Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 juli 2016 de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat paragraaf 1 van die regeling de restauratie van rijksmonumenten betreft, die zich richt op het stimuleren van een sobere en doelmatige restauratie van rijksmonumenten en paragraaf 3 de instandhouding van molens betreft;

 

Overwegende dat voor paragraaf 1 tot 31 oktober 2018 en voor paragraaf 3 tot 13 december 2018 subsidieaanvragen konden worden ingediend;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten hebben besloten voor het subsidiejaar 2019 respectievelijk € 4.300.000 en € 380.000 beschikbaar te stellen voor de restauratie van monumenten en de instandhouding van molens;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten verder nog enkele kleine technische wijzigingen in de regeling wensen door te voeren, welke betrekking hebben op de overwegingen, de Aanwijzingen voor de regelgeving Noord-Brabant en aspecten van staatssteun;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant derhalve wensen te wijzigen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

De overwegingen komen te luiden:

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 7 april 2009 de Subsidieregeling Cultureel Erfgoed hebben vastgesteld om het Brabants erfgoed voor de toekomst te bewaren en voor het publiek beleefbaar en bereikbaar te maken.

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 13 november 2015 het “Beleidskader erfgoed 2016 -2020, De (verbeeldings)kracht van Erfgoed”, hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat dat nieuwe beleidskader leidt tot diverse wijzigingen en Gedeputeerde Staten derhalve een nieuwe aanbouwregeling voor cultureel erfgoed wensen vast te stellen;

 

Overwegende dat paragraaf 1 in die aanbouwregeling is gericht op een sobere en doelmatige restauratie van religieus erfgoed, militair erfgoed, industrieel erfgoed en landgoederen en kastelen;

 

Overwegende dat paragraaf 2 zich richt op het behoud van eco-archeologische waarden, omdat het behoud van eco-archeologische waarden en het behoud van informatie van en uit eco-archeologische waarden die zich buiten het archeologische bodemarchief bevinden in de provincie Noord-Brabant een bijdrage leveren aan de kennis over het klimaat, de flora en fauna en het menselijk handelen in het verleden in Noordwest Europa in het algemeen en in Brabant in het bijzonder en dat deze bron van kennis en daarmee deze kennis zonder financiële bijdrage ongezien vernietigd zou worden door ruimtelijke ontwikkelingen;

 

Overwegende dat paragraaf 3 ziet op de instandhouding van monumentale molens in Noord-Brabant, aangezien molens bijdragen aan een hoogwaardige leefomgeving, waar het aantrekkelijk wonen is en bedrijven zich graag willen vestigen;

 

Overwegende dat paragraaf 4 stimulering van onderzoek naar de herbestemming van monumenten betreft;

 

Overwegende dat paragraaf 5 zich richt op musea in de zin van het structureel vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie, het realiseren van een toekomstbestendige publieksactiviteit en samenwerking tussen musea en andere instellingen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de paragrafen 1 Restauratie van rijksmonumenten en 5 Musea, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, artikel 1, juncto artikel 53, van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (Algemene groepsvrijstellingsverordening) van toepassing verklaren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de activiteiten in paragraaf 2 Eco-archeologisch onderzoek geen economische activiteiten betreffen en staatssteun derhalve niet aan de orde is;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in de paragrafen 3 Instandhouding molens en 4 Vouchers onderzoek herbestemming monumenten, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (De-minimisverordening) van toepassing verklaren;

 

B.

Artikel 1.1 komt te luiden:

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    erfgoed: zaken die mensen waarderen, zich mee identificeren en willen bewaren voor toekomstige generaties;

  • e.

    industrieel erfgoed: erfgoed ten behoeve van de dagelijkse arbeid in de vorm van fabrieksgebouwen, bruggen, sluizen of molens en alle andere materiële sporen van de industriële maatschappij;

  • f.

    kasteel: erfgoed in de vorm van een zelfstandig versterkt bouwwerk, dat in oorsprong zowel bewoonbaar als verdedigbaar was;

  • g.

    landgoed: erfgoed in de vorm van een gebied van meerdere hectares, met landerijen en tuinen, waar een buitenplaats, landhuis of kasteel op voorkomt;

  • h.

    militair erfgoed: erfgoed in de vorm van forten, kazematten, bunkers, beveiligde onderkomens uit de Koude Oorlog, inundatievoorzieningen;

  • i.

    ontwikkel- en investeringsprogramma de Erfgoedfabriek: programma waarmee de provincie Noord-Brabant iconische erfgoedcomplexen nieuw leven in blaast;

  • j.

    religieus erfgoed: erfgoed in de vorm van monumentale kerken, synagogen, kloosters, kapellen, abdijen, devotiekapellen en andere gebouwde uitingen van het religieuze leven of hun interieur;

  • k.

    restauratie: handeling die nodig is om het onroerend erfgoed duurzaam, sober en doelmatig in stand te houden ten behoeve van een stabiele, maatschappelijk verantwoorde of duurzame functie;

  • l.

    rijksmonument: onroerend monument dat op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 als beschermd monument is aangewezen;

 

C.

Artikel 1.5 komt te luiden:

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    in de periode genoemd in artikel 1.9 door de subsidieaanvrager reeds subsidie is aangevraagd op grond van deze subsidieregeling;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling, tenzij subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling buurtfonds Noord-Brabant;

  • c.

    de subsidieaanvrager reeds is begonnen met de uitvoering van het project;

  • d.

    de subsidieaanvrager voor het project reeds financiering heeft of zal ontvangen op grond van het ontwikkel- en investeringsprogramma de Erfgoedfabriek;

  • e.

    voor het project reeds subsidie is ontvangen op grond van de Subsidieregeling instandhouding monumenten;

  • f.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan €150.000;

  • g.

    de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2, onder punt 18, van de AGVV;

  • h.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de AGVV.

 

D.

Artikel 1.6 komt te luiden

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op een rijksmonument;

  • b.

    het project is gericht op de restauratie van:

  • 1°. religieus erfgoed;

  • 2°. militair erfgoed;

  • 3°. industrieel erfgoed; of,

  • 4°. kastelen of landgoederen;

  • c.

    het rijksmonument is gelegen in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de aanvrager heeft het recht van eigendom van het rijksmonument;

  • e.

    voor het rijksmonument is reeds aantoonbaar:

  • 1°. een realistische en duurzame bestemming vastgesteld; of,

  • 2°. een realistisch plan opgesteld om het duurzaam te bestemmen;

  • f.

    de subsidieaanvrager overlegt een restauratieplan met betrekking tot het rijksmonument, met daarin opgenomen:

  • 1°. een overzicht van de te verrichten werkzaamheden;

  • 2°. de huidige toestand, inclusief de gebreken;

  • 3°. een bestek;

  • g.

    uit het restauratieplan, bedoeld onder f, blijkt tevens dat de restauratie er op is gericht:

  • 1°. de omvang van de ingreep zo veel mogelijk te beperken;

  • 2°. de oorzaak van de ontstane schade weg te nemen;

  • 3°. eerdere uitgevoerde restauraties met respect te behandelen;

  • h.

    het bestek, bedoeld in onderdeel f, onder 3, is opgesteld conform een algemeen erkende berekeningssystematiek;

  • i.

    de staat van het rijksmonument is niet langer dan 2 jaar geleden geïnspecteerd door de Monumentenwacht Noord-Brabant, blijkend uit een inspectierapport;

  • j.

    het project omvat activiteiten die niet zijn vrijgesteld van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.5 a jo artikel 3a, eerste lid, van bijlage II Besluit omgevingsrecht, blijkend uit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • k.

    het project is erop gericht dat het rijksmonument binnen een jaar na afronding van het project in gebruik wordt genomen, volgens de bestemming, opgenomen in het projectplan;

  • l.

    de subsidieaanvrager communiceert over het project, blijkend uit een communicatieplan;

  • m.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

  • 1°. op welke wijze voldaan wordt aan de vereisten in deze paragraaf;

  • 2°. een sluitende begroting.

 

E.

In artikel 1.9 wordt “4 juni tot en met 31 oktober 2018” vervangen door: 1 oktober 2019 tot en met 12 december 2019.

 

F

Artikel 1.10 komt te luiden:

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 1.9, vast op € 4.000.000.

 

G.

In artikel 1.11, tweede lid, wordt “minder dan €200.000” vervangen door: minder dan € 150.000;

 

H.

Artikel 1.12 komt te luiden:

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

I.

Artikel 1.13 komt te luiden:

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger neemt contact op met de Stichting Behoud Monumenten Brabant met de vraag of het project in aanmerking komt voor deelname aan het Restauratie opleidingsplan Zuid;

  • b.

    de subsidieontvanger nodigt de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed uit aanwezig te zijn bij de eerste bouwvergadering ten behoeve van de restauratie;

  • c.

    het project wordt afgerond voor 1 juli 2021;

  • d.

    het rijksmonument wordt binnen een jaar na afronding van het project in gebruik genomen volgens de bestemming, opgenomen in het projectplan;

  • e.

    de subsidieontvanger documenteert de verrichte werkzaamheden;

  • f.

    de subsidieaanvrager verzorgt ten minste een publicatie in een regionaal beschikbaar medium over de uitvoering van het project;

  • g.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • h.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

 

J.

Artikel 1.14 komt te luiden:

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

  • c.

    een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

 

K

Na artikel 1.15 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende:

Artikel 1.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

L.

Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project menselijke skeletonderdelen betreft;

  • b.

    de uitvoering van het project of een onderdeel ervan door het bevoegd gezag verplicht is gesteld aan de initiatiefnemer van een ruimtelijk project;

  • c.

    het bevoegd gezag het project redelijkerwijze had kunnen voorzien en dit had moeten opnemen in een programma van eisen van het archeologisch onderzoek, dat is uitgevoerd in verband met een ruimtelijk project, van na 31 augustus 2007.

 

M.

Artikel 3.5 komt te luiden:

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager door Gedeputeerde Staten reeds eerder subsidie is verstrekt voor de instandhouding van de molen voor een of meerdere kalenderjaren van het instandhoudingsplan.

 

N.

In artikel 3.8 wordt “4 juni 2018 tot en met 13 december 2018” vervangen door: 9 juli tot en met 12 december 2019.

 

O.

In artikel 3.9 wordt “€30.000” vervangen door: € 380.000.

 

P.

Artikel 3.11 komt te luiden:

Artikel 3.11 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

Q.

Na artikel 3.12 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot €25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

 

R.

Na artikel 3.13 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 3.14 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst. 

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016.

’s-Hertogenbosch, 18 juni 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA 

Toelichting behorende bij de Zesde wijzigingsregeling Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016.

 

Artikelsgewijs

 

C

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Onder d Erfgoedfabriek

Projecten die in ieder geval reeds financiering hebben ontvangen van het ontwikkel- en investeringsprogramma de Erfgoedfabriek zijn:

  • a.

    Bergoss Oss

  • b.

    KVL Oisterwijk

  • c.

    Dongecentrale Geertruidenberg

  • d.

    CHV Veghel

  • e.

    Weverij De Ploeg Bergeijk

  • f.

    NS Werkplaats Tilburg

  • g.

    Brouwhuis Breda

  • h.

    MOB Wanroij

  • i.

    Fort Sabina Moerdijk

  • j.

    Moederhuis Dongen

  • k.

    Mariadal Roosendaal

  • l.

    Mariënburg Den Bosch

  • m.

    Catharinadal Oosterhout

  • n.

    Marienhage Eindhoven

  • o.

    Oudenbosch Religieus Centrum

  • p.

    3 eenheid Velp

  • q.

    Klooster Bovendonk

  • r.

    Waalre

  • s.

    Oud Herlaer

 

D

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Onder k Ingebruikneming

Het idee is dat een monument binnen een jaar in gebruik wordt genomen, zodat het monument na restauratie niet leeg komt te staan.

 

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

 

 

 

 

Naar boven