Mandaatbesluit Brabant C inzake paragraaf 11 en 12 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

 

Gelet op artikel 158 van de provinciewet en het bepaalde in afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op artikel 9 Regeling mandaat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 21 mei 2019 de Veertiende wijzigingsregeling Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant waarbij paragraaf 11 en 12 zijn vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten om redenen van doelmatigheid de bevoegdheid tot het nemen van besluiten betreffende de verstrekking van subsidie op grond van voornoemde subsidieregeling wensen te mandateren aan de directeur van de Stichting Brabant C Fonds.

 

Gezien de schriftelijke instemming van F.J.L. van Dooremalen, directeur-bestuurder van Stichting Brabant C blijkende uit de ondertekening van de uitvoeringsovereenkomst Brabant C-mandaat d.d. 21 mei 2019, C2244897/4517546, bedoeld in artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluiten vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    directeur: directeur-bestuurder Stichting Brabant C;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    mandaatregister: openbaar register als bedoeld in artikel 11 van Regeling mandaat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

  • d.

    Brabant C; Stichting Brabant C;

  • e.

    Subsidieregeling; Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant paragraaf 11 en 12;

Artikel 2 Mandaatverlening

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlenen aan de directeur mandaat tot het namens hen nemen van besluiten betreffende de verstrekking van subsidie op grond van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant paragraaf 11 en 12.

  • 2.

    Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, in acht genomen het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Awb, ziet tevens op de bevoegdheid tot:

    • a.

      het verstrekken van informatie over de werking van de regeling;

    • b.

      het in behandeling nemen en beoordelen van aanvragen;

    • c.

      het verstrekken van subsidie in de vorm van een geldbedrag, geldlening of garantstelling tot het maximum van het subsidieplafond;

    • d.

      het aangaan van overeenkomsten van geldlening en/of garantstelling, in de zin van een subsidie uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Awb

    • e.

      het nemen van besluiten tot weigeren van subsidie of het intrekken of wijzigen van subsidieverleningsbeschikkingen;

    • f.

      het toepassen van artikel 4:5 van de Awb;

    • g.

      het opvragen van overige gegevens, indien de subsidieaanvraag daartoe aanleiding geeft;

    • h.

      het aan de subsidieverstrekking verbinden van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb;

    • i.

      het betalen van subsidiebedragen waaronder het verlenen en betalen van voorschotten;

    • j.

      het opschorten van de verplichting tot betaling van voorschotten of subsidiebedragen uit het subsidieplafond;

    • k.

      het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten en subsidiebedragen;

    • l.

      het invorderen van rente en aflossingen, samenhangende met de overeenkomst van geldlening

    • m.

      het nemen van overige ter zake van subsidiëring te nemen uitvoeringsbeslissingen, waaronder begrepen besluiten tot het afzien van terugvordering;

    • n.

      het ondertekenen van namens Gedeputeerde Staten genomen beschikkingen, overeenkomsten ex artikel 4:36 Awb en overige correspondentie;

    • o.

      het vormen van archiefdossiers waarbij goed te reconstrueren is op welke overwegingen de besluitvorming heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    Het mandaat zoals bedoeld in voorgaande lid ziet in ieder geval niet op;

    • a.

      het beslissen op bezwaarschriften, bedoeld in artikel 6:4 van de Awb en het behandelen van beroepschriften gericht tegen de subsidieverstrekking;

    • b.

      het wijzigen of intrekken van reeds vastgestelde subsidiebeschikkingen.

Artikel 3 Ondertekening

  • 1.

    De directeur brengt in de door hem te nemen besluiten tot uitdrukking dat er sprake is van een in mandaat namens Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant genomen besluit en van een door de provincie Noord-Brabant beschikbaar gestelde subsidie.

  • 2.

    De ondertekening van besluiten als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, luidt:

     

    ‘Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

    namens deze,

     

    dhr. F.J.L. van Dooremalen, directeur-bestuurder Stichting Brabant C-fonds

     

    gevolgd door de handtekening van de directeur.

Artikel 4 Rechtsmiddelenverwijzing

Onder de besluiten, bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, wordt de volgende rechtsmiddelenverwijzing opgenomen:

 

Rechtsmiddel

Binnen zes weken ingaand op de dag na de datum van verzending van het bijgaand besluit, kunt u daartegen een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant.

 

Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat ten minste:

  • a.

    de naam en het adres van de indiener;

  • b.

    de dagtekening;

  • c.

    een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • d.

    de gronden van het bezwaar.

 

Voor de behandeling van een bezwaarschrift is geen griffierecht verschuldigd.

 

Voor inlichtingen over de bezwaarschriftenprocedure kunt u zich wenden tot de secretaris van de hoor- en adviescommissie van de provincie Noord-Brabant.

 

Indien onverwijlde spoed dat vereist, is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzieningenrechter van de Sector Bestuursrecht Rechtbank Oost-Brabant (telefoon 073-6202750). In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

Artikel 5 Instructies

De directeur neemt bij de uitoefening van de aan hem gemandateerde bevoegdheden algemene instructies van Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 10:6 van de Awb in acht. 

Artikel 6 Toepasselijke wet- en regelgeving

De directeur neemt bij de uitoefening van de aan hem gemandateerde bevoegdheden de Awb, de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant en de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant in acht.

Artikel 7 Informatieplicht

  • 1.

    De directeur stelt Gedeputeerde Staten tijdig in kennis van krachtens mandaat te nemen of reeds genomen besluiten, waarvan hij redelijkerwijs moet aannemen dat kennisneming door hen gewenst is.

  • 2.

    Kennisgeving als bedoeld in het eerste lid, vindt in ieder geval plaats indien:

    • a.

      de maatschappelijke, beleidsmatige, politieke, juridische of financiële omstandigheden daartoe aanleiding geven;

    • b.

      het besluit ertoe kan leiden dat de provincie aansprakelijk wordt gesteld.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen op grond van de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van een voorgenomen besluit bepalen dat van het bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaat geen gebruik mag worden gemaakt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten voorzien de directeur van alle benodigde informatie ten behoeve van de invulling van zijn mandaat.

Artikel 8 Verantwoording

  • 1.

    De directeur brengt jaarlijks aan Gedeputeerde Staten verslag uit over de krachtens dit mandaatbesluit genomen besluiten.

  • 2.

    Het verslag, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de besteding van het beschikbare budget voor te verlenen subsidies.

    • b.

      een uiteenzetting van de bij de besteding opgedane ervaringen en de daaruit te trekken conclusies;

    • c.

      een opgave van alle in de voorafgaande periode in mandaat genomen besluiten.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid, verschaft de directeur desgevraagd alle informatie aan Gedeputeerde Staten ter zake van de uitoefening van de ingevolge dit besluit aan hem gemandateerde bevoegdheden.

Artikel 9 Registratie en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt gevoegd in het mandaatregister.

  • 2.

    Dit besluit wordt aan de directeur gezonden.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst. 

Artikel 10 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Brabant C inzake paragraaf 11 en 12 van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

 

’s-Hertogenbosch, 21 mei 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven