Provinciaal blad van Zeeland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2019, 2969 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2019, 2969 | Verordeningen |
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende Wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 16 april 2019, nr.19011384, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.
Gedeputeerde staten van Zeeland,
overwegende dat de subsidiabele activiteiten breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen wordt beoogd, achten gedeputeerde staten daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:
besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:
Hoofdstuk 20: Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020
Subsidie kan worden aangevraagd door degenen die subsidie hebben aangevraagd op grond van de Subsidieregeling OPZuid.
Artikel 20.3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:
Artikel 20.4 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3 van de Subsidieregeling OPZuid, wordt subsidie op grond van dit hoofdstuk geweigerd, indien de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling OPZuid door de Managementautoriteit, is afgewezen.
Artikel 20.6 Subsidiabele kosten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3.1 van dit besluit, zijn de kosten als vermeld in artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid subsidiabel.
Artikel 20.7 Vereisten indiening subsidieaanvraag
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en in afwijking van artikel 1.4.1 van dit besluit, kunnen subsidies, als bedoeld in artikel 20.3, uitsluitend worden verstrekt als Gedeputeerde Staten de mogelijkheid tot het indienen van een subsidieaanvraag hebben opengesteld door vaststelling van een tenderperiode voor de indiening van de subsidieaanvraag.
Artikel 20.8 Beslissing op de subsidieaanvraag
In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, van dit besluit, beslissen Gedeputeerde Staten binnen acht weken na de bekendmaking van de beslissing van de Managementautoriteit op de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling OPZuid.
Gedeputeerde Staten stellen voor subsidies, als bedoeld in artikel 20.3, per tenderperiode, als bedoeld in artikel 20.7, tweede lid, een subsidieplafond vast in een openstellingsbesluit.
Onverminderd het voorgaande lid, wordt, indien sprake is van staatssteun en:
het project past binnen een van de vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening als bedoeld in de artikelen 2.3, tweede lid, 4.3, tweede lid, of 5.3, tweede lid van de Subsidieregeling OP Zuid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat het van toepassing zijnde percentage uit de algemene groepsvrijstellingsverordening niet wordt overschreden;
Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het daarvoor vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt, in geval door de Managementautoriteit op grond van artikel 2.8 van de Subsidieregeling OPZuid een rangschikking is gemaakt, subsidie verleend op grond van de volgorde van die rangschikking.
Artikel 20.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid is van overeenkomstige toepassing op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk, met dien verstande dat voor Managementautoriteit in de artikelen 5.2.10 en 5.2.11 van de Regeling Europese EZK-en LNV subsidies, moet worden gelezen Gedeputeerde Staten van Zeeland.
In afwijking van artikel 3, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 en de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van dit besluit en onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 van de Subsidieregeling OPZuid, worden, gelet op de van toepassing zijnde Europese regelgeving ter rechtvaardiging van staatssteun, de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
De Toelichting op hoofdstuk 20 Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 komt te luiden:
Toelichting behorende bij Hoofdstuk 20: Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020.
Voor de periode 2014-2020 heeft de Europese Commissie € 113 miljoen beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), ten behoeve van de uitvoering van het operationeel programma Zuid-Nederland (OPZuid). Het EFRO maakt deel uit van het Europees cohesiebeleid, dat tot doel heeft de economische groei en werkgelegenheid te bevorderen en klimaatverandering, energieafhankelijkheid en sociale uitsluiting aan te pakken. Voorwaarde voor de Europese subsidie is dat provincies, het Rijk en het bedrijfsleven ook bijdragen aan het programma. Daarmee komt naar verwachting voor de jaren 2014-2020 in Zuid-Nederland in totaal € 321 miljoen beschikbaar voor kansrijke projecten die bijdragen aan een innovatiever, duurzamer en socialer Zuid-Nederland. Dit hoofdstuk valideert het Zeeuwse deel van de nationale cofinanciering.
Voor de uitvoering in Zuid-Nederland is Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als Managementautoriteit. De Managementautoriteit heeft op 25 februari 2015 de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 (hierna: Subsidieregeling OPZuid) vastgesteld.
De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 (Asv) en het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 (Asb) zijn op dit hoofdstuk van toepassing. De Asv is een kaderverordening. De Asv bevat algemene (procedure) bepalingen, waaronder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen. In het Asb zijn de algemene bepalingen uit de Asv verder uitgewerkt. Onderwerpen die geregeld zijn in de Awb, de Asv en het Asb worden niet herhaald in dit hoofdstuk. In het hoofdstuk wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid. Dit betekent dat daar waar de Asv en het Asb en de Subsidieregeling OPZuid niet op elkaar aansluiten, de Subsidieregeling OPZuid voorgaat. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de arrangementensystematiek uit de Asv en het Asb buiten toepassing blijven in dit hoofdstuk. Tot slot heeft het volledig aansluiten bij de Subsidieregeling OPZuid tot gevolg dat onderwerpen die reeds uitputtend zijn geregeld in die regeling, niet zijn opgenomen in dot hoofdstuk, zoals weigeringsgronden, subsidiabele kosten en verplichtingen.
Bij subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk kan sprake zijn van staatssteun, indien de aanvrager een onderneming is in de zin van het Europese recht en voor het overige voldoet aan de criteria van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Afhankelijk van het project wordt in dit hoofdstuk gebruik gemaakt van één van de vrijstellingen uit artikelen 25 tot en met 31 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Per project wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de wet- en regelgeving omtrent staatssteun. Indien sprake is van staatssteun, geen van de vrijstellingen uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en het gevraagde subsidiebedrag onder de de-minisdrempel blijft, dan wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. Indien gebruik wordt gemaakt van de-minimisverordening, is vanuit het Europees recht geen sprake van staatssteun. Omdat de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies een minimum van kosten van € 200.000,- als ondergrens voor de totale subsidiabele kosten stelt en deze grens doorwerkt in dit hoofdstuk, is de verwachting dat weinig gebruik zal worden gemaakt van de de-minimisverordening.
Aangezien subsidie op grond van dit hoofdstuk alleen kan worden verleend aan degenen die op grond van de Subsidieregeling OPZuid subsidie hebben aangevraagd, is de doelgroep in dit hoofdstuk beperkt tot deze groep aanvragers.
Artikel 20.3 Subsidiabele activiteiten
Met de activiteit ‘versterking van het innovatiesysteem binnen de technologiedomeinen Logistiek, Maintenance en Biobased wordt volledig aangesloten bij paragraaf 2 van de Subsidieregeling OPZuid. Eén van de speerpunten van het OPZuid is innovatiebevordering, onder andere door het versterken van het open innovatiesysteem door in te zetten op het ondersteunen van verdergaande samenwerking in de innovatieketen tussen bedrijfsleven, overheden en kennisinstellingen. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, onderdeel ‘Investeringsprioriteit 1.B – Specifiek doel 1.B.1’.
De activiteit het ‘versterken van het valorisatievermogen van het MKB’ sluit aan bij paragraaf 3 van de Subsidieregeling OPZuid. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, ‘onderdeel ‘Investeringsprioriteit 1.B – Specifiek doel 1.B.2’. Met het versterken van het valorisatievermogen van het MKB binnen de internationale en nationale topclusters, wordt beoogd een bijdrage te leveren aan het oplossen van geïdentificeerde maatschappelijke uitdagingen en versterking van de topclusters.
Met de activiteit ‘duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod op elkaar worden afgestemd’ wordt aangesloten bij paragraaf 4 van de Subsidieregeling OPZuid. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, onderdeel ‘investeringsprioriteit 1.B– Specifiek doel 1.B.13. Dit betreft de duurzame versterking van het systeem waarbinnen arbeidsvraag- en aanbod binnen de RIS3 topclusters op elkaar worden afgestemd om het innovatiepotentieel van de topclusters optimaal te benutten.
De activiteit ‘de slimme uitrol van innovatieve koolstofarme technologieën en instrumenten ten gunste van de gebouwde omgeving’ sluit aan bij paragraaf 5 van de Subsidieregeling OPZuid. In het programmadocument OPZuid 2014-2020 is dit beschreven in paragraaf 2.A.1, onderdeel ‘investeringsprioriteit 4.F– Specifiek doel 4.F.1. Deze prioriteit richt zich op het stimuleren van innovatie gekoppeld aan slimme uitrol van koolstofarme technologieën en instrumenten gericht op de gebouwde omgeving. In het verlengde hiervan omvat de doelgroep van deze prioriteit de partijen die de praktijktoepassing van innovaties op het gebied van koolstofarme technologie en instrumenten binnen hun verantwoordelijkheid kunnen realiseren. Daarnaast omvat de doelgroep de partijen die innovatieve toepassingen of specifieke kennis daarover aanbieden. Daarmee omvat de doelgroep onder andere de Zuid-Nederlandse steden (gemeenten) en andere overheden, naast bedrijven, woningcorporaties en kennisinstellingen.
Artikel 20.4 Weigeringsgronden
In het eerste lid wordt aangesloten bij de weigeringsgronden van artikel 1.3 van de Subsidieregeling OPZuid. Om te bereiken dat alleen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die ook subsidie ontvangen op grond van de Subsidieregeling OPZuid, is daarnaast opgenomen dat subsidie wordt geweigerd als de subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling OPZuid door de Managementautoriteit, is afgewezen.
Artikel 20.5 Subsidievereisten
Uit dit artikel blijkt dat moet worden voldaan aan het vereiste dat het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland en ten goede komt aan de provincie Zeeland. Met deze bepaling wordt beoogd een relatie te leggen tussen de cofinanciering op grond van dit hoofdstuk en het aandeel van het project dat ten goede komt aan de provincie Zeeland.
Artikel 20.6 Subsidiabele kosten
In dit artikel wordt voor de toepassing van de subsidiabele kosten aangesloten bij artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid en de onderliggende regelgeving. In artikel 2.4 van de Subsidieregeling OPZuid worden de artikelen 1.3 tot en met 1.5 van de REES (thans de Regeling Europse EKZ- en LNV-subsidies) en artikel 69 van de Verordening van toepassing verklaard. Hierin zijn bepalingen opgenomen over de subsidiabele kosten en de berekening van loonkosten en eigen arbeid. Uitdrukkelijk is bepaald dat artikel 1.3.1 van het Asb van toepassing is.
Artikel 20.7 Vereisten indiening subsidieaanvraag
Omdat de subsidieaanvragen moeten worden ingediend binnen de in afzonderlijke openstellingsbesluiten vast te stellen tenderperiodes, wordt in het tweede lid afgeweken van artikel 1.4.1 van het Asb. In dat artikel is bepaald dat de subsidieaanvraag tenminste acht weken voor het begin van de activiteit wordt ingediend, tenzij anders is bepaald in het Asb.
Artikel 20.8 Beslissing op de aanvraag
Om de subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk af te stemmen op de subsidieverlening door de Managementautoriteit op grond van de Subsidieregeling OPZuid, wordt afgeweken van de beslistermijn van acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag, zoals bepaald in artikel 1.5.2, eerste lid, van het Asb.
Nu in het kader van subsidies op grond van dit hoofdstuk meerdere tenderperiodes kunnen worden opengesteld, geschiedt de vaststelling van subsidieplafonds voor die tenderperiodes in afzonderlijke openstellingsbesluiten.
Met dit artikel wordt geregeld dat in geval meerdere subsidies voor hetzelfde project zijn aangevraagd, Gedeputeerde Staten van Zeeland nooit meer subsidie hoeven te verlenen dan op grond van de staatssteunregels is toegestaan.
De toets of het project past binnen een van de vrijstellingen op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening vindt reeds plaats in het kader van de Subsidieregeling OPZuid.
Dit artikel regelt dat in geval de Managementautoriteit een rangschikking heeft gemaakt op grond van artikel 2.8 van de Subsidieregeling OPZuid, subsidie wordt verleend op grond van de volgorde zoals die op basis van die rangschikking tot stand is gekomen. Als de Managementautoriteit geen rangschikking heeft gemaakt, maken Gedeputeerde Staten van Zeeland zelf een rangschikking op grond van de Subsidieregeling OPZuid. Op grond van die regeling worden aanvragen, bij overschrijding van het subsidieplafond, op basis van een aantal criteria gerangschikt. Deze rangschikking wordt overeenkomstig, dus zodra het plafond van artikel 20.9 wordt bereikt, toegepast, evenals de loting bij gelijke rangschikking.
Overigens kan dit betekenen dat projecten weliswaar binnen het subsidieplafond van de Subsidieregeling OPZuid passen, maar niet binnen het subsidieplafond op grond van dit hoofdstuk. De aanvraag wordt in dat geval op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb geweigerd.
Artikel 20.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Om te bereiken dat de verplichtingen uit de Subsidieregeling OPZuid zoveel mogelijk aansluiten op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk en opeenstapeling van verplichtingen zoveel mogelijk moet worden voorkomen, zijn de artikelen 1.6.3 en 1.6.6, derde lid, van het Asb buiten toepassing gelaten. Uit het tweede lid blijkt dat de verplichtingen in artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid en onderliggende regelgeving ook gelden voor de ontvangers van subsidie op grond van dit hoofdstuk.
Omdat voor de bepalingen omtrent de vaststelling van subsidie volledig wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid en deze bepalingen afwijken van de Asv, wordt gebruik gemaakt van de in artikel 3, vierde lid, onder b, van de Asv vermelde bevoegdheid om af te wijken van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Asv en daarmee ook van de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van het Asb.
In artikel 3, tweede lid, van de Asv is bepaald dat er drie verschillende arrangementen gelden bij het verstrekken van subsidies. In de toelichting bij artikel 3, vierde lid, van de Asv is vermeld dat onderdeel b ziet op de situatie waarin meerdere bestuursorganen subsidie verstrekken voor dezelfde activiteit, hetgeen onder meer aan de orde is bij cofinanciering van een Europees programma.
Artikel 20.14 Betaling en bevoorschotting
Dit artikel regelt dat artikel 1.7 van de Subsidieregeling OPZuid van overeenkomstige toepassing is op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk. Dit betekent onder andere dat Gedeputeerde Staten voorschotten verstrekken op het verleende subsidiebedrag van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag. De hoogte van de te verstrekken voorschotten wijkt derhalve af van de hoogte van de voorschotten die op grond van de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van het Asb kan worden verstrekt. Uit artikel 20.13 vloeit reeds voort dat die paragrafen buiten toepassing zijn gelaten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-2969.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.