbij vanuit een oogpunt van consistentie het paragraafteken van paragraaf 1 wordt vervangen door het woord “paragraaf”.

 

Onderdelen B en C (artikelen 1.1 en 2.1)

Dit betreft een technische wijziging, waarbij het begrip “Awb” wordt geschrapt uit de begripsbepalingen, aangezien dit begrip op grond van artikel 1 Asv al geldt voor de Subsidieregeling energie Noord-Brabant.

 

Onderdeel D (nieuwe paragraaf 3 Stimulering toezicht energiebesparende maatregelen kantoorpanden)

 

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten, als zijnde het bevoegd gezag voor het uitvoeren van het toezicht op en de handhaving van het nemen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden.

 

Artikel 3.3 Subsidievorm

Subsidie op grond van deze paragraaf wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie. Een projectsubsidie is op grond van artikel 1, onder h, Asv een subsidie in de vorm van een eenmalige aanspraak op financiële middelen, verleend voor een eenmalig project van een subsidieaanvrager, ten behoeve van de geheel of gedeeltelijke dekking van de begroting van dat project. Een project wordt aangemerkt als een activiteit of samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd en gericht op een specifiek eindresultaat (artikel 1, onder g, Asv). De subsidie wordt conform artikel 7, tweede lid, onder a, Asv verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Artikel 3.4 bevat de omschrijving van het project dat voor subsidie op grond van paragraaf 3 van de Subsidieregeling energie Noord-Brabant in aanmerking komt. Opgemerkt wordt dat het project zowel een eerste controle als een hercontrole omvat.

 

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 Asv. Op grond van artikel 8, eerste lid, onder a, Asv wordt subsidie geweigerd indien het aangevraagde subsidiebedrag minder bedraagt dan € 1.000. De subsidiehoogte voor subsidie op grond van paragraaf 3 van de Subsidieregeling energie Noord-Brabant bedraagt op grond van artikel 3.10 € 750 per kantoorpand. Aangezien het wenselijk wordt geacht enkel subsidie per ‘geheel’ kantoorpand te verstrekken, bedraagt het minimale bedrag waarvoor subsidie aangevraagd dient te worden op grond van artikel 3.5, onder a, € 1.500 (twee kantoorpanden). Artikel 3.5, onder b, bepaalt voorts dat per subsidieaanvrager slechts eenmaal subsidie kan worden verstrekt op grond van deze paragraaf.

 

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Artikel 3.6, onder e, bepaalt dat de subsidieaanvrager het bevoegd gezag dient te zijn voor het uitoefenen van het toezicht op het nemen van energiebesparende maatregelen. Het is mogelijk dat het toezicht in praktijk wordt uitgeoefend door bijvoorbeeld een omgevingsdienst. Op grond van artikel 3.6, onder f, dient de gemeente te vermelden of zij het toezicht zelf uitoefent dan wel in mandaat laat uitoefen (en zo ja, door wie). Op grond van artikel 3.6, onder h, dient het project te worden uitgeoefend in de periode die loopt van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2022, waarbij het project zowel de eerste controle als de hercontrole omvat.

 

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

De subsidiehoogte per aanvrager is vastgesteld als een lumpsumbedrag per prestatie-eenheid, te weten € 750 per kantoorpand, met een maximum van in totaal € 49.500 (wat neerkomt op 66 kantoorpanden).

 

Artikel 3.11 Verdeelcriteria

Voor het bepalen van de onderlinge rangschikking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag geldt de primaire aanvraagdatum.

 

Artikel 3.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel regelt welke verplichtingen de subsidieontvanger in ieder geval heeft. Ten aanzien van artikel 3.12, onder c, zij opgemerkt dat de gemeente hier bijvoorbeeld aan kan voldoen door een publicatie op de website van de gemeente of in een plaatselijk blad, waarbij de gemeente wijst op het belang van het nemen van energiebesparende maatregelen in kantoorpanden en het feit dat en de wijze waarop hierop gecontroleerd en eventueel gehandhaafd wordt. De verplichtingen in dit artikel gelden naast de algemene verplichtingen op grond van artikel 16 Asv.

 

Artikel 3.13 Prestatieverantwoording

Op subsidies tot € 25.000 is arrangement 1b van het Kader financieel beheer rijkssubsidies (hierna: Rijkssubsidiekader) van toepassing. Dat wil zeggen dat Gedeputeerde Staten de subsidie eerst verlenen en na afloop van de prestatie de subsidie ambtshalve, dat wil zeggen zonder aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger, vaststellen. Zolang de termijn voor de ambtshalve vaststelling (22 weken na afloop van het project) nog niet is verstreken, kunnen Gedeputeerde Staten steekproefsgewijs om verantwoording vragen en de subsidie zo nodig terugvorderen als de prestatie niet of niet geheel is geleverd. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij de subsidieontvanger fysiek of administratief controleren of aan de verplichtingen is voldaan. De steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde benadering, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond van de doelgroep. In de subsidiebeschikking wordt vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie dient te bewaren. Op subsidies van € 25.000 tot € 125.000 is arrangement 2 van het Rijkssubsidiekader van toepassing.

Artikel 17 Asv (meldingsplicht) bepaalt dat indien aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, of niet geheel zal worden verricht dan wel niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan, de subsidieontvanger dit dient te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, overgaan tot het intrekken of wijzigen van de subsidieverlening, het opschorten van voorschotten of het aanpassen van verplichtingen of het lager of zelfs op nihil vaststellen van de subsidie. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.

 

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter de secretaris

 

 

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven