Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2019, 6252 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2019, 6252 | Overige besluiten van algemene strekking |
Subsidieregeling Slimme Demonstratiefabrieken provincie Drenthe
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 10 september 2019, kenmerk 37/5.8/2019001967, team Economie, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de Subsidieregeling Slimme Demonstratiefabrieken provincie Drenthe
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op de Algemene subsidieverordening Drenthe 2017, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;
overwegende dat de maakindustrie gebaat is bij een slim en schoon productieproces;
de Subsidieregeling Slimme Demonstratiefabrieken provincie Drenthe vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2019.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
AGVV: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Algemene Groepsvrijstellingsverordening (PbEU L187/1);
bewezen technologie: de mate van bewezenheid van de technologie (of prototype daarvan) dient ten minste te voldoen aan niveau 6 (technology validated in relevant environment) van het Technology Readiness Levels systeem, zoals vastgesteld door de Europese Commissie. Dit betekent dat de technologie zodanig bewezen is dat deze gedemonstreerd kan worden in een relevante omgeving. De prestaties van het prototype hoeven nog niet geoptimaliseerd te zijn voor de operationele omgeving. Met behulp van deze demonstratie wordt het technisch werkingsprincipe aangetoond;
demonstratiefabriek: een productielocatie waar een bewezen technologie op industriële schaal wordt toegepast en verbeterd en de op die productielocatie opgedane kennis en ervaring over opstart- en implementatiefase en (uiteindelijk) behaalde voordelen/besparingen en recente marktontwikkelingen rondom het proces worden gedeeld met mkb-ondernemingen en kennisinstellingen;
De subsidie heeft tot doel het Drentse mkb in staat te stellen slimme en schone technologieën te demonstreren in een fabriek, gevestigd in de provincie Drenthe.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verlenen voor demonstratieprojecten gericht op het realiseren van nieuwe, schone en slimme productieprocessen of het slimmer en schoner maken van bestaande productieprocessen binnen een bestaande of nieuwe fabriek in de maakindustrie in de provincie Drenthe.
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan mkb-ondernemingen die hun activiteiten ontplooien in de provincie Drenthe.
Een aanvraag voor subsidie wordt schriftelijk en ondertekend ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de volgende documenten:
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, lid 2, en 4:35 van de Awb, beslissen Gedeputeerde Staten in ieder geval afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening indien:
Artikel 10 Niet-subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 200.000,--.
Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door het aantal behaalde punten bij de beoordeling, zoals bedoeld met de puntentoekenning in bijlage 1 van deze regeling en bij gelijk aantal punten door middel van loting.
Artikel 14 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
Subsidie wordt verleend onder toepassing van artikel 25, lid 2c, van de AGVV, zijnde steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die vallen onder de categorie experimentele ontwikkeling.
Artikel 18 Inwerkingtreding en horizonbepaling
Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2019 en komt van rechtswege te vervallen op 1 januari 2022.
De aanvragen worden getoetst door een externe adviescommissie, die advies uitbrengt aan Gedeputeerde Staten van Drenthe.
Toelichting op toetsingscriteria
Een projectaanvraag wordt in behandeling genomen als de aanvraag compleet is. Wanneer er nog stukken missen, zal de aanvrager in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag aan te vullen. De datum van aanvraag is het moment dat de aanvraag compleet is.
Er zijn in totaal 100 punten te verdelen:
In totaal moet een aanvraag minimaal 60 punten scoren om in aanmerking te komen voor een subsidie, onderverdeeld in het minimumaantal punten per criterium zoals hierboven genoemd. Wanneer dit niet wordt gehaald, wordt de subsidie geweigerd.
Bij het onderdeel ‘Slim’ kan gedacht worden aan de volgende onderdelen:
Mate en wijze van automatisering
Mate en wijze van robotisering
Mate en wijze van dataverzameling, -analyse en -gebruik (datamanagement)
Sprake van kleine series of enkelstuks
Wijze van aansturing van deze productie
Sprake van ingebouwde intelligentie, hoe wordt deze gebruikt
Sprake en wijze van communicatie met omgeving
Sprake van andersoortige diensten dan puur leveren van product (bijvoorbeeld lease, leveren van functionaliteit, onderhoud)
Mate en wijze waarop diverse processen binnen de fabriek verbonden zijn, inclusief kantoor, beheer, onderhoud enzovoort
Mate en wijze waarop de fabriek en het productieproces verbonden zijn met ketenpartners
Mate en wijze waarop werknemers ondersteund worden door technologie
Deze indeling is gebaseerd op de 8 industrietransformaties uit:
https://www.smartindustry.nl/wp-content/uploads/2018/02/SI-implementatieagenda-2018-DEF-LR.compressed.pdf
Bij het onderdeel ‘Schoon’’ gaat het om CO2-reductie, biobased economy en/of circulaire economie:
CO2-reductie ziet op reductie van CO2 in vergelijking tot de oorspronkelijke situatie of tot een relevante alternatieve productieroute gericht op de energietransitie.
Bij de term biobased economy bedoelen we de overgang van een economie die draait op fossiele grondstoffen naar een economie die draait op biomassa als grondstof. De transitiegedachte is hierbij van belang. In een biobased economy gaat het dus over het gebruik van biomassa voor niet-voedseltoepassingen. Deze toepassingen zijn bijvoorbeeld inhoudstoffen, chemicaliën, materialen, transportbrandstoffen, elektriciteit en warmte.
Onder circulaire economie wordt verstaan: investeringen die zich richten op de inzet van secundaire grondstoffen, het verwaarden van rest- en nevenproducten uit primaire processen of het anderszins verminderen van de inzet van primaire grondstoffen. Het gaat daarbij dus om nuttig hergebruik van (rest)materiaalstromen.
Bij het onderdeel ‘Schoon’ kan gedacht worden aan:
BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw)
Duurzame bronnen/hergebruik restwarmte
Combinaties met duurzame opwekking
Hergebruik materialen als grondstof (circulaire concepten)
Vernieuwende businessmodellen zoals: gebruik in plaats van bezit of sharing concepten
Optimaal ontwerp als uitgangspunt voor nieuwe producten, waarbij aan het eind van de life cycle het product volledig hergebruikt kan worden zonder waardevermindering
Bij het onderdeel ‘Demonstratie’ kan gedacht worden aan:
Evenementen om de innovaties te laten zien aan bedrijfsleven (open dagen etc.)
Beschikbaar stellen van machines voor andere bedrijven
Begeleiding van andere bedrijven
Publicitaire uitingen (artikelen, social media, etc.)
Om toekomstgericht te kunnen ondernemen, zullen maakbedrijven in moeten spelen op de ontwikkelingen rond digitalisering (Industrie 4.0 of Smart Industry) en duurzaamheid. Deze trends hebben een grote invloed op de productiemiddelen en –processen en de inzet van medewerkers. Dat vraagt dus veel van de bedrijven. En hoewel er veel over deze onderwerpen gesproken wordt en de meeste bedrijven de noodzaak tot veranderen wel degelijk zien, aarzelen veel ondernemers nog om concrete stappen te zetten.
Uit onderzoek blijkt, dat vooral voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) het volgen en implementeren van deze ontwikkelingen lastig is. Want op welke ontwikkelingen moet een bedrijf (als eerste) inspelen, welke apparatuur hoort daarbij en kunnen de investeringen wel worden terugverdiend? De goede voorbeelden zijn dikwijls de grotere bedrijven. Het gemiddelde Drentse maakbedrijf kan zich daar minder makkelijk aan spiegelen. De provincie Drenthe wil vooral deze categorie maakbedrijven helpen om stappen te kunnen zetten.
De maakindustrie is een belangrijke sector in Drenthe en de provincie wil deze verder versterken. Dat doen we onder andere door middel van deze regeling, door bedrijven te ondersteunen die een voorbeeld willen zijn voor anderen. Daarbij stimuleren we allereerst deze bedrijven om zelf hun bedrijfsvoering nog slimmer en nog schoner te maken. Maar het belangrijkste is dat deze bedrijven nieuwe technologieën willen demonstreren en hun kennis en ervaring met andere bedrijven delen, zodat die een realistisch beeld krijgen van de mogelijkheden en gestimuleerd worden eveneens met nieuwe technieken aan de gang te gaan. Daarom maken wij gebruik van de Europese indeling voor Technology Readiness Levels (TRL, zie hieronder), waarbij voor deze regeling gekozen wordt voor projecten vanaf TRL 6; dit is de demonstratiefase.
Ook vinden we het van belang dat ervaringen zo mogelijk gedeeld worden met onderwijsinstellingen, zodat de aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven verder verbetert.
Technology Readiness Levels (TRL)
Nederlandse en Europese subsidieregelingen richten zich vaak op specifieke fases van innovatie en productontwikkeling. Om deze specifieke fases aan te duiden, worden de TRL gebruikt. De TRL geven de mate van ontwikkeling van een technologie aan, waarbij TRL 1 staat voor technologie aan het begin van de ontwikkeling en TRL 9 voor technologie die technisch en commercieel gereed is. De RVO onderscheidt vier fases aan de hand van deze levels, namelijk:
TRL 7 t/m TRL 8: demonstration
De TRL volgens de Europese Commissie
De Europese Commissie heeft de definities van de levels als volgt vastgesteld:
Deze fase wordt gekenmerkt door fundamenteel onderzoek. De basisprincipes van de technologie zijn geobserveerd en er zijn aannames over de werkingsprincipes van deze technologie. Hier is echter nog geen experimenteel bewijs voor beschikbaar.
2. Technology concept formulated
Het technologische concept en het mogelijke toepassingsgebied zijn geformuleerd.
3. Experimental proof of concept
De eerste laboratoriumtesten zijn afgerond met een ‘proof of concept’ als resultaat.
4. Technology validated in lab
Het proof of concept wordt gevalideerd in laboratoriumomgeving, veelal met behulp van ruwe (low-fidelity) prototypes op kleine schaal.
5. Technology validated in relevant environment
De technologie is getest en gevalideerd in een relevante omgeving. Hierbij worden vaak functionele en geraffineerde (high-fidelity) prototypes gebruikt.
6. Technology demonstrated in relevant environment
De werking van de technologie wordt in een relevante omgeving gedemonstreerd. De prestaties van het prototype zijn nog niet geoptimaliseerd voor de operationele omgeving. Met behulp van deze demonstratie wordt het technisch werkingsprincipe aangetoond.
7. System prototype demonstration in operational environment
De technologie is geïntegreerd in de uiteindelijke operationele omgeving. De focus ligt nu op zaken zoals productie en certificering.
8. System complete and qualified
De technologie presteert naar behoren en de laatste productieproblemen zijn opgelost.
9. Actual system proven in operational environment
De technologie is technisch en commercieel gereed. De volgende stappen zijn productie en marktintroductie.
Artikel 1, sub d – bewezen technologie
Hier komen de TLR zoals hierboven uitgelegd terug. De mate van bewezenheid van de technologie moet ten minste voldoen aan TLR 6.
Artikel 3 – subsidiabele activiteiten
De demonstratieprojecten kunnen zich zowel richten op nieuwe als bestaande productieprocessen. Zowel in een bestaande als in een nieuwe fabriek. De processen moeten zich wel richten op de maakindustrie in de provincie Drenthe.
Deze regeling is specifiek bedoeld voor het mkb dat actief is in Drenthe. Het is dus niet noodzakelijk dat een mkb-onderneming ook is ingeschreven in de provincie Drenthe. Echter, de activiteiten waarvoor de subsidie bedoeld is, moeten wel plaatsvinden in de provincie Drenthe.
Deze regeling zal op bepaalde momenten worden opengesteld. Deze openstellingen worden bekendgemaakt via de toepasselijke kanalen.
Aanvragen moeten worden ingediend via het aanvraagformulier zoals dat op de website van de provincie Drenthe bekend wordt gemaakt. Bij het aanvraagformulier is ook duidelijk aangegeven welke bijlagen toegevoegd moeten worden. Wanneer de onderneming nog niet eerder een subsidie bij de provincie Drenthe heeft aangevraagd, moet ook een uittreksel van de Kamer van Koophandel worden ingediend.
De restfinanciering van het project moet altijd voor minimaal 50% uit cofinanciering bestaan. Deze financiering mag geen andere overheidssteun betreffen. De financiering mag uiteraard wel van de onderneming zelf komen of uit andere bronnen van private investeerders.
Alle aanvragen worden beoordeeld door een externe adviescommissie. Deze commissie wordt ingesteld door Gedeputeerde Staten. De leden van deze commissie zijn deskundigen uit het werkveld. De commissie beoordeelt aanvragen aan de hand van de toetsingscriteria, zoals opgenomen in bijlage I van deze regeling.
Artikel 9 – subsidiabele kosten
Personeelskosten zijn subsidiabel, met inachtneming van een vastgesteld maximaal uurtarief, gebaseerd op werkniveau van het desbetreffende personeelslid. Het gaat daarbij om het soort werk dat de werknemer uitvoert, niet om het opleidingsniveau van de werknemer. Het is aan de aanvrager om daar een goede inschatting over te maken en te specifiëren in de begroting.De loonkosten mogen per uur hoger liggen dan het maximaal te subsidiëren bedrag. Er zal echter nooit meer dan de aangegeven maximale bedragen meegerekend worden in de subsidiabele kosten.
De provinciale subsidie zal niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten betreffen. Ook heeft de subsidie een maximale hoogte van € 200.000,--. Dat betekent dat wanneer een project bijvoorbeeld
€ 1.000.000,-- aan subsidiabele kosten heeft, er niet € 500.000,--, maar € 200.000,-- aan subsidie zal worden verleend.
Het ritme van bevoorschotting wordt per aanvraag bekeken. In de verleningsbeschikking wordt dit ritme bepaald.
Artikel 14 – verplichtingen van de subsidieontvanger
Om het doel van de regeling te behalen, zijn er bepaalde termijnen gesteld waarbinnen het project gestart en afgerond moet zijn. Ook willen Gedeputeerde Staten op de hoogte worden gehouden van de voortgang van het project. Daarom moet er jaarlijks een tussenrapportage worden geleverd.
Artikel 15 – prestatieverantwoording en vaststelling
Volgens de reguliere arrangementenstructuur van de Asv worden subsidies tot een bedrag van € 125.000,-- afgerekend op prestaties en niet op werkelijke kosten. Echter, doordat de subsidies onder deze regeling worden verstrekt met toepassing van Europees staatssteunrecht, worden alle subsidies afgerekend op werkelijke kosten. Daarom moet bij het verzoek tot vaststelling altijd ook een financieel verslag worden ingediend.
Steun vanuit deze regeling betreft staatssteun. Deze steun wordt staatssteunproof verleend onder de werking van artikel 25, lid 2, sub c, van de AGVV, zijnde steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten wat die vallen onder de categorie experimentele ontwikkeling. Deze regeling is in zijn geheel kennisgegeven bij de Europese Commissie. Verlening onder deze regeling wordt jaarlijks gerapporteerd aan de Europese Commissie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-6252.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.