Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2019, 4535 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2019, 4535 | Overige besluiten van algemene strekking |
Subsidieregeling kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf (KEI 2019)
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 18 juni 2019, kenmerk 4.5/2019001480, team Economie, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van de subsidieregeling kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf (KEI 2019)
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
gelet op de Algemene Subsidieregeling van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2019 (ASR SNN 2019) ;
gelet op artikel 25 van Verordening nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 (gewijzigd bij Verordening van 14 juni 2017 (EG) nr. 1084/2017), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (de Algemene Groepsvrijstellingsverordening);
gelet op de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L352);
gelezen de Gemeenschappelijke regeling SNN;
gelet op het Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland 2014-2020;
de kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf (KEI 2019) vast te stellen;
Dit besluit treedt in werking met terugwerkende kracht tot 11 juni 2019.
Gedeputeerde Staten voornoemd,
In deze regeling wordt verstaan onder:
kennisinstelling: een entiteit, zoals een universiteit of onderzoeksorganisatie, ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht. Alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs. Ondernemingen die invloed over een dergelijke entiteit kunnen uitoefenen door middel van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, genieten geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van een dergelijke entiteit of tot de resultaten van haar onderzoek. Mbo- en hbo-instellingen en roc’s vallen ook onder de bedoelde entiteit;
brutoloonkosten: de kosten berekend door het aantal aan het project bestede uren te vermenigvuldigen met een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 32% voor werkgeverslasten, waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;
Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.
Artikel 3 Doel van de regeling
De subsidieregeling heeft als doel kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen, te stimuleren.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 8 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 9 Maximum subsidie per onderneming
Het maximum aan totaal te ontvangen subsidie op basis van deze subsidieregeling bedraagt voor één onderneming € 200.000,--. Meerdere rechtspersonen kunnen in dit verband als één onderneming worden gezien. Voor het begrip onderneming wordt gekeken hoe de onderneming economisch opereert. Indien meerdere rechtspersonen nauw met elkaar verweven zijn, worden deze gezien als één onderneming. Daarbij kan gedacht worden aan het opereren op dezelfde of aanverwante economische markt en het hebben van stemrechten dan wel aandelen in elkaar.
Artikel 12 Wijzigings- of intrekkingsgronden
De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:
Artikel 14 Bedrag vaststelling
Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieontvanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van de subsidiabele activiteiten.
Artikel 15 Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking het bij de aanvrager gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel van een mkb-onderneming, grote onderneming of een kennisinstelling voor een nieuw gecreëerde functie ten behoeve van kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie.
Artikel 16 Subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de kosten van het inhuren van hooggekwalificeerd personeel. De kosten worden berekend door de gewerkte uren te vermenigvuldigen met het uurtarief van het hooggekwalificeerd personeel.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 19 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening wordt, in aanvulling op artikel 7 van deze regeling, in elk geval de verplichting opgelegd dat de gemaakte kosten van het gedetacheerd hebben van hooggekwalificeerd personeel worden aangetoond middels facturen en betalingsbewijzen. In de facturen zijn de werkzaamheden gespecificeerd naar uren.
Artikel 21 Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking kennisontwikkeling middels het tijdelijk plaatsen van een medewerker van de aanvrager, met een relevante HBO of WO diploma of aantoonbare relevante werkervaring op vergelijkbaar niveau, bij een andere organisatie in de Europese Unie inclusief het begeleiden van deze medewerker door de andere organisatie. De kennisontwikkeling is gericht op technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie en komt ten goede aan de aanvrager.
Artikel 22 Subsidiabele kosten
Subsidiabel zijn de loonkosten van de begeleider, voor zover de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 28 lid 2 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De kosten worden berekend door de begeleidingsuren te vermenigvuldigen met het uurtarief van de begeleider van de organisatie waar de medewerker wordt geplaatst.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien de organisatie waar een medewerker geplaatst wordt, niet onafhankelijk is ten opzichte van de aanvrager.
Artikel 25 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden, in aanvulling op artikel 7 van deze regeling, in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 27 Subsidiabele activiteiten
Voor subsidie komt in aanmerking het bij de aanvrager gedetacheerd hebben of het tijdelijk in dienst hebben van een promovendus ten behoeve van kennisontwikkeling op het gebied van technologische innovatie, organisatie-innovatie of marktinnovatie.
De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 en in aanvulling op artikel 5 van deze regeling, in ieder geval geweigerd indien:
Artikel 31 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Bij de subsidieverlening worden in aanvulling op artikel 7 van deze regeling in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: KEI 2019.
Deze subsidieregeling wordt medegefinancierd door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.
Hierin wordt aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van de regeling. Conform bijlage 1 van de verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 fte werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.
Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken dient te worden naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.
Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.
Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.
Een stichting wordt als een onderneming beschouwd als deze economische activiteiten uitvoert. Bij economische activiteiten moet er onder meer sprake zijn van een “transactie”. Hierbij kan gedacht worden aan het halen van omzet of, wanneer het om een startende onderneming gaat, een aannemelijk perspectief daarop. De stichting moet een goed of dienst aanbieden en een winstoogmerk hebben.
De loonkosten worden bepaald op basis van het bruto loon (inclusief niet-prestatie gebonden eindejaarsuitkering maar exclusief vakantie-uitkering en overige vergoedingen). Onder de eindejaarsuitkering wordt uitsluitend verstaan de op basis van cao-afspraken (of arbeidsovereenkomst) over het betreffende jaar verschuldigde vaste bruto uitkering bovenop het periodiek uitgekeerde brutosalaris voor zover deze uitkeringen niet afhankelijk zijn van geleverde prestaties en/of resultaten. Toeslagen op het loon, zoals persoonlijke toeslag, ploegentoeslag of waarnemingstoeslag worden niet meegeteld met het brutoloon. Ook winstuitkeringen, bonussen en vergoedingen woon-werkverkeer worden niet in de brutoloonkosten meegenomen.
De berekening van de brutoloonkosten gaat uit een van een 40-urige werkweek. Indien de medewerker een arbeidsovereenkomst heeft met een lager aantal contracturen per week, dan wordt het aantal uren van 1.720 naar verhouding aangepast. Hieronder staan een aantal voorbeelden van berekeningen met een ander aantal contracturen:
Indien er sprake is van een verbonden- en of partneronderneming van de aanvrager kan aan deze ondernemingen samen subsidie worden verstrekt.
Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van of een het voor akkoord ondertekenen van een (arbeids)overeenkomst. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend.
In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.
Op basis van artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening dient een onderneming niet in moeilijkheden te verkeren. Een onderneming die minder dan 3 jaar bestaat is gevrijwaard van deze eis en is per definitie niet in moeilijkheden. Artikel 2, lid 18, sub a tot en met e van de AGVV geeft aan wanneer er sprake is van moeilijkheden.
Deze bepaling is in deze regeling ook van toepassing indien de steun onder de de-minimisverordening wordt verleend. De betreffende eis volgt uit de EFRO-regels die van toepassing zijn op deze regeling.
Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in bijlage XII van verordening 1303/2013. Daarin zijn voorschriften gegeven over voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. Er dient in ieder geval voldaan te worden aan de volgende eisen:
affiche: het plaatsen van ten minste één affiche met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats in uw onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. Het format hiervoor wordt beschikbaar gesteld door het SNN.
Een nadere toelichting op de publiciteitseisen is te vinden in het ‘Handboek EFRO 2014-2020’ op onze website http://www.snn.nl
De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.
In de Algemene subsidieregeling SNN 2019, die hier van toepassing is, is het volgende opgenomen:
Wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Awb in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen met betrekking tot de verdeling als de datum van ontvangst.
Dit houdt in dat in de vaststellingsfase ook wordt getoetst of is voldaan aan de eis van minimaal gemaakte subsidiabele kosten.
Alleen de kosten van de onderneming(en) aan wie de subsidie zijn verleend, kunnen als subsidiabele kosten worden aangemerkt. Mocht het zo zijn dat binnen uw project een verbonden- en/ of partner onderneming kosten heeft gemaakt ten behoeve van het project, dan zijn er twee opties dat deze kosten subsidiabel zijn:
De gedetacheerde dient regelmatig op een vestiging aanwezig zijn om de kennis direct op de medewerker te kunnen overdragen. De kennis dient te worden overgedragen door middel van direct contact met de medewerker.
Artikel 16, artikel 22, lid 2 en artikel 28, lid 2
Het gaat hierbij om het (commerciële) tarief wat aan de uitleenorganisatie per uur wordt betaald.
Artikel 17, lid 1, artikel 23, lid 1 en artikel 29, lid 1
Het in overwegende mate verrichten van werkzaamheden op afstand wordt niet gezien als plaatsing bij een vestiging van de aanvrager.
Artikel 18, sub b, artikel 24 en artikel 30, sub b
De deskundige dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming.
In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er in ieder geval geen sprake is van onafhankelijkheid:
Deze opsomming is niet limitatief. Dit betekent dat er ook andere situaties kunnen zijn waarin tot de conclusie wordt gekomen dat er geen sprake is van onafhankelijkheid van de organisatie van de aanvragende onderneming.
Artikel 19, artikel 25 en artikel 31
De urenregistratie moet controleerbaar zijn en moet in elk geval op medewerkersniveau inzicht geven in het aantal het project bestede uren. De volgende gegevens moeten op de urenverantwoording te staan:
Een voorbeeld urenregistratieformulier kunt u vinden op onze website http://www.snn.nl.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-4535.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.