Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen (Openstellingsbesluit Stallen van de toekomst 2019)

Bekendmaking van het besluit van 15 mei 2019- zaaknummer 2019-006358 tot vaststelling van een regeling

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

Gelet op artikel 1.3 en hoofdstuk 2 paragraaf 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018

 

Besluiten vast te stellen het Openstellingsbesluit Fysieke Investeringen voor innovatie en modernisering agrarische ondernemingen – Stallen van de toekomst, Gelderland 2019:

 

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt € 2.430.000,- waarvan € 1.215.000,- bestaat uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en € 1.215.000,- uit provinciale middelen.

 

  • II.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend in de periode 3 juni 2019, vanaf 09.00 uur tot en met 29 juli 2019, tot 17.00 uur.

 

  • III.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit besluit gelden.

 

  • IV.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Openstellingsbesluit Stallen van de toekomst 2019”.

 

  • V.

    Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 30 juli 2019, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

 

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Ery Tijink

Programmamanager Land en Tuinbouw

 

 

Bijlage 1 Nadere regels bij het Openstellingsbesluit Stallen van de toekomst 2019

 

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze nadere regels wordt verstaan onder de Verordening: de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor een combinatie van bovenwettelijke investeringen in een nieuw te bouwen stal voor landbouwhuisdieren, met uitzondering van bovenwettelijke investeringen in een stal voor varkens.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde combinatie heeft betrekking op de thema’s c tot en met g van artikel 2.2.1 lid 2 van de Verordening en voorziet zoveel als mogelijk zelf in de benodigde energie en maakt geen of minimaal gebruik van fossiele brandstoffen en stoot zo min mogelijk broeikasgassen uit.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde combinatie voldoet ook aan minimaal twee van de volgende voorwaarden:

    • a.

      stoot geen of zo min mogelijk ammoniak en fijnstof uit naar de directe omgeving van het landbouwbedrijf;

    • b.

      levert een zo groot mogelijke bijdrage aan het sluiten van de mineralenkringloop;

    • c.

      leidt via afvoer en opwaardering van mest met zo min mogelijk verliezen tot een maximaal hergebruik;

    • d.

      is gebouwd met bouwmaterialen uit herwonnen grondstoffen;

    • e.

      zorgt voor een verbetering van dierenwelzijn, diergezondheid en een vermindering van het risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

    • f.

      levert een landschappelijke meerwaarde op.

Artikel 3 De aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een landbouwer.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor:

    • a.

      de kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      de kosten voor verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      kosten voor aankoop van grond;

    • d.

      kosten van koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      algemene kosten voor investeringen als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening:

      • 1e

        kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

      • 2e

        kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch

        gebied;

      • 3e

        kosten van haalbaarheidsstudies.

    • f.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 2.

    De volgende kosten zijn subsidiabel:

    • a.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • b.

      kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten of merken;

    • c.

      voorbereidingskosten, zoals bedoeld in artikel 1.12 derde en vierde lid van de Verordening;

    • d.

      niet verrekenbare BTW.

  • 3.

    Subsidiabel zijn:

    • a.

      personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9 van de Verordening;

    • b.

      kosten van derden waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overgelegd;

    • c.

      bijdragen in natura voor zover zij voldoen aan het bepaalde in artikel 1.11 van de Verordening;

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op artikel 1.13 lid 1 sub b van de Verordening wordt subsidie tevens niet verstrekt voor kosten die reeds uit andere hoofde zijn aangevraagd tot het op grond van Europese verordeningen toegestane maximale subsidiepercentage- of bedrag.

Artikel 6 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    De selectiecriteria voor de rangschikking als bedoeld in artikel 2.2.5 en 1.15a van de Verordening zijn:

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid / kans op succes;

    • c.

      innovativiteit / mate van innovatie;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald. Het maximaal aantal te behalen punten bedraagt 45. Projecten komen voor subsidie in aanmerking als minimaal 27 punten zijn behaald.

  • 3.

    Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt de volgende weging toegepast:

    • a.

      wegingsfactor 2 voor effectiviteit;

    • b.

      wegingsfactor 3 voor kans op succes;

    • c.

      wegingsfactor 3 voor innovativiteit;

    • d.

      wegingsfactor 1 voor efficiëntie.

  • 4.

    Voor de beoordeling van de selectiecriteria, genoemd in het eerste lid, wordt per onderdeel de volgende puntentoekenning gehanteerd:

    • a.

      0 punten, indien de bijdrage aan het criterium zeer gering is;

    • b.

      1 punt, indien de bijdrage aan het criterium gering is;

    • c.

      2 punten, indien de bijdrage aan het criterium matig is;

    • d.

      3 punten, indien de bijdrage aan het criterium voldoende is;

    • e.

      4 punten, indien de bijdrage aan het criterium goed is;

    • f.

      5 punten, indien de bijdrage aan het criterium zeer goed is.

  • 5.

    Indien aanvragen voor subsidie op gelijke plaats zijn gerangschikt en honorering van die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het puntenaantal van het selectiecriterium voor innovativiteit.

  • 6.

    Indien toepassing van het vijfde lid er toe leidt dat twee of meer aanvragen eenzelfde plaats in de rangschikking hebben en de som van de toe te kennen subsidiebedragen overstijgt het plafond, dan wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag of aanvragen worden gehonoreerd.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie bedraagt minimaal € 200.000,- en maximaal € 400.000,-.

Artikel 8 Verplichting

Indien subsidie is verleend voor de kosten voor de bouw van een windmolen of voor de aanschaf en installatie van zonnepanelen, vraagt de subsidieontvanger gedurende de looptijd van het project niet een andere subsidie met betrekking tot deze investeringen aan.

Artikel 9 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden voorgelegd aan een door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie.

 

Algemene Toelichting

 

Algemeen deel

In 2018 hebben Provinciale Staten van Gelderland het thema klimaat in Gelderland nadrukkelijk op de agenda gezet. Met het Initiatiefvoorstel Klimaat (PS2018-39) en motie 18M38, Langjarig investeren in klimaat, hebben zij het College van Gedeputeerde Staten uitgedaagd om met een plan en concrete projecten te komen voor de middellange termijn tot 2030. Doelstelling is de uitstoot van broeikasgassen in Gelderland met minimaal 55% te verlagen ten opzichte van 1990. Dit werken we uit in onze agenda Klimaat en Energie, anticiperend op de landelijke onderhandelingen voor het Klimaat en Energieakkoord (KEA). Zo vergroten we de Gelderse slagkracht om stappen te zetten naar een CO2 neutrale provincie. Gelet op onze ambitie en op de snelheid van technologische en maatschappelijke ontwikkelingen, kiezen we voor een dynamische aanpak waarmee we inspelen op wijzigende omstandigheden. In die beweging spelen samenwerking, innovaties, technieken en gedrag een rol. De uitdaging voor het klimaat ligt in de land- en tuinbouw vooral in het beperken van de uitstoot van methaan als gevolg van pens- en darmfermentatie, de veevoerproductie, de opslag van mest in stallen en de broeikasgassen die vrijkomen door het gebruik van stikstof. Ook richten we ons op energiebesparing. Wij willen de land- en tuinbouwsector in Gelderland stimuleren tot en faciliteren bij de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. Daarom bieden we via deze regeling subsidie voor de bouw van nieuwe stallen, die zelfvoorzienend zijn qua energiegebruik en geen emissie hebben naar de omgeving. Door de inzet van een warmtewisselaar, warmtepomp, koude-warmteopslag, brandstofcel, zonnecollectoren en -panelen kunnen de stallen energieneutraal zijn. Daarnaast vinden we het belangrijk dat de nieuwe stallen niet alleen aansluiten bij de klimaatdoelen, maar het stalontwerp ook bijdraagt aan andere doelen zoals: ammoniak-, fijnstof-, methaan- en geurreductie, circulaire economie, dierenwelzijn, landschap, brandveiligheid, diergezondheid en hergebruik van afvalstoffen. Deze integrale aanpak wordt ook gehanteerd bij ons zogenoemde Plussenbeleid voor de niet grondgebonden veehouderij. Daarmee geeft de provincie veehouders de ruimte om hun bedrijf te ontwikkelen, maar onder voorwaarden. Belangrijke voorwaarden zijn dat de veehouder in gesprek gaat met de omgeving over zijn plannen en extra investeert in dierenwelzijn, milieu en/of ruimtelijke kwaliteit. De veehouder dient €15-20 per m2 bebouwing (8% van de investeringssom) te besteden aan die kwaliteitsverbetering. Zo helpt de provincie kwaliteit binnen de land- en tuinbouw verder te ontwikkelen.

 

De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende landbouw noodzakelijk. De landbouwsector moet economisch gezond kunnen functioneren en tegelijkertijd verder verduurzamen ten aanzien van milieu, dierenwelzijn, volksgezondheid, voedselveiligheid én klimaat. In het coalitieakkoord ‘Ruimte voor Gelderland’ is aangegeven dat innovatie een belangrijk middel is om te komen tot een duurzame landbouw.

Om de innovatie in de landbouw op het gebied van klimaat op een hoger plan te trekken is het van belang dat de landbouwsector gaat investeren in fysieke maatregelen. Op grond van de nadere regels kan subsidie worden verstrekt voor investeringen die gericht zijn op het bereiken van klimaatdoelen, waarbij ook rekening wordt gehouden met andere doelen, zoals dierenwelzijn. In deze regeling gaat het specifiek om investeringen in stalsystemen, waarbij het doel is dat innovatieve stallen worden gerealiseerd.

 

Dit openstellingbesluit betreft een nadere uitwerking van de Verordening POP 3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018. Voor zaken die niet specifiek benoemd zijn in dit openstellingsbesluit is de Verordening van toepassing. Het gaat daarbij met name om hoofdstuk 1 en paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Verordening. Bijvoorbeeld artikel 1.7 wijze van indienen van een aanvraag, artikel 1.8 weigeringsgronden en artikel 1.17 verplichtingen zijn onverkort van toepassing al worden ze in dit openstellingsbesluit niet herhaald.

 

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voor de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een onafhankelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.

 

Start activiteiten

Let op dat er niet gestart wordt met de activiteit voordat de subsidieaanvraag wordt ingediend in verband met de weigeringsgrond uit artikel 1.8, aanhef en sub e van de Verordening. Als er gestart is, dan wordt de subsidie geweigerd. Het ondertekenen van een offerte op een datum die ligt voor de datum van de subsidieaanvraag, wordt uitgelegd als starten met de activiteit.

 

Wijzigingen

Het kan voorkomen dat na de start van het project dingen anders lopen dan gepland. Neem in dat geval contact op met de afdeling subsidieverlening van de provincie Gelderland. Er kan een wijzigingsverzoek worden ingediend, zie artikel 1.26 van de Verordening.

 

Als een wijziging betrekking heeft op een of meerdere van de selectiecriteria, en de afdeling subsidieverlening beoordeelt dat de kans aanwezig is dat de score zo laag uitvalt dat het project in de gewijzigde vorm minder dan het minimaal vereiste aantal punten scoort, dan zal het wijzigingsvoorstel opnieuw worden voorgelegd aan de adviescommissie. Een wijzigingsvoorstel kan leiden tot een verlaging van het subsidiebedrag.

 

Meer informatie

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website van provincie Gelderland. Via het kopje ‘subsidies’ kunt u kiezen voor ‘POP3 Stallen van de toekomst 2019’. Ook kan het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie worden geraadpleegd. Het handboek is te vinden op de website van het Regiebureau POP.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Het moet gaan om een nieuw te bouwen stal waarvoor een vergunning is of wordt verleend. Dat kan ook betekenen dat er eerst een stal zal moeten worden afgebroken. Alleen bovenwettelijke investeringen komen voor subsidie in aanmerking. In het projectplan (een verplichte bijlage, zie de website van de Provincie Gelderland over POP3) dient een onderbouwing te worden gegeven van het bovenwettelijk karakter van de investering. Ook moet in het projectplan worden aangegeven dat aan de voorwaarden van artikel 2 van dit Openstellingsbesluit wordt voldaan.

Onder broeikasgassen wordt verstaan koolzuurgas, lachgas en methaan. Bij de mineralenkringloop gaat het om een vermindering van stikstof, fosfaat en kalium.

 

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Zie ook de informatie op de website van de Provincie Gelderland met onder andere de checklist verplichte bijlagen en meer informatie over het onderbouwen van de kosten en de eisen die aan het onderbouwen van de begroting worden gesteld.

 

De loonkosten van de eigenaar van een bedrijf worden in beginsel aangemerkt als bijdragen in natura (zie artikel 1.11 van de Verordening). Dit geldt onder meer voor de houder van een eenmanszaak en voor de directeur-grootaandeelhouder van een besloten vennootschap (BV). Als de directeur van een BV in loondienst is bij de BV, dan worden die kosten in beginsel aangemerkt als personeelskosten. Op grond van artikel 1.9 van de Verordening komen die kosten voor subsidie in aanmerking als daarvoor een onderbouwing wordt gegeven.

 

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

In een aanvraag voor de Stal van de toekomst kunnen elementen zitten waarvoor ook op grond van een andere regeling subsidie kan worden aangevraagd. Dit geldt voor windmolens en zonnepanelen. Voorbeeld van zo’n andere subsidie is een exploitatiesubsidie op grond van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+). Cumulatie van deze subsidies is niet wenselijk, vandaar dat artikel 5 is opgenomen.

 

Artikel 6 Selectiecriteria, weging en selectie

De volgende selectiecriteria worden gehanteerd:

 

Selectiecriterium Effectiviteit

Dit criterium heeft een wegingsfactor 2, met een maximaal te behalen score van 5.

De effectiviteit wordt bepaald door het effect te relateren aan de doelstelling(en) zoals beschreven in deze openstelling. De volgende aspecten spelen een rol:

  • 1.

    De mate waarin de investeringen leiden tot een geringer gebruik van fossiele brandstoffen en het beperken van uitstoot van broeikasgassen, met als resultaat een bijdrage aan de klimaatdoelen; Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin de investering bijdraagt aan het verbeteren van de duurzaamheid en het verminderen van de milieubelasting op de omgeving.

  • 2.

    De mate waarin de investering bijdraagt aan duurzaamheidsdoelen, zoals dierenwelzijn, reductie van emissie van ammoniak en fijnstof, gezondheid van de ondernemer.

Door het leveren van een bijdrage met de investeringen aan de doelen van de regeling, namelijk het terugdringen van broeikasgassen uit de landbouwsector, wordt gescoord op effectiviteit.

Een concept voor “stallen van de toekomst” heeft het grootste effect als het idee de komende jaren door anderen kan worden nagevolgd.

 

Selectiecriterium Haalbaarheid / kans op succes

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3, met een maximaal te behalen score van 5.

Als het gaat om een investering in materiële activa, gericht op verdere verspreiding bij collega-landbouwers in de toekomst, wordt de kans op succes bepaald door de volgende aspecten in samenhang te bezien:

  • De mate waarin de investering direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager en op bedrijven van andere landbouwers binnen dezelfde sector in Gelderland. Hierbij wordt gelet op

    • *

      de aansluiting op de actuele bedrijfsvoering;

    • *

      het te verwachten rendement van de investering.

  • De behoefte aan de investering in de bedrijfstak waar de aanvrager onderdeel van uitmaakt. Hierbij wordt gelet op:

    • *

      noodzaak;

    • *

      kansen;

    • *

      risico’s van de innovatie.

Bij het bepalen van het aantal punten wordt gelet op de mate waarin het project een integrale benadering is van meerdere beleidsdoelen. Omdat via deze regeling wordt gestimuleerd dat geheel nieuwe stalsystemen worden geïntroduceerd, die als voorbeeld moeten kunnen dienen voor de hele sector, is van belang dat de projecten ook financieel haalbaar zijn. Immers als daar twijfel over bestaat in de sector zal er geen navolging plaatsvinden. Om die reden heeft dit criterium de wegingsfactor 3 gekregen.

 

Selectiecriterium Innovativiteit / mate van innovatie

Dit criterium heeft een wegingsfactor 3 met een maximaal te behalen score van 5 punten. In het kader van deze maatregel wordt het begrip innovativiteit relatief breed uitgelegd. Onderdelen van de totale investering kunnen mogelijk niet innovatief zijn, maar de wijze waarop technieken worden gecombineerd binnen eenzelfde stal kan wel zeer innovatief zijn binnen de sector waarbinnen de investering toegepast wordt. Omdat deze regel beoogt om zowel geheel nieuwe als marktrijpe concepten te bevorderen, heeft de mate van innovatie de wegingsfactor 3 gekregen. Bovendien is dit criterium doorslaggevend als projecten hetzelfde scoren (zie artikel 5 lid 5 van Bijlage 1).

 

Om de mate van innovatie te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar:

  • *

    de aard van de investering;

  • *

    het vernieuwende karakter van de investering;

  • *

    de combinatie van systemen.

Selectiecriterium Efficiëntie

Dit criterium heeft een wegingsfactor 1 met een maximaal te behalen score van 5 punten. Bij dit criterium wordt gewogen in welke mate de opgevoerde kosten reëel zijn in relatie met de doelstellingen en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van al bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen). Omdat het hier gaat om geheel nieuwe concepten waarin nog niet algemene maatregelen, eventueel in combinatie, worden toegepast, zullen de ontwikkelkosten relatief hoog zijn. Om die reden is de wegingsfactor 1.

 

Artikel 8 Verplichting

Zie de toelichting op artikel 5. Cumulatie van subsidies is niet wenselijk, vandaar dat in artikel 8 ook de verplichting is opgenomen na te laten gedurende de looptijd van het project tevens uit andere hoofde een subsidie met betrekking tot deze investeringen aan te vragen. Voorbeeld van een andere subsidie is een exploitatiesubsidie op grond van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie (SDE+).

 

Gepubliceerd te Arnhem

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

Ery Tijink

Programmamanager Land en Tuinbouw

Naar boven