Aanwijzingsbesluit buitengewone opsporingsambtenaren

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

overwegende, dat zij, bij hun besluit van 16 juli 2018 met kenmerk PZH-2018-657007322 de heer P. Vink, de heer B. van Turennout en de heer R. van Uden belast hebben met de opsporing van overtredingen van het bepaalde in de:

  • -

    Vaarwegenverordening Zuid-Holland 2015;

  • -

    Waterverordening provincie Utrecht 2009 (voor zover het betreft het in Utrecht gelegen gedeelte van het Merwedekanaal);

  • -

    Scheepvaartverkeerswet, alsmede de op deze wet gegronde besluiten;

dat in het kader van de herinrichting van de dienst Beheer Infrastructuur een herijking heeft plaatsgevonden met betrekking tot de functies van de toezichthouders werkzaam op de provinciale vaarwegen;

 

dat hierbij is gebleken dat in verband met de verdere professionalisering van toezicht en handhaving op het de provinciale vaarwegen een aantal toezichthouders tevens opsporingsbevoegdheden dienen te krijgen;

 

dat deze toezichthouders (met opsporingsbevoegdheden) hierdoor het huidige team van drie opsporingsambtenaren kunnen versterken, met name tijdens het recreatieseizoen;

 

dat de dienst Beheer infrastructuur hierdoor verder invulling kan geven aan het waarborgen van vlot en veilig scheepvaartverkeer en de instandhouding van de provinciale vaarwegen;

 

dat als gevolg van deze aanpassing bij de dienst Beheer Infrastructuur de strafrechtelijke handhaving plaatsvindt door personen werkzaam in de functies Toezichthouder B, Toezichthouder C en Technisch Ondersteuner B;

 

dat op 20 maart 2019 de heer R. Leenders, de heer J.M.H. van Lochem, de heer J. van Suchtelen van de Haare en mevrouw P.I. de Vries, allen werkzaam als Technisch Ondersteuner B, een akte van opsporingsbevoegdheid hebben ontvangen en zijn beëdigd als buitengewoon opsporingsambtenaar in het kader van de handhaving van de genoemde wet- en regelgeving;

 

dat met ingang van 1 april 2019 de Vaarwegenverordening Zuid-Holland 2015 is vervangen door de Omgevingsverordening Zuid-Holland;

 

dat met dit besluit alle opsporingsambtenaren werkzaam bij de dienst Beheer Infrastructuur tevens worden belast met de opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij of krachtens de Omgevingsverordening Zuid-Holland, conform artikel 9.2 van deze verordening;

 

gelet op het bepaalde in de Omgevingsverordening Zuid-Holland, de Scheepvaartverkeerswet, het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar, alsmede het mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 4 maart 2003 en het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2019 van 11 december 2018;

BESLUITEN:  

  • 1.

    het besluit van 16 juli 2018 met kenmerk PZH-2018-657007322 in te trekken;

  • 2.

    te belasten met de opsporing van overtredingen van het bepaalde in de Omgevingsverordening Zuid-Holland, de Waterverordening provincie Utrecht 2009 (voor zover het betreft het in Utrecht gelegen gedeelte van het Merwedekanaal) en de Scheepvaartverkeerswet, alsmede de op deze wet gegronde besluiten de provinciale ambtenaren:

    • -

      de heer P. Vink (werkzaam in de functie Toezichthouder B);

    • -

      de heer B. van Turennout (werkzaam in de functie Toezichthouder C);

    • -

      de heer R. van Uden (werkzaam in de functie Toezichthouder C);

    • -

      de heer R. Leenders (werkzaam in de functie Technisch Ondersteuner B);

    • -

      de heer J.M.H. van Lochem (werkzaam in de functie Technisch Ondersteuner B);

    • -

      de heer J. van Suchtelen van de Haare (werkzaam in de functie Technisch Ondersteuner B);

    • -

      mevrouw P.I. de Vries (werkzaam in de functie Technisch Ondersteuner B);

  • 3.

    dit besluit te publiceren in het Provinciaal Blad.

 

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

voor dezen,

mr. D.P. Boddé

Hoofd Juridische Expertise en Handhaving

Dienst Beheer Infrastructuur

Besluit van 7 april 2018, kenmerk: PZH-2019-687881780

Naar boven