Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2019, 5858 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2019, 5858 | Verordeningen |
Besluit van Provinciale Staten van Utrecht van 10 juli 2019, nr. 81EC2F37 tot wijziging van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht (SKNL)
Provinciale staten van Utrecht; In vergadering bijeen op 10 juli 2019;
Op het voorstel van Gedeputeerde Staten van 14 mei 2019, Domein Leefomgeving, team NEL, nr. 81EC2F37;
Gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet;
Overwegende dat met ingang van 1 januari 2010 de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht van kracht is geworden;
Overwegende dat het wenselijk is om in de regeling een aantal wijzigingen aan te brengen;
De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht als volgt te wijzigen:
In de preambule vervalt de zinsnede “en artikel 11, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied”.
In artikel 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, wordt de aanvraag voor toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de dag waarop de eerste indiening heeft plaatsgevonden, plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag, en de dag waarop de aangevulde aanvraag door de Gedeputeerde Staten is ontvangen.
Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond volledige aanvragen met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond dreigt te worden overschreden. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.
In artikel 4a, tweede lid, wordt “artikel 8, derde lid” vervangen door: artikel 8, vierde lid.
In artikel 5 onderdeel d wordt “een uitstaand bevel tot terugvordering is” vervangen door: een bevel tot terugvordering uitstaat.
Artikel 6a (EU richtsnoeren voor staatssteun)
Na artikel 6b wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 9a worden de volgende wijzigingen aangebracht:
In artikel 9b worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Het tweede lid komt te luiden:
Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien de aanvrager schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De aanvrager geeft de grenzen van het betreffende natuurterrein aan op een bijgevoegde kaart.
In artikel 10 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 11 onderdeel d, onder ii, komt te luiden:
Artikel 12, tweede lid, komt te luiden:
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
In artikel 12, derde lid, wordt “zes jaar” vervangen door: twaalf jaar.
In artikel 13 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Het derde lid van artikel 14 komt te luiden:
In artikel 14c worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)
Aan artikel 17 wordt na lid 5 een lid toegevoegd, luidend:
In artikel 18 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)
De subsidie functieverandering wordt verstrekt onder de voorwaarde dat:
binnen een termijn van vier maanden na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de begunstigde en de provincie Utrecht tot stand komt waarin is opgenomen:
de kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapsbeheertype en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
In artikel 20, vierde lid wordt “onderdeel 1” vervangen door: eerste lid.
De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap provincie Utrecht (SKNL) is aangepast in het licht van nieuwe Europese en nationale wet- en regelgeving. Ook is de tekst op bepaalde plaatsen in lijn gebracht met de praktijk en is de tekst verduidelijkt dan wel ingekort ten behoeve van de leesbaarheid. Daarnaast zijn enkele inhoudelijke wijzigingen aangebracht.
Aanvragen kunnen niet na 31 december 2021 worden ingediend, omdat per 1 januari 2022 het huidige goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie met kenmerk SA.48351 (2017/N) afloopt. Alsdan is een nieuw goedkeuringsbesluit of een andere staatssteungrondslag nodig om subsidie te verstrekken.
Het vereiste van het tweede lid van artikel 6a is afkomstig uit het landbouwsteunkader.
Met het contrafeitelijke scenario wordt de situatie bedoeld dat er geen subsidie zou worden verleend. Wanneer de provincie een aanvraag ontvangt, wordt het contrafeitelijke scenario op zijn geloofwaardigheid getoetst en geverifieerd of de steun het vereiste stimulerende effect heeft.
De wijziging onder 2. betreft het invoegen van een tweede lid, met de vermelding dat deze is vervallen. Reden van deze wijziging is de verwijzing naar dit artikel in de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Door een eerdere wijziging van artikel 8 van de SKNL was de verwijzing in deze landelijke Uitvoeringsregeling niet langer correct. Met de huidige wijziging wordt dit hersteld.
Met de wijziging onder 6. wordt mogelijk gemaakt dat andere overheden en waterwinbedrijven subsidie kunnen aanvragen voor kwaliteitsverbetering van natuurterreinen die bij hen in eigendom zijn. De provincie heeft, zoals opgenomen in de Realisatiestrategie natuur, voor de komende jaren een grote ambitie op het gebied van kwaliteitsverbetering van natuurterreinen, meer in het bijzonder op het gebied van actief soortenbeleid, uitvoering van PAS-maatregelen N2000 en algemene kwaliteitsverbetering. Om deze ambitie waar te kunnen maken is het belangrijk dat ook andere overheden en waterwinbedrijven hieraan hun medewerking verlenen. Zij hebben weliswaar een eigen een verantwoordelijkheid voor natuurterreinen bij hen in eigendom, maar deze gaat echter niet zover dat van hen zonder meer verwacht kan worden dat zij, naast instandhouding en beheer, alle inrichtingsmaatregelen treffen die de provincie wenselijk acht. Gelet hierop en het belang dat de provincie hecht aan voortvarende uitvoering van het beleid wordt het aanvragen van subsidie voor hen mogelijk gemaakt.
In het tweede lid van artikel 9b wordt niet langer de eis gesteld dat een aanvraag voor een investeringssubsidie ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01 pas kan worden ingediend nadat de ambitiekaart door GS is aangepast.
De toetsing van de aanvraag vindt nog steeds plaats op basis van de ambitiekaart. Op de ambitiekaart in het Natuurbeheerplan van de provincie Utrecht zijn namelijk per gebied prioritaire natuurbeheertypen vastgelegd. Bij een subsidieaanvraag wordt getoetst aan deze prioritaire natuurbeheertypen en of, mede op basis van onderzoek, hieruit vanuit natuuroogpunt een goed onderbouwde keuze is gemaakt. Deze werkwijze biedt meer flexibiliteit maar borgt nog steeds in voldoende mate dat gewenste ontwikkeling plaatsvindt.
In artikel 13, eerste lid, onder a, wordt om in aanmerking te komen voor subsidie niet langer de eis gesteld dat het investeringsplan of het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen door derden moet zijn opgesteld.
In het eerste lid, onder j is de term aanloopbeheer verduidelijkt. Hiermee is geen uitbreiding van de subsidiabele kosten beoogd. Het gaat bij aanloopbeheer om specifiek beheer dat de eerste jaren na afgraven van bemeste bovengrond nodig is, zoals verwijderen van ongewenste boomopslag, en maaibeheer. Dit aanloopbeheer kan betrekking hebben graslandbeheertypen en andere beheertypen, zoals de verzorging van jonge bosaanplant.
In het eerste lid, onder k is ontwikkelingsbeheer toegevoegd als subsidiabele kosten. Ook hiermee is geen uitbreiding van de subsidiabele kosten beoogd, maar enkel een verduidelijking daarvan. Deze kosten kunnen tevens onder de reeds eerder opgenomen algemene omschrijving van het huidige sub l. worden gebracht. Beoogd is om een verduidelijking van de subsidiabele kosten op te nemen.
Bij de toetsing van de aanvraag die ziet op vergoeding van deze kosten voor ontwikkelingsbeheer zal, conform het bepaalde in artikel 11, onder andere worden getoetst of de maatregelen efficiënt en effectief zijn voor het bereiken van het investeringsdoel. De aanvrager kan dit bij zijn aanvraag onderbouwen door aan te tonen dat het terrein gedurende tenminste 10 jaren voorafgaand aan de subsidieaanvraag niet meer agrarisch is gebruikt en derhalve niet meer is bemest, dat met ontwikkelingsbeheer het aanwezige graslandbeheertype naar verwachting binnen een periode van 6 jaar kan worden ontwikkeld naar het hogere grasland beheertype en de hydrologische condities van het terrein geschikt zijn voor ontwikkeling en instandhouding van vochtig hooiland. Om van het aanwezige graslandbeheertype te komen tot het hogere graslandbeheertype zal het terrein op zijn minst twee maal per jaar dienen te worden gemaaid, waarbij het maaisel wordt afgevoerd. De eerste maaibeurt zal voor 15 juni moeten worden uitgevoerd.
Artikel 6c treedt met terugwerkende kracht per 1 juli 2016 in werking. Hiermee wordt de SKNL in lijn gebracht met het landbouwsteunkader. Op basis daarvan zijn deze publicaties noodzakelijk vanaf 1 juli 2016.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-5858.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.