Besluit van Gedeputeerde Staten van 21 mei 2019, PZH-2019-688165249 (DOS 2013-0010135) tot vaststelling van het Openstellingsbesluit POP-3 innovatieve kennis landbouw Zuid-Holland (Openstellingsbesluit POP-3 innovatieve kennis landbouw Zuid-Holland 2019)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland;

 

Overwegende het wenselijk is dat kennis over duurzame innovaties in de landbouw die is opgedaan in proeftuinen wordt opgehaald en wordt gedeeld en dat het wenselijk is dat kennis over ICT en data wordt gedeeld in een cross-over tussen (glas)tuinbouw en de grondgebonden landbouw;

 

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

 

Openstellingsbesluit POP-3 innovatieve kennis landbouw Zuid-Holland 2019

 

 

 

Artikel 1 Aanvraagperiode

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan worden ingediend in de periode van 27 mei 2019 tot en met 20 juni 2019.

  • 2.

    Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode is ontvangen.

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteit

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.1.1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland kan subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      het overdraagbaar maken, verspreiden en overdragen van in proeftuinen opgedane kennis over duurzame innovaties in de grondgebonden landbouw;

    • b.

      het overdraagbaar maken, verspreiden en overdragen van kennis over innovatieve toepassingen van ICT en data.

  • 2.

    Onder proeftuinen als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt verstaan een project waarin partijen uit de landbouw- en voedselketen samen een duurzame innovatie ten behoeve van de grondgebonden landbouw ontwikkelen en uitproberen.

 

Artikel 3 Deelplafond

  • 1.

    Het deelplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, onder a, bedraagt € 250.000,-

  • 2.

    Het deelplafond voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, onder b, bedraagt € 100.000,-

  • 3.

    De deelplafonds, bedoeld in het eerste en tweede lid, bestaan volledig uit provinciale middelen.

 

Artikel 4 Subsidievereisten

  • 1.

    In afwijking van artikel 2.1.5 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland heeft de activiteit, bedoeld in artikel 2 betrekking op de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

  • 2.

    Indien de aanvraag voor subsidie betrekking heeft op de activiteit, bedoeld in artikel 2, onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat wordt samengewerkt met glastuinbouwers of tuinbouwers, ten minste een onderwijsinstelling en ten minste één andere partij uit de landbouw- of voedselketen.

 

Artikel 5 subsidiabele kostentypen

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.8, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 kunnen subsidiabele kosten bestaan uit de volgende kostentypen:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten waarvoor van derden een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd;

    • c.

      bijdragen in natura voor zover het betreft onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, gronden of onroerende goederen.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland zijn personeelskosten subsidiabel tot maximaal € 130,- per uur.

 

Artikel 6 subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 2.1.6,eerste lid, van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland komen voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.8, derde lid van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland voor subsidie in aanmerking.

 

Artikel 7 Subsidiehoogte

Indien toepassing van artikel 2.1.8 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,-, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 8 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.1.9 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland de volgende criteria:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de haalbaarheid van de activiteit;

    • c.

      de mate van innovativiteit;

    • d.

      de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    Voor ieder criterium, bedoeld in het eerste lid, kan nul tot en met vijf punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 3;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 30 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

  • 6.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zesde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 8.

    Indien de aanvragen als bedoeld in het zevende lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

 

Artikel 9 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin dit besluit is geplaatst.

 

Artikel 10 Werkingsduur

Dit besluit vervalt op 31 december 2024.

 

Artikel 11 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit POP-3 innovatieve kennis landbouw Zuid-Holland.

 

 

 

Den Haag, 21 mei 2019

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Drs. J. Smit, voorzitter

Drs. H.M.M. Koek, secretaris.

Toelichting

 

Algemeen

In het Ambitiedocument Innovatie Agenda Duurzame Landbouw is het volgende opgenomen:

“Samenwerking en gezamenlijke inzet is nodig om de negatieve effecten (onder andere verlies biodiversiteit, mindere leefomgevingskwaliteit en achteruitgang in kwaliteit van het cultuurlandschap) te beperken en de positieve ontwikkelingen ( onder andere kringlooplandbouw, een hoog percentage weidegang) verder te ondersteunen. Om de verduurzaming te bereiken is een duurzame innovatieaanpak met proeftuinen nodig voor de lange termijn. De ambitie is: verduurzaming van de landbouwketen en voedselketen met een duurzame innovatieaanpak voor gezond, duurzaam en betaalbaar eten voor iedereen. Dit gebeurt met proeftuinen. Proeftuinen zijn een zichtbare plek waar koplopers in de landbouw- en voedselketen innovaties in de duurzame landbouw uitproberen en ontwikkelen”.

 

Artikel 2

Op basis van dit openstellingsbesluit kan voor twee typen activiteiten subsidie worden verstrekt. Deze activiteiten dragen bij aan de doelstelling uit het Ambitiedocument Innovatie Agenda Duurzame Landbouw.

 

Met de eerste activiteit (artikel 2, onder a) wordt gestimuleerd dat de kennis die in de proeftuinen is opgedaan wordt opgehaald en wordt overgedragen. Het gaat om kennis over duurzame innovaties in de grondgebonden landbouw. Een proeftuin is een project waarin partijen uit de landbouw- en voedselketen samen een duurzame innovatie ten behoeve van de grondgebonden landbouw ontwikkelen en uitproberen

 

Met de tweede activiteit wordt gestimuleerd dat door middel van het delen van kennis met betrekking tot ICT, data en digitalisering het gebruik daarvan in de grondgebonden landbouw toeneemt. De voordelen van ICT, data en digitalisering worden in de grondgebonden landbouw nog nauwelijks benut.

De snelle ontwikkeling in digitalisering en ICT ( bijvoorbeeld sensoren, big data, artificial intelligence, robotisering, precisielandbouw, drones) leidt in de landbouw- en voedselketen tot steeds meer innovatieve toepassingen. Er ontstaan nieuwe kansen voor de bedrijfsvoering maar ook nieuwe diensten zoals korte lijnen met de consument, directe levering en korte ketens.  Deze kansen worden nu vaak nog niet optimaal benut. In de tuinbouw is al veel ervaring met deze toepassingen en via cross-over projecten kunnen deze ervaringen en toepassingen worden gedeeld met de grondgebonden landbouw.

 

 

Artikel 4

In artikel 2.1.5 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland staan zeven thema’s opgenomen waarop een activiteit betrekking kan hebben. De activiteit moet betrekking hebben alle vier de thema’s:

  • a.

    verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

  • b.

    versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen;

  • c.

    maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

  • d.

    behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

 

Deze vier thema’s sluiten namelijk aan bij de doelen van het Ambitiedocument InnovatieAgendaDuurzame Landbouw.

In het Ambitiedocument worden de volgende doelen genoemd:

  • 1.

    Verbeteren kwaliteit van de leefomgeving via verduurzaming door:

    • a.

      sluiten van kringlopen;

    • b.

      versterken van regionale voedselketens;

    • c.

      versterken biodiversiteit bij normale agrarische bedrijfsvoering door nieuwe verdienmodellen.

  • 2.

    Versterken van volhoudbare sterke economische sector door de landbouwsector als sterk economisch cluster op lange termijn in stand te houden.

 

Artikel 5

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit verschillende kostentypen. Met het begrip kostentypen wordt bedoeld dat de subsidiabele kosten op verschillende wijze gemaakt kunnen worden. Bijvoorbeeld een adviseur die wordt ingezet bij de activiteit kan in loondienst zijn bij de aanvrager, maar kan ook worden ingehuurd. Is de adviseur in loondienst, dan vallen de kosten voor de adviseur onder het kostentype ‘personeelskosten’. Wordt de adviseur ingehuurd, dan is er sprake van ‘kosten derden’.

 

Naast ‘personeelskosten’ en ‘kosten derden’ wordt ook het kostentype ‘bijdrage in natura’ onderscheiden. Van ‘bijdrage in natura’ is bijvoorbeeld sprake als er sprake is van onbetaalde eigen arbeid. Dat is het geval als de aanvrager een zzp’er is. De zzp’er is niet in loondienst bij de aanvrager.

 

De kostentypen die subsidiabel zijn de volgende:

  • a.

    personeelskosten;

  • b.

    kosten waarvoor van derden een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd (kosten derden)

  • c.

    bijdragen in natura voor zover het betreft onbetaalde eigen arbeid, onbetaalde arbeid van vrijwilligers, gronden of onroerende goederen.

 

De subsidiabele hoogte van de personeelskosten bedraagt maximaal € 130,- per uur. Dit bedrag is een gemiddeld tarief van kennisinstellingen dat is berekend op basis van een door de Minister van Economische Zaken goedgekeurde Integrale Kostprijs Systematiek (IKS).

 

De kosten die de landbouwer maakt om de activiteit bij te wonen ( het halen van kennis) zijn niet subsidiabel.

 

Artikel 6

Op basis van artikel 9 en artikel 2.1.6 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt bepaald welke kosten voor subsidie in aanmerking komen. Dit zijn de volgende kosten:

  • a.

    kosten voor de inzet van procesbegeleiders en adviseurs;

  • b.

    materiaalkosten;

  • c.

    kosten voor ruimten en bijbehorende faciliteiten;

  • d.

    kosten voor drukwerk, mailings en de inrichting van website(s);

  • e.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

 

Naast de bovengenoemde kosten komen ook voor subsidie in aanmerking de kosten van (fysieke) investeringen die voor de activiteit noodzakelijk zijn. Zo kan het voorkomen dat het voor het verzorgen van een demonstratieproject nodig is om een investering te doen.

Het gaat om de volgende kosten

  • a.

    kosten van koop of huurkoop van fysieke investeringen

  • b.

    kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

  • c.

    kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied;

  • d.

    kosten van haalbaarheidsstudies.

 

De kosten van de investering kunnen geheel of gedeeltelijk naar rato van de duur van de activiteit, voor subsidie in aanmerking komen. Dit hangt onder andere af of de investering na afloop van het project nog gebruikt kan worden.

 

Artikel 8

Alle aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt. Om de rangschikking te bepalen worden de aanvragen getoetst aan vier criteria. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden. Aan elk criterium is een wegingsfactor toegekend. De totaal behaalde puntenscore op basis van de selectiecriteria wordt berekend door per criterium het aantal behaalde punten te vermenigvuldigen met de wegingsfactor. Vervolgens worden alle scores op de criteria bij elkaar opgeteld.

 

Criterium a: de mate van effectiviteit van de activiteit.

Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag is ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig ( effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element.

De gesubsidieerde activiteit draagt bij aan de thema’s die in artikel 4 staan opgesomd. Met dit criterium wordt gekeken naar de effectiviteit van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Hierbij zal worden gelet op de volgende aspecten:

  • het aantal proeftuinen en het aantal in de proeftuinen ontwikkelde of beproefde innovaties, waarop de activiteit betrekking heeft dan wel het aantal onderwerpen rond ICT en data waarop de activiteit betrekking op

  • het bereik van de activiteit. Het bereik van de activiteit is groter naarmate er meer bijeenkomsten en vervolgbijeenkomsten zijn. Ook het aantal deelnemers, de breedte van de doelgroep en het aantal contacturen is van belang.

  • de wijze waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd. Voorziet een activiteit uit het éénmalig zenden van kennis, of bestaat de activiteit uit meerdere bijeenkomsten waarbij actieve deelname van de deelnemers wordt verwacht.

  • de wijze waarop wordt gestuurd dat deelnemers de kennis gaan implementeren in de bedrijfsvoering zodat er ook daadwerkelijk wordt bijgedragen aan het doel.

Op basis van bovenstaande punten wordt de effectiviteit van de activiteit als zeer gering, gering matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

Criterium b. haalbaarheid;

Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de activiteit gekeken. Dit wordt ook wel de kans op succes genoemd. De mate waarin de activiteit als haalbaar of succesvol kan worden gekwalificeerd, hangt af van de volgende aspecten die in samenhang worden bezien:

  • de kwaliteit van de kennisaanbieder. Beschikt de kennisaanbieder over zeer ervaren en zeer goed gekwalificeerd personeel, dan is de kwaliteit van de kennisaanbieder als zeer goed aan te merken.

  • de kwaliteit van het projectplan. Een kwalitatief goed projectplan is een plan dat realistisch is, waarin risico’s zijn geïdentificeerd en beheersbaar zijn gemaakt en waar bij de ontwikkeling van de activiteit relevante partijen zijn betrokken.

  • de mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de opgedane kennis toe te gaan en blijven passen in de praktijk.

Op basis van bovenstaande punten wordt de haalbaarheid van de activiteit als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

Criterium c. de mate van innovatie

Het doel van dit openstellingbesluit heeft raakvlakken met het Ambitiedocument InovatieAgenda Duurzame Landbouw van de provincie Zuid-Holland. In het Ambitiedocument staat namelijk (onder andere) opgenomen dat alleen door middel van duurzame innovaties in de landbouw wordt een sterke, duurzame en toekomstbestendige landbouwsector behouden in de provincie. Om die reden is het wenselijk dat de kennis die wordt overgedragen zoveel mogelijk innovatief is. Bij de beoordeling van dit criterium wordt niet alleen gekeken of de technieken waarover kennis wordt overgedragen innovatief zijn. Ook de wijze waarop de kennis wordt overgebracht wordt meegewogen.

 

Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

Criterium d. de efficiëntie van uitvoering

Met dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt er gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen behaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten en de feitelijke kosten van de activiteit.

Op basis van bovenstaande punten wordt de mate van innovatie als zeer gering, gering, matig, voldoende, goed of zeer goed gekwalificeerd.

0 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer gering is

1 punt wordt toegekend indien de kwalificatie gering is.

2 punten worden toegekend indien de kwalificatie matig is.

3 punten worden toegekend indien de kwalificatie voldoende is.

4 punten worden toegekend indien de kwalificatie goed is.

5 punten worden toegekend indien de kwalificatie zeer goed is.

 

 

 

Naar boven