Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 27 augustus 2019, kenmerk 19422949, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland

  • overwegende dat de Commissie Structuurversterking en werkgelegenheid Zeeland (Balkenende) onderzoek heeft gedaan naar mogelijkheden om de economische structuur en werkgelegenheid in Zeeland te versterken en hierover advies heeft uitgebracht in de vorm van een actieprogramma voor duurzame economische groei, regionale inbedding en bestuurlijke daadkracht;

  • overwegende dat Zeeland dit actieprogramma als dé strategische agenda voor Zeeland heeft omarmd en op basis hiervan het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling heeft uitgewerkt;

  • overwegende dat Zeeland voortvloeiend uit het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling inzet op een duurzame versterking van de arbeidsmarkt in de economische clusters industrie en maintenance, havens en logistiek, agrofood en seafood, water en energie, vrijetijdseconomie, onderwijs en zorg;

  • overwegende dat een van de projecten in het Investeringsprogramma Zeeland in stroomversnelling de zogenaamde ‘aanjaaggelden’ betreft waarbij onder meer wordt ingezet op het stimuleren van sociale innovatie projecten binnen de Human Capital Agenda;

  • overwegende dat voor verstrekking van subsidies voor deze projecten binnen de Human Capital Agenda bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I

 

Na hoofdstuk 17 wordt ingevoegd een hoofdstuk luidende:

Hoofdstuk 17A Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie in het kader van Zeeland in Stroomversnelling: Human Capital Agenda

 

Artikel 17A.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    consortium: een samenwerkingsverband van ten minste drie partijen, waaronder ten minste één onderneming en één kennispartner, dat als doel heeft om op basis van een gezamenlijke agenda systeemversterkende projecten te realiseren die een bijdrage leveren aan de versterking van de Zeeuwse concurrentiepositie;

  • b.

    De-minimisverordening:

    • Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013; of

    • Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector, Pb L 352/9 van 24 december 2013; of

    • Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector, Pb L 190/45 van 28 juni 2014;

  • c.

    Deskundigencommissie: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht en overeenkomstig artikel 82 van de Provinciewet;

  • d.

    kennispartner: een organisatie, die kennis levert aan het consortium en deelt binnen het netwerk;

  • e.

    sociale innovatie: het streven naar een originele oplossing met een meetbare of waarneembare sociale impact op een hardnekkig maatschappelijk probleem. De innovatie kan gelegen zijn in de ontwikkeling van een nieuwe organisatorische vorm (samenwerkingsverbanden, relaties) en/of de ontwikkeling van een nieuw product, een nieuwe dienst of een nieuwe methode.

Artikel 17A.2

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten:

  • a.

    die bijdragen aan het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt; en

  • b.

    die gericht zijn op de ontwikkeling van een sociale innovatie die betrekking heeft op één of meer van de volgende thema’s:

    • i.

      Dynamisch managen: nieuwe managementvaardigheden en –methodieken;

    • ii.

      Slimmer werken: uitgaan van competenties van medewerkers;

    • iii.

      Flexibel organiseren: innovatieve organisatievormen;

    • iv.

      Co-Creatie sectoren: hoogwaardige samenwerkingsverbanden binnen één of meer sectoren of cross-sectoraal;

    • v.

      Werknemer in eigen kracht: mobiliteit, flexibiliteit en lef op de arbeidsmarkt;

    • vi.

      Mobiliteit leren en ontwikkelen: de juiste mensen op de juiste plek met de juiste kwalificaties;

    • vii.

      Duurzame inzetbaarheid: stimuleren van eigenaarschap bij medewerkers op het gebied van vitaliteit, flexibiliteit en maatschappelijke weerbaarheid;

    • viii.

      Leven lang leren en ontwikkelen: wendbare, flexibele werknemers die zich kunnen blijven ontwikkelen en mee kunnen met de nieuwste ontwikkelingen; en

  • c.

    waarbij een methodiek wordt ontwikkeld die overdraagbaar is.

Artikel 17A.3

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt aan een consortium werkzaam binnen één of meer van de volgende Zeeuwse economische clusters:

    • a.

      industrie en maintenance;

    • b.

      havens en logistiek;

    • c.

      agrofood en seafood;

    • d.

      water en energie;

    • e.

      vrijetijdseconomie;

    • f.

      zorg;

    • g.

      onderwijs.

  • 2.

    Indien het consortium geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 1.2.1, eerste lid, subsidie slechts verstrekt aan één van de deelnemende partijen binnen het consortium; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het consortium.

Artikel 17A.4

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de aanvrager is gevestigd in Zeeland;

    • b.

      de subsidiabele activiteit komt overwegend ten goede aan Zeeland;

    • c.

      de subsidiabele activiteit behoort niet tot de reguliere bedrijfsvoering van de aanvrager;

    • d.

      de vraag vanuit de ondernemers vormt het belangrijkste uitgangspunt;

    • e.

      de projectresultaten en ontwikkelde methodieken zijn openbaar en worden ruim verspreid onder (Zeeuwse) ondernemingen en instellingen die geen deel uitmaken van het consortium;

    • f.

      het project voldoet aan het geheel van de volgende criteria:

      • i.

        het project draagt voldoende bij aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie door het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt;

      • ii.

        het project is voldoende innovatief voor Zeeland;

      • iii.

        het project heeft voldoende perspectief; en

      • iv.

        het projectplan heeft een voldoende kwaliteit.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1, tweede lid, aanhef en onder c, wordt subsidie niet verstrekt indien de te verstrekken subsidie € 10.000,- of minder bedraagt.

  • 3.

    Voor zover sprake is van staatssteun wordt subsidie slechts verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de De-minimisverordening.

Artikel 17A.5

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 17A.2 kan uitsluitend worden ingediend als gedeputeerde staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor subsidie hebben opengesteld door vaststelling van een openstellingsperiode voor de indiening van de aanvraag voor subsidie.

  • 2.

    Gedeputeerde staten stellen per openstellingsperiode een subsidieplafond vast.

Artikel 17A.6

In aanvulling op artikel 1.4.2, eerste lid, bevat de aanvraag voor een subsidie:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier ‘Subsidie Zeeland in Stroomversnelling Human Capital Agenda'; en

  • b.

    een projectplan met een sluitende (meerjaren)begroting.

Artikel 17A.7

De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000,-.

 

Artikel 17A.8

  • 1.

    Indien de binnen de openstellingsperiode ingediende volledige subsidieaanvragen, die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, maken gedeputeerde staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie door het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt;

    • b.

      de mate van innovativiteit van het project voor Zeeland;

    • c.

      het perspectief van het project;

    • d.

      de kwaliteit van het projectplan.

  • 2.

    Gedeputeerde staten verdelen het bedrag van het subsidieplafond op volgorde van de rangschikking.

Artikel 17A.9

  • 1.

    Gedeputeerde staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 17A.2 voor advies over artikel 17A.4, eerste lid, onder f, en artikel 17A.8, voor aan de Deskundigencommissie.

  • 2.

    Aanvragers van subsidie lichten op verzoek van de Deskundigencommissie hun subsidieaanvraag mondeling toe.

Artikel 17A.10

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op de aanvraag binnen twaalf weken na afloop van de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 17A.5, eerste lid.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 17A.11

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in § 1.6 heeft de subsidieontvanger de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen zes maanden na afloop van de openstellingsperiode gestart;

    • b.

      het project wordt binnen 24 maanden na afloop van de openstellingsperiode gerealiseerd.

  • 2.

    Op schriftelijk gemotiveerd verzoek van de aanvrager, kunnen gedeputeerde staten afwijken van het bepaalde in het eerste lid, aanhef en onder b.

Artikel II

 

In de Toelichting bij het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 wordt na de toelichting op Hoofdstuk 17 ingevoegd:

Toelichting op hoofdstuk 17A Bijzondere bepalingen voor verstrekking van subsidie in het kader van Zeeland in Stroomversnelling: Human Capital Agenda

 

Algemene toelichting

Economische structuurversterking: naar een wendbare en weerbare arbeidsmarkt

Met de komst van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling is het belang van de arbeidsmarkt als belangrijke structuur voor de Zeeuwse economie en concurrentiekracht nogmaals benadrukt. Het vinden van voldoende en gekwalificeerd personeel wordt steeds belangrijker door een groeiende schaarste. Dat stelt Zeeuwse bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden voor een grote uitdaging, want voor een sterke economie vormt een wendbare en weerbare arbeidsmarkt een belangrijke voorwaarde.

Om deze uitdaging op een gestructureerde wijze aan te pakken hebben de Zeeuwse overheden, onderwijs en ondernemers de handen ineen geslagen om samen tot duurzame oplossingen te komen voor een toekomstbestendige arbeidsmarkt.

De urgentie van het arbeidsmarkt vraagstuk vraagt van alle betrokken partijen dat zij verder kijken dan hun eigen vraag en grenzen en dat zij de verbinding zoeken om samen méér te bereiken, bijvoorbeeld om sector-brede of juist cross-sectorale oplossingen te realiseren. Het vraagt om vernieuwende oplossingen; het daagt organisaties uit om met frisse, open en kritische blik te kijken naar de rol die zij hierbij kunnen vervullen. De huidige oplossingen voldoen niet (meer) en dus moet er worden gekeken naar nieuwe, innovatieve vormen van aanpak. Met andere woorden, oplossingen door middel van sociale innovatie.

 

Het aanjagen van sociale innovatie op de arbeidsmarkt

De subsidie voor projecten op het gebied van de human capital agenda in het kader van het investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling richt zich op het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt en draagt daarmee bij aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie door middel van het aanjagen van projecten geënt op sociale innovatie op de arbeidsmarkt. Sociale innovatie is dan het toepassen van nieuwe vormen van organisatie, methodes en/of door middel van het introduceren van nieuwe producten en diensten met een meetbare of waarneembare impact op het arbeidsmarktvraagstuk.

De subsidie heeft daarmee als doel om de krapte op de arbeidsmarkt aan te pakken en een arbeidsmarkt te realiseren die wendbaar en weerbaar is, waarin de verbindingen binnen en tussen sectoren sterk en effectief zijn, werknemers zich optimaal kunnen bewegen, werkgevers vernieuwende oplossingen zoeken en toepassen en waarin organisaties met lef nieuwe samenwerkingen (of samenwerkingsvormen) aangaan en nieuwe methodes ontwikkelen en/of toepassen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Toelichting op Artikel 17A.2

  • a.

    Deze regeling is gericht op projecten die bijdragen aan het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt. De wijze waarop de projecten bijdragen aan dit vraagstuk kan sterk variëren, afhankelijk van het thema waarop het project zich richt (zie b) en de vernieuwende aanpak die wordt ontwikkeld.

  • b.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de ontwikkeling van een sociale innovatie* die betrekking heeft op één of meer van de volgende thema’s:

    • i.

      Dynamisch managen: nieuwe managementvaardigheden en -methodieken;

      Dynamisch managen doet een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van medewerkers en stuurt daar actief op aan. Dit stimuleert motivatie, creativiteit en ondernemerschap. Dialoog, interactie en transparantie tussen werkgever en werknemer zijn hierbij belangrijke facetten.

    • ii.

      Slimmer werken: uitgaan van competenties van medewerkers;

      Laat mensen doen waar ze goed in zijn. Stimuleer de ontwikkeling van hun talenten en geef ze de ruimte om zelf te bepalen waar en wanneer ze dat werk het beste kunnen doen.

    • iii.

      Flexibel organiseren: innovatieve organisatievormen;

      Maakt gebruik van de diversiteit aan kennis en kunde binnen een organisatie. Multidisciplinaire projectteams zijn hier een goed voorbeeld van: medewerkers vormen een team op basis van hun toegevoegde waarde voor specifieke projecten.

    • iv.

      Co-Creatie sectoren: hoogwaardige samenwerkingsverbanden binnen één of meer sectoren of cross-sectoraal;

      Werk samen met externe partijen om nieuwe werk- of verdienmodellen te vinden. Onder het motto ‘twee weten meer dan één’ is open innovatie een gouden kans.

    • v.

      Werknemer in eigen kracht: mobiliteit, flexibiliteit en lef op de arbeidsmarkt;

      Voor behoud en versterking van onze economische positie in een steeds dynamischer (internationale) markt én voor werkzekerheid van alle werkenden is meer flexibiliteit, lef en mobiliteit op de arbeidsmarkt een voorwaarde. Uitgangspunt is dat iedereen talenten heeft; de kunst is die te (willen) zien.

    • vi.

      Mobiliteit leren en ontwikkelen: de juiste mensen op de juiste plek met de juiste kwalificaties;

      De arbeidsmarktpositie van werknemers verbetert sterk door mobiliteit. Mobiliteit is het nieuwe-leren-in-de-praktijk. Mobiliteit bevordert informeel leren waardoor er minder risico is op verlies van (bedrijf)specifieke vaardigheden bij een eventueel ontslag.

    • vii.

      Duurzame inzetbaarheid: stimuleren van eigenaarschap bij medewerkers op het gebied van vitaliteit, flexibiliteit en maatschappelijke weerbaarheid;

      Afgelopen jaren verschijnen steeds meer afspraken onder de noemer van vitaliteit, wendbaarheid & weerbaarheid en de lichamelijk en geestelijk fitte medewerker. Duurzame inzetbaarheid beoogt het stimuleren van eigenaarschap bij medewerkers op het gebied van vitaliteit, wendbaarheid (flexibiliteit) en maatschappelijke weerbaarheid. Medewerkers krijgen inzicht in de eigen (werk)situatie; nu en in de toekomst. Zij kunnen zelf doelen stellen om de inzetbaarheid te vergroten. Bijvoorbeeld door het volgen van opleidingen en (loopbaan)coaching.

    • viii.

      Leven lang leren en ontwikkelen: wendbare, flexibele werknemers die zich kunnen blijven ontwikkelen en mee kunnen met de nieuwste ontwikkelingen.

      Voor een kenniseconomie is voortdurende kennisontwikkeling en -overdracht van groot belang. Daarom is het cruciaal dat het ‘leven lang leren’-principe als een vanzelfsprekend onderdeel wordt gezien van het arbeidsproces. Zo zijn organisaties en hun werknemers wendbaarder en zijn bedrijven beter in staat te innoveren of om innovatieve ontwikkelingen snel op te pakken. Het leven lang leren zorgt voor een krachtig en waardevol menselijk kapitaal, een belangrijk onderdeel voor een sterke economie.

  • * Sociale innovatie betreft dus de vernieuwing van het arbeidsproces, met als doel de arbeidsproductiviteit en de arbeidsparticipatie te verhogen. Sociale innovatie houdt in dat in mens en organisatie wordt geïnvesteerd, bijvoorbeeld door het werk anders te organiseren, gezondheidsbeleid in te voeren, het kennisniveau en employability (inzetbaarheid) van werknemers te verhogen, arbeidsvoorwaarden te moderniseren en door sociaal beleid te koppelen aan de bedrijfsdoelstellingen. Sociale innovatie kortom, is dus veel méér dan het doorvoeren van technologische vooruitgang, zoals het ontwikkelen van nieuwe producten, diensten en processen.

  •  

  • Bij sociale innovatie zijn vele partijen (o.m. management, werknemers, klanten, politiek/overheid, vakbonden) en arbeidsaspecten (o.m. bedrijfscultuur, arbeidsparticipatie, beloningsbeleid, employability, markt) betrokken. De wijze waarop sociale innovatie vorm wordt gegeven hangt samen met het type organisatie; sociale innovatie is in alles maatwerk.

  • c.

    Een belangrijk doel van de regeling is om, naast de directe bijdrage die de projecten leveren aan het oplossen en aanpakken van de krapte op de arbeidsmarkt, tot overdraagbare methodieken te komen die ook door andere partijen, buiten het consortium, kunnen worden toegepast. De projectresultaten, instrumenten en methodieken die voortkomen uit deze regelingen leveren daarmee opnieuw waarde op voor de Zeeuwse arbeidsmarkt (en daarbuiten). Het is daarom van belang dat de aanvragers deze overdraagbaarheid meenemen in de aanpak van het project zodat dit zo goed mogelijk kan worden gewaarborgd.

 

Toelichting op Artikel 17A.3, eerste lid, onderdeel g

Van belang is om te benoemen dat een onderwijs- of kennisinstelling bij een project de rol van werkgever kan vervullen wanneer een project zich richt op het oplossen van krapte op de arbeidsmarkt binnen de sector onderwijs.

 

Toelichting op Artikel 17A.4, eerste lid, onderdeel f en artikel 17A.8, eerste lid

Toelichting beoordelingscriteria

 

Bijdrage aan de structuurversterking van de Zeeuwse economie door het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt

Bij het beoordelen van dit criterium wordt aan de deskundigencommissie gevraagd om een kwalitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot de mate waarin het project impact genereert in de Zeeuwse economie in termen van het oplossen van de krapte op de arbeidsmarkt, werkgelegenheid, toegevoegde waarde of efficiency. Hierbij wordt het project beoordeeld op:

  • schaaleffect of impact van de actie op Zeeuwse, bovenregionale of nationale waarde van het project;

  • de mate waarin het project een bijdrage levert aan het versterken van de kennisbasis in Zeeland.

Mate van innovativiteit voor Zeeland

De deskundigencommissie let bij de beoordeling van dit criterium op onderstaande zaken: In welke mate heeft het project een innovatief karakter voor Zeeland. Het gaat hierbij om de ontwikkeling van een nieuwe organisatorische vorm (samenwerkingsverbanden, relaties) en/of de ontwikkeling van een nieuw product, een nieuwe dienst of een nieuwe methode. Aspecten die een rol spelen:

  • het project is voor de sector in Zeeland nieuw of het project beoogt een nieuw ontwikkelde techniek toe te passen in een Zeeuwse situatie;

  • de mate waarin het project vernieuwend is en bijdraagt aan de ontwikkeling van een nieuwe organisatorische vorm (samenwerkingsverbanden, relaties) en/of de ontwikkeling van een nieuw product, een nieuwe dienst of een nieuwe methode;

  • de meerwaarde ten opzichte van bestaande of lopende producten, processen, diensten of ontwikkelingen;

Het perspectief van het project

De aanvraag wordt beoordeeld op de kwaliteit van de businesscase, de economische spin-off en het perspectief op doorontwikkeling of opschaling van nieuwe projecten. Daarbij kunnen de deskundigen de businesscase vanuit de volgende vier perspectieven beoordelen:

  • 1.

    technisch perspectief;

  • 2.

    organisatorisch perspectief;

  • 3.

    economisch perspectief;

  • 4.

    financieel perspectief.

Kwaliteit van het projectplan

Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:

  • 1.

    kwaliteit aanvrager:

    • relevant en representatief consortium over het werkveld;

    • mate van samenwerking binnen het project;

    • breedte van keten, meerdere schakels uit keten betrokken;

  • 2.

    kwaliteit projectplan:

    • bijstuurbaarheid, planning en opzet;

    • doelstelling objectief en meetbaar;

    • begroting helder en effectief ingericht;

    • hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie;

    • is er sprake van een logisch geheel van activiteiten, bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten binnen het project;

    • in welke mate wordt de noodzaak tot subsidieverlening onderbouwd.

Artikel III

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 27 augustus 2019.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 29 augustus 2019

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven