Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2019, 2898 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2019, 2898 | Verordeningen |
Wijziging Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel
Besluit: Gedeputeerde Staten d.d. 9 april 2019
Besluit van Gedeputeerde Staten van Overijssel van 9 april 2019 tot vaststelling van wijzigingen in de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel (2019/0086113).
Gedeputeerde Staten van Overijssel;
Gelet op artikel 145 van de Provinciewet en artikel 4 van de Algemene Subsidieverordening Overijssel 2005;
Overwegende dat met ingang van 1 januari 2010 de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap van de provincie Overijssel van kracht is geworden;
Overwegende dat in de genoemde regeling enkele wijzigingen dienen te worden aangebracht;
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
Indien een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, wordt de aanvraag voor toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de dag waarop de eerste indiening heeft plaatsgevonden, plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag, en de dag waarop de aangevulde aanvraag door de Gedeputeerde Staten is ontvangen.
Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld, rangschikken zij per subsidieplafond volledige aanvragen met dezelfde ontvangstdatum door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond dreigt te worden overschreden. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst voor subsidie in aanmerking.
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6a komt als volgt te luiden:
Artikel 6a (EU richtsnoeren voor staatssteun)
Na artikel 6b wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Ten aanzien van subsidie die op grond van deze regeling wordt verleend maken Gedeputeerde Staten binnen zes maanden na de datum van subsidieverlening de volgende gegevens bekend:
In artikel 7, onderdeel b, wordt «de Index Natuur en Landschap» vervangen door «de omschrijvingen van de beheertypen zoals opgenomen in de bijlagen 1 en 2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016».
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9a wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 9b wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 13 vervalt onderdeel j, onder verlettering van onderdeel k tot onderdeel j.
In artikel 14, derde lid, wordt «de voorgaande leden, een maximum bedrag aan subsidiabele kosten» vervangen door «het voorgaande lid, een lager maximumpercentage of een maximumbedrag aan subsidiabele kosten».
In artikel 14b, eerste lid, onderdeel b, wordt «50%» vervangen door «80%».
Artikel 14c wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 14d wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 16, onderdeel b, wordt «onderhavige verordening» vervangen door «deze regeling».
Artikel 16a wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 20, vierde lid, komt te luiden:
De Algemene toelichting komt te luiden:
Het Subsidiestelsel Natuur- en Landschap (SNL) bestaat in Overijssel uit twee subsidieregelingen, namelijk de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016 (SRNL 2016) en de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel (SKNL). Elke provincie heeft deze regelingen voor haar grondgebied vastgesteld. De SRNL 2016 is gericht op beheer van bestaande (agrarische) natuur en landschap. De SKNL is bedoeld voor grondgebruikers die grond geschikt willen maken voor (agrarisch) natuurbeheer en voor natuurbeheerders die de kwaliteit van de natuur verder willen ontwikkelen en verhogen.
Deze subsidieregeling regelt twee subsidies: de investeringssubsidie en de subsidie functieverandering. Deze subsidies zijn los van elkaar aan te vragen, of gecombineerd.
Een eigenaar van landbouwgrond kan ervoor kiezen om de landbouwgrond blijvend om te zetten naar natuurterrein. De subsidie functieverandering kan, in door GS bepaalde gebieden, worden verstrekt om de waardedaling van de landbouwgrond als gevolg van de omzetting naar natuurterrein te compenseren. Het is de taak van de aanvrager om de benodigde toestemmingen en vergunningen voor deze omzetting aan te vragen en te verkrijgen. Te denken valt onder meer aan de noodzakelijke wijziging van het bestemmingsplan.
Met de begunstigde wordt binnen een jaar na toekenning van de subsidie een kwalitatieve verplichting afgesloten om te zorgen dat het gewenste natuurdoel op het perceel niet wordt geschaad en/of deze grond niet weer landbouwkundig in gebruik wordt genomen.
Voor de feitelijke inrichting van de omgezette grond, met andere woorden de realisatie van een natuurbeheertype of een landschapsbeheertype op de betreffende grond, kan een investeringssubsidie worden aangevraagd voor door GS bepaalde gebieden. Daarnaast is verstrekking van investeringssubsidie mogelijk voor de verhoging van de kwaliteit van bestaande natuur.
De toelichting bij artikel 2 komt te luiden:
In het kader van de SKNL kunnen twee subsidieplafonds worden vastgesteld, namelijk één subsidieplafond voor alle vormen van investeringssubsidie en één plafond voor subsidie functieverandering. Voor investeringssubsidies geldt namelijk dat de aanvraag meerdere vormen van investeringssubsidie omvat. Het is in dergelijke gevallen vrijwel onmogelijk om bepaalde inrichtingsmaatregelen geheel of gedeeltelijk toe te rekenen aan één van de (aangevraagde) vormen van investeringssubsidie, omdat die maatregel als één kostenpost zal worden opgegeven.
Om Gedeputeerde Staten een sturingsinstrument te geven, is opgenomen dat zij bepaalde gebieden, aanvragers of subsidies kan uitsluiten. Een bijzonder aandachtspunt is de mogelijke uitsluiting van subsidies functieverandering.
Zoals hiervoor beschreven zijn de subsidie functieverandering en de investeringssubsidie gescheiden gehouden om de aanvrager zoveel mogelijk flexibiliteit ten aanzien van de financiering te bieden. Dat laat onverlet dat er een zekere samenhang tussen beide subsidies is. Het louter “op papier” omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein (middels functieverandering), zonder dat het aldus ontstane natuurterrein feitelijk wordt ingericht, draagt immers niet bij aan de doelstellingen van de SKNL.
Het voorgaande betekent dat als Gedeputeerde Staten investeringssubsidie uitsluiten voor een bepaald beheertype, er ook geen subsidie functieverandering aangevraagd kan worden indien de aanvrager beoogt na de functieverandering een dergelijk uitgesloten beheertype te realiseren. Deze uitsluiting geldt ongeacht of die realisatie plaats zou vinden op grond van een aanvraag voor een investeringssubsidie of op grond van een realisatieplan.
Als Gedeputeerde Staten een nieuwe openstellingsperiode en een bijbehorend subsidieplafond vaststellen, dan wordt de regeling of het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
De toelichting bij artikel 7 komt te luiden:
Op de zogenaamde ambitiekaart, die een onderdeel vormt van het natuurbeheerplan, wordt door Gedeputeerde Staten aangegeven voor welke gronden een subsidie functieverandering of een investeringssubsidie verstrekt kan worden. De ambitiekaart vormt dus de basis voor SKNL-aanvragen. Bovendien wordt op deze kaart aangegeven welk beheertype op de betreffende grond ingericht kan worden en in welke natuurkwaliteit. Dit is van belang voor de vraag welke investeringssubsidie aangevraagd en verstrekt kan worden.
Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend nadat een zogenaamde prétoets heeft plaatsgevonden. Doel van deze prétoets is de kwaliteit van de aanvragen te verhogen en het aldus voorkomen van onnodige administratieve en uitvoeringslasten voor zowel de aanvrager als de provincie. De aanvrager dient de (positieve) prétoets bij de aanvraag te voegen.
Het is mogelijk dat Gedeputeerde Staten op de ambitiekaart nog geen natuurbeheertype hebben aangegeven dat ter plekke gerealiseerd kan worden. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien nog geen definitieve keuze is gemaakt ten aanzien van de gewenste ontwikkeling van het betreffende gebied. In dergelijke gevallen zal, alvorens een aanvraag voor een investeringssubsidie ingediend kan worden, eerst bepaald moeten worden of het natuurbeheertype dat de aanvrager wenst te realiseren past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling.
De procedure werkt als volgt: de aanvrager geeft aan welke natuurbeheertype hij op de betreffende grond wenst te realiseren. Gedeputeerde Staten beoordelen of dit voorstel past binnen de gewenste gebiedsontwikkeling. Is dit het geval, dan wordt de ambitiekaart aangepast, in die zin dat het te realiseren natuurbeheertype wordt “ingevuld”. Deze invulling is noodzakelijk zodat kan worden getoetst of het verstrekken van de investeringssubsidie in overeenstemming is met het natuurbeheerplan. De aanvraag kan pas worden ingediend nadat Gedeputeerde Staten de ambitiekaart hebben aangepast.
De toelichting bij artikel 9 komt te luiden:
In de SKNL is opgenomen welke aanvragers niet in aanmerking komen voor een investeringssubsidie. De begunstigde moet bij machte zijn om de inrichtingsmaatregelen te realiseren met eerbiediging van de op de betreffende grond rustende rechten van derden.
De toelichting bij de artikelen 9a en 16a komt te luiden:
Investeringssubsidie respectievelijk subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien op de betreffende grond nog verplichtingen rusten op grond van de genoemde regelingen. Reden hiervoor is dat het in beginsel niet mogelijk is om aan de uit die regelingen voortvloeiende beheerverplichtingen te voldoen en tegelijkertijd de investering dan wel de functieverandering te realiseren.
Ten aanzien van investeringssubsidies is hierop een uitzondering mogelijk als de inrichtingsmaatregelen niet dermate ingrijpend zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype of landschapsbeheertype belemmerd wordt. In dat geval kan de reeds verstrekte subsidie op grond van de genoemde regelingen worden gehandhaafd en de investeringssubsidie worden verstrekt. Of een dergelijke situatie zich voordoet zal per geval beoordeeld moeten worden.
Het is overigens ook mogelijk een verzoek in te dienen om de eerdere subsidie in te trekken. In dergelijke gevallen is de kans echter zeer groot dat de reeds verstrekte subsidie op grond van die regeling (al dan niet in de vorm van voorschotten) teruggevorderd zal worden.
De toelichting bij artikel 10, eerste lid (voetnoot 4) vervalt.
De toelichting bij artikel 10, derde lid, komt te luiden:
Het treffen van inrichtingsmaatregelen betekent een wijziging van de bestaande situatie. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de eigenaar van de grond indien de aanvrager van de investeringssubsidie een ander dan de eigenaar is. Is op de betreffende grond ook een recht van erfpacht gevestigd en is de aanvrager noch de eigenaar, noch de erfpachter, dan dient de aanvraag bovendien vergezeld te gaan van een verklaring van geen bezwaar van de erfpachter.
De toelichting bij artikel 11 komt te luiden:
Na het uitvoeren van de inrichtingsmaatregelen waarvoor een investeringssubsidie is verstrekt, dient de ontvanger van die subsidie het gerealiseerde ten minste 6 jaar in stand te houden. De begunstigde kan ervoor kiezen om vervolgens een corresponderende subsidie aan te vragen op grond van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Overijssel 2016. De instandhouding wordt in dat geval gegarandeerd door de subsidievoorwaarden die aan deze beheersubsidie zijn verbonden. Als alternatief kan de begunstigde ook opteren voor een instandhouding zonder subsidie, bijvoorbeeld omdat hij niet gebonden wil zijn aan de subsidievoorwaarden van de SRNL 2016.
De toelichting bij de artikelen 12, eerste lid, en 14c komt te luiden:
De subsidieontvanger zal na afronding van de inrichtingsmaatregelen een aanvraag tot subsidievaststelling moeten indienen. Middels die aanvraag legt hij verantwoording af dat de subsidiabele activiteiten ook daadwerkelijk en correct zijn uitgevoerd.
Bij grote en/of langdurige projecten is een jaarlijks verslag wenselijk om te waarborgen dat de inrichtingsmaatregelen correct en binnen het budget gerealiseerd worden. Waar nodig kan dan bijgestuurd worden. Het ligt echter niet in de rede om ook bij kleinere inrichtingsprojecten een dergelijke rapportage te verlangen. Daarom is bepaald dat, indien de inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond, geen jaarlijks verslag ingediend hoeft te worden. De verantwoording kan in dergelijke gevallen plaatsvinden via de aanvraag tot subsidievaststelling.
De toelichting bij artikel 13 komt te luiden:
De kosten die in aanmerking komen voor vergoeding op grond van een aanvraag voor investeringssubsidie worden opgesomd in artikel 13, eerste lid, van de SKNL. Zo worden de kosten voor het opstellen van het investeringsplan aangemerkt als subsidiabele kosten. De kosten voor archeologisch en hydrologisch onderzoek zijn onderdeel van het investeringsplan.
Kosten voor aanloopbeheer vallen onder artikel 13, eerste lid, onderdeel j (overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering). Onder ‘aanloopbeheer’ wordt verstaan de beheermaatregelen die noodzakelijk zijn in de periode tussen inrichting en het regulier beheer om het gewenste beheertype te realiseren.
Het plaatsen van draaihekjes, klappoortjes voor toegang, et cetera vallen niet onder het tweede lid, onderdeel d (recreatieve voorzieningen), maar maken deel uit van de inrichting van het terrein en zijn daarmee subsidiabel.
De toelichting bij artikel 14b komt te luiden:
Vooral bij inrichtingsmaatregelen van langere duur, zoals bijvoorbeeld op basis van een programma van éénmalige investeringen, kan het wenselijk zijn om voorafgaand aan de subsidievaststelling reeds voorschotten te verstrekken om in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de begunstigde te voorzien.
Er kan slechts één voorschot per jaar worden verstrekt, waarbij het voorschotbedrag minimaal € 500,- en maximaal 80% van de totale investeringssubsidie, zoals opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening, kan bedragen. Het minimumbedrag is opgenomen omdat de uitvoeringslasten en –kosten anders niet in verhouding staan tot de hoogte van het te verstrekken voorschot. Bovendien is dit drempelbedrag niet zo hoog dat niet redelijkerwijs van de subsidieontvanger verlangd kan worden dat hij die financiële last tijdelijk zelf draagt. Het maximumpercentage is opgenomen om te voorkomen dat Gedeputeerde Staten in één jaar een zeer groot bedrag aan voorschotten moeten reserveren.
In totaal kan er voor niet meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten worden verleend. Deze bepaling is opgenomen om terugvordering van voorschotten zoveel mogelijk te voorkomen indien bij de subsidievaststelling blijkt dat er reeds een hoger bedrag aan voorschotten is uitbetaald.
De toelichting bij artikel 17, vierde lid, komt te luiden:
Wanneer functieverandering heeft plaatsgevonden, moet tevens inrichting plaatsvinden gericht op de realisatie van een natuurbeheertype, landschapsbeheertype of de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.
Als een aanvraag voor een subsidie functieverandering niet vergezeld gaat van een aanvraag voor investeringssubsidie, zal een zogenaamd realisatieplan moeten worden bijgevoegd. In dit realisatieplan beschrijft de aanvrager op welke wijze hij het terrein wenst in te richten en te beheren. De beoogde eindsituatie zal immers duidelijk moeten zijn om de waardedaling, en daarmee de hoogte van de subsidie functieverandering, te kunnen bepalen. De subsidie functieverandering kan worden afgewezen indien de voorgestelde wijze van inrichten en beheer naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet bijdraagt aan de doelstellingen van de SKNL zoals verwoord in het natuurbeheerplan.
In toelichting op artikel 18, eerste lid onder b (voetnoot 12) wordt «Ecologische hoofdstructuur» vervangen door «Natuurnetwerk Nederland», en wordt «Boswet» vervangen door «Wet natuurbescherming».
Toelichting bij het besluit tot wijziging van de regeling
De Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Overijssel is aangepast in het licht van nieuwe Europese en nationale wet- en regelgeving. Ook is de tekst op bepaalde onderdelen gewijzigd ten behoeve van de leesbaarheid. Verder zijn omschrijvingen verduidelijkt en zijn verouderde onderdelen uit de regeling geschrapt.
Onderdeel F (artikel 6a, EU richtsnoeren voor staatssteun)
Aanvragen kunnen niet na 31 december 2021 worden ingediend, omdat per 1 januari 2022 het huidige goedkeuringsbesluit van de Europese Commissie met kenmerk SA.48351 (2017/N) afloopt. Alsdan is een nieuw goedkeuringsbesluit of een andere staatssteungrondslag nodig om subsidie te verstrekken.
Het vereiste van het tweede lid van artikel 6a is afkomstig uit het landbouwsteunkader. Met het contrafeitelijke scenario wordt de situatie bedoeld dat er geen subsidie zou worden verleend. Wanneer de provincie een aanvraag ontvangt, wordt het contrafeitelijke scenario op zijn geloofwaardigheid getoetst en geverifieerd of de steun het vereiste stimulerende effect heeft.
Onderdeel P (artikel 13, subsidiabele en niet-subsidiabele kosten)
In artikel 13, onderdeel j was aanloopbeheer expliciet opgenomen. In het vervolg valt aanloopbeheer onder onderdeel j (nieuw): ‘overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering’. Onder ‘aanloopbeheer’ wordt verstaan de beheermaatregelen die noodzakelijk zijn in de periode tussen inrichting en het regulier beheer om het gewenste beheertype te realiseren.
Artikel 6c treedt met terugwerkende kracht per 1 juli 2016 in werking, zodat provincies per 1 juli 2016 van de ontheffingsmogelijkheid van artikel 6c gebruik kunnen maken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-2898.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.