Provinciaal blad van Zeeland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2019, 2405 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals bouwplannen en verkeersmaatregelen.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2019, 2405 | Overige besluiten van algemene strekking |
Openstellingsbesluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende openstelling Regeling trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Provincie Zeeland
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 12 maart 2019, kenmerk 19005779, tot openstelling van de regeling als bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 1 trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties uit de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP-3) Zeeland.
Gedeputeerde Staten van Zeeland:
Artikel 2 subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor demonstraties, het verzorgen van trainingen, workshops of onderlinge coaching aan een groep van landbouwondernemers met als doel het informeren over innovaties en modernisering zoals passend bij een transitie naar een meer volhoudbare landbouw, en de toepassing er van te bevorderen rond één of meerdere thema’s als genoemd in artikel 2.1.1. van de Verordening:
Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.
Artikel 4 aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag
Onverminderd hetgeen bepaald is in het tweede lid van artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag om subsidie ook een subsidie-intentie of –beschikking van een Nederlandse overheidsinstantie, voor het deel van de Nederlandse publieke financiering van het project waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 5 (niet-)subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.12 van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor de onderstaande kosten gemaakt ter voorbereiding of uitvoering van projecten ten behoeve van demonstraties, het verzorgen van trainingen, workshops of onderlinge coaching of daar aan gekoppelde activiteiten:
Artikel 6 hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten met een minimumbedrag van € 60.000,-- en geldt voor de thema's zoals benoemd onder artikel 2.1.1. tweede lid van de Verordening;
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van de Verordening kan één keer per jaar een voorschot verleend worden op basis van realisatie.
Gedeputeerde Staten hanteren op basis van de selectie door de adviescommissie POP-3 voor de rangschikking van de aanvragen als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening de volgende criteria:
Mate van effectiviteit van de activiteit
De effectiviteit is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert zal worden gelet op de volgende aspecten:
de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling / mate waarin de activiteit bijdraagt aan kennisoverdracht over:
het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, de beschikbaarheid van voldoende zoet water en het versterken van de landschappelijke diversiteit, als vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2018 onder 5.8 duurzame landbouw en nader uitgewerkt binnen het Ambitiedocument voor de Uitvoeringsagenda landbouw en natuur.
Gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).
Voor de kosteneffectiviteit worden als volgt punten toegekend:
0 punten: onvoldoende kosteneffectiviteit
1 punt: geringe kosteneffectiviteit
2 punten: matige kosteneffectiviteit
3 punten: voldoende kosteneffectiviteit
De kans op succes wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:
de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:
* de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk:
* mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen1
Gedeputeerde Staten van Zeeland stellen een adviescommissie in voor de rangschikking van de aanvragen zoals bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP-3) 2014-2020 Zeeland.
Indien een aanvraag minder dan 18 punten behaalt, zijnde 60% van het totaal aantal te behalen punten, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.
Artikel 12 weging van de selectiecriteria
Gedeputeerde Staten wegen de punten die zijn behaald op grond van de onder artikel 9 benoemde selectiecriteria als volgt mee voor de rangschikking van aanvragen:
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 12 maart 2019.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
A.W. Smit, secretaris
Uitgegeven 1 april 2019
De secretaris A.W. Smit
Toelichting bij het Openstellingsbesluit Regeling Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Zeeland
Op 16 februari 2015 heeft de Europese Commissie het derde Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 goedgekeurd (POP-3). Dit is een Europees subsidieprogramma dat gericht is op de versterking van het Nederlandse platteland en wordt gefinancierd vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).
Binnen het POP-3 wordt nu de regeling “trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Zeeland” opengesteld. Op grond van deze regeling kunnen partijen subsidie aanvragen om te investeren in kennisoverdracht in Zeeland. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een project een directe link met de landbouw hebben.
Het subsidiepercentage voor deze openstelling bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten.
De openstellingsperiode loopt van 17 april 2019, 09.00 uur tot12 juli 2019, 17.00 uur. In deze periode kunnen aanvragen worden ingediend bij de Provincie Zeeland.
Artikel 2 subsidiabele activiteiten
De provincie heeft met een aantal partijen, waaronder de ZLTO (de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie, een Agenda landbouw en natuur vastgesteld. Centraal uitgangspunt van deze (uitvoerings-)agenda is de transitie naar een meer volhoudbare landbouw, waarvoor ingezet wordt op grondgebonden landbouw, biologische landbouw en aquacultuur met behoud van omgevingskwaliteit, behoud van biodiversiteit, beperken van de milieubelasting, minder uitstoot van broeikasgassen en levering van grondstoffen voor de biobased industry. De thema’s bodem, beheer (zoet)water en biodiversiteit zijn daarbij centraal gesteld als onderdelen van een volhoudbare bedrijfsvoering, die voor een zo groot mogelijke doelgroep bereikbaar gemaakt wordt. Kennisoverdracht bij deze uitvoeringsagenda is dus een belangrijke, aanvullende activiteit.
Voor samenwerkingsverbanden geldt artikel 1.6 van de Verordening.
Artikel 4 aanvullende vereisten aan een subsidieaanvraag
In artikel 1.7, lid 2, van de Verordening is bepaald dat de aanvraag tenminste de kostenbegroting en een toelichting daarop bevat, alsmede een financieringsplan, een opgave van subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteit, een overzicht van inkomsten en een projectplan bevatten. De aanvullende bepaling is opgenomen om inzichtelijk te krijgen hoe de cofinanciering voor het betreffende project is geregeld.
Een bijzonder punt van aandacht in het (aan de subsidieaanvraag toe te voegen) projectplan is de rol van erfbetreders. Ondernemers in de landbouwsector krijgen vaak verschillende adviseurs op het erf, met ieder eigen kennis en/of belangen. Uit de aanvraag dient duidelijk naar voren te komen hoe de betrokken erfbetreders tot een integrale advisering komen in het traject naar een bedrijfsvoering in een volhoudbare landbouw.
Artikel 5 (niet-)subsidiabele kosten
Overeenkomstig het bepaalde in de Verordening geldt voor de hieronder genoemde kostensoorten het volgende:
Omdat innovatie en verduurzaming centrale begrippen vormen bij de POP-3-subsidiemaatregelen, zijn er aparte maatregelen voor de ontwikkeling van nieuwe kennis. Om diezelfde reden zijn kosten voor reguliere kennisoverdracht en de eigen uren voor deelname aan kennisoverdrachtsactiviteiten ook niet subsidiabel.
Artikel 6 hoogte van de subsidie
In navolging artikel 2.1.1 en 2.1.6. van de Verordening bedraagt de subsidie 80% van de subsidiabele kosten als de activiteiten tot doel hebben het informeren over innovaties en modernisering, en de toepassing te bevorderen rond:
De provincie wenst alleen omvangrijke, integrale projecten voor subsidie in aanmerking te laten komen. Geen subsidie wordt verleend indien het totaalbedrag aan subsidie minder zou zijn dan € 60.000,--. Dat komt neer op een Europese bijdrage van € 30.000,-- en cofinanciering door een Nederlandse overheid van eveneens € 30.000,--.
Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen beoordeeld. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen moet de aanvraag minstens 18 punten behalen (60% van het maximaal te behalen aantal van 30 punten).
Naast de in art. 1.8 van de Verordening en in het onderhavige openstellingsbesluit genoemde weigeringsgronden bevatten ook art. 4:35 Algemene wet bestuursrecht en de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) mogelijke weigeringsgronden.
De Wet Bibob heeft als doel om de integriteit te bevorderen bij o.a. aanvragers van subsidies. Als gevolg van deze wet bestaat de mogelijkheid om de integriteit van een aanvrager te (laten) toetsen en om het resultaat van een dergelijke toets als grond te gebruiken voor afwijzing van de gevraagde subsidie.
In art. 1.23 van de Verordening en art. 8 van het voorliggende openstellingsbesluit is het mogelijk om een voorschot aan te vragen. Het college van gedeputeerde staten wijst zo’n verzoek toe indien sprake is van aannemelijk maken van de werkelijk gemaakte en betaalde kosten en die kosten tenminste 25% van de verleende subsidie of meer dan € 50.000,-- bedragen.
Artikel 9, 11 en 12 selectiecriteria, puntentoekenning en weging
Er is conform de Verordening gekozen voor een selectie van de projecten op basis van de criteria
De selectie van de projecten zal plaatsvinden via een zogenaamde ‘tender-methode’. Alle ingediende aanvragen worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en er zal een puntentoekenning plaatsvinden. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (artikel 11, lid 2) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens aflopend (hoog naar laag aantal punten) gerangschikt aan de hand van het puntentotaal.
Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor in subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score. Bij meerdere projecten met gelijke score prevaleren projecten die hoger scoren op het criterium “effectiviteit van de activiteit”. Voor zover dit onvoldoende onderscheidend is zal loting plaatsvinden.
Effectiviteit van de activiteiten
Bij dit selectiecriterium wordt naar drie deelaspecten gekeken: de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de beleidsdoelstelling(en) van het openstellingsbesluit, het bereik van de activiteit en de borging van de aangeboden kennis. Met name de bijdrage van het project aan het realiseren van de beleidsdoelstelling(en) is voor de subsidieverlenende overheid van belang.
Ook aanvragers hechten grote waarde aan het criterium effectiviteit. Ook daarom kunnen op ieder onderdeel tot maximaal vijf punten gescoord worden (in een schaal 0 tot 5). Het totaal aantal te behalen punten voor het criterium effectiviteit bedraagt derhalve 15. Omwille van de zuivere en meer geobjectiveerde toekenning van de scores is voor dit gedifferentieerde systeem gekozen en niet voor één score voor effectiviteit met een hogere wegingsfactor.
Bij de beoordeling van de te bereiken doelstelling(en), wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dat betekent overigens niet dat het criterium rekenkundig (‘impact delen door subsidiebedrag’) wordt uitgelegd. De impact, dus het resultaat van de actie, blijft het leidende element. Door het gevraagde subsidiebedrag mee te wegen wordt bezien in welke mate naar verwachting wordt bijgedragen aan de realisatie van het beoogde doel / de beoogde doelen en of de kosten in verhouding staan tot die verwachte bijdrage aan de doelrealisatie.
Met deze invulling wordt voorkomen dat de adviescommissie bij de beoordeling wordt ‘gedwongen’ om grotere projecten een hogere score te geven dan projecten die op een kleinere schaal worden uitgevoerd. (bijvoorbeeld een project dat betrekking heeft op 300 hectare moet niet per definitie hoger scoren dan een project dat betrekking heeft op 100 hectare).
De beste projecten moeten zo efficiënt mogelijk uitgevoerd worden. Om dit te kunnen beoordelen wordt in het algemeen gekeken naar de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.
Onder kosteneffectiviteit wordt dus verstaan: gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen):
1 punt: geringe kosteneffectiviteit De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.
4 punten: goede kosteneffectiviteit De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.
De kans op succes is gerelateerd aan de kwaliteit van het projectplan en de concrete omstandigheden. Uitgangspunt is dat de haalbaarheid van een project groter is, als in het projectplan eisen worden gesteld aan de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider alsmede van de organisatie die de aanvraag doet, als het projectplan realistisch is, als de relevante partijen bij de uitvoering van het plan zijn betrokken, als planning, opzet en begroting realistisch zijn en als het project snel in uitvoering kan worden genomen. Het kunnen overleggen van opleidingsniveau en -richting van de projectleider(s), aantonen van de vervangbaarheid van de projectleider binnen de organisatie en het overleggen van referentieprojecten zullen bij dit criterium een rol spelen.
Weging van de selectiecriteria
In een systeem van weging dient er sprake te zijn van onderscheidendheid en evenwichtigheid. Het mag immers niet zo zijn dat een onderscheidend selectiecriterium zoveel invloed heeft op de totaalscore dat de andere criteria er niet meer toe doen. Daarom is er voor gekozen de effectiviteit geen zware wegingsfactor te geven en meer in verhouding te laten zijn tot de andere selectiecriteria.
Het aantal behaalde punten per selectiecriterium wordt vermenigvuldigd met de wegingsfactor. Dit leidt tot het totaal aantal punten (maximaal 30) dat wordt toegekend aan de aanvraa
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2019-2405.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.