Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 16 april 2019, nr.19011384, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat op 24 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 is vastgesteld om uitvoering te geven aan het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020;

  • overwegende dat provinciale cofinanciering op de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 het Zeeuwse deel van de door de Europese Commissie gevraagde nationale cofinanciering valideert;

  • overwegende dat dit hoofdstuk is opgebouwd als aanbouwregeling waar op een later moment nieuwe paragrafen aan kunnen worden toegevoegd;

  • overwegende dat de subsidiabele activiteiten breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen wordt beoogd, achten gedeputeerde staten daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:

    • a.

      Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

    • b.

      Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013;

  • overwegende dat voor verstrekking van cofinanciering door de provincie Zeeland voor het Zeeuwse deel bij Europese programma’s 2014-2020, bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I  

 

Na hoofdstuk 19 wordt ingevoegd een hoofdstuk luidende:

Hoofdstuk 20: Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020

Artikel 20.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • c.

    gebouwde omgeving: gebied dat door aaneengesloten bebouwing een overwegend woon-, recreatie- of verblijffunctie heeft en daadwerkelijk als zodanig wordt gebruikt;

  • d.

    Gedeputeerde staten: Gedeputeerde staten van provincie Zeeland;

  • e.

    innovatiesysteem: samenwerking in publieke en private sector waarvan de activiteiten en de interacties hiertussen, nieuwe technologieën initiëren, importeren, veranderen en verspreiden;

  • f.

    Managementautoriteit: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als managementautoriteit, bedoeld in artikel 123, eerste lid, van verordening 1303/2013 voor het Operationeel Programma Zuid 2014-2020;

  • g.

    MKB: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003-361/EG);

  • h.

    slimme uitrol: testen, demonstreren en eerste toepassing in hun operationele omgeving;

  • i.

    Subsidieregeling OPZuid: Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020;

  • j.

    Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Artikel 20.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door degenen die subsidie hebben aangevraagd op grond van de Subsidieregeling OPZuid.

 

Artikel 20.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    versterking van het innovatiesysteem, binnen de technologiedomeinen:

    • i.

      Logistiek;

    • ii.

      Maintenance;

    • iii.

      Biobased;

  • b.

    het versterken van het valorisatievermogen van het MKB;

  • c.

    duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod op elkaar worden afgestemd;

  • d.

    de slimme uitrol van innovatieve koolstofarme technologieën en instrumenten ten gunste van de gebouwde omgeving.

Artikel 20.4 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3 van de Subsidieregeling OPZuid, wordt subsidie op grond van dit hoofdstuk geweigerd, indien de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling OPZuid door de Managementautoriteit, is afgewezen.

 

Artikel 20.5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie, als bedoeld in artikel 20.3, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan het vereiste dat het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en de resultaten van het project overwegend zijn gericht op de provincie Zeeland.

  • 2.

    In het projectplan, genoemd in de artikelen 2.3, vierde lid, onder a, 3.3, derde lid, onder a, 4.3, vierde lid, onder a en 5.3, vierde lid, onder a, van de Subsidieregeling OPZuid, wordt tevens opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan het vereiste in het eerste lid.

Artikel 20.6 Subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3.1 van dit besluit, zijn de kosten als vermeld in artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid subsidiabel.

 

Artikel 20.7 Vereisten indiening subsidieaanvraag

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in dit hoofdstuk, voldoet een subsidieaanvraag aan de volgende vereisten:

    • a.

      een subsidieaanvraag op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend bij de Managementautoriteit;

    • b.

      een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het door de Managementautoriteit vastgestelde aanvraagformulier voor aanvragen op grond van de Subsidieregeling OPZuid, waarin de aanvrager aangeeft dat tevens subsidie wordt aangevraagd voor cofinanciering op grond van dit hoofdstuk.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en in afwijking van artikel 1.4.1 van dit besluit, kunnen subsidies, als bedoeld in artikel 20.3, uitsluitend worden verstrekt als Gedeputeerde Staten de mogelijkheid tot het indienen van een subsidieaanvraag hebben opengesteld door vaststelling van een tenderperiode voor de indiening van de subsidieaanvraag.

  • 3.

    Een subsidieaanvraag is tijdig ingediend, indien die voor het einde van de tenderperiode is ontvangen.

Artikel 20.8 Beslissing op de subsidieaanvraag

In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, van dit besluit, beslissen Gedeputeerde Staten binnen acht weken na de bekendmaking van de beslissing van de Managementautoriteit op de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling OPZuid.

 

Artikel 20.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor subsidies, als bedoeld in artikel 20.3, per tenderperiode, als bedoeld in artikel 20.7, tweede lid, een subsidieplafond vast in een openstellingsbesluit.

 

Artikel 20.10 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidies, bedoeld in artikel 20.3, bedraagt maximaal 15% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 125.000,-.

  • 2.

    Onverminderd het voorgaande lid, wordt, indien sprake is van staatssteun en:

    • a.

      het project past binnen een van de vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening als bedoeld in de artikelen 2.3, tweede lid, 4.3, tweede lid, of 5.3, tweede lid van de Subsidieregeling OP Zuid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat het van toepassing zijnde percentage uit de algemene groepsvrijstellingsverordening niet wordt overschreden;

    • b.

      geen van de vrijstellingen uit onderdeel a van toepassing is, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat voor het totale bedrag aan overheidsbijdragen over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 20.11 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het daarvoor vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt, in geval door de Managementautoriteit op grond van artikel 2.8 van de Subsidieregeling OPZuid een rangschikking is gemaakt, subsidie verleend op grond van de volgorde van die rangschikking.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid bedoelde rangschikking niet is gemaakt door de Managementautoriteit, is artikel 2.8 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing op subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 20.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Artikel 1.6.3 en artikel 1.6.6, derde lid, van dit besluit blijven buiten toepassing.

  • 2.

    Artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid is van overeenkomstige toepassing op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk, met dien verstande dat voor Managementautoriteit in de artikelen 5.2.10 en 5.2.11 van de Regeling Europese EZK-en LNV subsidies, moet worden gelezen Gedeputeerde Staten van Zeeland.

Artikel 20.13 Vaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 en de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van dit besluit en onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van de Subsidieregeling OPZuid, worden, gelet op de van toepassing zijnde Europese regelgeving ter rechtvaardiging van staatssteun, de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling op grond van de Subsidieregeling OPZuid wordt aangemerkt als aanvraag tot vaststelling op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 20.14 Betaling en bevoorschotting

Artikel 1.7 van de Subsidieregeling OPZuid is van overeenkomstige toepassing op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk.

 

Artikel II  

 

Onder vernummering van de paragrafen 20.1 en 20.2 tot respectievelijk de paragrafen 21.1 en 21.2 en de artikelen 20.1.1 en 20.2.1 tot respectievelijk de artikelen 21.1.1 en 21.2.1, wordt Hoofdstuk 20: Slotbepalingen gewijzigd in Hoofdstuk 21: Slotbepalingen.

 

Artikel III  

 

De Toelichting op hoofdstuk 20 Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 komt te luiden:

 

Toelichting behorende bij Hoofdstuk 20: Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020.

 

Algemeen

Voor de periode 2014-2020 heeft de Europese Commissie € 113 miljoen beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), ten behoeve van de uitvoering van het operationeel programma Zuid-Nederland (OPZuid). Het EFRO maakt deel uit van het Europees cohesiebeleid, dat tot doel heeft de economische groei en werkgelegenheid te bevorderen en klimaatverandering, energieafhankelijkheid en sociale uitsluiting aan te pakken. Voorwaarde voor de Europese subsidie is dat provincies, het Rijk en het bedrijfsleven ook bijdragen aan het programma. Daarmee komt naar verwachting voor de jaren 2014-2020 in Zuid-Nederland in totaal € 321 miljoen beschikbaar voor kansrijke projecten die bijdragen aan een innovatiever, duurzamer en socialer Zuid-Nederland. Dit hoofdstuk valideert het Zeeuwse deel van de nationale cofinanciering.

Voor de uitvoering in Zuid-Nederland is Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als Managementautoriteit. De Managementautoriteit heeft op 25 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 (hierna: Subsidieregeling OPZuid) vastgesteld.

 

Juridisch kader

De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 (Asv) en het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 (Asb) zijn op dit hoofdstuk van toepassing. De Asv is een kaderverordening. De Asv bevat algemene (procedure) bepalingen, waaronder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen. In het Asb zijn de algemene bepalingen uit de Asv verder uitgewerkt. Onderwerpen die geregeld zijn in de Awb, de Asv en het Asb worden niet herhaald in dit hoofdstuk. In het hoofdstuk wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid. Dit betekent dat daar waar de Asv en het Asb en de Subsidieregeling OPZuid niet op elkaar aansluiten, de Subsidieregeling OPZuid voorgaat. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de arrangementensystematiek uit de Asv en het Asb buiten toepassing blijven in dit hoofdstuk. Tot slot heeft het volledig aansluiten bij de Subsidieregeling OPZuid tot gevolg dat onderwerpen die reeds uitputtend zijn geregeld in die regeling, niet zijn opgenomen in dot hoofdstuk, zoals weigeringsgronden, subsidiabele kosten en verplichtingen.

 

Staatssteun

Bij subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk kan sprake zijn van staatssteun, indien de aanvrager een onderneming is in de zin van het Europese recht en voor het overige voldoet aan de criteria van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Afhankelijk van het project wordt in dit hoofdstuk gebruik gemaakt van één van de vrijstellingen uit artikelen 25 tot en met 31 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Per project wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de wet- en regelgeving omtrent staatssteun. Indien sprake is van staatssteun, geen van de vrijstellingen uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en het gevraagde subsidiebedrag onder de de-minisdrempel blijft, dan wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. Indien gebruik wordt gemaakt van de-minimisverordening, is vanuit het Europees recht geen sprake van staatssteun. Omdat de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies een minimum van kosten van € 200.000,- als ondergrens voor de totale subsidiabele kosten stelt en deze grens doorwerkt in dit hoofdstuk, is de verwachting dat weinig gebruik zal worden gemaakt van de de-minimisverordening.

 

Artikelsgewijs

Artikel 20.2 Doelgroep

Aangezien subsidie op grond van dit hoofdstuk alleen kan worden verleend aan degenen die op grond van de Subsidieregeling OPZuid subsidie hebben aangevraagd, is de doelgroep in dit hoofdstuk beperkt tot deze groep aanvragers.

 

Artikel 20.3 Subsidiabele activiteiten

Onder a

Met de activiteit ‘versterking van het innovatiesysteem binnen de technologiedomeinen Logistiek, Maintenance en Biobased wordt volledig aangesloten bij paragraaf 2 van de Subsidieregeling OPZuid. Eén van de speerpunten van het OPZuid is innovatiebevordering, onder andere door het versterken van het open innovatiesysteem door in te zetten op het ondersteunen van verdergaande samenwerking in de innovatieketen tussen bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, onderdeel ‘Investeringsprioriteit 1.B – Specifiek doel 1.B.1’.

 

Onder b

De activiteit het ‘versterken van het valorisatievermogen van het MKB’ sluit aan bij paragraaf 3 van de Subsidieregeling OPZuid. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, ‘onderdeel ‘Investeringsprioriteit 1.B – Specifiek doel 1.B.2’. Met het versterken van het valorisatievermogen van het MKB binnen de internationale en nationale topclusters, wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het oplossen van geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen en versterking van de topclusters.

 

Onder c

Met de activiteit ‘duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod op elkaar worden afgestemd’ wordt aangesloten bij paragraaf 4 van de Subsidieregeling OPZuid. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, onderdeel ‘investeringsprioriteit 1.B– Specifiek doel 1.B.13. Dit betreft de duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod binnen de RIS3 topclusters op elkaar worden afgestemd om het innovatiepotentieel van de topclusters optimaal te benutten.

 

Onder d

De activiteit ‘de slimme uitrol van innovatieve koolstofarme technologieën en instrumenten ten gunste van de gebouwde omgeving’ sluit aan bij paragraaf 5 van de Subsidieregeling OPZuid. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, onderdeel ‘investeringsprioriteit 4.F– Specifiek doel 4.F.1. Deze prioriteit richt zich op het stimuleren van innovatie gekoppeld aan slimme uitrol van koolstofarme technologieën en instrumenten gericht op de gebouwde omgeving. In het verlengde hiervan omvat de doelgroep van deze prioriteit de partijen die de praktijktoepassing van innovaties op het gebied van koolstofarme technologie en instrumenten binnen hun verantwoordelijkheid kunnen realiseren. Daarnaast omvat de doelgroep de partijen die innovatieve toepassingen of specifieke kennis daarover aanbieden. Daarmee omvat de doelgroep onder andere de Zuid-Nederlandse steden (gemeenten) en andere overheden, naast bedrijven, woningcorporaties en kennisinstellingen.

 

Artikel 20.4 Weigeringsgronden

In het eerste lid wordt aangesloten bij de weigeringsgronden van artikel 1.3 van de Subsidieregeling OPZuid. Om te bereiken dat alleen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die ook subsidie ontvangen op grond van de Subsidieregeling OPZuid, is daarnaast opgenomen dat subsidie wordt geweigerd als de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling OPZuid door de Managementautoriteit, is afgewezen.

 

Artikel 20.5 Subsidievereisten

Uit dit artikel blijkt dat moet worden voldaan aan het vereiste dat het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en ten goede komt aan de provincie Zeeland. Met deze bepaling wordt beoogd een relatie te leggen tussen de cofinanciering op grond van dit hoofdstuk en het aandeel van het project dat ten goede komt aan de provincie Zeeland.

 

Artikel 20.6 Subsidiabele kosten

In dit artikel wordt voor de toepassing van de subsidiabele kosten aangesloten bij artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid en de onderliggende regelgeving. In artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid worden de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES (thans de Regeling Europse EKZ- en LNV-subsidies) en artikel 69 van de Verordening van toepassing verklaard. Hierin zijn bepalingen opgenomen over de subsidiabele kosten en de berekening van loonkosten en eigen arbeid. Uitdrukkelijk is bepaald dat artikel 1.3.1 van het Asb van toepassing is.

 

Artikel 20.7 Vereisten indiening subsidieaanvraag

Omdat de subsidieaanvragen moeten worden ingediend binnen de in afzonderlijke openstellingsbesluiten vast te stellen tenderperiodes, wordt in het tweede lid afgeweken van artikel 1.4.1 van het Asb. In dat artikel is bepaald dat de subsidieaanvraag tenminste acht weken voor het begin van de activiteit wordt ingediend, tenzij anders is bepaald in het Asb.

 

Artikel 20.8 Beslissing op de aanvraag

Om de subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk af te stemmen op de subsidieverlening door de Managementautoriteit op grond van de Subsidieregeling OPZuid, wordt afgeweken van de beslistermijn van acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag, zoals bepaald in artikel 1.5.2, eerste lid, van het Asb.

 

Artikel 20.9 Subsidieplafond

Nu in het kader van subsidies op grond van dit hoofdstuk meerdere tenderperiodes kunnen worden opengesteld, geschiedt de vaststelling van subsidieplafonds voor die tenderperiodes in afzonderlijke openstellingsbesluiten.

 

Artikel 20.10 Subsidiehoogte

Met dit artikel wordt geregeld dat in geval meerdere subsidies voor hetzelfde project zijn aangevraagd, Gedeputeerde Staten van Zeeland nooit meer subsidie hoeven te verlenen dan op grond van de staatssteunregels is toegestaan.

De toets of het project past binnen een van de vrijstellingen op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening vindt reeds plaats in het kader van de Subsidieregeling OPZuid.

 

Artikel 20.11 Verdeelcriteria

Dit artikel regelt dat in geval de Managementautoriteit een rangschikking heeft gemaakt op grond van artikel 2.8 van de Subsidieregeling OPZuid, subsidie wordt verleend op grond van de volgorde zoals die op basis van die rangschikking tot stand is gekomen. Als de Managementautoriteit geen rangschikking heeft gemaakt, maken Gedeputeerde Staten van Zeeland zelf een rangschikking op grond van de Subsidieregeling OPZuid. Op grond van die regeling worden aanvragen, bij overschrijding van het subsidieplafond, op basis van een aantal criteria gerangschikt. Deze rangschikking wordt overeenkomstig, dus zodra het plafond van artikel 20.9 wordt bereikt, toegepast, evenals de loting bij gelijke rangschikking.

 

Overigens kan dit betekenen dat projecten weliswaar binnen het subsidieplafond van de Subsidieregeling OPZuid passen, maar niet binnen het subsidieplafond op grond van dit hoofdstuk. De aanvraag wordt in dat geval op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb geweigerd.

 

Artikel 20.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Om te bereiken dat de verplichtingen uit de Subsidieregeling OPZuid zoveel mogelijk aansluiten op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk en opeenstapeling van verplichtingen zoveel mogelijk moet worden voorkomen, zijn de artikelen 1.6.3 en 1.6.6, derde lid, van het Asb buiten toepassing gelaten. Uit het tweede lid blijkt dat de verplichtingen in artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid en onderliggende regelgeving ook gelden voor de ontvangers van subsidie op grond van dit hoofdstuk.

 

Artikel 20.13 Vaststelling

Omdat voor de bepalingen omtrent de vaststelling van subsidie volledig wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid en deze bepalingen afwijken van de Asv, wordt gebruik gemaakt van de in artikel 3, vierde lid, onder b, van de Asv vermelde bevoegdheid om af te wijken van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Asv en daarmee ook van de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van het Asb.

In artikel 3, tweede lid, van de Asv is bepaald dat er drie verschillende arrangementen gelden bij het verstrekken van subsidies. In de toelichting bij artikel 3, vierde lid, van de Asv is vermeld dat onderdeel b ziet op de situatie waarin meerdere bestuursorganen subsidie verstrekken voor dezelfde activiteit, hetgeen onder meer aan de orde is bij cofinanciering van een Europees programma.

 

Artikel 20.14 Betaling en bevoorschotting

Dit artikel regelt dat artikel 1.7 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing is op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk. Dit betekent onder andere dat Gedeputeerde Staten voorschotten verstrekken op het verleende subsidiebedrag van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag. De hoogte van de te verstrekken voorschotten wijkt derhalve af van de hoogte van de voorschotten die op grond van de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van het Asb kan worden verstrekt. Uit artikel 20.13 vloeit reeds voort dat die paragrafen buiten toepassing zijn gelaten.

 

Artikel IV  

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 16 april 2019.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Uitgegeven 19 april 2019

De secretaris, A.W. Smit

Naar boven