Elfde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten 24 januari 2017 de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat in paragraaf 1 een subsidiemogelijkheid is opgenomen voor projecten gericht op behoud en herstel van biodiversiteit en leefgebieden;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 18 december 2015 het Provinciaal Milieu- en Waterplan Noord-Brabant 2016-2021 ‘sámen naar een duurzaam gezonde en veilige leefomgeving in Brabant’ hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Provinciale Staten in dat plan onder andere hebben opgenomen dat vennen van groot belang zijn voor de biodiversiteit en daarnaast ook cultuurhistorische en recreatieve waarde hebben.

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten initiatieven van derden die bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen van het provinciale water- en natuurbeleid ten aanzien van behoud en herstel van vennen wensen te stimuleren en daarvoor financiële middelen beschikbaar hebben gesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten om deze redenen de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wensen te wijzigen, zodat in die regeling ook een subsidiemogelijkheid voor projecten gericht op behoud of herstel van vennen of vencomplexen wordt opgenomen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling natuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 1.4 wordt, na het tweede lid, een lid toegevoegd, luidende:

  • 3.

    Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het behoud of herstel van vennen of vencomplexen, in de vorm van:

    • a.

      uitvoeringsprojecten;

    • b.

      projecten gericht op onderzoek ter voorbereiding op de uitvoering.  

B.

In artikel 1.5, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    Onderdeel a, onder 3°, komt te luiden:

    • hoger is dan € 1.500.000, met uitzondering van projecten, bedoeld in artikel 1.4, derde lid;

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • e.

      het project is gericht op behoud of ontwikkeling van de Natura2000 habitattypen en doelsoorten.

C.

Artikel 1.6 komt te luiden:

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of is gericht op de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op de uitvoering van een maatregel als opgenomen in de Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant in bijlage 7 en de toelichting Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant in bijlage 8;

    • c.

      het project is gericht op het behoud of herstel van leefgebieden van prioritaire plant- of diersoorten;

    • d.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        vergroting van de kennis over het leefgebied van de desbetreffende plant- of diersoort;

      • 2°.

        verbetering van het leefgebied van de desbetreffende plant- of diersoort; of

      • 3°.

        behoud of herstel van vennen.

    • e.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting;

      • 3°.

        ondersteunend kaartmateriaal.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c, tweede lid, onder c en derde lid, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat aan het project een monitoringsplan ten grondslag ligt, waarin de wijze van monitoring gedurende vijf jaar na de vaststelling van deze subsidie is beschreven.

  • 3.

    Het monitoringsplan, bedoeld in het tweede lid, voldoet bij subsidies bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder a, aan de vereisten opgenomen in bijlage 9.

  • 4.

    Onverminderd het eerste en tweede lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvrager een gemeente betreft met minder dan 25.000 inwoners.

  • 5.

    Onverminderd het eerste tot en met derde lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het vennen betreft met ecotooptype V1, V2, V3 of V6 als opgenomen in de Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant in bijlage 7 en de toelichting Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant in bijlage 8;

  • 6.

    Onverminderd het eerste tot en met vijfde lid wordt voor activiteiten die betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten uit artikel 4, eerste lid, onder z en artikel 53, tweede lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

D.

Artikel 1.9 komt te luiden:

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiodes van:

  • a.

    22 februari 2019 tot en met 22 maart 2019, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste en tweede lid;

  • b.

    20 juni 2019 tot en met 15 juli 2019, voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid. 

E.

Artikel 1.10 komt te luiden:

Artikel 1.10 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de tenderperiode genoemd in artikel 1.9, eerste lid, vast op:

    • a.

      € 250.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a;

    • b.

      € 500.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b;

    • c.

      € 6.300.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c;

    • d.

      € 450.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, tweede lid, vast op:

    • a.

      € 0 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a;

    • b.

      € 0 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b;

    • c.

      € 0 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c;

    • d.

      € 0 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, tweede lid;

    • e.

      € 1.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid. 

F.

In artikel 1.11 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d.

    € 1.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, derde lid.

G.

Artikel 1.12 komt te luiden:

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende aanvragen op basis van de volgende afwegingscriteria:

    • a.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a:

      • 1°.

        de mate waarin het project de doelgroep bereikt, te waarderen met maximaal 80 punten;

      • 2°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • b.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b, tweede lid, onder b en derde lid, onder b;

      • 1°.

        de kwaliteit van het onderzoeksproject, te waarderen met maximaal 55 punten;

      • 2°.

        de kwantitatieve reikwijdte in leefgebiedenbenadering, te waarderen met maximaal 25 punten;

      • 3°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met 10 punten;

      • 4°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c en tweede lid, onder c:

      • 1°.

        de mate waarin het project bijdraagt aan de verbetering van de leefgebieden van bedreigde soorten, te waarderen met maximaal 65 punten;

      • 2°.

        indien het project bijdraagt aan de verbetering van het leefgebied van bijen, te waarderen met 5 punten;

      • 3°.

        de kwaliteit van het eventuele vervolgproject, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 4°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 5°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

      voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder a:

      • 1°.

        de mate waarin het project bijdraagt aan volledig herstel van het ven of vennencomplex, te waarderen met maximaal 80 punten;

      • 2°.

        de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

        de mate waarin de subsidieaanvrager zelf financieel bijdraagt aan het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door:

    • a.

      de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a;

    • b.

      de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel b, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder b, tweede lid, onder b en derde lid, onder b;

    • c.

      de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, eerste lid, onder c en tweede lid, onder c;

    • d.

      de hoogste score op basis van het afwegingscriterium in het eerste lid, onderdeel d, onder 1°, voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, derde lid, onder a;

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

H.

Artikel 1.14 komt te luiden:

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, tweede lid, onder a;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, tweede lid, onderdeel b, onder 1°;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een file geodatabase, waarin de locatie van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven.

  • 3.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen buiten het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, opgenomen in artikel 1.13, tweede lid, onderdeel c, onder 1°;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een file geodatabase, waarin de locatie van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven.

  • 4.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 5.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een file geodatabase, waarin de locatie van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven.

  • 6.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger, indien de activiteiten betrekking hebben op gebieden gelegen binnen het NNB, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een file geodatabase, waarin de locatie van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven.

l.

Artikel 1.15, vierde lid, komt te luiden:

  • 4.

    Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

 

 

J.

Bijlage 7 komt te luiden:

Bijlage 7, behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onder b en vijfde lid van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant

 

K

Bijlage 8 komt te luiden:

Bijlage 8, behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onder b en vijfde lid van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Toelichting Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant

 

L.

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 9, behorende bij artikel 1.6, derde lid, van de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Monitoring venherstel

 

Projectmonitoring venherstel

De projectmonitoring is bedoeld om de resultaten van een project in beeld te brengen, te evalueren en zo nodig gedurende het project nog te kunnen bijsturen of nieuwe projecten anders aan te pakken. Na de eindevaluatie van het project stopt de monitoring. Voor de projectmonitoring zijn de volgende

keuzes gemaakt:

 

Welke vennen?

In alle vennen waar maatregelen worden uitgevoerd dient projectmonitoring plaats te vinden.

 

Wat meten?

De effectmeting beperkt zich tot de per ven te benoemen doelsoorten (gewenste soorten) en overige aandachtsoorten (bijv. soorten die juist zouden moeten verdwijnen). In de meeste gevallen zal het gaan om hogere planten (macrofyten), libellen of amfibieën, het monitoren van fytoplankton, fytobenthos en macrofauna is alleen zinvol als daarvoor concrete doelen zijn opgenomen. Aangezien de aanwezigheid van flora en fauna in vennen vooral wordt bepaald door de fysisch-chemische waterkwaliteit en de vegetatiestructuur worden ook deze parameters gemeten. Daar waar grote variaties aan vegetaties in het ven voorkomen, is het zinvol op twee plaatsen in het ven de waterkwaliteit te meten. Bij de uitvoering van hydrologische maatregelen worden ook de effecten op de waterhoudendheid van het ven, het grondwaterpeil en grondwaterkwaliteit gemeten. Tabel 1 geeft een overzicht van te meten parameters.

 

Frequentie

Er worden 3 meetrondes onderscheiden:

  • Vóór de uitvoering. Meestal zijn de gegevens al aanwezig in de vorm van een onderzoeksrapport, dat de basis vormt voor het uitvoeringsplan. Zo niet, dan zal de meting alsnog voordat de uitvoering start moeten gebeuren.

  • 1-3 jaar na uitvoering. Hiermee wordt snel na uitvoering zicht verkregen op de resultaten en kan eventueel bijsturing plaatsvinden.

  • Een herhalingsronde 5 jaar na uitvoering. Hiermee worden effecten op de langere termijn in beeld gebracht. Daarna kan de monitoring stoppen.

Omdat de fysisch-chemische waterkwaliteit en grondwaterstanden door het jaar heen behoorlijk kunnen fluctueren moet per onderzoeksronde op meerdere data worden bemonsterd, voor de fysisch-chemische waterkwaliteit is het gebruikelijk dat dit op 4 data per jaar gebeurt (éénmaal in maart; éénmaal in april - begin mei; éénmaal eind mei - begin juni; éénmaal in juli – augustus). (Grond)Waterstanden wordt 2 keer per maand gemeten. Ook voor libellen en amfibieën is het zinvol op meerdere momenten in het betreffende jaar het ven te onderzoeken.

 

Meten, databeheer en rapportage

De data worden beheerd door de organisatie die de metingen verricht. Omdat de resultaten van de monitoring aanleiding kunnen zijn een bepaald uitvoeringsproject bij te sturen of gebruikt kunnen worden bij volgende projecten, is het belangrijk dat deze direct beschikbaar zijn voor de trekker van de uitvoering. In sommige gevallen kunnen vrijwilligers worden ingeschakeld bij de flora- en faunamonitoring. Ook dan worden afspraken gemaakt over beschikbaarheid van de gegevens.

De projectrapportages worden gebruikt voor de verantwoording naar de subsidiegever(s). Ook vormen ze input voor de provincie brede rapportage over het totale vennenproject. Hiervoor is het handig om in de projectrapportages in ieder geval altijd een overzichtstabel op te nemen van de resultaten van alle gemeten parameters t.o.v. het doel voor de betreffende parameter.

 

 

Tabel 1 Overzicht projectmonitoring

Welke vennen?

Alle projectvennen

 

Wat meten?

Te meten parameters zijn afhankelijk van de doelstellingen per ven!

De parameters met * hoeven alleen in specifieke gevallen te worden gemeten (zijn afhankelijk van het type ven)

pH

Buffercapaciteit

Totaal-P (zgem)

Totaal-N (zgem)

Orthofosfaat

Ammonium (indicator verzuring)

Macro-ionen (invloed grondwater)

HCO3- (Bicarbonaat) mate voor buffering

Nitraat

Waterdiepte/watervoerendheid

Dikte sliblaag

Grondwaterstand

pH grondwater*

Nitraat grondwater*

Sulfaat grondwater*

Fosfaat grondwater*

HCO3- grondwater*

Macro-ionen grondwater*

Fe (ijzer) grondwater*

Macrofyten (doel- en aandachtsoorten)

Vegetatiebeeld/structuur

Amfibieën*

Libellen*

Overige fauna*

Frequentie

3 momenten: vóór, 1-3 jaar na en 5 jaar na uitvoering van

maatregelen

Uitvoering

Terreineigenaar en waterschap, overkoepelende rapportage door provincie

 

Artikel ll Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel lll Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Elfde wijzigingsregeling Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 11 juni 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven