Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 19 maart 2019, nr. 1191632/1191635, tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreden in 2 verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal Blad zullen de wijzigingen van artikel I onder B, D, E, G, H, I, K, N, O, P verwerkt worden.]

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

 

Overwegende dat het wenselijk is de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 van Noord-Holland aan te passen conform de gemaakte afspraken tussen de werkgever en de vakbonden,

 

Gelet op artikel 125, tweede lid van de Ambtenarenwet,

 

 

Besluiten:

 

ARTIKEL I

De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

In artikel 1.1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel pp in een puntkomma een aantal onderdelen toegevoegd, luidende:

  • qq.

    consignatiearbeid: arbeid tijdens de consignatiedienst;

  • rr.

    consignatiedienst: dienst waarbinnen de daartoe aangewezen ambtenaar zich buiten de voor hem geldende reguliere werktijden bereikbaar en beschikbaar moet houden voor het verrichten van arbeid;

  • ss.

    consignatieoproep: oproep om consignatiearbeid te verrichten;

  • tt.

    geconsigneerde ambtenaar: ambtenaar die door Gedeputeerde Staten schriftelijk is aangewezen consignatiedienst te verrichten;

  • uu.

    jubileumgratificatie: een bedrag ineens dat wordt uitgekeerd in verband met een jubileum;

  • vv.

    leidinggevende: degene die krachtens mandaat bevoegd is tot het nemen van besluiten jegens de ambtenaar;

  • ww.

    toelage: beloning voor niet in de functiewaardering meegewogen elementen waar een ambtenaar naast het salaris dat gebaseerd is op functiewaardering en functioneren recht op kan hebben afhankelijk van zijn werkzaamheden die pensioengevend is op grond van artikel 3.1 van het Pensioenreglement;

  • xx.

    vergoeding: financiële compensatie voor de daadwerkelijke kosten die de ambtenaar maakt en die gerelateerd zijn aan het werk.

 

B

Na artikel 2.3.4 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 2.3.5 Loon oproepkracht

  • 1.

    De werkgever bepaalt volgens welke regeling de loonbetaling zal plaatshebben:

    • a.

      volgens deze regeling;

    • b.

      volgens de loonregeling voor de groep waarvan de werknemer deel uitmaakt, die de werkgever heeft vastgesteld nadat hierover overeenkomstig hoofdstuk 12 overleg heeft plaatsgevonden; of

    • c.

      op een bedrag, voor elk geval of voor elke te verrichten dienst afzonderlijk vast te stellen.

  • 2.

    Het bepaalde in en krachtens hoofdstuk 3 is voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij door toepassing van het eerste lid, onderdelen b en c, anders is bepaald.

 

C

Artikel 3.1.4 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het derde lid komt te luiden:

    • 3.

      Gedeputeerde Staten stellen regels vast voor de vergoeding van kosten voor dienstkleding en onderscheidingstekens, indien deze niet ter beschikking gesteld worden.

  • 2.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Gedeputeerde Staten kunnen aan de ambtenaar die in verband met zijn functievervulling andere kosten heeft moeten maken, deze kosten vergoeden rekening houdend met de door hen vastgestelde regels.

 

D

Artikel 3.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      De ambtenaar die een opdracht uitvoert op een hoger schaalniveau dan zijn functie, ontvangt een tijdelijke aanvulling op zijn salaris voor de duur en omvang van de opdracht. Deze tijdelijke aanvulling wordt als volgt berekend:

      salaris aanvulling = 3% van maximumsalaris opdrachtschaal * deeltijdfactor opdracht

      Per 1 januari (tijdens de looptijd van de opdracht) wordt de aanvulling inclusief opdracht verhoogd met:

      3% van (maximumsalaris opdrachtschaal - maximumsalaris salaris functieschaal) * deeltijdfactor opdracht.

  • 2.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Als de ambtenaar op eigen initiatief een opdracht gaat uitvoeren die op een lager schaalniveau ligt dan zijn functie, terwijl er passende opdrachten op zijn eigen schaalniveau beschikbaar zijn, dan wordt zijn salaris voor de duur en omvang van de opdracht verminderd met:

      3% van maximumsalaris opdrachtschaal * deeltijdfactor opdracht

      Als zijn salaris lager is dan het maximumsalaris van de lagere schaal, dan wijzigt zijn salaris niet.

      Per 1 januari (tijdens de looptijd van de opdracht) wordt de vermindering verhoogd met:

      3% van (maximumsalaris opdrachtschaal - maximumsalaris functieschaal) * deeltijdfactor opdracht.

  • 3.

    Onder vernummering van het zevende lid tot het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 7.

      Als een opdracht eindigt, komt de wijziging in het salaris op grond van de opdracht zoals bedoeld in het tweede en vierde lid te vervallen.

  • 4.

    In het achtste lid (nieuw) wordt ‘lid 5 of 6’ vervangen door ‘het vijfde of zesde lid’.

 

E

Artikel 3.2.4, derde lid, vervalt.

 

F

Paragrafen 3.3 en 3.4 komen te luiden:

 

Paragraaf 3.3 Salaristoelagen

 

Artikel 3.3.1 Toelage waarneming andere functie

  • 1.

    De ambtenaar die tijdelijk in opdracht een andere functie in een hogere salarisschaal, volledig waarneemt naast zijn eigen functie, anders dan waarneming tijdens vakantieverlof, ontvangt tijdens de waarneming een toelage.

  • 2.

    De periode van waarneming moet minstens een maand duren.

  • 3.

    De toelage is per maand 6% van het maximumsalaris van de waargenomen functie.

  • 4.

    Bij een gedeeltelijke waarneming kan een toelage worden toegekend die in verhouding staat tot de aard en de omvang van de waargenomen werkzaamheden.

 

Artikel 3.3.2 Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    De ambtenaar in salarisschaal 10 of lager, die in opdracht zonder dat er sprake is van overwerk regelmatig of vrij regelmatig werkt op andere uren dan op maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 en 18.00 uur heeft recht op een toelage onregelmatige dienst.

  • 2.

    De toelage is per gewerkt uur een percentage van het salaris per uur van de ambtenaar tot het maximumsalaris per uur in salarisschaal 6 op basis van onderstaande tabel:

     

    00.00

    06.00 uur

    06.00

    08.00 uur

    08.00

    18.00 uur

    18.00

    22.00 uur

    22.00

    24.00 uur

    maandag tot en met vrijdag

    40%

    20%

    -

    20%

    40%

    zaterdag

    40%

    40%

    40%

    40%

    40%

    zon- en feestdagen

    65%

    65%

    65%

    65%

    65%

  • 3.

    De toelage onregelmatige dienst wordt op maandag tot en met vrijdag alleen toegekend als het werk voor 07.00 begonnen is of na 19.00 uur afgelopen is.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen in plaats van het toepassen van de percentages, voor een ambtenaar of een groep ambtenaren een vaste toelage onregelmatige dienst vaststellen, rekening houdend met de percentages, de werktijdregeling en de mate waarin en de wijze waarop van die werktijdregeling wordt afgeweken.

  • 5.

    Als het salaris een algemene wijziging ondergaat wijzigt de vaste toelage onregelmatige dienst overeenkomstig.

 

Artikel 3.3.3 Arbeidsmarkttoelage en bindingspremie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen aan een ambtenaar of een groep van ambtenaren om redenen van werving of behoud onder voorwaarden een arbeidsmarkttoelage of een bindingspremie toekennen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kennen de arbeidsmarkttoelage toe voor een vaste periode van maximaal drie jaar, deze periode kan per keer voor maximaal drie jaar worden verlengd.

  • 3.

    De arbeidsmarkttoelage is per maand ten hoogste 10% van het salaris tot een maximum van het verschil tussen het salaris en het maximumsalaris van de naast hogere salarisschaal.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten betalen de arbeidsmarkttoelage in de regel maandelijks uit.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kennen de bindingspremie toe en betalen deze uit na een vastgestelde periode van minstens drie jaar.

  • 6.

    De bindingspremie is maximaal 10% van het salaris van de ambtenaar over de vastgestelde periode waarna recht ontstaat op de bindingspremie tot een maximum van het verschil tussen het salaris en het maximumsalaris in de naast hogere salarisschaal over die periode.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten kunnen voor de arbeidsmarkttoelage en de bindingspremie nadere regels stellen inclusief het bepalen van de groepen van ambtenaren aan wie de arbeidsmarkttoelage en de bindingspremie kan worden toegekend.

 

Artikel 3.3.4 BHV toelage

  • 1.

    De ambtenaar die door het bevoegd gezag is aangewezen om tevens werkzaam te zijn als bedrijfshulpverlener (BHV-er) als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet ontvangt een toelage.

  • 2.

    De toelage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt per jaar:

    • a.

      voor de allround BHV-er: € 239,42;

    • b.

      voor de BHV-er met specialistische taken: € 478,83;

    • c.

      voor de bedrijfshulpverlener die door het bevoegd gezag is aangewezen om leidinggevende taken met betrekking tot bedrijfshulpverlening uit te oefenen: € 718,27.

  • 3.

    Als het salaris een algemene wijziging ondergaat worden de bedragen van deze toelage overeenkomstig gewijzigd en opnieuw vastgesteld.

  • 4.

    De BHV-er ontvangt voor het verrichten van BHV-taken buiten de voor hem geldende werktijd een vergoeding gelijk aan de overwerkvergoeding conform artikel 3.4.3.

  • 5.

    Indien de BHV -er niet voldoet aan de voor hem geldende scholings-en trainingsverplichtingen wordt zijn aanwijzing ingetrokken.

 

Artikel 3.3.5 Consignatietoelage

  • 1.

    Gedeputeerde Staten wijzen schriftelijk de ambtenaren aan die consignatiedienst dienen te verrichten.

  • 2.

    Een ambtenaar kan op grond van een daartoe strekkend advies van de bedrijfsarts vrijgesteld worden van de verplichting consignatiedienst te verrichten.

  • 3.

    De leidinggevende maakt minimaal 3 maanden voorafgaande aan de geconsigneerde ambtenaar het voor hem geldende consignatierooster bekend.

  • 4.

    Gedurende de voor hem ingeroosterde consignatie-uren:

    • a.

      is de geconsigneerde ambtenaar direct oproepbaar via het bij de provincie bekende nummer van zijn mobiele telefoon;

    • b.

      beschikt de geconsigneerde ambtenaar over de voor hem noodzakelijke informatie met betrekking tot de consignatiedienst;

    • c.

      onthoudt de geconsigneerde ambtenaar zich van het gebruik van middelen, die het kunnen verrichten van consignatiearbeid negatief kunnen beïnvloeden;

    • d.

      houdt de geconsigneerde ambtenaar zich beschikbaar voor het onverwijld verrichten van consignatiearbeid;

    • e.

      stelt de geconsigneerde ambtenaar Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis van onvoorziene omstandigheden die het uitoefenen van de consignatiedienst belemmeren of onmogelijk maken.

  • 5.

    Nadere afspraken kunnen worden gemaakt over de maximaal toegestane tijdsduur tussen het moment van oproep en het daadwerkelijk gaan verrichten van de geconsigneerde arbeid.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kennen de toelage consignatiedienst toe indien de geconsigneerde ambtenaar de consignatiedienst heeft verricht.

  • 7.

    De toelage bedraagt bruto per week consignatiedienst:

     

    Gemiddeld minder dan 5 oproepen per consignatiedienst

    Gemiddeld meer dan 5 oproepen per consignatiedienst

    Arbeid wordt buitenshuis verricht en heeft een hoog veiligheidsrisico

    € 275

    € 325

    Arbeid kan vanuit huis verricht worden

    € 225a

    € 275

  • a. Alleen de geconsigneerde ambtenaar in schaal 10 of lager komt voor deze vergoeding in aanmerking.

  • 8.

    De consignatietoelage is een vergoeding voor de wachttijd, vanaf een oproep is er sprake van arbeidstijd.

  • 9.

    De geconsigneerde ambtenaar komt naast de toelage, bedoeld in het zevende lid, in aanmerking voor een vergoeding indien er daadwerkelijk consignatiearbeid is verricht, op grond van artikel 3.4.3, derde lid.

 

Artikel 3.3.6 Inconveniëntentoelage

  • 1.

    Aan de ambtenaar die nu en dan, regelmatig of voortdurend onder bezwarende omstandigheden arbeid verricht en waarvan de werkzaamheden op een lijst voorkomen, wordt een toelage per maand toegekend. Deze lijst wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

  • 2.

    Onder bezwarende omstandigheden worden begrepen:

    • a.

      het werken in een situatie die een zodanige verontreiniging van de huid veroorzaakt dat deze ook na het gebruik van speciale wasmiddelen duidelijk waarneembaar blijft;

    • b.

      het werken in een omgeving met sterk onaangename geuren, of werken met onaangenaam aandoende en sterke afkeer oproepende materialen;

    • c.

      het werken in een situatie die een zeer hoge mate van huid- en slijmvliesprikkeling teweegbrengt, zodanig dat dit effect ook na het werk nog enige tijd voelbaar blijft;

    • d.

      het langdurig werken onder zeer onaangename hoge of lage temperatuur of temperatuurswisselingen;

    • e.

      het werken in situaties waarin het gebruik van gehoorbeschermingsmiddelen niet mogelijk of afdoende is, en waarin door het aanhoudende lawaai onderling contact nauwelijks mogelijk is of de geluidsterkte gelijk is aan of groter is dan 80 dB(A);

    • f.

      het werken met sterk trillende apparatuur;

    • g.

      het werken met beschermingskleding of -middelen die een ernstige belemmering vormen voor de normale ademhaling, voor huidoppervlakte-uitwaseming en voor de bewegingsmogelijkheden;

    • h.

      het werken onder omstandigheden welke een verhoogd gevaar voor invaliditeit of overlijden meebrengen.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten geven voor elke op de lijst voorkomende werkzaamheden aan of er nu en dan, regelmatig of voortdurend onder één dan wel gelijktijdig onder meer typen bezwarende omstandigheden arbeid wordt verricht. De lijst wordt tweejaarlijks door Gedeputeerde Staten vastgesteld.

  • 4.

    De toelage bedraagt een percentage van het salaris behorende bij het maximum van schaal 6:

    • a.

      1% indien de ambtenaar nu en dan onder één of gelijktijdig onder twee typen bezwarende omstandigheden dan wel regelmatig onder één type bezwarende omstandigheden arbeid verricht;

    • b.

      2% indien de ambtenaar nu en dan gelijktijdig onder drie of meer typen bezwarende omstandigheden dan wel regelmatig gelijktijdig onder twee typen bezwarende omstandigheden of voortdurend onder één type bezwarende omstandigheden arbeid verricht;

    • b.

      3% indien de ambtenaar regelmatig gelijktijdig onder drie of meer typen bezwarende omstandigheden of voortdurend gelijktijdig onder twee of meer typen bezwarende omstandigheden arbeid verricht.

 

Artikel 3.3.7 Ontheffing van continudiensten

De ambtenaar van 56 jaar of ouder wordt geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van continudiensten tussen 00.00 uur en 06.00 uur als hij daarvoor een verzoek indient.

 

Artikel 3.3.8 Afbouwtoelage

  • 1.

    De ambtenaar die minstens twee jaar zonder onderbreking van twee maanden of langer een toelage op grond van deze paragraaf heeft ontvangen heeft recht op een afbouwtoelage als de som van het salaris, salaristoelagen en IKB blijvend minstens 3% lager wordt, door:

    • a.

      het beëindigen of verminderen van de toelage anders dan op eigen verzoek;

    • b.

      medisch advies/toetsing van de bedrijfsarts;

    • c.

      structureel gaan verrichten van andere werkzaamheden waardoor de toekenningsgrond voor toelagen wegvalt;

    • d.

      ontheffing van continudiensten.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kennen de afbouwtoelage toe voor een periode afgerond op hele maanden gelijk aan een kwart van de periode waarin de ambtenaar, direct voorafgaande aan beëindiging of vermindering, zonder onderbreking van twee maanden of langer de toelage, heeft genoten tot een maximum van 36 maanden.

  • 3.

    De berekeningsgrondslag van de afbouwtoelage is de gemiddelde toelage per maand in de 12 maanden voor de beëindiging of vermindering verminderd met het bedrag dat hij na de vermindering per maand ontvangt aan extra salaris, salaristoelagen en IKB.

  • 4.

    De afbouwtoelage is een percentage van de berekeningsgrondslag afbouwtoelage op basis van onderstaande tabel:

    eerste 1/3 van de periode (afgerond op een hele maand)

    tweede 1/3 van de periode (afgerond op een hele maand)

    restant van de periode

    75%

    50%

    25%

  • 5.

    Bij een algemene salarisverhoging wordt de berekeningsgrondslag opnieuw berekend.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen de afbouwtoelage met instemming van de ambtenaar afkopen door een uitkering ineens.

  • 7.

    De ambtenaar van 61 jaar of ouder die recht krijgt op een afbouwtoelage, ontvangt een blijvende toelage van 100% van de berekeningsgrondslag.

  • 8.

    De afbouwtoelage wordt bij het bereiken van de leeftijd van 61 jaar omgezet in een blijvende afbouwtoelage ter hoogte van de afbouwtoelage op dat moment.

 

Paragraaf 3.4 Overige uitkeringen

 

Artikel 3.4.1 Eenmalige uitkering

De ambtenaar kan op grond van afspraken in het SPA een eenmalige uitkering worden toegekend.

 

Artikel 3.4.2 Jubileumgratificatie

  • 1.

    Een ambtenaar ontvangt éénmalig een jubileumgratificatie zodra hij 25, 40 en 50 jaar in overheidsdienst is. Onder overheidsdienst wordt verstaan de tijd die hij in dienst is geweest bij een bij het ABP aangesloten werkgever.

  • 2.

    Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de jubileumgratificatie de helft van het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met het IKB. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de jubileumgratificatie het maandsalaris en de toegekende salaristoelage(n) over de maand van jubileren, tezamen vermeerderd met het IKB.

  • 3.

    Als de ambtenaar bij reorganisatieontslag en binnen vijf jaar na de datum van ontslag, maar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd recht op een jubileumgratificatie voor 25 of 40 jaar overheidsdienst ontvangt hij deze gratificatie naar rato. In dat geval wordt de laatste maand vóór de datum van ingang van het ontslag als de maatgevende maand aangemerkt.

  • 4.

    Belastingwetgeving bepaalt of uit te keren jubileumgratificatie bruto of netto wordt uitgekeerd.

Artikel 3.4.3 Vergoeding voor overwerk

  • 1.

    Overwerk is arbeid buiten de voor de ambtenaar geldende werktijden, voor zover daardoor het voor hem vastgestelde aantal arbeidsuren wordt overschreden tenzij er sprake is van andere werkzaamheden in bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    De ambtenaar in salarisschaal 10 of lager die in opdracht overwerkt heeft recht op een overwerkvergoeding als dat eerder begint dan een half uur onmiddellijk voor het begin of langer duurt dan een half uur onmiddellijk na het einde van de voor de ambtenaar vastgestelde werktijd.

  • 3.

    De overwerkvergoeding bestaat uit

    • a.

      verlof gelijk aan het aantal uren van het overwerk; en

    • b.

      een bedrag voor elk uur overwerk dat een percentage is van zijn salaris per uur volgens onderstaande tabel:

       

      00.00

      06.00 uur

      06.00

       –

      18.00 uur

      18.00

       –

      20.00 uur

      20.00

       –

      24.00 uur

      maandag en de dagen na een feestdag

      100%

      25%*

      25%*

      50%

      dinsdag tot en met vrijdag

      50%

      25%*

      25%*

      50%

      zaterdag

      75%

      50%

      75%

      75%

      zon- en feestdagen

      100%

      100%

      100%

      100%

      * Voor de uren overwerk die gelegen zijn tussen 6.00 en het tijdstip 2 uur voor het begin van de voor de ambtenaar geldende werktijd en de uren overwerk die gelegen zijn tussen het tijdstip 2 uur na het einde van de voor de ambtenaar geldende werktijd en 20.00 geldt een percentage van 50%. Als de leidinggevende vindt dat het dienstbelang zich verzet tegen het toekennen van verlof wordt in plaats van verlof voor ieder uur een bedrag gelijk aan zijn salaris per uur toegekend.

  • 4.

    Voor de vaststelling van de duur van het overwerk gelden de uren waarop verlof is genoten als uren waarop is gewerkt.

  • 5.

    De overwerkvergoeding in geld is pensioengevend inkomen in de zin van het pensioenreglement.

     

Artikel 3.4.4 Tegemoetkoming in de ziektekosten

  • 1.

    De ambtenaar heeft aanspraak op een maandelijkse tegemoetkoming in de ziektekosten.

  • 2.

    De tegemoetkoming bedraagt voor de ambtenaar

    • a.

      in salarisschaal 6 of lager: € 27,24 per maand;

    • b.

      in salarisschaal 7 of hoger: € 17,51 per maand.

  • 3.

    Als het salaris een algemene wijziging ondergaat worden de bedragen van de tegemoetkoming overeenkomstig gewijzigd.

  • 4.

    In Flevoland gelden tot 1 januari 2020 andere afspraken op grond van de Afbouwregeling compensatie ziektekosten.

 

G

In artikel 3.4.3, derde lid, onderdeel b, wordt de tekst ‘Voor de uren overwerk die gewerkt zijn binnen twee uur voor of na de afgesproken werktijd geldt een percentage van 50%’ vervangen door ‘Voor de uren overwerk die gelegen zijn tussen 6.00 en het tijdstip 2 uur voor het begin van de voor de ambtenaar geldende werktijd en de uren overwerk die gelegen zijn tussen het tijdstip 2 uur na het einde van de voor de ambtenaar geldende werktijd en 20.00 geldt een percentage van 50%’.

 

H

Artikel 3.4.5, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt ’€ 26,31’ vervangen door ‘€26,97’;

  • 2.

    In onderdeel b wordt ‘€16,92’ vervangen door ‘€17,34’.

     

 

I

In artikel 3.5.2, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 160,17’ vervangen door ‘€ 164,17’.

 

J

In artikel 3.5.2, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘€ 164,17’ vervangen door ‘€ 165,81’.

 

K

Artikel 3.5.3, onderdeel b, komt te luiden:

  • b.

    voor IKB-verlof voor zover de totale aanspraken op verlof volgens artikel 11, eerste lid, onderdeel r, onder 1° van de Wet op de loonbelasting 1964 niet tot het loon gerekend worden en tot een maximum van 10% van de totale arbeidsduur in het kalenderjaar waarin het IKB-verlof wordt gekocht;

     

L

In hoofdstuk 3 wordt na paragraaf 3.5 een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

 

Paragraaf 3.6 Overgangsrecht invoering harmonisatie toelagen

 

Artikel 3.6.1 Overgangsrecht harmonisatie toelagen

  • 1.

    De ambtenaar voor wie bij de invoering van de harmonisatie toelagen op 1 juli 2019 de opbouw van de jubileumgratificatie waarvoor hij als eerste in aanmerking komt, hoger was dan de overeenkomstige jubileumgratificatie daarvan, heeft na invoering recht op een eenmalige uitkering ter hoogte van het verschil in opbouw naar rato van het aantal reeds opgebouwde jaren.

  • 2.

    De ambtenaar die op 1 juli 2019 in dienst is van een provincie met een 12 ½ jarig -ambtsjubileumgratificatieregeling en die bij een voortzetting van zijn dienstverband zonder onderbrekingen nog in aanmerking zou komen voor deze gratificatie behoudt dit toekomstige recht, tenzij hij kiest voor afkoop.

  • 3.

    De ambtenaar, bedoeld in het tweede lid, kan éénmalig tot uiterlijk 1 augustus 2019 kiezen voor afkoop van zijn toekomstig recht. Hij ontvangt dan de 12 ½ jaar jubileumgratificatie naar rato van het hele (naar boven afgeronde) aantal dienstjaren en maanden dat hij in dienst is op 1 juli 2019. Met de keuze voor afkoop vervalt het toekomstige recht.

  • 4.

    De ambtenaar die bij de invoering van de harmonisatie toelagen op 1 juli 2019 recht heeft op één of meerdere toelagen en waarvan de hoogte van de gesaldeerde toelagen op jaarbasis als gevolg van de invoering omlaag gaat, heeft recht op een toelage overgangsrecht harmonisering.

  • 5.

    De harmonisering toelagen geldt ook voor ambtenaren met individuele of groepstoelagen op één van de type werkzaamheden die geharmoniseerd worden.

  • 6.

    De toelage wordt als volgt berekend:

    • a.

      2018 wordt als referentiejaar gebruikt;

    • b.

      Op basis van de daadwerkelijke gewerkte uren en verrichte werkzaamheden wordt:

      • I.

        de hoogte van de toelagen op jaarbasis voor harmonisatie uitgerekend;

      • II.

        de hoogte van de toelagen op jaarbasis na harmonisatie uitgerekend;

    • c.

      Het verschil tussen (I) en (II) vormt de hoogte van de toelage overgangsrecht harmonisering op jaarbasis (als (I) hoger is dan (II)).

  • 7.

    De uitkering van de toelage overgangsrecht harmonisering geschiedt op maandbasis.

  • 8.

    Als door langdurige ziekte of andere bijzondere omstandigheden het referentiejaar niet representatief is, dan bepalen werkgever en ambtenaar in overleg een andere referentieperiode.

  • 9.

    Als de toelage overgangsrecht harmonisering op jaarbasis € 120,00 of minder is ontvangt de ambtenaar in de maand juli 2019 een eenmalige afkoop ter hoogte van 5x de berekende toelage overgangsrecht harmonisering.

  • 10.

    De ambtenaar kan éénmalig tot 1 augustus 2019 kiezen voor afkoop van zijn toekomstig recht op de toelage overgangsrecht harmonisering. Hij ontvangt dan een bedrag ter hoogte van 5x de berekende hoogte van de toelage overgangsrecht. Voor de medewerker ouder dan 60 jaar geldt dat hij bij de keuze voor afkoop een bedrag ontvangt ter hoogte van het aantal maanden tussen zijn leeftijd en de voor hem geldende AOW-leeftijd. Met de keuze voor afkoop vervalt het recht op de toelage overgangsrecht harmonisering.

  • 11.

    Als een dienstverband in de loop van een kalenderjaar eindigt, dan wordt de toelage overgangsrecht harmonisering naar rato uitgekeerd.

  • 12.

    Als een dienstverband in omvang wijzigt, dan wijzigt de toelage overgangsrecht harmonisering naar rato.

  • 13.

    Als door wijzigingen in de werkzaamheden een ambtenaar geen recht meer heeft op één of meerdere toelagen die meegenomen zijn in de berekening van de toelage overgangsrecht harmonisering dan wordt deze toelage naar rato van het oorspronkelijke aandeel van deze toelage in het totaal van de toelagen (dus op het moment van berekenen) verlaagd. Deze verhouding wordt in het besluit waarin de hoogte van de toelage wordt vastgelegd opgenomen.

  • 14.

    De toelage overgangsrecht harmonisering wordt geïndexeerd voor zover de oorspronkelijke toelagen in de cao worden geïndexeerd, dit wordt in het besluit waarin de hoogte van de toelage wordt vastgelegd opgenomen.

  • 15.

    De toelage overgangsrecht harmonisering is een pensioengevende salaristoelage.

 

M

Artikel 4.4 vervalt.

 

N

In artikel 7.5.3, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d.

    indien de vrouwelijke ambtenaar ongeschikt is tot het verrichten van haar arbeid en die ongeschiktheid haar oorzaak vindt in de bevalling of de daaraan voorafgaande zwangerschap.

 

O

Artikel 8.3.1 komt te luiden::

 

Artikel 8.3.1 Persoonlijk ontwikk elbudget

  • 1.

    Het POB bedraagt € 5.000 per 5 jaar voor ambtenaren in vaste of tijdelijke dienst ongeacht omvang van de aanstelling.

  • 2.

    Voor ambtenaren met een aanstelling voor bepaalde tijd moet de duur van de aanstelling of de keten van aanstellingen minimaal zes maanden zijn.

  • 3.

    Het POB is bedoeld voor opleiding en ontwikkeling gericht op zowel de huidige als toekomstige werkzaamheden.

  • 4.

    Organisatiebrede opleidingen en andere door de organisatie opgedragen opleidingen komen niet ten laste van het POB. Ook wettelijke verplichte scholing komt niet ten laste van het POB van een medewerker.

  • 5.

    Het budget wordt niet uitgekeerd of teruggevorderd bij het einde van het dienstverband.

  • 6.

    De ambtenaar en zijn leidinggevende bespreken de besteding van het POB.

  • 7.

    De leidinggevende adviseert over de besteding van het POB.

  • 8.

    De ambtenaar beslist in beginsel zelf over de besteding van zijn budget. De werkgever geeft toestemming voor de gewenste besteding van het POB als aannemelijk is dat de besteding voldoet aan het vereiste in het negende lid. De ambtenaar levert een onderbouwing aan waaruit blijkt dat het aannemelijk is dat de gewenste besteding van het POB voldoet aan het vereiste in het negende lid.

  • 9.

    De besteding van het POB moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 31a, tweede lid, onderdelen c en d, van de Wet op de loonbelasting 1964.

  • 10.

    Voor opleidingen die een relatie hebben met de huidige werkzaamheden van de ambtenaar heeft hij recht op studieverlof. Voor opleidingen die te maken hebben met toekomstige werkzaamheden heeft de ambtenaar in overleg met zijn leidinggevende recht op studieverlof naar redelijkheid en billijkheid.

  • 11.

    Als achteraf blijkt dat door het opzettelijk verstrekken van onjuiste of onvolledige informatie door de ambtenaar een vergoeding ten onrechte belastingvrij is uitbetaald, dan worden de loonheffingen en de eventuele boetes, op de ambtenaar of de oud-ambtenaar verhaald.

 

P

Bijlage 1 komt te luiden:

 

Bijlage 1 Salarisgebouw provincies

Minimum- en maximumsalaris per salarisschaal per 1 januari 2019

salarisschaal

minimumsalaris

maximumsalaris

A

100% van het wettelijk minimumloon

120% van het wettelijk minimumloon

1

€ 1.650,21

€ 1.963,75

2

€ 1.666,72

€ 2.095,37

3

€ 1.683,21

€ 2.286,93

4

€ 1.699,73

€ 2.411,07

5

€ 1.774,74

€ 2.535,36

6

€ 1.859,28

€ 2.656,13

7

€ 2.051,22

€ 2.930,32

8

€ 2.323,08

€ 3.318,66

9

€ 2.628,74

€ 3.755,34

10

€ 2.882,25

€ 4.117,51

11

€ 3.369,79

€ 4.814,02

12

€ 3.840,66

€ 5.486,65

13

€ 4.170,61

€ 5.958,01

14

€ 4.725,69

€ 6.750,99

15

€ 5.197,50

€ 7.425,03

16

€ 5.717,20

€ 8.167,44

17

€ 6.288,32

€ 8.983,32

18

€ 6.916,89

€ 9.881,31

 

Q

Bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1 Salarisgebouw provincies

Minimum- en maximumsalaris per salarisschaal per 1 juli 2019

salarisschaal

minimumsalaris

maximumsalaris

A

100% van het wettelijk minimumloon

120% van het wettelijk minimumloon

1

€ 1.666,71

€ 1.983,39

2

€ 1.683,39

€ 2.116,32

3

€ 1.700,04

€ 2.309,80

4

€ 1.716,73

€ 2.435,18

5

€ 1.792,49

€ 2.560,71

6

€ 1.877,87

€ 2.682,69

7

€ 2.071,73

€ 2.959,62

8

€ 2.346,31

€ 3.351,85

9

€ 2.655,03

€ 3.792,89

10

€ 2.911,07

€ 4.158,69

11

€ 3.403,49

€ 4.862,16

12

€ 3.879,07

€ 5.541,52

13

€ 4.212,32

€ 6.017,59

14

€ 4.772,95

€ 6.818,50

15

€ 5.249,48

€ 7.499,28

16

€ 5.774,37

€ 8.249,11

17

€ 6.351,20

€ 9.073,15

18

€ 6.986,06

€ 9.980,12

ARTIKEL II

De Afbouwregeling provincie Noord-Holland 2012 wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

De Uitvoeringsregeling beschikbaarheidsdiensten Noord-Holland 2013 wordt ingetrokken.

ARTIKEL IV

De Inconvenientenregeling Provincie Noord-Holland wordt ingetrokken.

ARTIKEL V

De Jubileumgratificatieregeling provincie Noord-Holland 2016 wordt ingetrokken.

ARTIKEL VI

De Regeling vergoedingen en gratificaties in het kader van de bedrijfshulpverlening 2005 wordt ingetrokken.

ARTIKEL VII

Dit besluit treedt in werking als volgt:

  • 1.

    Artikel I, wijzigingsonderdelen B, G, H, I, K, N, O en P, treedt in werking op de dag na uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2019.

  • 2.

    Artikel I, wijzigingsonderdelen D en E, treedt in werking op de dag na uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 februari 2019.

  • 3.

    Artikel I, wijzigingsonderdelen A, C, F, J, L, M en Q, treedt in werking per 1 juli 2019.

  • 4.

    Artikel II tot en met VI treedt in werking per 1 juli 2019.

Haarlem, 19 maart 2019

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

dhr. mr. A.Th.H. van Dijk, voorzitter

mw. mr. R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Naar boven