Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland houdende regels omtrend wijziging van de Subsidieregeling campussen Zuid-Holland (Wijzigingsregeling Subsidieregeling campussen Zuid-Holland)

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

 

Overwegende dat het gewenst is om de subsidieregeling te actualiseren;

 

Besluiten

Artikel I

De Subsidieregeling campussen Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

     

Na artikel 1.1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.2 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kunnen subsidieaanvragen alleen worden ingediend binnen het tijdvak waarvoor Gedeputeerde Staten voor de paragraaf waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft, met toepassing van artikel 5, tweede lid, van de Asv, een deelplafond hebben vastgesteld.

 

  • B.

     

De titel van paragraaf 2 komt te luiden:

§ 2. Onderzoeksinfrastructuur campus Leiden Bio Science Park

 

  • C.

     

Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5 subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bouw en het upgraden van de onderzoeksinfrastructuur vindt plaats op het grondgebied van Leiden Bio Science Park;

  • b.

    de toegang tot de onderzoeksinfrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen;

  • d.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • e.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

 

  • D.

     

Na paragraaf 2 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 2a. Onderzoeksinfrastructuur campus TU Delft Campus

 

Artikel 2a.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur op de campus.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, leiden tot doorontwikkeling van de campus.

 

Artikel 2a.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2a.1 wordt uitsluitend verleend aan rechtspersonen.

 

Artikel 2a.3 Beslistermijn

Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 2a.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2a.1 geweigerd indien:

  • a.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 50.000,00 of meer dan € 500.000,00 bedraagt;

  • b.

    Gedeputeerde Staten voor dezelfde activiteiten eerder al subsidie hebben verleend of anderszins middelen ter beschikking hebben gesteld;

  • c.

    uit de laatste twee gepubliceerde of bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarrekeningen van de aanvrager blijkt dat:

    • i.

      de solvabiliteitsratio van de aanvrager (eigen vermogen/totaal vermogen) gelijk is aan of lager is dan 7,5%; of

    • ii.

      de rentedekkingsgraad van de aanvrager op basis van de EBITDA (inkomsten voor aftrek van interest, belastingen en afschrijvingen) lager is dan 1.0.

 

Artikel 2a.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2a.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bouw en het upgraden van de onderzoeksinfrastructuur vindt plaats op het grondgebied van TU Delft Campus;

  • b.

    de toegang tot de onderzoeksinfrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen;

  • d.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • e.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

 

Artikel 2a.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in aanmerking de kosten van de investeringen in immateriële en materiële activa.

  • 2.

    Bij de berekening van de subsidiehoogte en de subsidiabele kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

  • 3.

    De subsidiabele kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn.

 

Artikel 2a.7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 2a.1, eerste lid, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 500.000,00.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.

  • 3.

    Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 2a.8 Rangschikking

  • 1.

    Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst daarvan.

  • 2.

    Als een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag is aangevuld als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Op de dag dat verlening van subsidie voor gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie verdeeld op basis van loting.

 

Artikel 2a.9 Verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    met de uitvoering van de activiteit wordt gestart binnen 1 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b.

    de activiteit wordt binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening uitgevoerd;

  • c.

    wanneer met onderzoeksinfrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie;

  • d.

    toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;

  • e.

    de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, stemt overeen met een marktprijs.

 

Artikel 2a.10 Prestatieverantwoording

  • 1.

    In afwijking van artikel 23 van de Asv gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast het activiteitenverslag, ongeacht de hoogte van het verleende subsidiebedrag, vergezeld van een financieel verslag.

  • 2.

    Indien de subsidieverleningsbeschikking € 125.000,00 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van:

    • a.

      een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van dat verslag, of

    • b.

      een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, mits de gesubsidieerde activiteiten daarin zijn verantwoord en die jaarrekening vergezeld gaat van een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid.

 

Artikel 2a.11 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

 

Artikel 2a.12 Staatssteun

Subsidie die krachtens deze regeling wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 26 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

  • E.

     

De titel van paragraaf 3 komt te luiden:

§ 3. Bouw, upgrade en exploitatie van de campus Leiden Bio Science Park

 

  • F.

     

Artikel 3.5 komt te luiden:

Artikel 3.5 subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de panden, faciliteiten en activiteiten worden gerealiseerd op het grondgebied van Leiden Bio Science Park;

  • b.

    de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster staat open voormeerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen;

  • d.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • e.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

 

  • G.

     

Na paragraaf 3 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a. Bouw, upgrade en exploitatie van de campus TU Delft Campus

 

Artikel 3a.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de bouw, het upgraden en de exploitatie van innovatieclusters op de campus.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteiten, bedoeld in het eerste lid, leiden tot de doorontwikkeling van de campus.

 

Artikel 3a.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 3a.1 wordt uitsluitend verleend aan een clusterorganisatie.

 

Artikel 3a.3 Beslistermijn

Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

 

Artikel 3a.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3a.1 geweigerd indien:

  • a.

    indien het innovatiecluster al door een clusterorganisatie wordt geopereerd;

  • b.

    indien al subsidie is verstrekt voor de activiteiten, tenzij het tijdvak waarvoor subsidie is verstrekt, is verstreken;

  • c.

    voor zover voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, subsidie wordt verstrekt aan de clusterorganisatie ten behoeve van hetzelfde innovatiecluster over een periode van meer dan 10jaar;

  • d.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 50.000,00 of meer dan € 500.000,00 bedraagt;

  • e.

    Gedeputeerde Staten voor dezelfde activiteit eerder al subsidie hebben verleend of anderszins middelen ter beschikking hebben gesteld;

  • f.

    uit de laatste twee gepubliceerde of bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarrekeningen van de aanvrager blijkt dat:

    • i.

      de solvabiliteitsratio van de aanvrager (eigen vermogen/totaal vermogen) gelijk is aan of lager is dan 7,5%; of

    • ii.

      de rentedekkingsgraad van de aanvrager op basis van de EBITDA (inkomsten voor aftrek van interest, belastingen en afschrijvingen) lager is dan 1.0.

 

Artikel 3a.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3a.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de panden, faciliteiten en activiteiten worden gerealiseerd op het grondgebied van TU Delft Campus;

  • b.

    de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van het innovatiecluster staat open voormeerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen;

  • d.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • e.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

 

Artikel 3a.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      investeringskosten voor de bouw of het upgraden van een innovatiecluster in de vorm van:

      • i.

        kosten van de investeringen in immateriële activa;

      • ii.

        kosten van de investeringen in materiële activa.

    • b.

      kosten voor de exploitatie van een innovatiecluster, in de vorm van:

      • i.

        personeelskosten;

      • ii.

        administratiekosten;

      • iii.

        algemene kosten.

  • 2.

    De kosten, genoemd in het eerste lid, onder b, hebben betrekking op:

    • a.

      het aansturen van het innovatiecluster ter bevordering van samenwerking, informatiedelingen het verschaffen of toeleiden van gespecialiseerde en op maat gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten;

    • b.

      de marketing van het innovatiecluster om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken en de zichtbaarheid te verhogen;

    • c.

      het beheer van de faciliteiten van het innovatiecluster, de organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties ter ondersteuning van kennisdeling, netwerking en transnationale samenwerking.

  • 3.

    Bij de berekening van de subsidiehoogte en de subsidiabele kosten zijn alle bedragen die worden gebruikt, de bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen.

  • 4.

    De subsidiabele kosten worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn.

 

Artikel 3a.7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 500.000,00.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden, indien er sprake is van cumulering als bedoeld in artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, het percentage en het maximum, genoemd in het eerste lid, zodanig naar beneden bijgesteld dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die krachtens artikel 8 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening voor deze regeling gelden, niet worden overschreden.

  • 3.

    Indien toepassing van dit artikel ertoe leidt dat de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 50.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 3a.8 Rangschikking

  • 1.

    Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeldop volgorde van datum van binnenkomst daarvan.

  • 2.

    Als een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag is aangevuld als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Op de dag dat verlening van subsidie voor gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie verdeeld op basis van loting.

 

Artikel 3a.9 Verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    met de uitvoering van de activiteit wordt gestart binnen 1 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

  • b.

    de activiteit wordt binnen 4 jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening uitgevoerd;

  • c.

    in afwijking van artikel 21 van de Asv, houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden baten en lasten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht, die gestaafd wordt met bewijsstukken die duidelijk, gespecificeerd en actueel zijn en legt de subsidieontvanger deze op verzoek over aan Gedeputeerde Staten;

  • d.

    de toegang tot de betrokken panden, faciliteiten en activiteiten staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend, hoewel ondernemingen die tenminste 10% van de investeringskosten hebben gefinancierd, preferente toegang kunnen krijgen op gunstigere voorwaarden, waarbij om overcompensatie te vermijden, deze toegang evenredig is aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en deze voorwaarden publiek beschikbaar worden gesteld;

  • e.

    de vergoedingen die voor het gebruik van de betrokken faciliteiten en voor deelname aan de betrokken activiteiten worden berekend, stemmen overeen met de marktprijs of weerspiegelende kosten ervan.

 

Artikel 3a.10 Prestatieverantwoording

  • 1.

    In afwijking van artikel 23 van de Asv gaat de aanvraag tot subsidievaststelling naast het activiteitenverslag, ongeacht de hoogte van het verleende subsidiebedrag, vergezeld van een financieel verslag.

  • 2.

    Indien de subsidieverleningsbeschikking € 125.000,00 of meer bedraagt, gaat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van:

    • a.

      een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van dat verslag, of

    • b.

      een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, mits de gesubsidieerde activiteiten daarin zijn verantwoord en die jaarrekening vergezeld gaat vaneen door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid.

 

Artikel 3a.11 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot bedraagt maximaal 80% van het verleende bedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

 

Artikel 3a.12 Staatssteun

Subsidie die krachtens deze paragraaf wordt verleend bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door artikel 27 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

  • H.

     

Artikel 4.5 komt te luiden:

Artikel 4.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bouw of het upgraden van de onderzoeksinfrastructuur vindt plaats op het grondgebied van Space Business Park Noordwijk;

  • b.

    de toegang tot de onderzoeksinfrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de voorgenomen activiteiten dragen voldoende bij aan de doelstellingen van de Regio Deal ESTEC en Space Campus Noordwijk (Staatscourant 2018, 54009);

  • d.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen;

  • e.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • f.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

 

  • I.

     

Artikel 5.5 komt te luiden:

Artikel 5.5 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de bouw of het upgraden van de onderzoeksinfrastructuur vindt plaats op het grondgebied van Space Business Park Noordwijk;

  • b.

    de toegang tot de onderzoeksinfrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • c.

    de voorgenomen activiteiten dragen voldoende bij aan de doelstellingen van de Regio Deal ESTEC en Space Campus Noordwijk (Staatscourant 2018, 54009);

  • d.

    de aanvraag heeft voldoende draagvlak binnen de campus of bij erkende (kennis)instellingen;

  • e.

    het projectplan is van voldoende kwaliteit;

  • f.

    de business case biedt voldoende inzicht in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

 

Den Haag, 3 september 2019

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Toelichting

 

Algemeen

Provincie Zuid-Holland werkt aan een innovatieve en duurzame economie, onder andere via de Subsidieregeling campussen Zuid-Holland. Met deze regeling heeft Gedeputeerde Staten besloten dat het wenselijk is Zuid-Hollandse campussen als brandpunten voor innovatie en ondernemerschap binnen het regionale innovatie ecosysteem te versterken.

 

De Subsidieregeling campussen Zuid-Holland gaat naar zijn tweede openstelling toe. Met deze wijzigingsregeling worden een aantal inhoudelijke aanpassingen aan de subsidieregeling gedaan.

 

Het betreft de volgende wijzigingen:

Er zijn subsidievereisten toegevoegd om ongewenste aanvragen – bijvoorbeeld aanvragen die geen of weinig draagvlak hebben binnen de campus, of aanvragen die niet getuigen van economische duurzaamheid of levensvatbaarheid - te kunnen weigeren.

Er is een bepaling toegevoegd om ervoor te zorgen dat aanvragen niet buiten de periode wanneer een deelplafond is vastgesteld, kunnen worden ingediend.

De campussen van Delft en Leiden deelden voorheen dezelfde subsidiedeelplafonds, omdat ze beiden een aanvraag konden doen op dezelfde paragrafen uit de regeling. Dit bleek ongewenst, daarom zijn specifieke paragrafen per campus toegewezen met elk hun eigen subsidieplafond.

 

 

 

Artikelsgewijs

Artikel I

A.

Het subsidieplafond voor de Subsidieregeling campussen Zuid-Holland wordt op grond van artikel 5, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 vastgesteld door Provinciale Staten. Gedeputeerde Staten kunnen deelplafonds vaststellen. Op grond van artikel 26, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 kunnen subsidieaanvragen in beginsel gedurende het hele jaar worden ingediend. Om te voorkomen dat aanvragen voor de verschillende paragrafen worden ingediend buiten de perioden waarvoor Gedeputeerde Staten voor die paragrafen een deelplafond hebben vastgesteld, is het wenselijk dat aanvragen voortaan alleen ingediend kunnen worden binnen de tijdvakken waarvoor deelplafonds zijn vastgesteld. Met deze wijziging van de Subsidieregeling wordt dit gerealiseerd.

 

B. en C.

De nieuwe titel van paragraaf 2 maakt duidelijk dat deze paragraaf alleen nog betrekking heeft op de campus Leiden Bio Science Park en niet meer op de TU Delft Campus. Voor laatstgenoemde campus wordt een nieuwe paragraaf 2a ingevoegd. Hierdoor kan duidelijker worden bepaald welke middelen voor beide campussen beschikbaar zijn. Artikel 2.5, onderdeel a, heeft in verband met het voorgaande alleen nog betrekking op het grondgebied van Leiden Bio Science Park.

 

Met de toevoeging van de onderdelen c, d en e zijn ook de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen aangescherpt.

Draagvlak als bedoeld in onderdeel c kan bijvoorbeeld blijken uit een aanbevelingsbrief of e-mail vanuit een universiteit, bedrijf of andere organisatie die kennis of affiniteit heeft met het onderwerp waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. Ook kan het blijken uit een samenwerkingsrelatie die met een dergelijke organisatie bestaat.

Het projectplan genoemd in onderdeel d zal van voldoende kwaliteit zijn als op basis van de uitwerking en detaillering in het format, dat hiervoor verplicht is gesteld, blijkt van een coherente en deugdelijke aanvraag.

Met het nieuwe onderdeel e wordt verplicht gesteld dat de business case voldoende inzicht biedt in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten. Van duurzame borging is sprake als de gevolgen van de activiteiten ook nog hun uitwerking behouden nadat deze zijn verricht. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het publiceren van uitkomsten of het andere methoden waardoor kennis of contacten blijven behouden.

 

D.

De nieuwe paragraaf 2a is inhoudelijk gelijk aan paragraaf 2, maar alleen gericht op de TU Delft Campus.

 

E. en F.

De nieuwe titel van paragraaf 3 maakt duidelijk dat deze paragraaf alleen nog betrekking heeft op de campus Leiden Bio Science Park en niet meer op de TU Delft Campus. Voor laatstgenoemde campus wordt een nieuwe paragraaf 3a ingevoegd. Hierdoor kan duidelijker worden bepaald welke middelen voor beide campussen beschikbaar zijn. Artikel 3.5, onderdeel a, heeft in verband met het voorgaande alleen nog betrekking op het grondgebied van Leiden Bio Science Park.

 

Met de toevoeging van de onderdelen c, d en e aan de weigeringsgronden zijn ook de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen aangescherpt.

Draagvlak als bedoeld in onderdeel c kan bijvoorbeeld blijken uit een aanbevelingsbrief of e-mail vanuit een universiteit, bedrijf of andere organisatie die kennis of affiniteit heeft met het onderwerp waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. Ook kan het blijken uit een samenwerkingsrelatie die met een dergelijke organisatie bestaat.

Het projectplan genoemd in onderdeel d zal van voldoende kwaliteit zijn als op basis van de uitwerking en detaillering in het format, dat hiervoor verplicht is gesteld, blijkt van een coherente en deugdelijke aanvraag.

Met het nieuwe onderdeel e wordt verplicht gesteld dat de business case voldoende inzicht biedt in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten. Van duurzame borging is sprake als de gevolgen van de activiteiten ook nog hun uitwerking behouden nadat deze zijn verricht. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het publiceren van uitkomsten of het andere methoden waardoor kennis of contacten blijven behouden.

 

G.

De nieuwe paragraaf 3a is inhoudelijk gelijk aan paragraaf 3, maar alleen gericht op de TU Delft Campus.

 

H. en I.

Aan artikel 4.5 en artikel 5.5 zijn de onderdelen c, d ,e en f toegevoegd. Met deze nieuwe weigeringsgronden zijn de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen aangescherpt.

 

Met de in onderdeel c genoemde ‘Regio Deal ESTEC en Space Campus Noordwijk’ beogen het Rijk, de gemeente Noordwijk en de provincie Zuid-Holland het behoud van ESTEC te koppelen aan een verdere inbedding van ESTEC in de regionale economie door de ontwikkeling van de Space Campus Noordwijk. De Space Campus Noordwijk is het perspectief van een doorontwikkeling van het bestaande Space Business Park en ESTEC tot een internationaal georiënteerde locatie voor open innovatie op het gebied van ruimtevaart. In dit perspectief zullen op deze locatie onderzoek, test en ontwikkeling, onderwijs en economische activiteiten op het gebied van ruimtevaart plaatsvinden. Op deze manier wordt ESTEC nog verder ingebed als kenniscentrum voor de Nederlandse ruimtevaartsector en wordt een impuls gegeven aan hoogwaardige economische activiteiten in de regio.

 

Draagvlak als bedoeld in onderdeel d kan bijvoorbeeld blijken uit een aanbevelingsbrief of e-mail vanuit een universiteit, bedrijf of andere organisatie die kennis of affiniteit heeft met het onderwerp waar de subsidieaanvraag betrekking op heeft. Ook kan het blijken uit een samenwerkingsrelatie die met een dergelijke organisatie bestaat.

 

Het projectplan genoemd in onderdeel e zal van voldoende kwaliteit zijn als op basis van de uitwerking en detaillering in het format, dat hiervoor verplicht is gesteld, blijkt van een coherente en deugdelijke aanvraag.

 

Met het nieuwe onderdeel f wordt verplicht gesteld dat de business case voldoende inzicht biedt in de duurzame borging van de voorgenomen activiteiten. Van duurzame borging is sprake als de gevolgen van de activiteiten ook nog hun uitwerking behouden nadat deze zijn verricht. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door het publiceren van uitkomsten of het andere methoden waardoor kennis of contacten blijven behouden.

 

Naar boven