Vijfde wijzigingsregeling Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 juli 2016 de Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Provinciale Staten een motie hebben ingediend om aanvullend en aansluitend op het bestaande instrumentarium een pilot te starten waarmee kleine en middelgrote natuur- en cultuurhistorische musea ondersteund kunnen worden bij innovatieve en ontwikkelingsprojecten;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze paragraaf, hoofdstuk 1 en artikel 53 Verordening 651/2014 van de Europese Commissie (PBEU 2014 L187/1) van toepassing willen verklaren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de Subsidieregeling cultureel erfgoed wensen te wijzigen:

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 2.6, tweede lid, onder a, wordt “de opdrachtgever of initiatiefnemer van het project” vervangen door: de opdrachtgever of initiatiefnemer van het ruimtelijk project.

 

B.

In artikel 2.8 wordt “4 juni 2018 tot en met 13 december 2018” vervangen door: 28 februari 2019 tot en met 30 oktober 2019.

 

C.

In artikel 2.9 wordt “€85.185” vervangen door: € 33.628.

 

D.

Onder vernummering van paragraaf 5 tot paragraaf 6 en onder vernummering van de artikelen 5.1 tot en met 5.4 tot de artikelen 6.1 tot en met 6.4, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 5 Musea

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 (PBEU 2014 L187/1);

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

 

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidie.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het structureel vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie;

  • b.

    het realiseren van een toekomstbestendige publieksactiviteit;

  • c.

    samenwerking.

 

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor 1 januari 2019 begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aanvrager reeds in 2018 een begrotingssubsidie is verstrekt van € 50.000 of meer;

  • c.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstelling openstaat;

  • e.

    de aanvrager behoort tot de sector van de primaire landbouwproductie als bedoeld in artikel 1, derde lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de subsidieaanvrager is:

      • 1°.

        geregistreerd in het museumregister in de tariefklasse a, b, c, d of e;

      • 2°.

        en Archeo hotspot.

    • c.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting;

      • 3°.

        een communicatieplan.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het vernieuwen van de manier van het tonen van de collectie;

    • b.

      het project is gericht op het verbreden van het publiek waaraan de collectie wordt getoond.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op toekomstbestendige publieksactiviteiten;

    • b.

      het project is aantoonbaar gericht op het vergroten van het bezoekers aantal.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het vormgeven van samenwerking;

    • b.

      het project is gericht op het versterken van het netwerk van de subsidieaanvrager door:

      • 1°.

        samenwerkingsprojecten met andere erfgoedinstellingen aan te gaan;

      • 2°.

        samen te werken met instellingen die werkzaam zijn binnen de vrijetijdssector dan wel welzijnssector.

 

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    ontwikkelingskosten dan wel innovatiekosten, die buiten de reguliere taak van het museum vallen; waaronder nieuwe technieken ontwikkelen, verhaal-concept vernieuwen, samenwerking aangaan, toeristisch-regio aanbod ontwikkelen;

  • b.

    ontwikkelingskosten om het publieksbereik te vergroten of nieuwe publieksgroepen te betrekken;

  • c.

    kosten ten behoeve van een haalbaarheidsonderzoek voor samenwerkingsprojecten;

  • d.

    kosten voor geringe aanpassingen in het gebouw gemaakt ten behoeve van vernieuwingen van het verhaal-concept;

  • e.

    het digitaliseren van collecties ten behoeve van de opname in de Brabant Cloud;

  • f.

    kosten ten behoeve van de toegankelijkheid van cultureel erfgoed , met inbegrip van kosten voor digitale toepassingen en andere nieuwe technologieën;

  • g.

    kosten voor samenwerkingsprogramma's, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien;

  • h.

    kosten voor adviesdiensten en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

 

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten ten behoeve van restauratie of conservering;

  • b.

    kosten ten behoeve van beheer van de museumcollectie;

  • c.

    kosten ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek;

  • d.

    exploitatiekosten, waaronder wordt begrepen:

    • 1°.

      de kosten van het museum in verband met permanente of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten die behoren tot de reguliere activiteiten van het museum;

    • 2°.

      kosten voor de verwerving, met inbegrip van huur, eigendomsoverdracht of fysieke verplaatsing van cultuurhistorische of natuurhistorische objecten;

  • e.

    kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultuurhistorische of natuurhistorische objecten, met inbegrip van de kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, publicatie en onderzoek van cultuurhistorische of natuurhistorische objecten;

  • f.

    kosten ten behoeve van de fysieke toegankelijkheid van een gebouw;

  • g.

    loonkosten;

  • h.

    kosten ten behoeve van vrijwilligers;

  • i.

    kosten gemaakt voor 1 januari 2019.

 

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 april 2019 tot en met 30 oktober 2019.

 

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op € 500.000.

 

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder a, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder b, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder c, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 4.

    Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 5.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

 

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

  • 6.

    Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

 

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de resultaten van het project en de wijze van samenwerking worden toegankelijk gemaakt voor derden;

    • b.

      het project wordt binnen een jaar na verlening van de subsidie afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • c.

      het project start binnen zes maanden na verlening van de subsidie.

  • 2.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, toont de subsidieontvanger een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zesde lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv.

  • 3.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten eenvoorschot van tachtig procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

 

Artikel 5.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Vijfde wijzigingsregeling Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant 2016.

’s-Hertogenbosch, 19 februari 2019

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Vijfde wijzigingsregeling Subsidieregeling cultureel erfgoed Noord-Brabant.

 

Algemeen

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 5.4 weigeringsgronden

De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.

De onderdelen c, d en e zijn weigeringsgronden die voortvloeien uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening en zijn opgenomen ter voorkoming van staatssteun.

 

Artikel 5.8 Niet-subsidiabele kosten

BTW

Overeenkomstig artikel 11 van de Asv, is verrekenbare BTW niet subsidiabel.

 

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

Voor het meedoen in het bepalen van de onderlinge rangschikking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag geldt de primaire indieningsdatum.

Dit betekent dat onvolledige aanvragen die binnen de indieningstermijn zijn binnengekomen, wel in behandeling worden genomen.

 

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

Ambtshalve vaststelling subsidies tot € 25.000

Op subsidies tot € 25.000 is arrangement 1b van het Rijkssubsidiekader van toepassing. Dat wil zeggen dat Gedeputeerde Staten de subsidie eerst verlenen en na afloop van de prestatie de subsidie ambtshalve, dat wil zeggen zonder aanvraag tot vaststelling van de subsidieontvanger, vaststellen. Zolang de termijn voor de ambtshalve vaststelling (22 weken na afloop van het project) nog niet is verstreken, kunnen Gedeputeerde Staten steekproefsgewijs om verantwoording vragen en de subsidie zo nodig terugvorderen als de prestatie niet of niet geheel is geleverd. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij de subsidieontvanger fysiek of administratief controleren of aan de verplichtingen is voldaan. De steekproef is gebaseerd op een risicogeoriënteerde benadering, waarbij rekening wordt gehouden met de omvang, samenstelling en achtergrond van de doelgroep. In de subsidiebeschikking wordt vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht en welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie dient te bewaren.

 

Meldingsplicht

Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

 

 

 

 

 

Naar boven