Veertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant hebben vastgesteld op 31 mei 2016;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het cultuursysteem van Noord-Brabant met nationale of internationale uitstraling wensen te versterken ten behoeve van een hoogwaardig leef-, vestigings- en verblijfsklimaat;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidie die zij voor cultuurproducties van nationaal of internationaal belang wensen in te zetten een revolverend karakter willen geven en derhalve in paragraaf 11 kiezen voor subsidie in de vorm van een geldlening of een combinatie van geldlening en geldbedrag;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun gebruik wil maken van hoofdstuk 1 en artikel 53 inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Wijzigingen

De Subsidieregeling hedendaagse cultuur wordt als volgt gewijzigd:

 

  • A.

De overwegingen komen te luiden:

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat in de provincie Noord-Brabant belangrijk achten dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden;

 

Overwegende dat deze subsidieregeling is opgesteld als aanbouwregeling voor nader door Gedeputeerde Staten te bepalen paragrafen ter invulling van het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten organisaties die zich inzetten om een basisinfrastructuur voor culturele activiteiten waarin in het uitvoeringsprogramma op wordt gedoeld, op te zetten, wensen te ondersteunen, zodat deze organisaties in staat worden gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, produceren en presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de Brabantse samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het cultuursysteem van Noord-Brabant met nationale en internationale uitstraling wensen te versterken ten behoeve van een hoogwaardig leef-, vestigings- en verblijfsklimaat;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidie die zij voor cultuurproducties van nationaal of internationaal belang wensen in te zetten een revolverend karakter willen geven en derhalve in paragraaf 11 kiezen voor subsidie in de vorm van een geldlening of een combinatie van geldlening en geldbedrag;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten ter rechtvaardiging van eventuele staatssteun gebruik wil maken van hoofdstuk 1 en artikel 53 inzake steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

 

  • B.

Artikel 7.5, onder d, komt te luiden:

d. voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 11 en 12 van deze subsidieregeling.

 

  • C.

Onder vernummering van paragraaf 11 tot paragraaf 13 en onder vernummering van de artikelen 11.1 tot en met 11.4 tot de artikelen 13.1 tot en met 13.4 worden twee paragrafen ingevoegd, luidende:

 

§ 11 Cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

 

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Brabants cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • f.

    Brabantse topsectoren: door de provincie Noord-Brabant tot speerpunt van beleid benoemde sectoren innovatie en duurzaamheid;

  • g.

    cultureel ondernemerschap: vermogen om door de combinatie van competenties, instrumenten en samenwerkende partijen optimaal kunstzinnig, cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele activiteiten;

  • h.

    nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland;

  • i.

    toptalent: jongeren en volwassenen tot 35 jaar die beschikken over het potentieel om hun artistieke en creatieve talent naar een hoog niveau te ontwikkelen en uit te oefenen en daar professioneel mee bezig te zijn.

 

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

 

Artikel 11.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      een lening;

    • b.

      een combinatie van een lening en geldbedrag, of;

    • c.

      een garantstelling.

  • 3.

    De looptijd van de lening of het leningdeel, bedoeld in het tweede lid, onder a en b, eindigt maximaal 10 jaar na subsidieverlening.

  • 4.

    De looptijd van de garantstelling, bedoeld in het tweede lid, onder c, eindigt uiterlijk vier jaar na de subsidieverlening.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid, onder c, worden subsidies in de vorm van een garantstelling naar rato omgezet naar subsidie, indien de subsidieontvanger de investeringskosten niet of niet geheel kan terugverdienen en daardoor de van derden ontvangen geldlening niet kan aflossen, doordat zich gedurende de looptijd van de garantstelling, bedoeld in het vierde lid, een van de volgende omstandigheden voordoet:

    • a.

      lagere opbrengsten die de aanvrager, aantoonbaar middels een verslag van geleverde inspanningen, niet aangerekend kunnen worden;

    • b.

      faillissement of surséance van betaling van de aanvrager.

 

Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang.

 

Artikel 11.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 65.000;

  • e.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, juncto b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem, in ieder geval blijkend uit:

    • 1°.

      de creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter; en

    • 2°.

      de betekenis voor de ontwikkeling van toptalent in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang;

  • c.

    het project is van hoge culturele kwaliteit, tot uitdrukking komend in:

    • 1°.

      oorspronkelijkheid;

    • 2°.

      zeggingskracht; en

    • 3°.

      vakmanschap;

  • d.

    het project getuigt van goed cultureel ondernemerschap;

  • e.

    het project heeft draagvlak in de Brabantse samenleving;

  • f.

    het project sluit aan bij de ambitie van de provincie Noord-Brabant om tot de top van de industriële kennis- en innovatieregio’s te komen, waaraan in ieder geval wordt voldaan indien het project een aantoonbare verbinding met de Brabantse topsectoren heeft;

  • g.

    de subsidieaanvrager is bereid zijn aanvraag mondeling toe te lichten voor de adviescommissie;

  • h.

    de uitvoering van het project zal starten ten minste 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • i.

    de aanvraag om subsidie in de vorm van een lening of een leningdeel als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, bedraagt ten minste 25% van de aangevraagde subsidie;

  • j.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

 

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    Voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 4.

    Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

 

Artikel 11.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 11.7, tweede lid, die rechtstreeks betrekking hebben op het project;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten ten behoeve van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

 

Artikel 11.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 juni 2019 tot en met 31 december 2019.

 

Artikel 11.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4, voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder a, vast op:

€ 2.525.000.

 

Artikel 11.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 11.4, bedraagt:

    • a.

      30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000, indien het een subsidie betreft in de vorm van een lening of lening en subsidie als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a of b;

    • b.

      80% van een door derden verstrekte geldlening tot een maximum van 30% van de subsidiabele kosten en tot een maximum van € 1.500.000, indien het een subsidie betreft in de vorm van een garantstelling als bedoeld in artikel 11.3, onder c.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 65.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 11.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

Artikel 11.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 11.4 voor advies over artikel 11.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

 

Artikel 11.14 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie, bedoeld in artikel 11.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidieaanvrager binnen 26 weken na verlening een businessplan overlegt, dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het businessplan beschrijft de inhoud van de plannen, de ambitie en de omgeving;

    • b.

      het businessplan geeft inzicht in wie de actoren zijn bij de plannen, de organisatie, het team en de juridische structuur;

    • c.

      het businessplan bevat de aanpak, de tussentijdse mijlpalen en de planning;

    • d.

      het businessplan bevat een commerciële paragraaf, waarin de doelgroep, de propositie, de stakeholdersanalyse en het marketingplan zijn uitgewerkt;

    • e.

      het businessplan bevat een voldoende financiële onderbouwing gedurende de looptijd van het project, een financiële doorkijk na de projectperiode, een projectbegroting, een exploitatiebegroting en een liquiditeitsbegroting, een recente jaarrekening, een toelichting op de financiële paragraaf en een risicoanalyse.

    • f.

      het business plan vormt voldoende onderbouwing voor de haalbaarheid van de plannen voor wat betreft de exploitatie, de benodigde subsidie en de ontwikkeling van de terugbetaalcapaciteit;

    • g.

      de financiële haalbaarheid van het business plan is aannemelijk;

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 11.4, verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een leningsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb, tot stand komt.

  • 3.

    In de leningsovereenkomst, bedoeld in het tweede lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing van de lening dan wel afspraken met betrekking tot de garantstelling opgenomen.

 

Artikel 11.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal twee jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

  • 4.

    De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel, als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 11.14, tweede lid.

 

Artikel 11.16 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies van € 65.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      het reflectieverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van het project.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      het reflectieverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van het project;

    • c.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring inclusief een oordeel over de rechtmatigheid, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

 

Artikel 11.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder a en b.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 95% van de verleende subsidie, indien deze is verstrekt in de vorm van een geldbedrag als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder b.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op de verleende subsidie, indien het een subsidie in de vorm van een garantstelling betreft als bedoeld in artikel 11.3, tweede lid, onder c.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag, indien er sprake is van een gehele of gedeeltelijke omzetting naar een subsidie als bedoeld in artikel 11.3, vijfde lid.

  • 5.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

  • 6.

    Het voorschot, bedoeld in het tweede lid, wordt betaald in jaarlijkse termijnen, gedurende de looptijd van het project, afhankelijk van de liquiditeitsbehoefte.

 

Artikel 11.18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

 

§ 12 Ontwikkeling en innovatie van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

 

Artikel 12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187);

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • e.

    Brabantse cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • f.

    nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland.

 

Artikel 12.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

 

Artikel 12.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 12.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de ontwikkeling van een nieuw cultuurproject;

  • b.

    de innovatie van een bestaand cultuurproject;

  • c.

    validatie van nieuwe culturele activiteiten of producten.

 

Artikel 12.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project zal starten binnen 16 weken na indiening van de volledige subsidieaanvraag;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt of is aangevraagd op grond van een andere paragraaf uit deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 en 8;

  • d.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

  • e.

    de aangevraagde subsidie meer bedraagt dan € 64.999;

  • f.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, juncto b, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

 

Artikel 12.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      de ontwikkeling van een nieuw cultuurproject;

    • 2°.

      de innovatie van een bestaand cultuurproject;

    • 3°.

      validatie van nieuwe culturele activiteiten of producten;

  • b.

    het project is gericht op het duurzaam versterken van het Brabantse cultuursysteem door:

    • 1°.

      activiteiten van hoge culturele kwaliteit te ondersteunen;

    • 2°.

      een divers samengesteld netwerk uit overheden, onderwijs, ondernemers, maatschappelijke organisaties en burgers sterker bij het cultuursysteem te betrekken; en,

    • 3°.

      innovatieve bedrijvigheid en duurzame verbreding van financieel draagvlak in de cultuursector te bevorderen;

  • c.

    het project heeft het potentieel te gaan voldoen aan de volgende vereisten van een project, zoals bedoeld in paragraaf 11 van deze subsidieregeling:

    • 1°.

      het project is gericht op duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem, in ieder geval blijkend uit de creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter; en blijkend uit de betekenis voor de ontwikkeling van toptalent in de provincie Noord-Brabant;

    • 2°.

      het project is gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang;

    • 3°.

      het project is van hoge culturele kwaliteit, tot uitdrukking komend in oorspronkelijkheid, zeggingskracht en vakmanschap;

    • 4°.

      het project getuigt van goed cultureel ondernemerschap;

    • 5°.

      het project heeft draagvlak in de Brabantse samenleving;

  • d.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting;

 

Artikel 12.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Voor de aanschaf van duurzame materiële goederen die ten behoeve van het project zijn aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 20% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 3.

    Voor de aanschaf van software die ten behoeve van het project is aangeschaft, komen alleen afschrijvingskosten tot een maximum van 33,33% per projectjaar voor subsidie in aanmerking.

  • 4.

    Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 3, 4 en 5 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

 

Artikel 12.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 12.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 12.7, tweede lid, die rechtstreeks betrekking hebben op het project;

  • b.

    structurele exploitatiekosten;

  • c.

    kosten van onroerende zaken;

  • d.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager reeds subsidie heeft ontvangen.

 

Artikel 12.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 juni 2019 tot en met 31 december 2019.

 

Artikel 12.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 12.4, voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder a, vast op € 585.000.

 

Artikel 12.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 12.4, bedraagt 30% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 64.999.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 12.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

Artikel 12.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 12.4 voor advies over artikel 12.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.

 

Artikel 12.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger verleent minimaal eenmaal per jaar medewerking aan uitwisseling van kennis en praktijkervaring met betrekking tot deze regeling;

    • b.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden, in de vorm van een reflectieverslag;

    • c.

      het project wordt binnen drie jaar na verlening van de subsidie afgerond met, op verzoek, een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal twee jaar;

    • d.

      de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2.

    De subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

 

Artikel 12.15 Prestatieverantwoording

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    het reflectieverslag;

  • b.

    foto- of videomateriaal van het project.

 

Artikel 12.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerst lid, wordt in een keer betaald.

 

Artikel 12.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

Artikel II Intrekking

Paragraaf 5 van deze regeling alsmede de artikelen 5.1 tot en met 5.12 vervallen.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel IV Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Veertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

’s-Hertogenbosch, 21 mei 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Veertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

 

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Met deze subsidieregeling wordt invulling gegeven aan de volgende doelstellingen:

  • 1.

    beeldbepalende, toonaangevende kunst- en cultuurprojecten met nationale en internationale kwaliteit komen tot stand in Brabant;

  • 2.

    het Brabants cultuursysteem ontwikkelt zich mede door deze cultuurprojecten van kwetsbaar naar vitaal;

  • 3.

    (inter)nationale kunst- en cultuurprojecten worden in Brabant op ondernemende wijze benaderd en gefinancierd;

  • 4.

    kunst- en cultuurprojecten van (inter)nationaal niveau steunen in Brabant op samenwerkende partijen uit de op cultuur betrokken gemeenschap: initiatiefnemers, bedrijven, instellingen en gemeenten;

  • 5.

    cultuur in Brabant onderscheidt zich door haar onderzoekende en innovatieve karakter, passend bij het profiel van de regio.

 

Provincie Noord-Brabant staat open voor een breed gamma aan culturele activiteit. Juist ook op het gebied van eigentijdse cultuurvormen als urban arts, design en creatieve industrie heeft de provincie kansrijke sectoren voor betekenis van ten minste nationaal niveau, naast de meer traditionele kunstvormen.

Cultureel erfgoed, amateurkunst en cultuureducatie hebben vaak primair een lokale of regionale scope, maar als de aard van het project die duidelijk overstijgt kunnen ook projecten in die sferen voor financiering in aanmerking komen.

 

Juridisch kader

 

Financiering en Europese staatssteunregels

In het kader van staatssteun is er voor gekozen om voor paragraaf 1 en 2 aan te sluiten bij de vrijstellingsvereisten van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening van de EU, Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187). In artikel 53 van deze Algemene Groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat onder bepaalde voorwaarden steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is toegestaan.

 

Meldingsplicht

Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.

 

Verplichtingen bij vermogensvorming

In artikel 18 van de Asv staan verplichtingen bij vermogensvorming. De vergoedingsplicht ontstaat vanzelfsprekend slechts indien er een causaal verband bestaat tussen de subsidiering en de vermogensvorming. Er moet een vermogenstoename hebben plaatsgevonden waarvan vaststaat dat deze niet zou hebben plaatsgevonden indien de financiering niet zou zijn verleend. De voorzienbaarheid van de vermogenstoename is daarbij niet van belang; het gaat juist om een vermogenstoename die met de financiering niet werd beoogd. Er is een vergoeding verschuldigd in situaties waarbij de subsidieontvanger de voor de gefinancierde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt, een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging, de activiteiten heeft beëindigd, de subsidieverlening of vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden. Bij schadevergoeding kan alleen een vergoeding worden verlangd indien het ontvangen van de schadevergoeding ook inderdaad leidt tot vermogensvorming bij de ontvanger van de subsidie. Dit kan zich voordoen wanneer de bij wijze van schadevergoeding ontvangen gelden niet worden gebruikt voor vervanging van de verloren gegane of beschadigde goederen. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op de wijze zoals aangegeven in dit artikel.

 

 

Artikelsgewijs

 

§11 Cultuurprojecten van ten minste nationale betekenis

 

Artikel 11.2 Doelgroep

Op het moment van indiening van de aanvraag dient de aanvrager over privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid te beschikken. Totdat de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon is ingeschreven in het register bij de Kamer van Koophandel is de aanvraag niet ontvankelijk. Dit kan gevolgen hebben voor de verplichte termijn van minimaal 16 weken tussen het indienen van een ontvankelijke aanvraag en de start van het project.

Als privaatrechtelijke rechtspersonen gelden de vormen: vereniging, coöperatie, stichting, BV of NV. De eenmanszaak, VOF of CV zijn geen rechtspersonen. Ook publiekrechtelijke rechtspersonen en kerkgenootschappen kunnen geen aanvrager zijn.

 

Artikel 11.3 subsidievorm

Tweede lid, onder c. Garantstelling

Van een garantstelling is sprake wanneer Gedeputeerde Staten aan een private derde financier de garantie geeft voor (een deel van) een financiering die deze derde financier voor het project wil verstrekken. Provincie Noord-Brabant stelt zich dan garant voor maximaal 80% van het bedrag dat die derde partij wil opbrengen. Die 80% kan op zijn beurt niet méér bedragen dan 30% van de totale subsidiabele kosten in het project. Dus als een project subsidiabele kosten heeft ter hoogte van € 250.000,- en een derde wil daar € 125.000,- van financieren, dan kunnen Gedeputeerde Staten een garantie geven voor maximaal € 75.000,- (30% van € 250.000,-). Dat is weliswaar minder dan 80% van € 125.000,-, maar de regel dat Gedeputeerde Staten nooit méér dan 30% van de subsidiabele kosten bijdraagt, laat een hogere garantie niet toe.

 

Artikel 11.5 Weigeringsgronden algemeen

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

 

Onder b. Geen bijdrage voor projecten die starten binnen 16 weken na indiening van een volledige aanvraag

Onder het moment van indiening wordt hier verstaan: het moment waarop aan alle formele (overige) vereisten voor een ontvankelijke aanvraag is voldaan. Het heeft dus geen zin om vanwege die termijn een aanvraag pro forma in te dienen en later aan te vullen. Als de noodzakelijke aanvulling binnen 16 weken van de start van een project binnenkomt, is de aanvraag niet ontvankelijk. Reparatie is dan wel mogelijk door het verplaatsen van de startdatum van het project.

 

Onder c. Geen stapeling

Subsidiering van kosten van het project mag naast de gevraagde subsidie, niet komen uit andere paragraven van deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 Kennisvouchers impulsgelden en paragraaf 8 Crowdfunding. Zo is stapeling met een bijdrage uit paragraaf 6 Impulsgelden in de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, niet toegestaan. Ook kan geen subsidie gevraagd worden voor hetzelfde project als waarvoor de provincie Noord-Brabant al eerder een bijdrage verstrekte. Een (vervolg)aanvraag voor een project van ten minste nationale betekenis na verlening van een subsidie voor een ontwikkelproject kan als nieuw project worden beschouwd en dan wel voor subsidie in aanmerking komen.

 

Onder e. Financiële moeilijkheden

Ingevolge de Algemene Groepsvrijstellingsverordening wordt een privaatrechtelijke rechtspersoon geacht in moeilijkheden te verkeren wanneer aan één van de voorwaarden wordt voldaan van artikel 2, achttiende lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Onder a. Duurzame versterking van het Brabantse cultuursysteem

Dit criterium veronderstelt een duurzame nieuwe impuls aan het cultuursysteem van Noord-Brabant. Hieraan wordt niet per definitie voldaan door uitsluitend ‘creatie van nieuw, kwalitatief hoogstaand cultureel aanbod met een blijvend karakter’, maar dat is wel een verplicht aspect, evenals betekenis voor ontwikkeling van toptalent in Brabant. Ook versterking van het netwerk rond Brabantse cultuur door bestendige verbreding (betrokkenheid van meer partijen) en verdichting (meer en nauwere relaties) van partijen die op enige wijze belang hebben bij cultuur, hoort bij versterking van het cultuursysteem.

Een stimulerende werking van het project op de ontwikkeling van culturele hotspots (plaatsen of gebieden waar cultuur en ruimtelijke ontwikkeling elkaar duurzaam versterken en dat publiekelijk manifesteren, zoals gebeurt in verschillende spoorzones, erfgoedcomplexen of cultuurplaatsen in het landelijk gebied) is eveneens een erkend aspect van duurzame versterking van het cultuursysteem.

Dit betekent dat het niet gaat om aanvragen voor incidentele en geïsoleerde activiteiten met een kortstondig effect, maar om activiteiten die bestendigheid in bijvoorbeeld kwaliteitsverhoging, vergroot draagvlak en samenwerking als effect hebben.

Duurzame verbinding met actoren uit andere domeinen dan het culturele (zoals sociaal, economisch, ruimtelijk) zowel op inhoud als financieel, is daarvoor bijvoorbeeld een indicator. De activiteiten moeten ook leiden tot meer zichtbaarheid van cultuur in Brabant over de provinciegrenzen op langere termijn en een sterker geworteld cultuursysteem.

 

Onder b Nationaal belang

Het project is van tenminste nationaal belang als het zich onderscheid van andere projecten in culturele kwaliteit of de aanpak van het project in het perspectief van het landelijk aanbod. Een kenmerk van projecten van tenminste nationaal belang is dat het in staat is betrokkenheid op te wekken van afnemers, publiek, pers en andere stakeholders op nationaal niveau.

 

Onder c. Hoge culturele kwaliteit

Hoge culturele kwaliteit wordt getoetst op de onderdelen oorspronkelijkheid, zeggingskracht en vakmanschap.

Bij oorspronkelijkheid gaat het om de mate waarin het project zich onderscheidt van het overige aanbod in de culturele sector. Hierbij is de visie van de maker bepalend.

Bij het onderdeel zeggingskracht gaat het om het vermogen van een culturele uiting om het publiek zo aan te spreken, dat de wijze van waarnemen en de verbeeldingskracht van dat publiek worden verrast en uitgedaagd. Zeggingskracht geeft aan in hoeverre een werk erin slaagt uitdrukking te geven aan een oorspronkelijk idee.

Vakmanschap wordt bepaald door de mate waarin de maker van het project beschikt over de vaardigheden en het inzicht om thema’s of repertoire zodanig vorm te geven, dat zijn persoonlijke fascinatie daarvoor, of zijn cultuurhistorisch inzicht daarover, voor anderen beleefbaar wordt. Het gevolgd hebben van een historische of kunstvakopleiding is daarbij niet doorslaggevend.

De balans tussen de drie genoemde elementen moet zodanig zijn dat gesproken kan worden van aanbod van ten minste nationale betekenis.

 

Onder d. Goed cultureel ondernemerschap

Cultureel ondernemerschap is ondernemerschap met een extra dimensie. Een ondernemer op cultureel gebied streeft naast culturele of artistieke doelstellingen ook financieel rendement en indien van toepassing continuïteit na. Dit kan middels het optimaal gebruik maken van de markt, het betrekken van stakeholders en het aangaan van samenwerkingen ook buiten het culturele domein, door het nemen van eigen verantwoordelijkheid en risico, het overtuigen van potentiële afnemers en financiers en een innovatieve instelling in de aanpak van het project en de financiering.

Cultureel ondernemerschap uit zich ook in het vormen van een competent team, het vormen van een gemeenschappelijke lange termijn visie, een deugdelijke bedrijfsvoering en een visie op publieksbereik en ontwikkeling.

Een overtuigend onderbouwde bijdrage aan een sterkere vrijetijdseconomie, met name gericht op meerdaags verblijf in Brabant, geldt hier eveneens als blijk van goed ondernemerschap.

 

Onder e. Draagvlak in de Brabantse samenleving

Draagvlak blijkt onder meer uit het aantal betrokken vrijwilligers, onderbouwde verwachtingen omtrent bezoekers of deelnemers en de omvang van andere regionale of lokale betrokkenheid vanuit een diversiteit aan maatschappelijke geledingen uit de provincie Noord-Brabant. Ook positieve aandacht en betrokkenheid in sociale media kan hiervoor een indicator zijn.

 

Onder f. Ambitie van de provincie Noord-Brabant

De ambitie van Brabant is om tot de top van de (industriële) kennis- en innovatieregio’s in Europa te behoren. We kijken bij dit criterium of projecten dit profiel versterken en daarmee een bijdrage kunnen leveren aan toenemend welzijn voor zoveel mogelijk Brabanders.

Ook aantoonbare verbinding met de Brabantse topsectoren draagt bij aan invulling van dit criterium. Het gaat dan om de door de provincie Noord-Brabant tot speerpunt van beleid benoemde sectoren op het gebied van innovatie en duurzaamheid, te weten High Tech Systems and Materials inclusief Automotive en Solar, Life Sciences & Health, Food, Logistiek, Maintenance, Biobased economy.

 

Onder i. Lening

Gedeputeerde Staten verlenen subsidie aan projecten van ten minste nationaal belang niet voor 100% in de vorm van een geldbedrag. Voor ten minste 25% van de subsidiabele kosten moet subsidie aangevraagd worden in de vorm van een lening.

 

Dus bij een omvang aan subsidiabele kosten van € 500.000,- bedraagt de maximale subsidieaanvraag € 150.000,- (30% van € 500.000,-) en daarvan dient minimaal € 37.500,- als lening gevraagd te worden (25% van € 150.000,-).

 

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van een van de berekeningswijze op grond van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant. Een van de berekeningswijze is op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. Het standaard uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren bedraagt op grond van de bovengenoemde regeling €50.

 

Artikel 11.8 Niet-subsidiabele kosten

BTW

Overeenkomstig artikel 11 van de Asv, is verrekenbare BTW niet subsidiabel.

 

Artikel 11.12 Verdeelcriteria

Voor het bepalen van de onderlinge rangschakking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag geldt de primaire aanvraagdatum.

 

§12 Ontwikkeling en innovatie van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang

 

Artikel 12.2 Doelgroep

Op het moment van indiening van de aanvraag dient de aanvrager over geregistreerde privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid te beschikken. Totdat de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon is ingeschreven in het register bij de Kamer van Koophandel is de aanvraag niet ontvankelijk. Dit kan gevolgen hebben voor de verplichte termijn van minimaal 16 weken tussen het indienen van een ontvankelijke aanvraag en de start van het project.

Als privaatrechtelijke rechtspersonen gelden de vormen vereniging, coöperatie, stichting, BV of NV. De eenmanszaak, VOF of CV zijn geen rechtspersonen. Ook publiekrechtelijke rechtspersonen en kerkgenootschappen kunnen geen aanvrager zijn.

 

Artikel 12.5 Weigeringsgronden algemeen

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

 

Onder b. Geen bijdrage voor projecten die starten binnen 16 weken na indiening van een volledige aanvraag

Onder het moment van indiening wordt hier verstaan: het moment waarop aan alle formele (overige) vereisten voor een ontvankelijke aanvraag is voldaan. Het heeft dus geen zin om vanwege die termijn een aanvraag pro forma in te dienen en later aan te vullen. Als de noodzakelijke aanvulling binnen 16 weken van de start van een project binnenkomt, is de aanvraag niet ontvankelijk. Reparatie is dan wel mogelijk door het verplaatsen van de startdatum van het project.

 

Onder c. Geen stapeling

Subsidiering van kosten van het project mag naast de gevraagde subsidie, niet komen uit andere paragraven van deze subsidieregeling, met uitzondering van paragraaf 7 Kennisvouchers impulsgelden en paragraaf 8 Crowdfunding. Zo is stapeling met een bijdrage uit paragraaf 6 Impulsgelden in de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, niet toegestaan. Ook kan geen subsidie gevraagd worden voor hetzelfde project als waarvoor de provincie Noord-Brabant al eerder een bijdrage verstrekte. Een (vervolg)aanvraag voor een project van ten minste nationale betekenis na verlening van een subsidie voor een ontwikkelproject kan als nieuw project worden beschouwd en dan wel voor subsidie in aanmerking komen.

 

Onder f. Financiële moeilijkheden

Ingevolge de Algemene Groepsvrijstellingsverordening wordt een privaatrechtelijke rechtspersoon geacht in moeilijkheden te verkeren wanneer aan één van de voorwaarden wordt voldaan van artikel 2, achttiende lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 12.6 Subsidievereisten

Ontwikkel- en innovatieprojecten zijn relatief kleine projecten, gericht op voorbereiding, onderzoek of validatie. Deze projecten hebben het potentieel om tot een project van ten minste nationale betekenis uit te groeien. Een vervolgaanvraag daartoe ligt voor de hand, maar die intentie is niet op voorhand vereist.

 

Artikel 12.7 Subsidiabele kosten

De subsidieaanvrager gaat bij het berekenen van subsidiabele uurtarieven uit van een van de berekeningswijze op grond van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant. Een van de berekeningswijze is op basis van een forfaitair vastgesteld uurtarief. Het standaard uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren bedraagt op grond van de bovengenoemde regeling €50.

 

Artikel 12.8 Niet-subsidiabele kosten

BTW

Overeenkomstig artikel 11 van de Asv, is verrekenbare BTW niet subsidiabel.

 

Artikel 12.12 Verdeelcriteria

Voor het bepalen van de onderlinge rangschakking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag geldt de primaire aanvraagdatum.

 

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter de secretaris

 

 

 

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven