Openstellingsbesluit 2019 paragraaf 2 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3)

Gedeputeerde Staten van Limburg stellen ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:27 juncto 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3), op 19 februari 2019 het volgende besluit vast:

 

Openstellingsbesluit 2019 Paragraaf 2 Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3)

 

Gelet op artikel 1.3 van de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3), hierna te noemen “Verordening”, besluiten Gedeputeerde Staten Paragraaf 2 “Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische bedrijven” van Hoofdstuk 2 (hierna te noemen “Paragraaf 2 fysieke investeringen 2019”) van deze Verordening onder de volgende nadere regels open te stellen.

Artikel 1 Openstellingsperiode

Paragraaf 2 “Fysieke investeringen 2019” wordt opengesteld voor het indienen van subsidieaanvragen voor de periode vanaf 18 maart 2019 (9:00 uur) tot en met 30 april 2019 (17:00 uur). Een subsidieaanvraag dient uiterlijk 30 april 2019 (17:00 uur) te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten. De subsidieaanvraag wordt afgewezen indien deze buiten de openstellingsperiode wordt ingediend.

Artikel 2 Subsidieplafond

Het subsidieplafond wordt voor Paragraaf 2 “Fysieke investeringen 2019” vastgesteld op € 2.580.000,00 bestaande uit 50% ELFPO en 50% provinciale middelen.

Artikel 3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan landbouwers en groepen van landbouwers (artikel 2.2.2 van de Verordening).

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 4.1

    Conform artikel 2.2.1, eerste lid, van de Verordening kan subsidie worden verstrekt voor fysieke investeringen voor de bredere uitrol van innovatie binnen de agrarische sector. Met deze openstelling wil de provincie Limburg landbouwers stimuleren om te investeren in innovaties die meerwaarde bieden voor de ontwikkeling en concurrentiepositie van hun bedrijf én tegelijkertijd leiden tot verduurzaming van de land- en tuinbouw.

  • 4.2

    Om voor subsidie in aanmerking te komen dient het project respectievelijk de hierbij horende fysieke investeringen een bijdrage te leveren aan ten minste één van de vier onderstaande vermelde thema’s zoals opgenomen in artikel 2.2.1, tweede lid, van de Verordening:

    • (a)

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • (b)

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • (c)

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en/of een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en/of grond- en oppervlakte water (zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en/of minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);

    • (f)

      verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en/of verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier.

    De overige in artikel 2.2.1, tweede lid, van de Verordening vermelde thema’s (d), (e) en (g) komen onder deze openstelling niet voor subsidie in aanmerking. Indien de aanvraag géén betrekking heeft op één of meerdere van de vier bovenvermelde thema’s zal de aanvraag worden afgewezen.

     

    De vier gekozen thema’s zijn sterk gerelateerd aan de speerpunten van de vier investeringslijnen van het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2)”, de notitie “Limburgse agro voor de wereld van morgen: vier accenten voor een duurzame agenda”, de Uitvoeringsagenda Vitale veehouderij voor een gezonde en duurzame leefomgeving en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014). Betreffende beleidsdocumenten zijn beschikbaar op www.limburg.nl.

  • 4.3

    Aanvragen die betrekking hebben op mestraffinage (terugwinnen van mineralen uit mest) komen in aanmerking voor subsidie.

    Aanvragen die uitsluitend betrekking hebben op fysieke investeringen om de emissie naar grondwater te reduceren komen niet voor subsidie in aanmerking en zullen worden afgewezen. Voor dergelijke investeringen wordt in 2019 een separate openstelling voorzien.

    Mestverwerkingsconcepten gericht op mestscheiding al dan niet in combinatie met mono- en covergisting komen ook niet voor subsidie in aanmerking en zullen worden afgewezen.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Subsidie wordt verstrekt voor de kosten uit artikel 2.2.3, eerste lid, van de Verordening. Dit zijn:

  • a.

    de kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten voor verwerving van onroerende zaken;

  • c.

    kosten voor aankoop van grond;

  • d.

    kosten van koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • e.

    algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening;

  • f.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

In afwijking van het gestelde in artikel 2.2.3, eerst lid, van de Verordening zijn kosten van leasing van onroerende zaken alsook kosten van huurkoop van nieuwe machines en installaties niet subsidiabel.

Conform artikel 2.2.3, tweede lid, van de Verordening zijn ook de volgende kosten subsidiabel:

  • (a)

    kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • (b)

    voorbereidingskosten zoals bedoeld in artikel 1.12 derde en vierde lid van de Verordening.

Artikel 6 Hoogte subsidie

In aanvulling op artikel 2.2.4 van de Verordening bedraagt het te verstrekken subsidiebedrag per aanvraag maximaal € 250.000,00 en minimaal € 20.000,00. De subsidieaanvraag wordt afgewezen wanneer het te verstrekken subsidiebedrag minder dan € 20.000,00 bedraagt. Het subsidiepercentage bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 7 Rangschikking

  • 7.1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 en 1.15a van de Verordening voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de volledig ingediende aanvragen op basis van de criteria zoals beschreven in artikel 2.2.5 van de Verordening en hieronder nader weergegeven.

    • A.

      Selectiecriterium: Effectiviteit

      Deze paragraaf is opengesteld om bij te dragen aan het realiseren van doelen van het provinciaal beleid, met name doelstellingen van de vier investeringslijnen van het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2)”, de Notitie “Limburgse agro voor de wereld van morgen: vier accenten voor een duurzame agenda”, de Uitvoeringsagenda Vitale veehouderij voor een gezonde en duurzame leefomgeving en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014. Het selectiecriterium effectiviteit wordt bepaald door de bijdrage van het resultaat aan doelen van het provinciaal beleid, waarbij de hoogte van de totale kosten in ogenschouw wordt genomen. De effecten van de investering(-en) dienen bij te dragen aan één of meerdere van de thema’s (a), (b), (c) en/of (f) van artikel 4.2. De effecten dienen kwantitatief beschreven te worden. Indien dat niet mogelijk is dient dit te worden gemotiveerd en kan volstaan worden met een kwalitatieve indicatie.

      Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

      5 punten indien de effectiviteit zeer goed is;

      4 punten indien de effectiviteit goed is;

      3 punten indien de effectiviteit voldoende is;

      2 punten indien de effectiviteit matig is;

      1 punt indien de effectiviteit gering is;

      0 punten indien de effectiviteit zeer gering/nihil is.

       

    • B.

      Selectiecriterium: haalbaarheid/kans op succes

      Bij de haalbaarheid/kans op succes gaat het om investeringen in materiële activa, gericht op innovatie en modernisering, met als doel de verspreiding van de investeringen verder krijgen binnen een grotere groep; te weten de kop- en voorlopers. Volgende aspecten worden daarom in samenhang bezien:

      • de mate waarin betreffende innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager (hierbij wordt gelet op aansluiting bij bedrijfsvoering, het te verwachten rendement van de investering, planologische acceptatie/inpasbaarheid, alsook dat benodigde financiering en vergunningen voorhanden zijn);

      • er is in de betreffende bedrijfstak behoefte aan deze innovatie (noodzaak, kansen en risico’s);

      • er wordt aangegeven hoe andere landbouwers worden gestimuleerd om kennis te nemen van de innovatie op het bedrijf van de aanvrager (voorbeeld functie, erfbetreders).

    • Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

      5 punten indien haalbaarheid/kans op succes zeer goed is;

      4 punten indien haalbaarheid/kans op succes goed is;

      3 punten indien haalbaarheid/kans op succes voldoende is

      2 punten indien de haalbaarheid/kans op succes matig is.

      1 punt indien de haalbaarheid/kans op succes gering is.

      0 punten indien de haalbaarheid/kans op succes zeer gering/nihil is.

       

    • C.

      Selectiecriterium: Innovativiteit

      Met dit criterium wordt bekeken in welke mate de investering innovatief is. Omdat het steunen van investeringen bij kop- en voorlopers centraal staat kan innovatie betrekking hebben op een breed pallet. Er wordt in samenhang gekeken naar:

      • -

        de aard van de innovatie;

      • -

        het vernieuwend karakter van de innovativiteit.

    • Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

      5 punten indien de mate van innovativiteit zeer goed is;

      4 punten indien de mate van innovativiteit goed is;

      3 punten indien de mate van innovativiteit voldoende is

      2 punten indien de mate van innovativiteit matig is.

      1 punt indien de mate van innovativiteit gering is.

      0 punten indien de mate van innovativiteit zeer gering/nihil is.

       

    • D.

      Selectiecriterium: Efficiëntie

      Efficiëntie heeft betrekking op, gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk de opgevoerde kosten zijn.

       

      Op dit criterium kan als volgt gescoord worden:

      5 punten indien de efficiëntie zeer goed is;

      4 punten indien de efficiëntie goed is;

      3 punten indien de efficiëntie voldoende is

      2 punten indien de efficiëntie matig is.

      1 punt indien de efficiëntie gering is.

      0 punten indien de efficiëntie zeer gering/nihil is.

  • 7.2

    De selectiecriteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • A.

      Effectiviteit heeft een wegingsfactor van 2 (maximaal 10);

    • B.

      Haalbaarheid/kans op succes een wegingsfactor van 3 (maximaal 15);

    • C.

      Innovativiteit een wegingsfactor van 4 (maximaal 20);

    • D.

      Efficiëntie een wegingsfactor van 2 (maximaal 10).as.

    Totaal maximaal aantal te behalen punten is 55. at.

    Indien er met toepassing van de in artikel 7.2 omschreven wegingsfactoren in totaal minder dan 36 punten worden behaald, wordt de aanvraag om subsidie afgewezen. Dit betreft een afwijking van het gestelde in artikel 1.15a, vijfde lid, van de Verordening.

  • 7.3

    Gedeputeerde Staten hebben conform artikel 1.14 van de Verordening een Adviescommissie POP3 Limburg ingesteld voor de beoordeling en selectie van de projecten. Deze adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op middels rangschikking door het toekennen van punten op grond van bovenstaande criteria en wegingsfactoren.

  • 7.4

    Indien het subsidieplafond wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen gelijk is, dan zal een selectie tussen de betreffende projecten gemaakt worden door te kijken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de hoogste weging is toegekend. Scoren projecten dan nog altijd gelijk, dan wordt gekeken naar het selectiecriterium/de selectiecriteria waaraan de op één na hoogste weging is toegekend. Zijn er ook na toepassing van deze regels gelijk scorende projecten, dan zal overgegaan worden tot loting. De loting zal worden uitgevoerd door een beëdigd notaris.

Artikel 8 Voorschotten

In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan éénmalig per projectperiode een verzoek om een voorschot op basis van realisatie worden ingediend.

Artikel 9 Aanvraag

  • 9.1

    Conform artikel 1.3, vierde lid, onderdeel (h) zal voor het projectplan zoals vermeld in artikel 1.7, tweede lid, onderdeel (f) het op de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3) beschikbaar gestelde format gehanteerd dienen te worden.

  • 9.2

    In aanvulling op artikel 9.1 van dit openstellingsbesluit dienen bij de aanvraag additioneel diverse van toepassing zijnde bijlagen bijgevoegd te worden (nadere uitleg in de toelichting).

Artikel 10 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 18 maart 2019 en heeft een looptijd tot einde POP3 periode.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

dhr. drs. Th.J.F.M. Bovens

de secretaris,

dhr. drs. G.H.E. Derks

TOELICHTING

Algemeen

Paragraaf 2 uit de Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3) (hierna te noemen “Verordening”) richt zich op fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen. Subsidie kan worden verkregen voor fysieke investeringen gericht op innovaties. Deze investeringen en activiteiten dienen bij te dragen aan de doelen van het Provinciaal beleid.

 

Het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2)” is een doorontwikkeling van het beleidskader Limburgse Land- en tuinbouw Loont (LLtL1) uit 2013. Het motto van LLTL is “In 2025 is ieder Limburgs land- en tuinbouwbedrijf een lust voor haar omgeving”. Middels het programma LLTL2 worden vier investeringen aangescherpt in lijn met de doelen van het Coalitieakkoord “In Limburg bereiken we meer”:

  • 1)

    Ruim baan voor voorlopers en doorontwikkelaars.

  • 2)

    Meerwaarde voor de omgeving.

  • 3)

    Perspectief voor ondernemers.

  • 4)

    Fundament voor ontwikkeling.

De Notitie “Limburgse agro voor de wereld van morgen: vier accenten voor een duurzame agenda” vormt een nadere specificatie van LLTL2 en onderscheidt vier accenten:

  • I.

    Versterken van samenwerking en cross overs.

  • II.

    Sturen op een maatschappelijk en ecologisch duurzame productie.

  • III.

    Bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.

  • IV.

    Inzet op economisch duurzame en innovatieve verdienmodellen.

De Uitvoeringsagenda Vitale veehouderij voor een gezonde en duurzame leefomgeving geeft nadere invulling aan de notitie Limburgse agro voor de wereld van morgen.

LLTL2 sluit aan bij de Limburgse ambitie zoals in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2014 waar in paragraaf 7.6.1 volgende is opgenomen: “De land- en tuinbouw in Limburg is een innovatieve sector met economisch gezonde bedrijven en vooruitstrevende ondernemers, die duurzaam produceren en midden in de samenleving staan”.

 

Op de provinciale website www.limburg.nl is meer informatie beschikbaar over het provinciaal beleid inzake land- en tuinbouw. Hier zijn ook de betreffende beleidsdocumenten beschikbaar.

Subsidiabele activiteit (artikel 4 )

De land- en tuinbouw zich bevindt zich in een belangrijke transitiefase, bijvoorbeeld op het gebied van het sluiten van kringlopen, het verminderen van emissies, maar ook als het gaat om het blijven zoeken naar toegevoegde waarde, het versterken van de marktpositie, beperken van risico’s en de toenemende mate van aandacht voor dierwelzijn, en dier- en volksgezondheid. Technisch is er veel mogelijk en technieken innoveren steeds verder en sneller. Door in te zetten op uitrol van innovaties wordt een impuls gegeven aan de algehele verduurzaming van de sector en wordt bijgedragen aan de concurrentiepositie van de Limburgse landbouwsector. Ondernemers uit alle agrarische sectoren worden uitgedaagd om te kiezen voor een investering die goed past bij het verder innoveren van hun bedrijf. De provincie stimuleert daarom verspreiding van investeringen in innovatieve systemen, installaties en machines die zich reeds bewezen hebben en nu in praktijk uitgerold moeten worden. Bij de subsidiabele activiteit gaat het derhalve om uitrol van innovaties die zichzelf reeds hebben bewezen op proefbedrijven en nu - door kop- en voorlopers - toegepast gaan worden in de praktijk. Met andere woorden het gaat om vernieuwingen die in eerste instantie eerst nog door kop- en voorlopers geadopteerd en geïmplementeerd moeten worden.

Subsidiabele kosten (artikel 5)

Subsidie wordt verstrekt voor de kosten uit artikel 2.2.3, eerste lid, van de Verordening. Dit zijn:

  • a.

    de kosten voor bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten voor verwerving van onroerende zaken;

  • c.

    kosten voor aankoop van grond;

  • d.

    kosten van koop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • e.

    algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de Verordening;

  • f.

    kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

In afwijking van het gestelde in artikel 2.2.3, eerst lid, van de Verordening zijn kosten van leasing van onroerende zaken alsook kosten van huurkoop van nieuwe machines en installaties niet subsidiabel.

 

Tevens zijn conform artikel 2.2.3, tweede lid van de Verordening ook kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware alsook voorbereidingskosten subsidiabel. Voorbereidingskosten zoals vermeld in artikel 1.12, derde en vierde lid van de Verordening, zijn subsidiabel indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend en kunnen uitsluitend bestaan uit:

  • (a)

    Kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs.

  • (b)

    Kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economische gebied.

  • (c)

    Kosten van haalbaarheidsstudies.

Uit de aanvraag dient met betrekking tot artikel 1.1.3, eerst lid, sub a, sub d en sub f van de Verordening) nader gespecificeerd te worden welke kosten als vervangings- danwel reguliere investeringen aangemerkt kunnen worden en welke meerkosten er gemaakte dienen te worden ten behoeve van de innovatie.

Rangschikking (artikel 7)

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee de nodige accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn ingesteld om een gelijke en transparante behandeling van de aanvragen mogelijk te maken. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen.

 

In Artikel 2.2.5 van de Verordening zijn vier selectiecriteria opgenomen die Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking. Artikel 1.15 en 1.15a van de Verordening specificeren dit nader. Omdat het hier innovaties betreft die pas nieuw en nog niet (erg) bekend zijn, wegen de criteria innovativiteit en haalbaarheid bij deze openstelling zwaarder. Om deze zelfde reden wordt (ook) niet gewerkt met een (standaard) investeringslijst.

 

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Maximaal te behalen punten

Te behalen minimumscore

A

Effectiviteit

2

0-5

10

Minimaal 65% van het maximaal te behalen punten

B

Haalbaarheid/Kans op succes

3

0-5

15

C

Innovativiteit*

4

0-5

20

D

Efficiëntie

2

0-5

10

 

 

 

 

55

36

*Bij gelijke score wordt eerst selectiecriterium C gevolgd (zie tendering**).

Effectiviteit

De effectiviteit wordt bepaald door de bijdrage die het project levert aan de beleidsdoelstellingen.

De gekozen thema’s (a) t/m (c) en/of (f) voor deze openstelling zijn sterk gerelateerd aan de speerpunten van de vier investeringslijnen van het “Investeringsprogramma Limburgse Land- en Tuinbouw Loont 2 (LLTL2)”, de vier accenten van de Notitie “Limburgse agro voor de wereld van morgen: vier accenten voor een duurzame agenda”, de Uitvoeringsagenda Vitale veehouderij voor een gezonde en duurzame leefomgeving en het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL-2014).

De effecten van de investering(-en) dienen bij te dragen aan één of meerdere van de thema’s (a), (b), (c) en/of (f) van artikel 4.2. De effecten dienen kwantitatief beschreven te worden. Indien dat niet mogelijk is dient dit te worden gemotiveerd en kan volstaan worden met een kwalitatieve indicatie.

De impact van de investering is leidend bij de beoordeling, niet het aantal thema’s waaraan de aanvraag bijdraagt. Zo kan een aanvraag die veel impact heeft op één thema hoger scoren dan een aanvraag die minimale impact realiseert bij 3 thema’s.

 

Indien uit de subsidieaanvraag niet duidelijk naar voren komt dat de investering een bijdrage levert aan deze thema’s en beleidsdoelen komt het project niet voor subsidie in aanmerking.

Haalbaarheid / Kans op succes

Bij de haalbaarheid/kans op succes gaat het om investeringen in materiële activa, gericht op innovatie en modernisering, met als doel de verspreiding van de investeringen verder krijgen binnen een grotere groep (kop- en voorlopers). Volgende aspecten worden daarom in samenhang bezien:

  • de mate waarin betreffende innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager (hierbij wordt gelet op aansluiting bij bedrijfsvoering, het te verwachten rendement van de investering, planologische acceptatie/inpasbaarheid alsook dat benodigde financiering en vergunningen voorhanden zijn);

  • er is in de betreffende bedrijfstak behoefte aan deze innovatie (noodzaak, kansen en risico’s);

  • er wordt aangegeven hoe andere landbouwers worden gestimuleerd om kennis te nemen van de innovatie op het bedrijf van de aanvrager (voorbeeld functie, erfbetreders).

Innovativiteit

De mate van innovativiteit is een relatieve maatstaf die laat zien hoe goed een investering het doet op het gebied van vernieuwing en welke impact ermee gerealiseerd kan worden. Impact kan zich voordoen op macro niveau (een opzienbare verschuiving in technologie of markt) of op micro niveau (beïnvloeding van een bestaande markt). Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief (meer) zijn, maar wel innovatief binnen de provincie, sector of op het bedrijf waar de investering toegepast gaat worden. Er wordt daarom gekeken naar uniciteit, onderscheidend vermogen ten opzichte van alternatieven en/of voor het eerst toepassen van (zich reeds in andere sectoren bewezen) innovatieve technieken in de sector en in Limburg. Omdat in deze openstelling het steunen van investeringen bij kop- en voorlopers centraal staat wordt kan innovatie betrekking hebben op een breed pallet. Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar de aard van de innovatie én het vernieuwende karkater. Beiden als ook de fase waarin de betreffende innovatie zich bevindt dienen in de aanvraag nader toegelicht te worden.

Efficiëntie

Het selectiecriterium efficiëntie kijkt gegeven de resultaten naar de redelijkheid van opgevoerde kosten. Het aangeven van de terugverdientijd is mede van belang voor de beoordeling. Bij de aanvraag dient tevens nader gespecificeerd te worden welke kosten als vervangings- danwel reguliere investeringen aangemerkt kunnen worden en welke meerkosten er gemaakte dienen te worden ten behoeve van betreffende innovatie

Er is niet gekozen om dit criterium te beoordelen op basis van normkosten. Onder dit openstellingsbesluit kunnen namelijk vele (soorten) investeringen gesubsidieerd worden. Het is dan ook niet mogelijk om voor deze openstelling een uitputtende lijst van investeringen met normkosten daaraan gekoppeld op te stellen.

Tendering

De aanvragen vinden plaats middels een tender met een sluitingsdatum. Alle aanvragen die tijdig binnen zijn worden eerst getoetst op ontvankelijk- en compleetheid. Vervolgens worden de aanvragen op basis van hun scores op de selectiecriteria gerangschikt door een door Gedeputeerde Staten ingestelde Adviescommissie van hoog naar laag. Wanneer het totaal van goedgekeurde aanvragen een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking). Bij gelijke scores (na eveneens toepassing criteria met hoogste wegingsfactor**) wordt er geloot.

Verplichtingen (artikel 9)

De volgende bijlagen dienen additioneel toegevoegd te worden bij de aanvraag, Voor uitleg wordt verwezen naar het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie: zie de website www.limburg.nl/subsidies, Actuele subsidieregelingen, Subsidieverordening Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 Provincie Limburg (POP3);

  • onderbouwing/specificatie van de begroting (verplicht);

  • bewijsstukken begroting/offertes. Indien niet aanwezig aangeven waar de bedragen op gebaseerd zijn (verplicht);

  • toezegging overige financiers of aangeven dat financiering is aangevraagd en daar de stand van zaken van (indien van toepassing);

  • samenwerkingsovereenkomst (indien van toepassing). Zie hiervoor artikel 1.6 van de Verordening;

  • bewijsstukken machtiging (indien van toepassing);

  • vergunningen (indien van toepassing), indien niet aanwezig dient u de stand van zaken aan te geven;

  • uittrekstel van de Kamer van Koophandel (verplicht);

  • verklaring van de belastingdienst inzake niet-verrekenbare dan wel niet compensabele btw (indien van toepassing);

  • overzicht van de inkomsten en/of besparingen als gevolg van de uitvoering van uw project (indien van toepassing);

  • verkenning naar mogelijk omgevingseffecten of de aanvraag van de vergunning (indien van toepassing);

  • documenten aanbesteding (indien van toepassing).

Naar boven