Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2019, 4849 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2019, 4849 | Verordeningen |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 09 juli 2019, PZH-2019-692628218 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2019-2020, maatregel 3 (Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2019-2020)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP- 3 Zuid-Holland;
Overwegende dat het wenselijk is om middelen beschikbaar te stellen voor concrete acties ten behoeve van de uitvoering van de Lokale ontwikkelingsstrategieën in de LEADER-gebieden Holland Rijnland en Polders met Waarden;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2019 - 2020
Artikel 3 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van activiteiten die passen binnen:
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, is minimaal 25% van de LEADER steun, door middel van een bijdrage verklaring of subsidiebeschikking, beschikbaar gesteld door een of meerdere andere bestuursorganen die niet behoren tot de publiekrechtelijke rechtspersoon provincie Zuid-Holland.
In afwijking van artikel 3.3.4 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
In afwijking van artikel 1.19, derde lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft een aanvraag om een voorschot betrekking op minimaal € 25.000,-.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit wordt geplaatst.
Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 projecten LEADER Zuid-Holland 2019 - 2020.
Op basis van dit openstellingsbesluit kan subsidie worden verleend voor activiteiten die een bijdrage leveren aan de doelen van de Lokale ontwikkelingsstrategieën van respectievelijk Polders met Waarden en Holland Rijnland.
De Lokale ontwikkelingsstrategie van Holland-Rijnland is te raadplegen op de website van de LEADER groep:
http://www.leader-hollandrijnland.nl/sites/default/files/pdf/Lokale%20Ontwikkelingsstrategie%20Holland%20Rijnland%202015-2020.pdf.
De Lokale ontwikkelingsstrategie van Polders met Waarden is te raadplegen op de website van de LEADER groep: www.poldersmetwaarden.nl
Voor het LEADER gebied Holland-Rijnland adviseert de Lokale actiegroep Holland-Rijnland over de ingediende aanvragen om subsidie. Voor het LEADER gebied Polders met Waarden adviseert de Lokale actiegroep Polders met Waarden over de ingediende aanvragen om subsidie.
Het advies van de Lokale actiegroep wordt gegeven op basis van de beoordelingsformulieren die in de bijlagen van dit openstellingsbesluit zijn opgenomen.
Alleen aanvragen om subsidie die blijkens de beoordelingsformulieren, minimaal in voldoende mate een bijdrage leveren aan de doelstellingen van de Lokale ontwikkelingsstrategie komen voor subsidie in aanmerking.
De LEADER steun bedraagt 40% van de subsidiabele kosten. Op grond van dit openstellingsbesluit kan 75% van de LEADER steun worden verleend.
De minimale hoogte van de LEADER steun is € 25.000,-. De maximale hoogte van de LEADER steun is € 100.000,-.
De minimale hoogte van de subsidie die op grond van dit openstellingsbesluit kan worden verstrekt bedraagt €18.750,-. Een project moet een minimale omvang hebben van € 62.500,- aan subsidiabele kosten. De maximale hoogte van de subsidie die op grond van dit openstellingsbesluit kan worden verstrekt bedraagt € 75.000,-.
De kosten van een project bedragen € 160.000,-
De LEADER steun bedraagt € 64.000,- (=40% van de subsidiabele kosten)
De subsidie op grond van dit openstellingsbesluit bedraagt €48.000 (= 75% van de LEADER kosten)
De resterende € 16.000,- moet door een andere nationale overheid zijn verleend.
Op grond van dit openstellingsbesluit komen de kosten van tweedehands goederen alsmede bijdragen in natura voor subsidie in aanmerking. (In artikel 1.12 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland staat wat er onder bijdragen in natura verstaan wordt).
Kosten voor tweedehands goederen en de bijdragen in natura zijn subsidiabel tot maximaal de marktwaarde van het betreffende goed of zaak. Indien deze kostensoorten zijn opgenomen in de aanvraag voor subsidie, moet opgevoerde waarde in de aanvraag voor subsidie worden onderbouwd.
Onbetaalde eigen arbeid of onbetaalde arbeid van vrijwilligers zijn subsidiabel voor een vast uurtarief.
Zonder een deugdelijke onderbouwing komen de kosten van tweedehands goederen of bijdragen in natura niet voor subsidie in aanmerking.
De subsidiabele hoogte van de personeelskosten kan op twee manieren worden berekend:
Het uurtarief per medewerker wordt als volgt berekend:
Het bruto jaarsalaris bedraagt inclusief een niet prestatie gebonden eindejaarsuitkering € 50.000. De € 50.000 wordt verhoogd met 43,5% tot € 71.750. De € 71.750 wordt vervolgens verhoogd met 15% tot € 82.512,50. Het subsidiabele uurtarief bedraagt dan € 82.512,50 gedeeld door 1720 uur is € 47,97.
Voor meer informatie over (onder andere) de subsidiabele kosten kunt u het handboek POP3 subsidie raadplegen. Het handboek is te raadplegen via: https://regiebureau-pop.eu/sites/default/files/u111/Handboek%20aanvragers%20juni%202018_0.pdf .
Bijlage 1 behorende bij artikel 1, onder b.
Begrenzing gebied LEADER Holland Rijnland
Nadere precisering begrenzing gebied
Zuidkant: vanaf postcodegebied 3653 de rivier De Meije volgend tot aan Zwammerdam (gemeentegrens Nieuwkoop), vervolgens postcodegebieden 2771, 2391, 2731, 2735 (gemeentegrens Alphen aan den Rijn), dan buitengebied Zoetermeer: 2725 (Noord AA), 2728P en 2717 (Meerpolder) en 2716, de polder van Leidschendam-Voorburg, 2266 (Stompwijk), 2251 en 2252 (Voorschoten), 2245 (Oud Clingendeel Wassenaar), 2241N en 2242T en 2242P, 2223 (Valkenburg) en 2225 (Zuidduinen).
Begrenzing stedelijke gebieden die buiten het LEADER-gebied vallen
Bijlage 2 behorende bij artikel 1, onder c.
Begrenzing gebied LEADER Polders met Waarden
De gebieden Zederik en Leerdam behoren niet meer tot het LEADER gebied van LAG Polders met Waarden van Provincie Zuid-Holland.
Bijlage 3 behorende bij artikel 8
Beoordelingscriteria aanvragen
Toelichting beoordelingscriteria aanvragen
Onderdeel A, Thema’s, doelstellingen en indicatoren
1. Heeft het project betrekking op versterking van de relatie tussen stad en land?
De versterking van de relatie tussen stad en land is het hoofdthema van het LEADER programma Holland Rijnland 2015-2020. Om die reden telt de score voor dit criterium dubbel en geldt er een minimumscore van acht punten. De score valt hoger uit naarmate er meer concreet en met getallen onderbouwd kan worden aangegeven hoe deze relatie tussen stad en land als gevolg van uw project versterkt gaat worden. Het kan gaan om (nieuwe) klanten uit de stad voor uw nieuwe producten en/of diensten, om nieuwe afzet naar de stad of het tot stand brengen van nieuwe economische of sociale relaties met partijen in de stad of om verbetering van de beeldvorming bij stedelingen ten aanzien van de waarde(n) van het platteland.
Geef aan: wat, hoe, waar, met wie. Benoem waar mogelijk aantallen en onderbouw hoe u aan deze aantallen komt.
Met de stad wordt primair gedoeld op de steden die zich in of in de nabije omgeving van de regio Holland Rijnland bevinden (primair: Alphen aan den Rijn, Leiden, Zoetermeer, secundair: Gouda, Den Haag, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam).
2a. Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structureel versterking van de sociaaleconomische positie van de regio?
Geef zo concreet mogelijk aan op welke wijze uw project hier aan gaat bijdragen in termen van nieuwe en/of tijdelijke werkgelegenheid, behoud van bestaande werkgelegenheid en/of toename van de omzet. Onderbouw deze getallen. Geef, waar mogelijk, ook aan of er sprake zal zijn van nieuwe, indirecte werkgelegenheid en/of omzetgroei bij derden in het gebied.
Behalve deze kwantitatieve resultaten, kan de versterking van de sociaaleconomische positie van de regio ook beschreven worden in de mate waarin de sociaaleconomische positie van specifieke doelgroepen (b.v. vrouwen, jongeren en/of mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt) aantoonbaar wordt verbeterd en/of er gebruik gemaakt wordt van lokaal, sociaal kapitaal, b.v. door de inzet van vrijwilligers.
2b. Draagt het project bij aan de algemene doelstelling: duurzaam en structurele versterking van de sociaaleconomische positie van de agrarische sector in het gebied?
Op dit onderdeel is er geen minimumscore. Dit betekent dat uw aanvraag niet perse (ook) betrekking moet hebben op de agrarische sector in het gebied. Wel kunnen hier bonuspunten gescoord worden als op een onderbouwde manier kan worden aangegeven hoe en in welke mate de agrarische sector in het gebied Holland Rijnland in economisch opzicht van uw project profiteert: aantal agrarische bedrijven dat profiteert, behoud of creatie van tijdelijke of vaste werkgelegenheid, omzetgroei, ontwikkeling van nieuwe, perspectiefvolle nevenactiviteiten.
Punten kunnen ook worden behaald als aangetoond kan worden dat uw aanvraag bijdraagt aan verbetering van de beeldvorming van de waarde(n) van de agrarische sector bij de stedelingen.
Aanvragen hoeven slechts op één van de drie subthema’s (3a, 4a of 5a) de minimumscore te halen.
De neiging bestaat om alle drie de thema’s aan te kruisen in de hoop dat dit leidt tot een betere beoordeling. Hoewel dit mag, moet wel bedacht worden dat op tenminste één van de drie criteria, 3a, 4a of 5a, de minimumscore van zes punten moeten worden gehaald. Is dit niet het geval, dan komt de aanvraag sowieso niet in aanmerking voor een bijdrage.
Indien wel aan deze eis wordt voldaan, kunnen op twee manieren bonuspunten worden behaald:
Om voor bonuspunten in aanmerking te komen, moet in het projectplan voor het betreffende criterium of voor de betreffende criteria wel een concrete uitwerking gegeven worden.
Voor de wijze van beoordeling van de score of criterium 3a wordt gekeken naar het bereik en het effect (de impact): minimaal moet in het projectplan aangegeven worden hoeveel mensen u denkt te bereiken en op welke manier u deze mensen gaat bereiken. Een hogere score kan bereikt worden door ook concreet aan te geven wat het effect of de impact van het project zal zijn in termen van duurzame gedragsverandering en/of daadwerkelijke, aanwijsbare/meetbare verbetering van de geestelijk en/of lichamelijke gezondheid van de doelgroep.
Voor de wijze van beoordeling en bepaling van de score van criterium 4a wordt gekeken naar het bereik en het effect. Minimaal moet in het projectplan aangegeven worden op hoeveel hectare land en/of hoeveel strekkende meter watergang het project betrekking heeft. Een hogere score kan bereikt worden door ook concreet aan te geven wat het effect of de impact van het project zal zijn in termen van aanwijsbare/meetbare verbetering van de kwaliteit van lucht, water en/of bodem.
Wat betreft criterium 4b moet bij nieuwe ecosysteemdiensten gedacht worden aan nieuwe verdienmodellen om inkomsten te genereren uit de markt (dus niet via overheidssubsidies) met het betere beheer van water, bodem, lucht, landschap, biodiversiteit en het lokale ecosysteem. Dit kan zowel als individueel bedrijf, maar meer bonuspunten kunnen worden behaald als dit gebeurt via een gezamenlijke, gebiedsgerichte aanpak.
Voor de wijze van beoordeling en bepaling van de score van criterium 5a, wordt verwezen naar de het document ‘Invulschema Circulaire Economie LEADER Holland Rijnland’.
6. Leidt het project tot het ontstaan van één of meerdere nieuwe stad-land netwerken rond één van de drie subthema’s?
Ook voor dit criterium geldt, dat hier niet noodzakelijkerwijs punten gescoord moeten worden. Wel kunnen bonuspunten behaald worden, als de vorming van stad-land netwerken een doel en resultaat van uw project is. Bij netwerken kan het gaan om informele of formele banden tussen partijen uit het LEADER gebied met partijen in de om- en inliggende steden (Leiden, Alphen aan den Rijn, Zoetermeer en de Haagse agglomeratie). Duidelijk gemaakt moet worden hoe de netwerken tot stad worden gebracht, welke partijen (personen, bedrijven, organisaties, instellingen e/of overheden) betrokken zijn; wat het doel en de activiteiten van het netwerk zijn en hoe het netwerk beheerd en in stand gehouden gaat worden na afloop van het project.
7. Kent het project ook negatieve effecten op mens, plattelandseconomie en/of omgeving (bodem, water, lucht, landschap, biodiversiteit) en zo ja, worden afdoende maatregelen getroffen om deze negatieve effecten te compenseren?
Aanvragen moeten op een positieve manier bijdragen aan de doelstellingen van de Lokale Ontwikkelingsstrategie om in aanmerking te kunnen komen voor een financiële bijdrage. Het kan echter voorkomen dat deze positieve bijdrage(n) leidt tot negatieve effecten elders. Zo kan b.v. nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied leiden tot meer verkeersbewegingen, wat meer CO2 uitstoot tot gevolg kan hebben.
In het format projectomschrijving bij onderdeel C.7. wordt gevraagd eventuele negatieve effecten van het project te omschrijven en aan te geven of en zo ja, welke compenserende maatregelen worden getroffen. Bij de beoordeling wordt bekeken: of de inschatting van de negatieve effecten correct is; wat de aard en ernst van de negatieve effecten is en wat de aanvrager van plan is te doen om deze negatieve effecten geheel of gedeeltelijk te voorkomen dan wel door middel van aanvullende maatregelen te compenseren. Indien de verwachte negatieve effectieven aanzienlijk zijn en er worden geen compenserende maatregelen getroffen dan leidt dit tot een aftrek van maximaal 5 punten. Zijn er geen negatieve effecten of worden voldoende compenserende maatregelen getroffen, dan vindt er geen puntenaftrek plaats (score = 0).
Voor onderdeel A. moet een minimumscore van 17 punten worden behaald.
Onderdeel B. Leidende criteria uit de richtsnoeren LEADER
8. Het project heeft een bottom-up aanpak
Bottom up is één van de kernwaarden van de LEADER benadering. Vandaar dat dit criterium een wegingsfactor heeft van 2,5. Geef aan in hoeverre het een initiatief vanuit het LEADER-gebied zelf betreft. De score is hoger naarmate het project aantoonbaar kan rekenen op een breed draagvlak en een brede betrokkenheid en participatie van uiteenlopende partijen in het gebied, zodanig dat er ook sprake is van een gedeeld gevoel van eigenaarschap van het project
9. Het project heeft een experimenteel/innovatief karakter
Wat betreft de beoordeling van de vraag of een project voldoende innovatief is moeten één of meerdere van onderstaande vragen bevestigend kunnen worden beantwoord:
10. Het project heeft een voorbeeldfunctie en overdraagbare resultaten
Geef aan of op welke manier en voor welke doelgroepen uw project een voorbeeldfunctie kan vervullen. Geef in uw activiteiten- en communicatieplan aan hoe u deze voorbeeldfunctie praktisch gestalte gaat geven gedurende het project. Geef in uw beheerplan aan hoe u de projectresultaten na afloop va het project overdraagbaar gaat maken.
11. Er is sprake van regionale samenwerking
Samenwerking is een belangrijk aspect van de LEADER aanpak. Als er in uw aanvraag geen sprake is van samenwerking met andere partijen, dan leidt dit tot een score van nul punten op dit criterium.
Geef aan met welke partijen in het LEADER gebied en/of met partijen in de om- en inliggende steden concreet samengewerkt wordt in het project. Geef voor elke partij aan welke rol zij spelen in de uitvoering van de activiteiten en welke verantwoordelijkheid zij hebben. Leg dit zo nodig vast in een samenwerkingsovereenkomst en voeg een kopie hiervan bij deze aanvraag. Geef ook aan of de samenwerking alleen is voor de duur van het project of ook daarna voortgezet wordt. Geef in het laatste geval aan hoe de voortgang van de samenwerking geborgd wordt.
12. Er is sprake van een integrale of multi-sectorale aanpak.
In hoeverre verbindt het project diverse economische sectoren en/of partijen? In hoeverre brengt het project samenhang in de doelstellingen van die verschillende partijen en/of voegt het daar een nieuwe, gezamenlijke uitdaging aan toe?
Voor de onderdelen 8. tot en met 12. gelden geen minimumscores per individueel criterium. Projecten worden als ‘LEADER waardig’ beschouwd als zij op deze onderdelen gezamenlijk de minimumscore van 27 punten halen.
Hier wordt met name gekeken of de aanvraag compleet is, het project in al zijn onderdelen voldoende en helder is uitgewerkt en het geheel een verzorgde en professionele indruk maakt
14. Heeft het project een realistische doelstelling?
Aanvragen worden niet alleen bij de beoordeling, maar ook na afloop getoetst op de resultaten. Het niet halen van (een deel van) de resultaten kan achteraf leiden tot een korting op de subsidie.
Om dit te voorkomen, is het van belang dat bij de aanvraag de doelstelling zo realistisch mogelijk is en ook gedegen wordt onderbouwd.
De kwaliteit van de risicoanalyse en het risicomanagement wordt bij dit punt ook meegewogen.
15. Is de organisatiestructuur duidelijk beschreven?
Zijn de taken, rollen en verantwoordelijkheden tussen betrokken partijen en personen helder en eenduidig beschreven en voldoende afgebakend? Is duidelijk hoe het besluitvormingsproces tussen en met betrokkenpartijen en personen wordt georganiseerd?
16. Is er voldoende zicht op de uitvoerbaarheid?
Zijn de benodigde vergunningen al afgegeven, is behalve de bijdrage van gemeente(n) en of Waterschap(pen) ook de private financiering rond, kan tijdig beschikt worden over de mensen en middelen die nodig zijn voor de uitvoering?
Aanvragen scoren hoger naarmate ze meer uitvoering gereed zijn. Het kan zijn dat op het moment van indienen van de aanvraag nog niet alle zaken gereed zijn. In dat geval moet overtuigend worden aangegeven hoe en wanneer dit wel het geval zal zijn.
Overigens is de voorwaarde van toepassing dat goedgekeurde aanvragen binnen twee maanden na afgifte van de subsidiebeschikking daadwerkelijk met de uitvoering begonnen moeten zijn.
17. Is er voldoende aantoonbare expertise aanwezig bij de aanvrager,
Dit kan blijken aan de hand van CVs van bij de uitvoering betrokken personen of uit voorbeelden van eerdere ervaringen. Het gaat hierbij niet alleen om technische expertise, maar ook uit gebleken of aantoonbare deskundigheid wat betreft projectmanagement.
18. Levert het project ‘waar voor zijn geld
Staan de resultaten in verhouding tot de investeringen in tijd, geld en arbeid? Aanvragen scoren hoger naarmate:
19. Is er zich op continuïteit van de resultaten?
De resultaten van de projecten die LEADER subsidie ontvangen, moeten minimaal vijf jaar gebruiksklaar in stand worden gehouden, gerekend vanaf het moment van afronding. Hoewel niemand de toekomst kan voorspellen en er op voorhand dus geen garanties kunnen worden afgegeven, dat aan deze eis voldaan kan worden, is het bij de beoordeling van aanvragen wel van belang dat inzichtelijk is gemaakt hoe de aanvrager van plan is de resultaten in stand te houden.
Getoetst wordt op het ingevulde Format exploitatiebegroting en de toelichting daarop in het projectplan (zie punt 4 Format Projectplan).
Daarnaast wordt het beheerplan beoordeeld naar de mate waarin het onderhoud en beheer van de projectresultaten is uitgewerkt, wie na afronding van het project eigenaar is of wordt van de projectresultaten en wie er verantwoordelijk is of wordt voor het onderhoud en beheer van de resultaten.
Invulschema Circulaire Economie
Kerngedachte van de circulaire economie is het cyclisch denken en handelen en het benaderen van kringlopen als systemen. Circulaire economie is meer dan recycling. Circulaire economie is een concept van een economie waarbij grondstoffen zo duurzaam mogelijk worden gewonnen, zo min mogelijk worden opgebruikt, zo lang mogelijk in de kringloop blijven, zo hoogwaardig mogelijk worden hergebruikt, in andere vormen opnieuw ingezet en tot slot wellicht toch nog afval worden, maar dan zo min mogelijk. Toepassen van bovenstaande principes is ook nooit een zaak van één individu, bedrijf of organisatie. Bij iedere schakel in het productie- en consumptieproces zal moeten worden voldaan aan de kringloopgedachte en -aanpak. Circulaire economie heeft dus betrekking op de hele keten van grondstoffenwinning, productie en consumptie, meestal aangeduid met de reeks: ‘take’ (grondstoffen en andere inputs)– ‘make’ (productie) – ‘use’ (gebruik/consumptie, inclusief transport) – ‘waste’ (afval).
LEADER Holland Rijnland is op zoek naar een aantal aansprekende voorbeeldprojecten uit de regio rond het thema circulaire economie. Het moet gaan om voorstellen waaruit de bereidheid blijkt om de principes van de circulaire economie over de volle breedte van de eigen bedrijfsvoering en in samenwerking met de andere betrokken schakels in de keten toe te passen. De projecten moeten een serieuze ambitie hebben voor de lange termijn om op alle relevante aspecten concrete vooruitgang te boeken.
Omdat LEADER-projecten een tijdshorizon van 5 jaar hebben, wordt daarnaast gevraagd om in de voorstellen aan te geven wat men in de eerste vijf jaar van het project aan resultaten wil boeken.
Om aanvragers te helpen bij het formuleren van hun plannen over de wijze waarop de principes van de circulaire economie toegepast gaan worden is een invulschema ontwikkeld (zie volgende pagina). Dit schema moet op alle onderdelen die van toepassing zijn, worden ingevuld.
In de toelichting staat nadere tekst en uitleg over de verschillende fasen en activiteiten.
Geef in de kolom ‘Huidige situatie’ een nadere beschrijving van huidige situatie op de relevante activiteiten en aspecten per fase. Geef zoveel als mogelijk ook concrete getallen (volumes, gewicht, kWh, etc.). Als sommige aspecten niet op uw situatie van toepassing zijn, vult u in: N.V.T..
Geef in de kolom ‘Ambitie’ aan wat voor u het eindplaatje is voor de verschillende aspecten, b.v.: “over 10 jaar wekken wij al onze eigen energie op uit hernieuwbare bronnen (zon, wind, aardwarmte, e.d.)”.
Geef in de kolom ‘Mijlpaal’ aan wat u over vijf jaar, gerekend vanaf de start van uw project, op de verschillende onderdelen bereikt wilt hebben, b.v.: “over vijf jaar is 50% van alle ingekochte grondstoffen van gecertificeerde, duurzame herkomst”. Geef in een toelichting daarnaast ook aan welke concrete stappen u gaat zetten om dit resultaat te halen.
(= de producten en diensten die u aanbiedt via verkoop, verhuur of lease) en hoe ze door de afnemer gebruikt worden) |
||||
Restmaterialen (uit sloop, stuk gaan, vervanging van onderdelen e.d. ) |
||||
Toelichting Invulschema Circulaire Economie (per fase en activiteit)
Deze fase is van belang voor de schakel in de keten die zelf grondstoffen betrekt uit de mijnbouw (metalen, mineralen, fossiele brandstoffen), landbouw of bosbouw. Grondstoffen kunnen van over de hele wereld worden aangekocht en aangevoerd, zonder dat er zicht is op de duurzaamheid van de grondstoffenwinning.
Eerste stap in deze fase is de inkoop van deze grondstoffen in kaart te brengen en deze stuk voor stuk kritisch te bekijken op de ecologische en sociale duurzaamheid van de winning en de effecten van de winning naar de omgeving.
Vervolgens kan je in deze fase optimaliseren/verbeteren door bij toeleveranciers te vragen om (gecertificeerde) duurzaam gewonnen grondstoffen, bv. FSC-hout. Of je kunt overgaan tot het gebruik van duurzamere alternatieven, bijvoorbeeld in je landbouw inputs, zoals gebruik van regionaal geproduceerd veevoer. Of om je heen kijken naar herbruikbare grondstoffen, bijvoorbeeld gerecyclede bouwstoffen, herwonnen fosfaat, compost etc.
Naast verduurzamen kun je ook besparen op inputs door preciezer te gaan werken, kringlopen op het eigen bedrijf te realiseren (b.v. eigen afvalwater zuiveren en terugvoeren in je eigen proces), je bodem anders te gaan bewerken zodat de bodemvruchtbaarheid verbetert, andere bedrijfsvormen te gaan toepassen, of door samen te werken met andere bedrijven in de regio kringlopen van nutriënten en organische stof in je eigen bedrijf of eigen regio tot stand te brengen.
Hier gaat het om de productie op het eigen bedrijf: industriële maakindustrie, agrarische productie, maar ook levering van diensten. In de lineaire economie koopt men zijn inputs en grondstoffen op de markt en kijkt men vooral naar de prijs. Men stoot emissies uit naar bodem, lucht en water en kijkt daarbij vooral naar de geldende, wettelijke normen. Door eerst deze stromen in kaart te brengen, kunnen ze vervolgens worden geoptimaliseerd/verbeterd of op een andere manier worden georganiseerd.
Kun je het ontwerp van producten anders organiseren, waarbij al vanaf het begin rekening wordt gehouden met het zo lang mogelijk in de kringloop houden van productcomponenten en materialen en met de herbruikbaarheid van componenten aan het levenseinde van producten?
Kan het onderhoud worden verbeterd en verduurzaamd, waardoor machines en gebouwen langer meegaan; kunnen productiemiddelen of onderdelen worden gerepareerd, hergebruikt of gerecycled?
Kan je reststromen uit andere processen of bedrijven benutten. Voorbeelden die nu al toegepast worden zijn bijvoorbeeld het gebruik van CO2 uit de industrie door de glastuinbouw, het gebruik van bierbostel van bierbrouwerijen als veevoer in de veehouderij.
Kan de energiebehoefte worden gedekt uit eigen energieopwekking via hernieuwbare bronnen of b.v. via een ‘smart grid’1 oplossing met collega’s in de omgeving?
Enerzijds gaat het om dezelfde dingen op een andere manier gaan maken. Anderzijds is ook de vraag in deze fase: kun je andere producten en/of diensten gaan maken, die beter aansluiten bij de principes van de circulaire economie?
In de circulaire economie treden producenten op een andere manier in contact met consumenten, gaan in andere behoeften voorzien, gaan waarde toevoegen in de vorm van kwaliteit en beleving. Consumenten worden bewust gemaakt van hun plek en rol in de keten of gaan zelf al actief op zoek naar ‘circulaire’ producten en diensten en denken na over hun bijdrage in het realiseren van kringlopen.
Vragen die op deze fase betrekking hebben, zijn: heb je je transport en verpakking bekeken en zijn daarin besparingen en verduurzamingen te maken: minder transportbewegingen, gebruik van andere, meer duurzame transportmiddelen, efficiënter opslaan, minder ruimte innemen, minder weggooien, retourlogistiek, statiegeldsystemen voor omverpakkingen?
Kunnen nieuwe producten en diensten worden ontwikkeld, die beter scoren op circulariteit: minder grondstofgebruik, repareerbaar, terugleverbare reststroom voor hergebruik/recycling, gebruik van gerecyclede, gecertificeerde grondstoffen.
In plaats van verkoop, producten verhuren of leasen met terugnamegarantie (= producent blijft eigenaar van product en dus verantwoordelijk voor terugname).
In de circulaire economie is het streven om deze fase te vermijden. Bij ‘waste’ gaat het met name om emissies naar lucht, bodem en water en om afval- en reststoffen. Mocht er echt niets anders kunnen met een materiaal, dus ook geen bewerking tot nieuwe grondstof of compost, dan moet het de verbrandingsoven in. In de praktijk zal dit vooral met vervuild materiaal gebeuren waar de vervuiling niet meer uit te verwijderen is (denk aan vervuilde baggerspecie, zuiveringsslib en dergelijke). Ook hier zijn technologieën in ontwikkeling die opwerking, herbenutting verder mogelijk maken.
Vragen in deze fase zijn: kan het ontstaan van afval voorkomen worden door reparatie, opknappen, hergebruik? Als afval onvermijdbaar is, kun je bedrijfsafval beter scheiden, zodat het kan worden gerecycled of elders nuttig toegepast2? Kun je emissies verminderen door je processen beter in te regelen? Kun je kringlopen in het eigen bedrijf realiseren voor bijvoorbeeld water, nutriënten/organische stof? Kan verspilling en derving worden voorkomen of verminderd?
Bijlage 4 behorende bij artikel 9
Beoordelingscriteria aanvragen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-4849.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.